• No results found

Prenatale blootstelling aan alcohol en seksueel riskant gedrag van adolescenten met Foetaal Alcohol Spectrum Disorder

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Prenatale blootstelling aan alcohol en seksueel riskant gedrag van adolescenten met Foetaal Alcohol Spectrum Disorder"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Prenatale Blootstelling aan Alcohol en Seksueel Riskant Gedrag van Adolescenten met Foetaal Alcohol Spectrum Disorder

Lupe Flores Zuñiga Universiteit van Amsterdam

10445331 Bachelorscriptie

Pedagogische Wetenschappen Dr. Daphne van de Bongardt

25-01-2016 4681 woorden

(2)

Samenvatting

In huidig literatuuronderzoek is gekeken naar verschillende factoren van seksueel riskant gedrag van adolescenten met foetaal alcohol spectrum disorder (FASD). Er wordt een vergelijking getrokken tussen onderzoeken naar adolescenten met FASD en representatieve onderzoeken naar seksueel gedrag van adolescenten in de VS. Er is geen verschil gevonden in leeftijd van seksueel debuut, aantal en type bedpartners en onveilige seks. Wel wordt

gevonden dat adolescenten met FASD mogelijk vaker op jonge leeftijd zwanger worden dan adolescenten zonder FASD. Daarnaast wordt door een groot deel van de adolescenten met FASD seksueel ongepast gedrag vertoond. Het is van belang dat er meer onderzoek gedaan wordt naar seksueel riskant gedrag van jongeren met FASD, zodat er een vergelijking getrokken kan worden en er in de praktijk op ingespeeld kan worden door middel van voorlichting of een interventie.

Trefwoorden: risicogedrag, seksueel gedrag, foetaal alcohol syndroom, foetaal alcohol spectrum disorder

(3)

Inhoud

Prenatale Blootstelling aan Alcohol en Seksueel Riskant Gedrag van Adolescenten met ... 4

Seksueel Riskant Gedrag van Adolescenten met FASD ... 9

Conclusie en Discussie ... 14

(4)

Prenatale Blootstelling aan Alcohol en Seksueel Riskant Gedrag van Adolescenten met Foetaal Alcohol Spectrum Disorder

Alcohol drinken tijdens een zwangerschap kan ernstige gevolgen hebben. Toch blijkt uit onderzoek dat 19% van de Nederlandse vrouwen alcohol drinkt tijdens de zwangerschap (Lanting, Van Dommelen, Van der Pal-de Bruin, Bennebroek Gravenhorst, & Van Wouwe, 2015). De consequenties van alcohol drinken kunnen op de zwangerschap zelf zijn; zo kan het de kans op een miskraam of vroeggeboorte verhogen. Ook kunnen kinderen zelf kenmerken overhouden aan het alcoholgebruik. Prenataal blootgesteld worden aan alcohol kan namelijk leiden tot Foetaal Alcohol Spectrum Disorders (FASD).

Er zijn vier aandoeningen die onder FASD vallen, waarvan Foetaal Alcohol Syndroom (FAS) de bekendste is. Daarnaast zijn ook partieel Foetaal Alcohol Syndroom (pFAS),

alcoholgerelateerde neuro-ontwikkelingsstoornis en alcoholgerelateerde aangeboren

afwijkingen aandoeningen die onder FASD vallen (Dörrie, Föcker, Freunscht, & Hedebrand, 2014). FAS is een aandoening waarbij kinderen gezichtsafwijkingen, groeiachterstand en afwijkingen aan het centraal zenuwstelsel kunnen hebben (Dörrie et al., 2014). Ook is er vaak sprake van gedragsproblemen en/of een (licht) verstandelijke beperking. Als geen of niet alle gezichtsafwijkingen te zien zijn wordt gesproken over pFAS. Alcoholgerelateerde neuro-ontwikkelingsstoornis is een andere aandoening waarbij wel het centraal zenuwstelsel aangetast is, maar er geen uiterlijke kenmerken aanwezig zijn. Bij alcoholgerelateerde aangeboren afwijkingen is er wel sprake van afwijkingen, maar niet van aantasting van het centrale zenuwstelsel. Voor een diagnose van alle bovenstaande aandoeningen moet eerst zijn vastgesteld dat de moeder heeft gedronken tijdens de zwangerschap (Dörrie et al., 2014).

Volgens het ecologisch systeemmodel van Bronfenbrenner (1979) zijn er

verschillende systemen die invloed uitoefenen op kinderen. Het zogeheten microsysteem behelst het gezin waarin kinderen opgroeien en andere omgevingen waar kinderen zich vaak

(5)

bevinden, zoals school. Ook de prenatale context kan worden gezien als deel van het

microsysteem. Naast omgevingsfactoren spelen ook individuele kenmerken van kinderen een rol bij hun ontwikkeling volgens het ecologisch systeemmodel.

Het microsysteem van een kind met FASD wijkt vaak af van de norm. Zo zijn er binnen het gezin verschillende voorspellers in het microsysteem die de kans op een kind met FASD vergroten (Esper & Furtado, 2014). De moeders van kinderen met FASD zijn vaak ouder, hebben een lager opleidingsniveau en hebben vaak meer familieleden in de omgeving met een alcoholverslaving dan moeders van kinderen die opgroeien zonder FASD (Esper & Furtado, 2014). Daarnaast is er vaak sprake van meer dan één kind in hetzelfde gezin met FASD (Kvigne, Leonardson, Borzelleca, Neff-Smith, & Welty, 2009).

Een ander verschil binnen het micro-systeem van een kind met FASD bleek uit

onderzoek van Lange, Shield, Rehm en Popova (2013). Uit de meta-analyse kwam naar voren dat kinderen met FASD tussen de 0 en 20 jaar oververtegenwoordigd zijn in de jeugdzorg. Dit werd gevonden in 33 studies uit onder andere de VS, Canada en Rusland. Uit de studies bleek dat 6% van de kinderen in de jeugdzorg FAS heeft en 17% FASD heeft. Verder bleek dat in de jeugdzorg 9 tot 60 keer zoveel kinderen met FAS voorkomen dan in de algemene

bevolking van de Verenigde Staten en Canada, en dat er 17 tot 19 keer meer kinderen met FASD voorkomen in de jeugdzorg (Lange et al., 2013).

Niet alleen zijn er veel kinderen met FASD in de jeugdzorg te vinden. Ook worden veel kinderen met FASD geadopteerd. Zo bleek uit een Amerikaans onderzoek onder honderd kinderen met FASD dat 71% van die kinderen in een adoptiegezin woonde (Paley, Connor, Frankel, & Marquardt, 2006). In onderzoek in de VS naar kinderen met een FASD-diagnose bleek dat 22% van hen was geadopteerd (Astley, 2010). En uit onderzoek naar kinderen die geadopteerd waren uit oost-Europese landen zoals Rusland, Polen of Roemenië kwam naar voren dat 52% FASD had (Landgren, Svensson, Strömland, & Andersson Grönlund, 2010).

(6)

Hieruit blijkt dat de omgeving waarin kinderen met FASD opgroeien afwijkt van de omgeving waarin kinderen zonder FASD opgroeien.

Naast een andere omgeving is er ook sprake van andere individuele kenmerken die een rol spelen tijdens het opgroeien van kinderen met FASD. Uit onderzoek van O’Leary en collega’s (2009) blijkt bijvoorbeeld dat prenatale blootstelling aan alcohol de kans vergroot op gedragsproblemen bij kinderen. Uit het onderzoek kwam naar voren dat prenatale blootstelling aan alcohol de kans kan verhogen op internaliserende gedragsproblemen,

externaliserende gedragsproblemen, agressief gedrag en depressieve klachten. Hierbij was het afhankelijk van het trimester waarin werd gedronken en hoeveel er werd gedronken op welk soort gedragsproblemen een verhoogde kans gevonden werd. Zo bleek onder andere dat veel drinken in het eerste trimester van de zwangerschap gerelateerd was aan depressieve klachten en angst bij de kinderen op latere leeftijd (O’Leary et al., 2009). Deze gedragsproblemen zouden bovendien deels een verklaring kunnen zijn voor de oververtegenwoordiging van kinderen met FASD in de jeugdzorg.

Een ander individueel kenmerk dat afwijkt bij kinderen met FASD is de ontwikkeling. Blootstelling aan alcohol kan namelijk ook de hormoonproductie van kinderen aantasten (Carter, Jacobson, Dodge, Granger, & Jacobson, 2014). In onderzoek van Carter en collega’s (2014) werd gevonden dat prenatale blootstelling aan alcohol effect heeft op testosteronniveau voor zowel jongens als meisjes in de adolescentie. Er werd een hoger testosteronniveau

gevonden en een verlaagde reactie op testosteron. Ook werd gevonden dat dit geen effect had op de leeftijd waarop de puberteit begint. Echter is daarbij enkel gekeken naar de fysieke kenmerken van veertienjarigen en niet naar bijvoorbeeld de beleefwereld van adolescenten met FASD. Het zou bijvoorbeeld wel kunnen dat de seksuele ontwikkeling anders verloopt, ondanks dat de lichamelijke veranderingen op dezelfde leeftijd gemanifesteerd worden.

(7)

Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat mensen die prenataal zijn blootgesteld aan alcohol een lager niveau van moreel redeneren behalen (Schonnfeld, Mattson, & Riley, 2005). Er werden adolescenten tussen de 10 en 20 jaar met en zonder prenatale blootstelling aan alcohol onderzocht. Adolescenten die waren blootgesteld aan alcohol functioneerden op niveau twee, terwijl adolescenten die niet aan alcohol waren blootgesteld op niveau drie functioneerden. Mensen met FASD blijken bovendien minder inhibitie te hebben (Conradt et al., 2015). Uit onderzoek is gebleken dat lagere inhibitie kan leiden tot riskant seksueel gedrag (Bancroft et al., 2003). Als adolescenten die prenataal zijn blootgesteld aan alcohol minder inhibitie hebben kan dit ook de mensen om hen heen schaden.

Seksuele ontwikkeling is een belangrijk en normatief aspect van de adolescentie (Crockett, Raffaelli, & Moilanen, 2003). Daarom is het van belang dat er meer bekend wordt over of, en hoe de seksuele ontwikkeling anders verloopt bij jongeren met FASD dan bij jongeren zonder FASD. Er is nog weinig onderzoek naar hoe prenatale blootstelling aan alcohol gerelateerd is aan seksueel riskant gedrag. Als adolescenten met FASD meer seksueel riskant gedrag vertonen kan dit nadelige gevolgen hebben voor henzelf en voor hun partners. Seksueel gedrag kan volgens Leigh en Stall (in Millstein & Miscicki, 1993) gedefinieerd worden als seks op jonge leeftijd, het hebben van meerdere sekspartners of seks hebben zonder condoom.

In Nederland wordt 35% van alle seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) aangetroffen bij adolescenten (Petersen, Meijer, De Graaf, & Van Bergen, 2006). Het is van belang dat soa’s op tijd worden herkend en behandeld, omdat een soa bij onbeschermde seks kan worden overgedragen op anderen. Ook is de kans op het overdragen van een hiv-infectie groter als iemand al een andere soa heeft (Petersen et al., 2006). Bepaalde gedragingen vergroten de kans op een soa.

(8)

Een gedraging die de kans op een soa vergroot is seks hebben op jonge leeftijd, zo blijkt uit onderzoek van Vivancos, Abubakar, Phillips-Howard en Hunter (2012). In dit onderzoek is gekeken naar adolescenten in de VS. Ook is gebleken dat adolescenten die op jongere leeftijd seks hebben vaker onveilige seks hebben (Vivancos et al., 2012). Bovendien blijkt dat zij later vaker seks hebben met sekspartners buiten een relatie (Traen & Lewin, 1992). Dit maakt dat seks op jongere leeftijd riskant seksueel gedrag genoemd kan worden. Hierom is het belangrijk om te weten of jongeren met FASD op dezelfde leeftijd

geslachtsgemeenschap hebben als jongeren zonder FASD, of dat er verschillen zijn.

Onderzoek van Tanfer, Cubbins en Billy (1995) wijst uit dat de kans op een soa groter wordt naarmate men seks heeft met meer sekspartners. Zo blijkt dat iemand die seks heeft gehad met twee of drie sekspartners vijf keer zoveel kans heeft op een soa als iemand die seks heeft gehad met één iemand (Tanfer et al., 1995). Grello, Welsh en Harper (2006) deden onderzoek naar seks met verschillende typen bedpartners. Hieruit kwam naar voren dat seks buiten een relatie vaak samengaat met drank- of drugsgebruik. Ook bleek dat adolescenten die seks hadden gehad buiten een relatie, meer verschillende sekspartners hadden gehad in het afgelopen jaar dan adolescenten die geen seks hadden buiten een relatie. Seks met

verschillende partners of seks buiten een relatie is dus niet alleen riskant seksueel gedrag omdat het kan leiden tot soa, ook gaat het vaker samen met middelengebruik. Dit maakt het ook voor jongeren met FASD van belang duidelijk te hebben of zij regelmatig seks hebben met verschillende bedpartners of buiten een romantische relatie.

Het is van belang dat meer bekend wordt over de relatie tussen FASD en seksueel riskant gedrag zodat adolescenten met FASD beter voorgelicht kunnen worden. Ook kan het voordelig zijn als binnen het microsysteem rekening gehouden kan worden met het gedrag van de jongeren met FASD.

(9)

In huidig literatuuronderzoek staat de vraag centraal in hoeverre er verschil bestaat in het vertonen van seksueel riskant gedrag tussen adolescenten met FASD en adolescenten zonder FASD. Om deze vraag te beantwoorden zal per seksueel riskante gedraging worden gekeken in hoeverre jongeren met FASD deze gedraging vertonen. Eerst zal gekeken worden naar de leeftijd van het eerste seksuele contact, dan naar onveilige seks, het aantal bedpartners en het type bedpartners, en vervolgens naar seksueel ongepast gedrag. Seksueel riskant gedrag zal worden gedefinieerd als seksueel gedrag dat de betrokkenen kan schaden. Hieronder kan vallen seks op jonge leeftijd, onveilige seks, seks met een riskante bedpartner, seks met veel verschillende bedpartners, op jonge leeftijd zwanger raken of seksueel ongepast gedrag. Omdat er slechts één onderzoek bekend is waarin deze twee groepen vergeleken worden (Lambert et al., 2013) zal in huidig onderzoek een voorzichtige vergelijking getrokken worden tussen onderzoeken naar adolescenten met FASD en onderzoeken over seksueel gedrag met een representatieve steekproef van adolescenten uit de VS.

Seksueel Riskant Gedrag van Adolescenten met FASD Seks op jonge leeftijd

Lambert en collega’s (2013) hebben onderzoek gedaan onder 963 15-jarigen uit de Verenigde Staten die bij geboorte waren aangemeld aan de Maternal Lifestyle Study. Van hen waren 433 voor hun geboorte blootgesteld aan alcohol. Seksueel gedrag werd gemeten met zelf-rapportage in de Sexual Bahavior Assessment. Hieruit kwam naar voren dat er geen verschil was in de leeftijd waarop adolescenten voor het eerst seks hadden, tussen

adolescenten die wel of geen FASD hadden. Uit nationaal onderzoek in de VS naar seksueel gedrag blijkt dat 16% van de jongeren op 15 jaar seks heeft gehad. Finer (2007) heeft voor dit onderzoek gegevens uit 2002 gebruikt van 7643 vrouwen en 4928 mannen in de leeftijd van 15 tot 44.

(10)

Aantal bedpartners

Streissguth en collega’s (2004) hebben onderzoek gedaan naar secundaire problemen van 415 participanten met FASD uit het westen van de VS en Canada. Onder de 415

participanten waren 163 adolescenten tussen de 12 en 21 jaar oud. Door middel van de resultaten van een Life History Interview dat werd afgenomen in 1995 is gekeken naar de ongunstige levensuitkomsten waar jongeren met FASD mee te maken kregen. Uit dit onderzoek bleek dat 26% van de jongeren met FASD seks had gehad met verschillende, wisselende bedpartners.

Ook Streissguth, Barr, Kogan en Bookstein (1996) hebben onderzoek gedaan in de VS naar secundaire problemen van adolescenten met FASD. Zij onderzochten

473 personen met FASD tussen de 3 en 51 jaar oud. Hiervoor gebruikten zij

een Life History Interview dat speciaal was ontwikkeld voor dit onderzoek. Ook dit onderzoek laat zien dat wisselende sekspartners onder jongeren met FASD voorkomt. Van de proefpersonen met FASD bleek 16% meerdere sekspartners te hebben gehad.

De Genna en Cornelius (2015) hebben onderzoek gedaan naar het seksuele gedrag van kinderen van tienermoeders die tijdens hun zwangerschap dronken. In dit onderzoek

werden 334 tienermoeders uit de Verenigde Staten geïnterviewd over hun middelengebruik. Ook werd gevraagd naar hun kinderen en zijn de medische dossiers van zowel de moeders als de kinderen gebruikt. In het onderzoek is gekeken naar de kinderen op 16-jarige

leeftijd. Hieruit blijkt ook dat jongeren met FASD riskant seksueel gedrag vertoonden. Zo bleek dat 37% van de adolescenten seks had gehad met meer dan twee bedpartners in het voorgaande jaar.

Scott en collega’s hebben in de VS een onderzoek gedaan met een representatieve steekproef voor de VS. Hierin werd data gebruikt die op vier verschillende meetmomenten afgenomen was tussen 1995 en 2002. De proefpersonen die mee deden waren tussen de 12 en

(11)

18 jaar tijdens de eerste afname. Uit de resultaten kwam naar voren dat 42% van de

adolescenten seks had gehad met meer dan één persoon. Tweeëndertig procent had zelfs seks gehad met meer dan één persoon in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek.

Uit de vergelijking tussen de onderzoeken onder jongeren met FASD (De Genna & Cornelius, 2015; Streissguth et al., 1996; Streissguth et al., 2004) en het onderzoek van Scott en collega's (2011) onder adolescenten in de VS kan geen duidelijk verschil worden

gevonden. Tussen de 16% en 37% van de adolescenten met FASD hebben verschillende sekspartners gehad. Onder jongeren zonder FASD is dit 42%. Adolescenten met FASD hebben dus minder of ongeveer even vaak wisselende sekspartners.

Type bedpartners

In het eerdergenoemde onderzoek van De Genna en Cornelius (2015) werd ook gekeken naar type bedpartners. De 16-jarige kinderen van tienermoeders in de VS werd namelijk ook gevraagd naar hun relatie met de eerste persoon met wie zij seks hadden. Uit de resultaten kwam naar voren dat 23% van de adolescenten met FASD een riskante eerste bedpartner hadden. Hieronder werd verstaan de eerste keer seks tijdens een onenightstand of zonder romantische gevoelens of relatie.

Martinez, Copen en Abma (2011) hebben ook onderzoek gedaan naar het soort relatie tussen bedpartners. In dit onderzoek werd data gebruikt uit the National Survey of

Family Growth (NSFG). De data met betrekking tot 4662 jongeren tussen de 15 en 19 jaar uit de VS werd hiervoor gebruikt. Dit was een representatieve steekproef voor jongeren uit de VS. Hieruit kwam naar voren dat 16% van de meisjes en 28% van de jongens hun eerste keer seks beleefden met iemand die ze net hadden ontmoet of iemand waarmee ze enkel bevriend waren.

Als deze verschillende onderzoeken worden vergeleken kan gezegd worden dat er geen duidelijk verschil wordt gevonden op het gebied van type bedpartners tussen

(12)

adolescenten met of zonder FASD. Drieëntwintig procent van de adolescenten met FASD en 16% tot 28% van de adolescenten zonder FASD hebben een riskante bedpartner gehad. Onveilige seks

Uit eerdergenoemd onderzoek van Lambert en collega’s (2013) onder 15-jarigen uit de VS kwam naar voren dat jongeren met FASD 1.2 keer zo vaak onveilige seks hadden gehad als jongeren zonder FASD. Echter was dit verschil niet significant. Er werd dus geen verschil gevonden in het aantal keer onveilige seks tussen de jongeren die voor hun geboorte waren blootgesteld aan alcohol en jongeren die niet prenataal blootgesteld waren aan alcohol. In het onderzoek van De Genna en Cornelius (2015), waarin is gekeken naar 16-jarige kinderen van tienermoeders, is niet onderzocht hoeveel jongeren onveilige seks hebben gehad. Wel is gekeken naar jongeren met die al eens zwanger zijn geweest voor de leeftijd van 16 jaar. Van de ondervraagde adolescenten gaf 9% aan al eens zwanger te zijn geweest of iemand te hebben bezwangerd.

In onderzoek van Martin, Hamilton, Ostermann, Curtin en Mathews (2015) is gekeken naar bijna 100% van de geboortes in de VS in het jaar 2003. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat 1% van de adolescenten in de leeftijdscategorie 15-17 jaar een kind heeft gehad. In dit onderzoek is echter niet gekeken naar beëindigde zwangerschappen. Het onderzoek van Finer (2010) deed daarentegen onderzoek naar niet-geplande zwangerschappen. Met data van de NSFW uit 2002 is gekeken naar ongeplande zwangerschappen in de jaren van 1997 tot en met 2001. Hierbij zijn abortussen meegeteld als ongeplande zwangerschappen. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat 40 meisjes op de 1000 meisjes in de leeftijdsgroep van 15- tot 17-jarigen een ongeplande zwangerschap hadden ervaren. Dit komt neer op 4%. Als wordt gecontroleerd voor seksueel actief zijn ligt het percentage hoger; op 15%.

Uit onderzoek van Lambert en collega’s (2013) kwam naar voren komt dat jongeren met FASD niet meer onveilige seks hebben dan jongeren zonder FASD. Op gebied van

(13)

zwangerschappen kan gezegd worden dat jongeren met FASD ongeveer even vaak of vaker zwanger worden tijdens adolescentie (De Genna & Cornelius, 2015). Negen procent van de ondervraagde 15-jarige jongeren met FASD geeft namelijk aan al eens zwanger te zijn

geweest of een meisje zwanger te hebben gemaakt. Zwangerschappen van adolescenten uit de VS van dezelfde leeftijd lijken iets minder vaak voor te komen. Vier procent van de

adolescenten gaf aan ongewenst zwanger te zijn (geweest) en 1% van de adolescenten gaf aan een zwangerschap te hebben voldragen.

Ongepast seksueel gedrag

Uit eerder genoemd onderzoek in de VS van Streissguth en collega’s (2004) kwam naar voren dat ongepast seksueel gedrag de meest voorkomende ongunstige levensuitkomst is onder adolescenten met FASD. Er werd gekeken naar adolescenten tussen de 12 en 21 jaar. Van hen vertoonde 48% regelmatig ongepast seksueel gedrag. Daarnaast maakte 18% van de jongeren met FASD regelmatig ongepaste seksuele avances naar anderen.

Onderzoek van Kelly, Day en Streissguth (2000) wees op hetzelfde. Zij onderzochten sociaal gedrag van mensen met FASD van de kindertijd tot de volwassenheid. In dit

onderzoek werd gevonden dat 40% van de adolescenten met FASD in de late adolescentie ongepast seksueel gedrag hadden vertoond in het verleden.

In het onderzoek in de VS van Streissguth en collega’s (1996) werd ook gekeken naar seksueel ongepast gedrag als een van de secundaire problemen. In het onderzoek waren mensen met FASD tussen de 3 en 51 jaar opgenomen. Seksueel ongepast gedrag werd gedefinieerd als veroordeeld zijn tot een behandeling voor seksuele overtredingen of het hebben van meerdere problemen rond seksualiteit. Hieronder vielen: Seks met dieren, obscene telefoongesprekken voeren, incest, publiekelijk masturberen, voyeurisme, seksuele

dwanghandelingen, zichzelf blootgeven, wisselende bedpartners, anderen seksueel aanraken of seksuele avances maken. Hierbij werd gevonden dat bijna 50% van de adolescenten

(14)

seksueel ongepast gedrag heeft laten zien. Bovendien kwam seksueel ongepast gedrag het meest voor bij jongeren met een IQ onder de 70 (meer dan 50%), daarna een IQ van 71-85 (ongeveer 50%) en het minst bij jongeren met IQ hoger dan of gelijk aan 85. Verder bleek dat de jongeren met FASD die seksueel riskant gedrag vertonen hiervoor ook regelmatig in

aanraking komen met justitie. Tussen de 20% en 35% van de en tussen de 25% en 75% van de jongens is in aanraking geweest met de justitie voor ongepast seksueel gedrag.

Uit het onderzoek van Streissguth en collega’s (1996) komt verder naar voren dat adolescenten met FASD die seks hadden gehad met meerdere personen ook regelmatig slachtoffer waren van een seksuele overtreding. Zo bleek dat meer dan 80% van de vrouwelijke adolescenten die wisselende contacten hadden gehad, slachtoffer waren geworden van een seksuele overtreding. Bij mannelijke adolescenten betrof het bijna 60%.

Conclusie en Discussie

In huidig literatuuronderzoek is gekeken naar seksueel riskant gedrag van

adolescenten met FASD. Omdat er weinig onderzoeken bekend zijn waarin seksueel riskant gedrag van jongeren met en zonder FASD worden vergeleken is in huidig onderzoek een vergelijking gemaakt tussen onderzoeken naar adolescenten met FASD en representatieve onderzoeken naar seksueel gedrag van adolescenten in de VS.

Seks op jonge leeftijd. Er is geen verschil gevonden in de leeftijd waarop adolescenten met en zonder FASD voor de eerste keer seks hebben. Een beperking bij het onderzoek van

Lambert en collega’s (2013) is dat er slechts jongeren van 15 jaar onderzocht zijn. De jonge leeftijd van de respondenten kan ervoor zorgen dat er nog geen verschil in leeftijd te vinden is. Uit onderzoek van Cavazos-Rehg en collega’s blijkt namelijk dat er in de VS grote verschillen zijn tussen etnische groepen in leeftijd van eerste keer geslachtsgemeenschap. Onder blanke adolescenten heeft 50% van de adolescenten geslachtsgemeenschap gehad vlak

(15)

voor de 17e verjaardag (Cavazos-Rehg et al., 2009). Het zou dus kunnen dat een verschil in leeftijd van seksueel debuut later in de adolescentie merkbaar wordt. Het is daarom aan te raden een onderzoek op te zetten waarin longitudinaal gekeken wordt naar seksueel gedrag van adolescenten met en zonder FASD, om een betere vergelijking te kunnen maken.

Aantal bedpartners. Er is geen duidelijk verschil gevonden in het aantal bedpartners tijdens de adolescentie voor jongeren met en zonder FASD. Uit een vergelijking van de resultaten kan gezegd worden dat ongeveer hetzelfde deel van de jongeren met FASD als van de jongeren zonder FASD in de VS naar bed gaat met verschillende bedpartners.

Type bedpartners. Jongeren met FASD lijken ongeveer even vaak riskante bedpartners te hebben. Hierbij is gekeken naar de relatie met de eerste persoon met wie iemand seks heeft gehad.

Onveilige seks. Lambert en collega’s (2013) hebben een vergelijking getrokken tussen adolescenten met en zonder FASD. Hieruit wordt geconcludeerd dat er geen verschil is in onveilige seks tussen de twee groepen. Als gekeken wordt naar zwangerschappen kan gezegd worden dat jongeren met FASD ongeveer even vaak of vaker zwanger worden. Hierbij moet opgemerkt worden dat in het onderzoek van Martin en collega’s (2015) enkel is gekeken naar voldragen zwangerschappen en in het onderzoek van Finer (2010) enkel is gekeken naar ongewenste zwangerschappen. Dit maakt de vergelijking met het onderzoek van De Genna en Cornelius (2015) nog lastiger. Deze vergelijking moet dus met voorzichtigheid

geïnterpreteerd worden. Om een betere vergelijking te kunnen trekken zouden zowel

gewenste als ongewenste zwangerschappen meegenomen moeten worden in één onderzoek. Op die manier kan een uitspraak gedaan worden over het verschil in zwangerschappen tussen adolescenten met of zonder FASD. Ook kan dan een uitspraak gedaan worden over of er een verschil is in hoe vaak de zwangerschappen gewenst of gepland zijn.

(16)

Ongepast seksueel gedrag. Er is geen equivalent gevonden voor seksueel ongepast gedrag in representatieve Amerikaanse onderzoeken, dus met betrekking tot dit onderwerp kan geen vergelijking getrokken worden tussen jongeren met en zonder FASD. Wel kan gezegd worden dat de onderzoeken naar jongeren met FASD laten zien dat ongepast seksueel gedrag een veelvoorkomende gedraging is onder de adolescenten met FASD. In het onderzoek van Streissguth en collega’s (2004) wordt zelfs geconstateerd dat dit het meest voorkomende secundaire probleem is van adolescenten met FASD. Bovendien blijkt dat een groot deel van de adolescenten die seksueel ongepast gedrag vertonen hiervoor zelfs in aanraking komen met justitie (Streissguth et al., 1996). Het is dus een probleem waar meer duidelijkheid over moet komen. Bovendien moet in de praktijk kunnen worden ingespeeld op het ongepaste seksuele gedrag van jongeren met FASD, bijvoorbeeld met een interventie.

Er zijn enkele beperkingen op te merken aan huidig literatuuronderzoek. Ten eerste moeten de vergelijkingen voorzichtig worden opgevat. Omdat er slechts één onderzoek bekend is waarin jongeren met en zonder FASD worden vergeleken (Lambert et al., 2013) zijn verschillende onderzoeken vergeleken naar seksueel gedrag van adolescenten met FASD vergeleken met onderzoeken naar seksueel gedrag van adolescenten in de VS. Dit heeft er echter voor gezorgd dat er verschillende populaties worden vergeleken. Ook zijn er verschillende manieren van meten gebruikt en zijn de begrippen niet op dezelfde manier geoperationaliseerd. Voor de toekomst zou het goed zijn om een onderzoek op te zetten waarin adolescenten met en zonder FASD worden vergeleken op het gebied van seksueel riskant gedrag, zodat met meer zekerheid gezegd kan worden of, en in welke mate, jongeren met FASD verschillen in het vertonen van seksueel riskant gedrag vergeleken met jongeren zonder FASD.

Ten tweede is in huidig literatuuronderzoek gekeken naar seksueel riskant gedrag van adolescenten. Echter, in verschillende onderzoeken zijn verschillende leeftijdsgroepen

(17)

gebruikt om een uitspraak te doen over adolescenten. Sales en collega’s (2012) hebben onderzoek gedaan naar seksueel riskant gedrag van adolescenten in verschillende

leeftijdscategorieën onder afro-Amerikaanse vrouwen. Hieruit bleek dat jongere adolescenten vaker een soa hadden. Oudere adolescenten hadden daarentegen vaker onbeschermde seks. Dit geeft het belang weer van een onderzoek waarin jongeren van dezelfde leeftijden worden vergeleken. Dit zou kunnen door een longitudinaal onderzoek op te zetten. Hierin wordt gekeken naar seksueel riskant gedrag over verschillende jaren van de adolescentie. Op die manier kan een uitspraak gedaan worden over verschillen in seksueel riskant gedrag en wanneer die verschillen zich voordoen.

Een andere beperking is dat de verschillende familiestructuren niet zijn meegenomen in huidig onderzoek. Veel jongeren met FASD groeien niet op bij hun biologische ouders. Uit onderzoek van Zimmer-Gembeck en Helfand (2008) blijkt dat familiestructuur effect kan hebben op de leeftijd van de eerste keer geslachtsgemeenschap. Het blijkt dat jongeren die opgroeien bij maar één biologische ouder, of in een samengesteld gezin eerder seks hebben dan jongeren die opgroeien bij beide biologische ouders. In vervolgonderzoek zou het goed zijn als hier rekening mee wordt gehouden. Ook zou er in onderzoek gekeken kunnen worden naar adoptiegezinnen of de jeugdzorg. Mogelijk hebben deze omgevingen ook invloed op seksueel riskant gedrag. Deze kennis kan bijdragen aan de voorlichting voor jongeren met FASD over seksualiteit en eventueel seksueel riskant gedrag verminderen.

Meer kennis over seksueel riskant gedrag van adolescenten met FASD kan ook in de praktijk gebruikt worden. In gezinnen van kinderen met FASD en in de jeugdzorg kan er bijvoorbeeld op worden ingespeeld. Met name het seksueel ongepaste gedrag, wat zelfs kan leiden tot aanraking met justitie, is iets wat veel jongeren met FASD lijken te vertonen. Het kan aan te raden zijn om voorlichting aan te bieden om dit gedrag te voorkomen en een

(18)

interventie te ontwikkelen om op tijd in te grijpen. Dit kan voor zowel de omgeving van de jongeren met FASD, als voor de jongeren zelf aangeboden worden.

Bij voorlichting aan jongeren met FASD zijn er verschillende factoren waar rekening mee gehouden dienen te worden. Zo is gebleken dat een eerste obstakel voor het bieden van hulp aan kinderen met FASD de diagnose is (Petrenko, Tahir, Mahoney, & Chin, 2014). Veel kinderen worden pas op latere leeftijd gediagnosticeerd met FASD, omdat dit niet wordt herkend als de oorzaak van hun probleemgedrag (Petrenko et al., 2014). FASD is moeilijk te diagnosticeren, omdat bekend moet zijn dat de moeder heeft gedronken. Veel moeders zullen dit niet willen toegeven. Bij de geadopteerde kinderen kan het bovendien zo zijn dat er weinig tot niets bekend is van de biologische ouders. FASD is een aandoening die erg

ondergediagnosticeerd is (Olson, Oti, Gelo & Beck, 2009). Mocht meer bekend zijn over seksueel riskant gedrag van jongeren met FASD kan ook gekeken worden naar de

mogelijkheid om seksueel riskant gedrag te zien als aanwijzing voor FASD bij jongeren bij wie het nog niet gediagnosticeerd is. Een adequate diagnose is van belang om op tijd in te kunnen spelen op probleemgedrag dat met FASD gepaard gaat.

Daarnaast blijkt uit onderzoek van Kodituwakku en Kodituwakku (2011) dat kinderen met FASD veel baat hebben bij een goede, stabiele relatie met hun opvoeders. Er wordt benadrukt dat een interventie op gebied van sociaal gedrag voor kinderen met FASD gericht moet zijn op positieve interacties tussen opvoeder en kind. Hieraan wordt toegevoegd dat het bieden van structuur aan kinderen met FASD erg belangrijk is. In zowel opvoedsituaties als op school moet hier genoeg aandacht voor zijn (Kodituwakku & Kodituwakku, 2011).

Ook aandacht voor de omgeving van de jongeren met FASD is van belang. Uit

onderzoek van Bertrand (2009) blijkt dat het onderwijzen en trainen van de ouders een van de belangrijkste onderdelen was van een interventie voor jongeren met FASD. Hierbij is het van belang de ouders meer kennis bij te brengen van FASD.

(19)

Concluderend kan gesteld worden dat er aanwijzingen zijn dat adolescenten met FASD regelmatig seksueel riskant gedrag vertonen. Op sommige gebieden zijn er eveneens aanwijzingen dat zij meer seksueel riskant gedrag vertonen dan adolescenten zonder FASD. Het is van belang dat er meer onderzoek komt naar seksueel riskant gedrag van adolescenten met FASD en dat in een longitudinaal onderzoek een vergelijking gemaakt wordt met een representatieve populatie, zodat de omgeving en de adolescenten met FASD zelf erop kunnen inspelen.

(20)

Literatuurlijst

Astley, S. J. (2010). Profile of the first 1,400 patients receiving diagnostic evaluations for fetal alcohol spectrum disorder at the Washington State Fetal Alcohol Syndrome Diagnostic & Prevention Network. Journal of population therapeutics and clinical pharmacology, 17, e132–e164. Retrieved from http://www.jptcp.com/

Bancroft, J., Janssen, E., Carnes, L., Goodrich, D., Strong, D., & Long, J. S. (2004). Sexual activity and risk taking in young heterosexual men: The relevance of sexual

arousability, mood, and sensation seeking. The journal of sex research, 41(2), 181 -192. doi:10.1080/00224490409552226.

Bertrand, J. (2009). Intervention for children with fetal alcohol spectrum disorders (FASDs): Overview of findings for five innovative research projects. Research in developmental disabilities, 30, 986-1006. doi:10.1016/j.ridd.2009.02.003

Bronfenbrenner, U. (1979). The ecology of human development: Experiments by nature and design. Cambridge, MA: Harvard University Press.

Carter, R. C., Jacobson, J. L., Dodge, N. C., Granger, D. A., & Jacobson, S. W. (2014). Effects of prenatal alcohol exposure on testosterone and pubertal development. Alcoholism: Clinical and experimental research, 38, 1261-1279.

doi:10.1111/acer.12395

Cavazos-Regh, P. A., Krauss, M. J., Spitznagel, E. L., Schootman, M., Bucholz, K. K., Peipert, J. F., … Beirut, L. J. (2009). Age of sexual debut among US adolescents. Contraception, 80, 158-162. doi:10.1016/j.contraception,2009.02.014

Conradt, E., Lagasse, L. L., Shankaran, S., Bada, H., Bauer, C. R., Whitaker, T. M.,

Hammond, J. A., & Lester, B. M. (2015). Physiological correlates of neurobehavioral disinhibition that relate to drug use and risky sexual behavior in adolescents with prenatal substance exposure. Developmental neuroscience, 36, 306-315.

(21)

Crockett, L. J., Raffaelli, M., & Moilanen, K. L. (2003). Adolescent sexuality: Behavior and meaning. Faculty publications, Department of psychology. Paper 245. Retrieved from: http://digitalcommons.unl.edu/psychfacpub/245

Dörrie, N., Föcker, M., Freunscht, I., & Hebebrand, J. (2014). Fetal alcohol spectrum disorders. European child and adolescent psychiatry, 23, 863-875.

doi:10.1007/s00787-014-0571-6

Esper, L. H., & Furtado, E. F. (2014). Identifying maternal risk factors associated with fetal alcohol spectrum disorders: A systematic review. European child & adolescent psychiatry, 23, 877-889. doi:10.1007/s00787-014-0603-2

Finer, L. B. (2007). Trends in premarital sex in the United States, 1954-2003. Public health reports, 122, 73-78.

Finer, L. B. (2010). Unintended pregnancy among U.S. adolescents: Accounting for sexual activity. Journal of adolescent health, 47, 312-314. doi:10.1016/j.jadohealth

.2010.02.002

De Genna, N. M., & Cornelius, M. D. (2015). Maternal drinking and risky sexual behavior in offspring. Health education and behavior, 42(2), 185-193. doi:10.1177

/1090198114547812

Grello, C. M., Welsh, D. P., & Harper, M. S. (2006). No strings attached: The nature of casual sex in college students. Journal of Sex Research, 43, 255–267.

doi:10.1080/00224490609552324

Kelly, S. J., Day, N., & Streissguth, A. P. (2000). Effects of prenatal alcohol exposure on social behavior in humans and other species. Neurotoxicology and teratology, 22, 143 -149. doi:10.1016/S0892-0362(99)00073-2

Kodituwakku, P. W., & Kodituwakku, E. L. (2011). From research to practice: An integrative framework for the development of interventions for children with fetal alcohol

(22)

spectrum disorders. Neuropsychology review, 21, 204-223. doi:10.1007/s11065-011 -9170-1

Kvigne, V. L., Leonardson, G. R., Borzelleca, J., Neff-Smith, M., & Welty, T. K. (2009). Characteristics of children whose siblings have fetal alcohol syndrome or incomplete fetal alcohol syndrome. Pediatrics, 123, 526-533. doi:10.1542/peds.2008-2423 Lambert, B. L., Bann, C. M., Bauer, C. R., Shankaran, S., Bada, H. S., Lester, B. M., …

Higgins, R. D. (2013). Risk-Taking behavior among adolescents with prenatal drug exposure and extrauterine environmental adversity. Journal of developmental & behavioral pediatrics, 34, 669-679. doi:10.1097/01.DBP.0000437726.16588.e2. Landgren, M., Svensson, L., Strömland, K., & Andersson Grönland, M. (2010). Prenatal

alcohol exposure and neurodevelopmental disorders in children adopted from Eastern Europe. Pediatrics, 125, e1178-e1185. doi:10.1542/peds.2009-0712

Lange, S., Shield, K., Rehm, J., & Popova, S. (2013). Prevalence of fetal alcohol spectrum disorders in child care settings: a meta-analysis. Pediatrics, 132(4).

doi:10.1542/peds,2013-0066

Lanting, C. I., Van Dommelen, P., Van der Pal-De Bruin, K. M., Bennebroek Gravenhorst, J., & Van Wouwe, J. P. (2015). Prevalence and pattern of alcohol consumption during pregnancy in the Netherlands. BMC Public Health, 15, 723. doi: 10.1186.s12889 -015 -20700-1

Martin, J. A., Hamilton, B. E., Ostermann, M. J. K., Curtin, S. C., & Mathews, T. J. (2015). Births: Final data for 2013. National vita statistics report, 64. Hyatssville, MD: National center for health statistics.

Martinez, G., Copen, C. E., & Abma, J. C. (2011) Teenagers in the United States: Sexual activity, contraceptive use, and childbearing, 2006–2010 National Survey of Family Growth. Vital Health Statistics, 23(31).

(23)

Millstein, S. G., & Moscicki, A. (1993). Sexually-transmitted disease in female adolescents: Effects of psychosocial factors and high risk behaviors. Journal of adolescent health, 17, 83-90.

O’Leary, C. M., Nassar, N., Zubrick, S. R., Kurinczuk, J. J., Stanley, F., & Bower, C. (2009). Evidence of a complex association between dose, pattern and timing of prenatal alcohol exposure and child behavior problems. Addiction, 105, 74-86.

doi:10.1111/j.1360-0443.2009.02756.x

Olson, H. C., Oti, R., Gelo, J., & Beck, S. (2009). “Family matters:” Fetal alcohol spectrum disorders and the family. Developmental disabilities, 15, 235-249. doi:10.1002/ddrr.65 Paley, B., Connor, M. J., Frankel, F., & Marquardt, R. (2006). Predictors of stress in parents

of children with fetal alcohol spectrum disorders. Developmental and behavioral pediatrics, 27, 396-404. doi:10.1097/00004703-2006100000-00005

Petersen, L. T., Meijer, S., De Graaf, H., & Van Bergen, J. (2006). Seksueel gedrag en het risico van seksueel overdraagbare aandoeningen bij jongeren en adolescenten. Bijblijven, 22, 264-268. doi:10.1007/BF03059949

Petrenko, C. L., Tahir, N., Mahoney, E. C., & Chin, N. P. (2014). Prevention of secondary conditions in fetal alcohol spectrum disorders: Identification of systems-level barriers. Maternal health journal, 18, 1496-1505. doi:10.1007/s10995-013-1390-y

Sales, J. M., Brown, J. L., DiClemente, R. J., Davis, T. L., Kottke, M. J., & Rose, E. S. (2012). Age differences in STDs, sexual behaviors, and correlates of risky sex among sexually experienced adolescent African-American females. Journal of pediatric psychology, 37, 33-42. doi:10.1093/jpepsy/jsro76

Schonfeld, A. M., Mattson, S. N., & Riley, E. P. (2005). Moral maturity and delinquency after prenatal alcohol exposure. Journal of studies on alcohol, 66, 545-554.

(24)

Scott, M. E., Wildsmit, E., Welti, K., Ryan, S., Schelar, E., & Steward-Streng, N. R. (2011). Risky adolescent sexual behaviors and reproductive health in young adulthood.

Perspectives on sexual and reproductive health, 43(2), 110-118. doi:10.1363/4311011 Streissguth, A. P., Barr, H. M., Kogan, J., & Bookstein, F. L. (1996). Understanding the

occurrence of secondary disabilities in clients with fetal alcohol syndrome (FAS) and fetal alcohol effects (FAE). Final Report to the Centers for Disease Control and Prevention (CDC), August, 1996, Seattle: University of Washington, Fetal Alcohol & Drug Unit.

Streissguth, A. P., Bookstein, F. L., Barr, H. M., Sampson, P. D., O’Malley, K., & Kogan Young, J. (2004). Risk factors for adverse life outcomes in fetal alcohol syndrome and fetal alcohol effects. Developmental and behavioral pediatrics, 4, 228-238. doi:0196 -206x/00/2504-0228

Tanfer, K., Cubbins, L. A., & Billy, J. O. G. (1995). Gender, race, class and self-reported sexually transmitted disease incidence. Family planning perspectives, 27(5), 196-202. Retrieved from: http://www.jstor.org/stable/2136275

Traen, B., & Lewin, B. (1992). Casual sex among Norwegian adolescents. Archives of Sexual Behavior, 21, 253-269

Vivancos, R., Abubakar, I., Phillips-Howard, P., & Hunter, P. R. (2012). School-based sex education is associated with reduced risky sexual behavior and sexually transmitted infections in young adults. Public health, 127, 53-57. doi:10.1016.j.puhe.2012.09.016 Zimmer-Gembeck, M. J,. & Helfand, M. (2008). Ten years of longitudinal research on U.S.

adolescent sexual behavior: Developmental correlates of sexual intercourse, and the importance of age, gender and ethnic background. Developmental review, 28, 153 -224. DOI:10.1016/j.dr.2007.06.001

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De verschillen in het voorkomen van antisociaal gedrag tussen de eerste en tweede meting bleken gering zijn.. Uitgesplitst naar agressief en delinquent gedrag rapporteren kinderen

Door de beleidsmedewerkers van de koepels en bonden is een aantal knelpunten genoemd, die goede communicatie over hun beleid rond seksueel grensoverschrijdend

Met hierdie laaste ondersoek sal ons ook ten slotte ’n antwoord kan probeer gee op ons oorspronklike vraag of die Nuwe Hervorming inderdaad ’n alternatiewe vorm van spiritualiteit

Dit is echter niet te zeggen voor intentie, deze heeft zelf geen unieke waarde als de andere voorspellers, impulsiviteit, impliciete cognities, attitude en gedragscontrole, in

Wel geeft het aan dat allochtone jongeren relatief minder ervaring, negatievere attitudes, ‘willingness’ en een lagere descriptieve norm ten aanzien van de ‘traditionele

(Het gaat hier om sex-related alcohol expectancies.) Aangezien in andere onderzoeken is gevonden dat mensen met hoge verwachtingen meer seksueel risicogedrag

Bovendien werd deze schaal aangepast voor cross- genderonderzoek door te vragen naar wenselijk gedrag voor een jongen, in plaats van wenselijk gedrag van

Daarom wordt in dit onderzoek de relatie onderzocht tussen culturele variabelen, als gender rollen, mythen en stigmatisering, sociale cognities en onveilig seksueel gedrag bij