• No results found

De relatie tussen stress en slaap bij studenten, met sporten als modererende factor

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen stress en slaap bij studenten, met sporten als modererende factor"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De relatie tussen stress en slaap bij

studenten, met sporten als

modererende factor

Esmeralda Leonore Seldenrijk

10549501

Bachelorproject Klinische Psychologie

Begeleider: Gerly de Boo

Aantal woorden abstract: 126 woorden

Aantal woorden totaal (exclusief literatuurlijst): 4249 woorden

(2)

Abstract

Slaapproblemen zijn veelvoorkomend onder studenten. Het is daarom van belang dat er een effectieve interventie komt die deze klachten verminderd. In dit onderzoek is gekeken of sporten een moderator is in de relatie tussen stress en slaapkwaliteit bij Amsterdamse studenten. Honderdachtentwintig studenten (20 mannen, 15.6%; 108 vrouwen, 84.4%; leeftijd M = 20.85, SD = 2.27) vulden online 3 vragenlijsten in (PSQI, PSS en Godin Leisure-Time Exercise Questionnaire). Over de resultaten zijn een correlatieanalyse en

moderatieanalyse uitgevoerd. Hieruit kwam een negatieve relatie tussen stress en slaapkwaliteit, waarin stress een significante voorspeller bleek voor slaapkwaliteit, maar sportten niet. Aanvullend werd er ook geen significant interactie-effect tussen stress en sport op slaapkwaliteit gevonden. Hieruit kan geconcludeerd worden dat sportten geen moderator is in de relatie tussen stress en slaap.

De relatie tussen stress en slaap bij studenten, met sporten als modererende factor

Slaapproblemen zijn een veelvoorkomend probleem onder adolescenten (Veldi, Aluoja & Vasar, 2005; Matthews, Hall, Cousins & Lee, 2016). Slaapproblemen zijn aanwezig wanneer men aangeeft niet tevreden te zijn met de slaapkwaliteit en/of duur van de slaap, moeite heeft met het in slaap komen of in slaap te blijven, of wanneer het slaappatroon een impact heeft op het functioneren in het dagelijkse leven (Morin & Benca, 2012). Prevalentiecijfers voor slaapproblemen laten zien dat 25 procent van de adolescenten en volwassenen(18-60 jaar) ontevreden is over zijn slaap, 10 tot 15 procent vertoont symptomen en belemmeringen in het dagelijks functioneren passend bij een DSM-V slaapstoornis diagnose van ‘insomnia’, en 6 tot 10 procent komt in aanmerking voor een de diagnose van een ‘insomnia’ (Morin & Benca, 2012).

(3)

Adolescenten, en dan specifiek studenten, blijken een risicogroep te zijn betreffende de kans op het ontwikkelen van slaapproblemen. Millman (2005) vond dat studenten vaak buitensporig slaperig zijn. Dit is in verband gebracht met negatieve effecten op hun

academische prestaties, cognitief functioneren en stemming. In aanvulling hierop vonden Taylor, Bramowth, Grieser, Tatum en Roane (2013) dat van hun proefpersonen, bestaand uit 1074 studenten, 9.5 procent voldeed aan de DSM-V criteria voor een diagnose ‘insomnia’. Deze specifieke groep studenten ervaarde tevens significant meer depressie, angsten, een verminderde kwaliteit van het leven en stress, vergeleken met de groep studenten die niet aan de DSM-V criteria van een slaapstoornis voldeed. Slaapproblematiek komt dus veelal voor bij studenten, en gaat gepaard met comorbide psychiatrische problemen.

Stress is de reactie van het lichaam op een bedreigende gebeurtenis. Indien er een bedreiging wordt waargenomen komt het lichaam in een alarm fase, waarin een toegenomen activiteit van het sympathische zenuwstelsel zichtbaar is om het individu voor te bereiden op een snelle reactie op de bedreigende situatie. Hierop volgt de weerstand fase waarin er een afname is van activiteiten in het sympathische zenuwstelsel, maar het stresshormoon cortisol nog in het lichaam aanwezig is. Tot slot komt men in een uitputtingsfase waarin het individu inactief en vermoeid is, en kwetsbaar voor nieuwe bedreigingen omdat het zenuwstelsel en immuunsysteem geen energie hebben om nieuwe bedreigingen tegen te gaan. Dit zorgt ervoor dat individuen die een hoge mate van stress ervaren kwetsbaarder zijn voor ziekten en gerelateerde psychiatrische klachten zoals slaapstoornissen (Kalat, 2013).

Een negatief verband tussen slaap en stress is veelvuldig aangetoond in onderzoek (Verlander, Benedict & Hanson, 1999; Pillai, Roth, Mullins & Drake, 2014; Ahrberg, Dresler, Niedermaier, Steiger & Genzel, 2012). Beiden zijn tevens veelvoorkomend bij studenten, wat het belang voor een interventie om de klachten te verminderen benadrukt (Lund, Reider, Whiting, Prichard, 2010). De effectiviteit van diverse behandelingen is aangetoond.

Therapievormen als cognitieve gedragstherapie, ontspanningstherapie en mindfulness tonen positieve effecten bij insomnia patiënten en een vermindering in stressklachten bij studenten

(4)

(Morin et al., 2006; Regehr, Glancy & Pitts, 2013). Een voordeel van een nieuwe behandelmethode in opkomst, vergeleken met de genoemde therapievormen, is dat er positieve effecten aangetoond zijn bij patiënten met onder andere depressie- en

angststoornissen (Dunn, Trivedi, Kampert, Clark & Chambliss, 2005; Carek, Laibstain & Carek, 2011), en het tevens goedkoper te implementeren is dan andere therapievormen (Bakker & Woerkom, 2010). Deze behandeling staat ook wel bekend als sportten.

Sport is een activiteit die bijdraagt aan de algehele gezondheid. Onderzoek laat zien dat vanaf een bepaald aantal uur sportten per week men een lager risico heeft ontwikkeld op ziektes die een verband vertonen met een kortere levensduur, waaronder hart- en

vaatziektes, depressie en diabetes (Khan et al., 2012). Onderzoekers adviseren daarom sportten te implementeren in programma’s om mensen te behandelen tegen ziektes, maar ook als hulpmiddel bij het afkicken van verslavingen zoals roken. Sportten is dus naast een gezonde activiteit ook een manier om symptomen en/of de kans op andere ziektes te verminderen.

Sportten kan bij studenten extra voordeel opleveren als er gekeken wordt naar academische prestaties. Rees en Sabia (2010) toonden aan dat middelbare scholieren die participeerden in een (of meerdere) sportten betere cijfers haalden, hogere doelen stelden voor hun schoolcarrière, meer huiswerk maakten en een positievere attitude toonden ten opzichte van school, vergeleken met scholieren die niet sportten. Academische prestaties worden in de huidige maatschappij bestempeld als belangrijk, dus sportten zou ook hierom een mooie interventie voor studenten kunnen zijn.

Er is divers onderzoek beschikbaar dat inzicht biedt in de relatie tussen slaap, stress en sport. Allereerst blijkt dat sportten een positief effect heeft op de slaapkwaliteit van mensen. Passos et al. (2011) onderzochten wat de effecten zijn van een gymtraining op slaap bij patiënten met chronische slapeloosheid. Resultaten lieten zien dat hun slaap significant verbeterde in de zes maanden dat de deelnemers drie keer per week een

(5)

gymtraining kregen. Yang, Ho, Chen en Chien (2012) vonden in hun onderzoek vergelijkbare resultaten waaruit bleek dat sportten een positief effect heeft op slaap. Erlacher, Erlacher en Schredl (2014) vonden dat dit positieve effect van sportten op slaap onafhankelijk was. Deze onderzoekers pleitten daarom ook voor het meenemen van sporten als interventie bij

slaapproblemen. Mogelijke redenen voor deze bevindingen worden genoemd in de review van Uchida et al. (2012). Sportten zou veranderingen in lichaamstempratuur en

hormoonafgifte veroorzaken, en veder kunnen resulteren in een chronische afname in het lichaamsgewicht en een verbetering van de algehele fitheid van een individu. Elke van deze effecten beïnvloed de slaap weer positief. Sportten lijkt dus een goed middel te zijn om slaap te verbeteren.

Ander onderzoek toont aan dat sportten een bescherming vormt tegen stress

(Mueller, 2007). De cross-stressor adaptation hypothesis stelt dat sporten het lichaam traint anders te reageren op stress: sportten zou gespannenheid en toegenomen activiteit van het sympathische zenuwstelsel kunnen verlagen, welke bij stress aanwezig zijn. Hierdoor vormt sporten een bescherming tegen stress (Mueller, 2007). Uit onderzoek is ook gebleken dat lichamelijk getrainde mensen minder fysieke en psychologische reacties op stressoren vertonen. Deze verlaagde stress reacties zouden een positief effect kunnen hebben op de gezondheid (Zschucke, Renneberg, Dimeo, Wüstenberg & Ströhle, 2015). Geconcludeerd kan worden dat sportten dus voor zowel slaap als stress positieve effecten teweeg brengt.

Onderzoek van Driver en Taylor (2000) naar de relatie tussen sport en slaap liet zien dat sport een stress is voor het lichaam die slaap moet vergemakkelijken. Slaap werkt namelijk energie besparend, herstelt het lichaam en reguleert de lichaamstempratuur. Sportten kost energie en verhoogt de lichaamstempratuur, waardoor slaap deze processen kan herstellen. Echter stellen de onderzoekers dat overmatige training juist slaap zal

verstoren, doordat slaap onvoldoende het lichaam kan herstellen. De mate waarin men sport is dus bepalend voor de gevolgen op iemands slaap. Ander onderzoek ondersteunt deze bevindingen. Flueckinger, Lieb, Meyer, Witthauer en Mata (2016) onderzochten twee jaar

(6)

lang een groep deelnemers die online opdrachten moesten doen en in het lab vragenlijsten moesten aanvullen, om te achterhalen of algemene gezondheidsfactoren de invloed van stress op stemming konden modereren. Resultaten toonden aan dat sportten en slaap significante moderatoren vormden en beschermend werkten in de invloed van stress op stemming. Tot slot liet Park (2014) zien dat sportten bij Koreaanse studenten een positief verband vertoonde met slaaptevredenheid en een negatief verband met de hoeveelheid ervaren stress. Kortom er valt te verwachten dat sportten een effect kan uitoefenen op de negatieve relatie tussen stress en slaap.

In deze bachelorthese is de samenhang tussen stress, slaapkwaliteit en sport onderzocht bij Amsterdamse studenten. Omdat eerder onderzoek heeft aangetoond dat sportten gezondheid bevorderende effecten heeft (Khan et al., 2012), positieve effecten vertoond op slaapproblemen bij klinische populaties (Passos et al., 2011; Erlacher, Erlacher & Schredl, 2014) en een beschermende werking vormt bij stress (Mueller, 2007; Zschucke et al., 2015) kunnen de volgende hypothesen opgesteld worden. Allereerst is het te verwachten dat er een positieve relatie tussen slaapkwaliteit en sport en stress en sport gevonden wordt, en een negatieve relatie tussen stress en slaapkwaliteit. Aansluitend wordt er verwacht dat de negatieve relatie tussen stress en slaapkwaliteit zal afzwakken zodra sport wordt meegenomen als moderator, en dat sport meer variatie in slaapkwaliteit kan verklaren dan stress. Slaapkwaliteit, stress en sport werden in kaart gebracht met gestandaardiseerde vragenlijsten. Deze zijn online afgenomen bij voltijd studenten van ofwel de Universiteit van Amsterdam of de VU universiteit in Amsterdam, om een uitspraak te kunnen doen over alle universitaire studenten in Amsterdam.

(7)

Methoden

Deelnemers:

Aan dit onderzoek deden 170 studenten mee, binnen de leeftijdsrange van 18-30 jaar. Een voorwaarde was dat zij voltijd studeerde aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) en/of de VU in Amsterdam. Verder konden de studenten van de UvA een halve

participatiepunt verdienen met hun deelname, in tegenstelling tot VU studenten. Deelnemers werden uitgesloten van het onderzoek indien zij niet voltijd aan een van de betreffende universiteiten studeerde, buiten de leeftijdsgrens vielen of wanneer zij medicatie gebruikten waarvan bekend is dat deze een invloed heeft op slaap (zoals melatonine).

Materialen:

Binnen dit onderzoek zijn meerdere vragenlijsten afgenomen. Aan het begin zijn er enkele demografische kenmerken uitgevraagd waaronder geslacht, leeftijd, huidige universiteit en studiejaar. Hierna zijn de volgende vragenlijsten afgenomen.

Pittsburgh Sleep Quality Index (PSQI). Om slaapkwaliteit te meten is de Engelstalige versie van Pittsburgh Sleep Quality Index (PSQI) gebruikt, ontwikkelt door Buysse, Reynolds, Monk, Berman en Kupfer (1989). Een Nederlandstalige versie was beschikbaar maar niet wetenschappelijk onderbouwd, waardoor er gekozen is voor de

Engelstalige versie die ondersteund wordt door onderzoek. De vragenlijst bestaat uit veertien vragen, waarvan negen vragen met een Likertschaal gesteld werden. De

antwoordmogelijkheden varieerde van ‘not during the past month(0)’ tot ‘three or more times a week(3)’. Van de veertien vragen kunnen zeven componenten berekend worden, die uiteindelijk meegenomen worden in de berekening van de globale PSQI score. Deze kan een indicatie geven in hoeverre iemand een goede of slechte slaper is, en of deze persoon eventuele slaapproblemen heeft. Een hogere score staat voor een slechtere slaapkwaliteit. Onderzoek toonde aan dat de PSQI een goede interne homogeniteit, test-hertest

(8)

onderscheid in goede en slechte slapers, een goede diagnostische sensitiviteit (89.6%) en specificiteit zien (86.5%) (Buysse et al., 1989).

SLEEP-50. In aanvulling op slaapkwaliteit zijn ook slaapproblemen bij studenten gemeten. Hiervan is gebruik gemaakt van de SLEEP-50 vragenlijst (Spoormaker, Verbeek, van den Bout & Klip, 2005) die vijftig vragen bevat die de symptomen van diverse

slaapstoornissen, zoals in het DSM-V genoteerd, uitvragen. Dit om te kijken of bij deelnemers met een slechte slaapkwaliteit ook sprake was van slaapstoornissen. De vragenlijst omvat een Likertschaal van 1 tot 4, waarin 1 ‘niet’ betekent en 4 staat voor ‘zeer veel’, bij het vragen naar het ervaren van symptomen. Per stoornis werd een component berekend, waarvoor een specifieke cutoffscore per stoornis gesteld werd. Gecombineerd met de impact component, die moest voldoen aan een score van minimaal 15 of hoger, kon er een DSM-V diagnose slaapstoornis gesteld worden. Spoormaker et al. (2005) rapporteerden een hoge interne consistentie, een goede test-hertest betrouwbaarheid en goede sensitiviteit en specificiteit scores voor alle slaapstoornissen die gemeten worden middels deze

vragenlijst.

Perceived Stress Scale (PSS). De perceived stress scale (PSS-14) van Cohen, Kamarck en Mermelstein (1983) is gebruikt om de mate van ervaren stress te meten bij de deelnemers. De vragenlijst omvatte veertien vragen, die inzicht geven in welke situaties iemand als stressvol ervaart. Deze vragen bevatten allen een likertschaal, van 0 tot 4, waarbij 0 staat voor ‘nooit’ en 4 staat voor ‘heel vaak’. Enkele vragen waren positief geformuleerd en moesten omgescoord worden voordat de totaalscores berekend konden worden. Deze kon binnen een scorerange van 0 (geen stress) tot 56 (heel veel stress) vallen. Cohen, Kamarck en Mermelstein (1983) rapporteerden een redelijke interne en test-hertest betrouwbaarheid, en een goede validiteit door correlaties met life-event scores, depressieve en fysieke symptomen.

(9)

Godin Leisure-Time Exercise Questionnaire. Sport is gemeten doormiddel van de Godin Leisure-Time Exercise Questionnaire (Godin & Shephard, 1985; uit Godin &

Shephard, 1997). Deze vragenlijst onderscheid sportten in drie vormen van intensiteit, waarbij deelnemers werden gevraagd om een aantal keren per week in te vullen, per

sportcategorie. Hiermee kan uiteindelijk een total leisure activity score berekend worden, die indiceert hoeveel iemand sport ten opzichte van de aanbevolen hoeveelheid door de

gezondheidszorg. De cutoffscore van 24 of hoger toont aan dat een deelnemer aan de norm voldeed. Godin en Shephard (1997) rapporteerden voor deze vragenlijst de resultaten uit diverse onderzoeken, waaruit bleek dat er een test-hertest betrouwbaarheid en validiteit is voor de diverse sportintensiteiten en totaal score.

Alle vragenlijsten zijn verwerkt in één vragenlijst, die online beschikbaar werd gesteld middels het programma Qualtrics. Hierdoor konden deelnemers de vragenlijst makkelijk thuis of elders invullen en was het werven van deelnemers ook makkelijker voor de onderzoekers.

Procedure:

Voordat het onderzoek begon is het door de commissie Ethiek Psychologie UvA beoordeeld en goedgekeurd. Daarna zijn er, met behulp van social media, e-mail en/of de onderzoek site van de UvA, studenten geworven om deel te nemen aan het onderzoek. Door op de link naar de vragenlijst te klikken, wat op meerdere manieren mogelijk was, konden deelnemers de informatiebrief lezen en akkoord geven voor het gebruik van hun gegevens. De informatiebrief bevatte informatie over het doel van het onderzoek, wat er gebeurt met de gegevens die zij verschaffen en informeerde hun tevens over wat te doen bij vragen of uitsluitsel van hun gegevens. Na het geven van akkoord kregen deelnemers meerdere vragenlijsten te zien die zij in moesten vullen, waarbij een forced response ingesteld was om te zorgen dat elke vraag beantwoord werd. Het invullen van alle vragen duurde circa dertig minuten. Als zij klaar waren met het onderzoek werden zij bedankt voor hun deelname en

(10)

was het onderzoek voor hun klaar. De dataverzameling vond plaats tussen 24 oktober 2016 en 11 november 2016.

Statische bewerkingen:

Voor alle analyses is SPSS versie 21 gebruikt, waarin alle variabelen in een dataset stonden genoteerd. Voordat de analyses konden beginnen, zijn eerst deelnemers verwijderd aan de hand van exclusiecriteria en/of niet volledig ingevulde vragenlijsten. Daarna zijn er voor de gebruikte vragenlijsten de totaal scores berekend en omgezet in nieuwe variabelen, zodat deze in de analyses gebruikt konden worden. Dit is bij de Godin Leisure-Time Exercise Questionnaire gedaan door met behulp van de gegeven formule de scores van deelnemers om te rekenen en samen te voegen in een nieuwe variabele. Bij de PSQI zijn de scores van de zeven componenten berekend en vervolgens opgeteld naar een totaalscore. Bij de SLEEP-50 zijn de scores berekend per stoornis en voor de impactfactor, waarna er gekeken is welke deelnemers voldeden aan een diagnose of niet. Tot slot werd er voor de PSS een totaalscore berekend door alle scores van de vragen bij elkaar op te tellen, na het om scoren van de positief geformuleerde vragen.

Hierna konden de hypothesen getest worden doormiddel van diverse analyses. Resultaten werden als significant beschouwd bij een p-waarde wanneer deze kleiner of gelijk waren aan 0.05. Vooraf de analyses is er gecheckt of er sprake was van een normale

verdeling voor alle scores. Hierna zijn de Pearson correlaties berekend om de samenhang tussen de scores op de PSQI, PSS en Godin te onderzoeken. Hierop volgend is er een multipele regressieanalyse uitgevoerd om te kijken of sporten een moderator vormde voor de relatie tussen stress en slaapkwaliteit. Hiervoor zijn de assumpties van multicollineariteit en homoscedasticiteit gecheckt door te kijken naar de VIF of Tolerance Statistics en Durbin-Watson Test. Tevens is er gecheckt of de residuen ongecorreleerd waren en of er sprake was van lineariteit, doormiddel van een correlatie analyse en plots (Field, 2013). Veder is in deze analyse gekeken naar de hoeveelheid verklaarde variatie in de PSQI scores door zowel

(11)

de PSS als Godin scores om de derde hypothese te testen. Belangrijk te vermelden dat vooraf de multipele regressieanalyse de scores voor de PSS en Godin Leisure-Time Exercise Questionnaire zijn gecentraliseerd, door het gemiddelde van elke score af te

trekken. Hierdoor wordt het mogelijk de variabelen in een analyse mee te nemen, zonder dat de verschillende meetmethodes invloed hebben op de data.

Resultaten

De beginnende dataset bedroeg 170 deelnemers (N = 170), waarvan er drie deelnemers geëxcludeerd omdat zij niet aan de gestelde universiteiten studeerde (N = 167), een er ouder was dan de gestelde maximum leeftijd van 30 jaar (N = 166), en achtendertig de vragenlijst onvolledig ingevuld hadden (N= 128).

Vervolgens is er gekeken naar de beschrijvende statistieken en grafieken om uitbijters te spotten. Tabel 1 weergeeft de demografische gegevens van de deelnemers (N=128), en tabel 2 weergeeft de beschrijvende statistieken van de deelnemers (N=128). Er bleken matige uitbijters te zijn, welke geen extreme invloed hadden op de data. Daarom is er gekozen om deze deelnemers in de analyses mee te nemen (N=128). Aan de hand van de Kolmogorov-Smirnov test is onderzocht of de scores van de PSQI, PSS en Godin Leisure-Time Exercise Questionnaire normaal verdeeld waren. De scores van de PSS bleken normaal verdeeld te zijn, D(128) = 0.062, p = 0.200, maar de uitkomsten toonden aan dat deze assumptie bij de scores van de PSQI, D(128) = 0.153, p < 0.001, en Godin Leisure-Time Exercise Questionnaire, D(128) = 0.134, p < .001, geschonden was door significant af te wijken van een normale verdeling. Box-plots en histogrammen gaven echter een normale verdeling van alle scores weer, wat mogelijk komt door het grote aantal deelnemers.

Hierdoor is er besloten om alle analyses uit te voeren onder de aanname dat er sprake is van een normale verdeling.

(12)

Noot. 1: Beiden = deelnemer is voltijd student aan zowel de UvA als de VU

2: Dit blijkt uit de resultaten van de SLEEP-50. Er was sprake van een slaapstoornis wanneer men een bepaalde score had op een specifieke stoornis component, en een score van 15 of hoger op impact vertoonden (Spoormaker et al., 2005).

Er zijn twee onafhankelijke t-toetsen uitgevoerd om te kijken of deelnemers die wel of niet aan de norm voor sportten voldeden (totaalscore => 24) verschilden in hun scores op de PSS en PSQI. Er was aan alle assumpties voldaan, waardoor de analyse normaal

uitgevoerd kon worden. Deelnemers die niet voldeden aan de sportnorm (M = 5.80, SD = 2.31) verschilden niet significant van deelnemers die wel aan de sportnorm voldeden (M = 5.43, SD = 2.65), in scores op de PSQI, BCa 95% CI [-0.511, 1.248], t(126) = 0.83, p = 0.408. De andere t-toets liet zien dat deelnemers die niet voldeden aan de sportnorm (M = Tabel 1

Demografische gegevens van de deelnemers (N=128)

Leeftijd in jaren M SD 20.85 2.27 Sekse Man Vrouw N % 20 5.6 108 84.4 Universiteit UvA 115 89.8 VU 12 9.4 Beiden1 1 0.8 Studiejaar Slaapstoornis2 1e jaar 46 35.9 2e jaar 25 19.5 3e jaar 4e jaar 5e jaar of langer Aanwezig Afwezig 15 11.7 27 21.1 15 11.7 37 28.9 91 71.1

(13)

26.72, SD = 6.52) ook niet significant verschilden van deelnemers die wel voldeden aan de norm (M = 25.37, SD = 6.70), in de scores op de PSS, BCa 95% CI [-1.016, 3.724], t(126) = 1.13, p = 0.260.

Tabel 2

Beschrijvende statistieken van de scores op PSQI, PSS en Godin1 vragenlijsten van de deelnemers (N=128)

Noot. 1: PSQI = Pittsburgh Sleep Quality Index, PSS = Perceived Stress Scale, Godin = Godin Leisure-Time Exercise Questionnaire

Daarna is er gekeken naar de eerste hoofdanalyse, namelijk het bekijken van de correlatie tussen stress en slaapkwaliteit. Er is gekeken naar de Pearson r correlatie,

tweezijdig getoetst. Uit de analyse bleek een significante correlatie tussen scores op de PSS en PSQI, r = 0.385, p < 0.001. Dit houdt in dat hogere scores op de PSS een positief

verband vertonen met hogere scores op de PSQI, die een slechtere slaapkwaliteit indiceert. Tabel 3 weergeeft een overzicht van de gevonden correlaties en p-waarden.

Tabel 3

Correlatie-matrix met de Pearson correlaties tussen

de vragenlijsten, en de exacte p-waarden in het grijs vermeld

1 2 3 1. PSQI - p < .001 p = .600

2. PSS .385** - p = .136

3. Godin -.047ns -.132ns

-Noot. 1: PSQI = Pittsburgh Sleep Quality Index, PSS = Perceived Stress Scale, Godin = Godin Leisure-Time Exercise Questionnaire

2: ** = significant, p < .001, tweezijdig getoetst 3: ns = niet significant, p > .05, tweezijdig getoetst

PSQI PSS Godin M SD 5.66 2.44 26.20 6.59 20.55 18.59

(14)

Door het vinden van een positieve correlatie kon een multipele regressieanalyse uitgevoerd worden, die de tweede hypothese en derde hypothese toetst. Vooraf zijn de scores van de PSS en Godin Leisure-Time Exercise Questionnaire gecentraliseerd.

Vervolgens zijn alle assumpties gecheckt, en bleek aan alle assumpties voor een multipele regressieanalyse voldaan te zijn. Uit de analyse bleek een significant hoofdeffect te zijn voor stress, b = 0.14, t(125) = 4.68, p < 0.001, maar geen significant hoofdeffect voor sport, b = 0.00, t(125) = 0.05, p = 0.959. Hierdoor was er ook geen significant interactie-effect tussen stress en sport op slaapkwaliteit, b = 0.00, t(125) = 0.39, p = 0.698. Het model met stress verklaart 15% van de variatie in de scores van de PSQI, terwijl het model met stress en sport ook 15% van de variatie verklaart.

Discussie

In deze bachelorthese is gekeken naar de relatie tussen stress en slaap bij studenten, met sport als modererende factor. De resultaten waren in lijn met de eerste hypothese, namelijk een significant negatief verband tussen stress en slaap. Echter werd er voor de tweede en derde hypothese geen ondersteuning gevonden, want sport bleek geen significante moderator te zijn in de relatie tussen stress en slaap bij studenten. Aansluitend lieten de resultaten zien dat stress een deel van de variatie in slaapkwaliteit bij studenten verklaarde, maar sport niks kon verklaren. Er is ook gekeken of er mogelijke verschillen waren in de gerapporteerde stress en slaapkwaliteit door studenten die wel of niet aan de gestelde norm voor sporten voldeden. Deze bleken er niet te zijn, waardoor de hoeveelheid sportten niet bleek uit te maken voor de mate van ervaren stress en slaapkwaliteit.

Dat er geen ondersteuning voor de tweede en derde hypothese is gevonden is opmerkelijk gezien eerder onderzoek aangetoond heeft dat sportten zowel een positief effect zou hebben op slaap, als een beschermend effect op stress (Passos et al., 2011; Yang et al., 2012; Erlacher et al., 2014; Mueller, 2007, Zschucke et al., 2015). Dit onderzoek vond echter

(15)

geen significante relatie tussen sportten en slaap, en sportten en stress. De hoeveelheid sportten maakte ook geen verschil in de gerapporteerde stress en slaapkwaliteit scores. Deze bevindingen kunnen op enkele manieren verklaard worden. Allereerst is in dit onderzoek gekeken naar studenten, terwijl ander onderzoek gedaan is bij een klinische populatie. Mogelijk zijn de positieve effecten van sporten niet te generaliseren naar iedereen, maar werkt het alleen bij individuen met ernstige, en mogelijk meerdere psychische klachten. En deze waren, zo ver bekend, niet aanwezig bij de onderzochte deelnemers.

In aanvulling hierop is er voor de cross-stressor adaptation hypothesis ook geen ondersteuning gevonden. Deze theorie gaat uit van fysieke en psychische stressoren, maar in dit onderzoek is hier niet naar gekeken. Aan de hand van de PSS is er gemeten in hoeverre individuen gebeurtenissen ervaren in hun leven die oncontroleerbaar, onvoorspelbaar en overweldigend zijn. Dit zijn de drie centrale componenten voor het ervaren van stress, maar zegt niks over hoe men daadwerkelijk reageert op stressoren (Cohen et al., 1983). Het is dus goed mogelijk dat de gevonden resultaten komen doordat er alleen gekeken is naar het ervaren van stress, en niet hoe men hierop reageert.

Dit onderzoek was gericht op het bestuderen van verbanden maar als er naar causale verbanden wordt gekeken is een experimenteel onderzoeksdesign vereist. Deze biedt de mogelijkheid om stress en slaap te manipuleren onder deelnemers, en diverse sporttrainingen op te stellen waarna de stress en slaapscores vergeleken kunnen worden tussen de diverse condities. Een ander nadeel van de gebruikte onderzoeksopzet is dat er zelfrapportage vragenlijsten gebruikt zijn. Er is aangetoond dat zelfrapportage vragenlijsten de mogelijkheid geven voor deelnemers om sociaal wenselijk te antwoorden, of hun eigen prestaties te over of onderschatten. Hierdoor is mogelijk een onrealistisch beeld van de werkelijkheid gecreëerd door de scores van deelnemers, doordat de data subjectief is (Mook, 2001). Tot slot is er nog een nadeel van de onderzochte doelgroep, namelijk universitaire studenten. Een meta-analyse van Keating, Guan Piñero en Bridges (2005) meldden dat hogere niveaus van onderwijs sportten minder promoten onder de studenten, vergeleken

(16)

met lagere onderwijsniveaus. Hierdoor is het mogelijk dat studenten van andere

onderwijsinstellingen, zoals een MBO of HBO, meer sporten dan universitaire studenten, en zo meer positieve effecten ervaren. De resultaten van deze aselecte steekproef onder universitaire Amsterdamse studenten belemmeren de generaliseerbaarheid naar anderen studenten dus sterk, en veder onderzoek is nodig.

Vervolgonderzoek kan zich richten op het experimenteel onderzoeken van studenten van diverse onderwijsinstellingen, om zo causale verbanden vast te kunnen leggen en verschillen in stress en slaap tussen studenten te kunnen vergelijken. Dit biedt ook de mogelijkheid om stress reacties te meten en studenten diverse sportprogramma’s te laten volgen, wat in dit onderzoek niet gedaan is. Het is belangrijk dat er vervolgonderzoek gedaan wordt naar studenten omdat dit onderzoek eerdere bevindingen ondersteund dat studenten veelal slaapproblemen ervaren (Millman, 2005; Taylor et al., 2013). Een interventie is daarom nodig om deze klachten te verminderen.

Deze bachelorthese stond in het teken van de vraag of sport een mogelijke

moderator kan zijn voor de relatie tussen stress en slaap bij studenten. Geconcludeerd kan worden dat sport geen significante moderator bleek te zijn, voor de negatieve relatie tussen stress en slaap, ondanks de verwachtingen. Aan de volgende serie onderzoekers de taak om veder onderzoek te doen naar mogelijke moderatoren, of sport als mogelijke mediator bij de relatie tussen stress en slaap bij studenten.

(17)

Literatuurlijst

Ahrberg, K., Dresler, M., Niedermaier, S., Steiger, A., & Genzel, L. (2012). The interaction between sleep quality and academic performance. Journal of Psychiatric Research, 46, 1618-1622.

Bakker, A., & Woerkom, S. Van. (2010). Runningtherapie bij Depressie. Bijblijven, 26, 26-30.

Buysse, D. J., Reynolds III, C. F., Monk, T. H., Berman, S. R., & Kupfer, D. J. (1989). The Pittsburgh Sleep Quality Index: A new instrument for psychiatric practice and research. Psychiatry Research, 28, 193-213.

Carek, P. J., Laibstain, S. E., & Carek, S. M. (2011). Exercise for the treatment of depression and anxiety. The International Journal of Psychiatry in Medicine, 41, 15-28.

Cohen, S., Kamarck, T., & Mermelstein. R. (1983). A global measure of perceived stress. Journal of Health and Social Behavior, 24, 385-396.

Driver, Taylor, (2000). Exercise and sleep. Sleep Medicine Reviews, 4, 387-402.

Dunn, A. L., Trivedi, M. H., Kampert, J. B., Clark, C. G., & Chambliss, H. O. (2005). Exercise treatment for depression: Efficacy and dose response. American Journal of Preventive Medicine, 28, 1-8.

Erlacher, C., Erlacher, D., & Schredl, M. (2014). The effects of exercise on self-rated sleep among adults with chronic sleep complaints. Journal of Sport and Health Science, 4, 289-298.

Field, A. (2013). Discovering statistics using IBM SPSS Statistics (4th ed.). London, United Kingdom: Sage Publications.

(18)

Flueckinger, L., Lieb, R., Meyer, A. H., Withauer, C., & Mata, J. (2016). The importance of physical activity and sleep for affect on stressful days: two intensive longitudinal studies. Emotion, 16, 488-497.

Godin, G., Shephard, R. J. (1997). Godin leisure-time exercise questionnaire. Journal of the American College of Sports Medicine, 29, 36-38.

Kalat, J. W. (2013). Biological Psychology (11th ed.). Wadsworth, United Kingdom: Cengage Learning.

Keating, X. D., Guan, J., Piñero, J. C., & Bridges, D. M. (2005). A meta-analysis of college students’ physical activity behaviours. Journal of American College Health, 54, 116 – 125.

Khan, K. M., Thompson, A. M., Blair, S. N., Sallis, J. F., Powell, K. E., Bull, F. C., & Bauman, A. (2012). Sport and exercise as contributors to the health of nations. Lancet, 380, 59-64.

Lund, H. G., Reider, B. D., Whiting, A. B., & Prichard, J. R. (2010). Sleep patterns and predictors of disturbed sleep in a large population of college students. Journal of Adolescent Health, 46, 124-132.

Matthews, K. A., Hall, M. H., Cousins, J., & Lee, L. (2016). Getting a good night’s sleep in adolescence: do strategies for coping with stress matter?. Behavioral Sleep Medicine, 14, 367-377.

Milman. (2005). Excessive sleepiness in adolescents and young adults: causes, consequences, and treatment strategies. Pediatrics, 115, 1174-1786.

Mook, D. G. (2001). Psychological Research: The ideas behind the methods. New York, United States of America: Norton & Company.

(19)

Morin, C. M., Bootzin, R. R., Buysse, D. J., Edinger, J. D., Espie, C. A., & Lichstein, K. L. (2006). Psychological and behavioural treatment of insomnia: Update of the recent evidence. Sleep 2006, 29, 1398-1414.

Mueller, P. J. (2007). Exercise training and sympathetic nervous system activity: evidence for physical activity dependent neural plasticity. Clinical and Experimental Pharmacology and Physiology, 34, 377-384.

Park, (2014). Associations of physical activity with sleep satisfaction, perceived stress, and problematic internet use in Korean adolescents. BMC Public Health, 14, 1143-1149.

Passos, G. S., Poyares, D., Santana, M. G., d’ Aurea, C. V. R. , Youngstedt, S. D., Tufik, S., & de Mello, M. T. (2011). Effects of moderate aerobic exercise training on chronic primary insomnia. Sleep Medicine, 12, 1018-1027.

Pillai, V., Roth, T., Mullins, H. M., & Drake, C. L. (2014). Moderators and mediators of the relationship between stress and insomnia: stressor chronicity, cognitive intrusion, and coping. Sleep 2014, 37, 1199-1208.

Rees, D. I., Sabia, J. J. (2010). Sports participation and academic performance: evidence from the national longitudinal study of adolescent health. Economics of Education Review, 29, 751-759.

Regehr, C., Glancy, D., & Pitts, A. (2013). Interventions to reduce stress in university students: A review and meta-analysis. Journal of Affective Disorders, 148, 1-11.

Spoormaker, V. I., Verbeek, I., van den Bout, J., & Klip, E. C. (2005). Initial validation of the SLEEP-50 questionnaire. Behavioral Sleep Medicine, 3, 227-246.

Taylor, Bramoweth, Grieser, Tatum, Roane, (2013). Epidemiology of insomnia in college students. Behavior Therapy, 44, 339-348.

(20)

Uchida, S., Shioda, K., Morita, Y., Kubota, C., Ganeko, M., & Takeda, N. (2012). Effects of exercise on sleep physiology.

Veldi, M., Aluoja, A., Vasar, V. (2005). Sleep quality and more common sleep-related problems in medical students. Sleep Medicine, 6, 269-275.

Verlander, L. A., Benedict, J. O., & Hanson, P. (1999). Stress and sleep patterns of college students. Perceptual and Motor Skills, 88, 893-898.

Yang, P. Y., Ho, K. H., Chen, H. C., & Chien, M. Y. (2012). Exercise training improves sleep quality in middle-aged and older adults with sleep problems: a systematic review. Journal of Physiotherapy, 58, 157-163.

Zschucke, E., Renneberg, B., Dimeo, F., Wüstenberg, T., & Ströhle, A. (2015). The stress-buffering effect of acute exercise: evidence for HPA axis negative feedback.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mean or percentage of authentic experience, purchase intention and behavior for three dishes Authentic experience Purchase intention Purchase behavior* No story Weak story Strong

According to McNair (2000), politicians cannot remain indifferent to public opinion expressed on the pages of newspapers: they might respect or fear it, but it would not

This was done by observing for how long rail signallers showed behaviours that were linked to observation, manual actions, planning behaviour, communication with team members

Participation in the study was fully voluntary and anonymous, with no explicit incentives provided for participation. We succeeded in achieving a 100% response rate on the

The review / assessment indicates tha t the employee has achieved below fully effective results against almost all of the performance criteria and indicators as

In the intended research, interaction with Technology subject facilitators about their experiences regarding certain matters related to Technology education enabled the

Figuur 4.3 Ontleding van medisyneverspillingskoste volgens die siektebeeld, kardiovaskulgr en sentraalwerkende middels vir die distriks- kliniek, Bloemhof gedurende September 1990

Panel (c) shows the continuous and uninterrupted flow observed for D/d = 4: even at the largest particle volume fraction (φ ≈ 60%), no clog is observed (i.e., after ∼10 8