• No results found

De invloed van MDMA-gebruik op effort-based decision-making in virtual reality

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van MDMA-gebruik op effort-based decision-making in virtual reality"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorproject: Onderzoeksverslag

De Invloed van MDMA-gebruik op Effort-Based Decision-Making in

Virtual Reality

Jeroen Altelaar

Begeleider: Jasper Winkel

Studentnummer: 10145052

Universiteit van Amsterdam

Bachelorproject Brein & Cognitie

(2)

Aantal Woorden: 5.608

Aantal Woorden Abstract: 196

Abstract

Achtergrond: De drug MDMA (3,4-methylenedioxymetamphetamine) wordt relatief veel gebruikt in Nederland, vooral onder studenten. Ondanks het veelvuldige gebruik zijn de gevolgen voor beslisprocessen nog niet volledig in kaart gebracht; er is nog geen studie die naar de relatie heeft gekeken met effort-based decision-making (EBDM). Bij psychologietesten bestaat vaak een trade-off bestaat tussen ecologische validiteit en experimentele controle, door gebruik van Virtual Reality (VR) wordt getracht een design te ontwikkelen waar met beide rekening wordt gehouden.

Methoden en vraagstelling: De invloed van MDMA op EBDM werd onderzocht, met impulsiviteit als mogelijke mediator. De invloed van realisme op EBDM werd onderzocht, waarbij gewisseld werd in realisme van effort en beloning middels VR. Zelfrapportage werd gebruikt om MDMA-gebruik en impulsiviteit (Barett Impulsiveness Scale) te meten. Realisme werd gemanipuleerd door drie condities in VR (baseline, realistische-effort, realistische-reward), EBDM-scores uitgerekend middels een point of indifference (POI).

Resultaten: Er werd geen invloed van MDMA op EBDM gevonden, impulsiviteit bleek geen mediator. Uit de date kwam geen significant effect van realisme op EBDM.

Conclusies: Door veel problemen tijdens onderzoek kunnen geen harde conclusies worden getrokken uit de resultaten, VR blijft een veelbelovende methode om de ecologische validiteit te verhogen zonder in te leveren op experimentele controle.

(3)

Introductie

Ecstasy is de meest gebruikte harddrug in Nederland: ruim een kwart miljoen mensen (7,4%) hebben ooit ecstasy gebruikt (CBS, 2016). Het gebruik van ecstasy in Nederland is erg hoog vergeleken met de rest van Europa, met het hoogste Europese percentage gebruikers onder jongvolwassenen en studenten (Mounteney et al., 2015). Bij een analyse van rioolwater, waarmee een indicatie gegeven kan worden van lokaal middelengebruik, worden in

Nederlandse steden veel meer sporen van MDMA (3,4-methylenedioxymetamphetamine), de actieve substantie in ecstasy, aangetroffen dan in de andere 19 onderzochte Europese steden (Thomas et al., 2012). Gezien het hoge gebruik lijkt het wenselijk de cognitieve effecten van MDMA-gebruik goed in kaart te brengen.

De primaire werking van MDMA is de beïnvloeding van de serotonerge

neurotransmissie, waarbij de afgifte van serotonine (5-HT) vergroot wordt (figuur 1). De stof is een substraat voor de serotonine transporter (SERT), waardoor de reguliere functie hiervan wordt omgedraaid; SERT wordt belet serotonine vanuit de synaptische spleet weer op te nemen in het presynaptisch neuron en brengt serotonine juist de spleet in. Dit leidt tot een lange en hevigere excitatie van de postsynaptische receptoren (Erritzoe et al., 2011; Stahl, 2013; Urban et al., 2012). Bovendien is MDMA ook een agonist voor 5HT2A-receptoren, en in mindere mate voor 5HT1A-receptoren, waardoor ook directe excitatie van het postsynaptisch neuron

plaatsvindt (Stahl, 2013). Bovenstaande chemische neurotransmissie leidt uiteindelijk tot het extatische gevoel waar de drug zijn naam aan ontleent. Deze effecten komen vooral tot stand door activatie van de basale ganglia, hippocampus, hypothalamus en amygdala, waarbij er een sterk activatiepatroon in het corticostriatale circuit richting de sensoromotorische cortex gezien wordt, bovendien vertoont de visuele cortex een intense activatie (Brevard, Meyer, Harder, & Ferris, 2006).

(4)

Figuur 1. Mechanismen van hallucinogenen op 5HT2A receptoren (Stahl, 2013).

Het gebruik van MDMA heeft verschillende gedocumenteerde neurobiologische

gevolgen. Bij dieronderzoek wordt diverse corticale en subcorticale hersenschade gevonden na langdurige toediening van MDMA. Tevens worden er hier verlaagde algemene

serotonineniveaus gevonden (Battaglia, Sharkey, Kuhar,, & De Souza, 1991; Lew et al., 1996). Bij langdurig gebruik van MDMA door mensen kan door middel van een PET-scan worden aangetoond dat dit leidt tot een verminderde hoeveelheid van SERT-bindingsplaatsen en 5HT2A-receptorbinding (Erritzoe et al., 2011; Kish et al., 2010). Bovendien worden er neurodegeneratieve afwijkingen gevonden, waarbij onder andere wordt vermoed dat MDMA uiteindelijk leidt tot afsterving van de serotonerge axonterminals (Erritzoe et al., 2011; Stahl, 2013). Ten slotte vonden Liu et al. (2011) dat MDMA-gebruikers hogere waarden van myo-inositol en cho in de serotonerge gebieden van de basale ganglia bevatten. Deze stoffen worden gezien als indicatie voor functiedegeneratie. Tevens toonde diffusion-tensor imaging aan dat er een significante toename van fractional anisotropy was in het basale ganglia-thalamocorticale circuit, een indicatie voor mogelijke dysfunctie in dit gebied.

Behalve de neurobiologische veranderingen worden ook diverse functionele gevolgen gevonden. Er is veel onderzoek gedaan naar het effect MDMA op specifieke beslisprocessen. Zo is gevonden dat MDMA-gebruik leidt tot minder gevoeligheid voor eventuele winst of verlies bij riskante beslissingen (Morgan, Impallomeni, Pirona, & Rogers, 2006). Tevens wordt er ten opzichte van een controlegroep slechter gescoord op een IOWA Gambling Task, een taak waarbij de keuze voor hoge winsten geïnhibeerd dient te worden ten bate van de

(5)

Sullwold, 2008). Beperkt gebruik van de substantie lijkt ook al significante effecten te kunnen bewerkstelligen. Zo werden de resultaten van Hanson et al. (2008) verkregen bij personen die gemiddeld slechts 1,7 keer MDMA hadden gebruikt en lijkt eenmalig gebruik van ecstasy al te kunnen leiden tot het verdwijnen van een gebruikelijk leereffect bij een 15-woorden test (De Win et al., 2005).

Een mogelijke verklaring voor de afwijkingen in de beslisprocessen is de verhoogde impulsiviteit die de gebruikers van MDMA kenmerkt. Een verhoogde impulsiviteit wordt

gevonden bij veel drugsgebruikers, waarschijnlijk door een duaal oorzaak-gevolg-relatie, waarbij een verhoogde impulsiviteit zowel een oorzaak als een gevolg van drugsgebruik is (De Wit, 2011). Ten opzichte van een controlegroep werden bij MDMA-gebruikers hogere scores en een kortere latentietijd gevonden bij het afnemen van de Matching Familiar Figures Test, welke beide een verhoogde impulsiviteit impliceren (Morgan et al., 2006). Op basis van diverse self-report procedures worden ook hogere impulsiviteitscores gevonden ten opzichte van andere soorten drugsgebruikers (Hanson et al., 2008). De verhoogde impulsiviteit vindt ook plaats op het moment dat de drug actief is. Rademakers en Kuypers (2006) dienden participanten gerandomiseerd een variabele hoeveelheid MDMA toe, zij vonden een verhoging van

impulsiviteit bij de groep die MDMA kreeg, waarbij dit effect samenhing met de hoogte van de dosering.

Een beslisproces dat in combinatie met MDMA nog amper aandacht heeft gekregen in de literatuur is effort-based decision-making (EBDM). EBDM-experimenten onderzoeken de verhouding tussen de effort die mensen in een taak willen stoppen ten opzichte van de beloning die ze hiervoor krijgen (Kurniawan, Guitart-Masip, & Dolan, 2011). Mensen willen gebruikelijk meer effort in een taak stoppen als ze er meer beloning voor krijgen. Het vinden van het

individuele evenwicht tussen effort en beloning is het doel van het EBDM-paradigma. Salamone, Cousins en Bucher (1994) ontwikkelden het klassieke EBDM-paradigma waarbij ratten in een T-vormig doolhof werden geplaatst. In de twee armen van het doolhof werden de benodigde effort en de beloning gemanipuleerd. Ratten hadden de keuze voor een low-effort/low-reward conditie (LE/LR) zonder hindernis en een relatief kleine beloning, en een high-effort/high-reward conditie (HE/HR) met een hindernis en relatief grote beloning. Een manier om EBDM bij mensen te onderzoeken is door middel van de Effort-Expenditure for Rewards task (EEfRT) (Treadway, Bossaler, Shelton & Zald, 2012; Treadway, Buckoltz, Schwartzman, 2009). Dit is een spel met meerdere trials waarbij deelnemers kunnen kiezen tussen een mogelijkheid 30 keer op een knop te drukken met een kleine beloning als gevolg, of 100 keer op een knop te drukken met een grotere beloning tot gevolg. De beloning bestond iedere trial uit een variabele monetaire waarde, uit deze waarden werden aan het eind van het experiment gerandomiseerd twee beloningen gekozen en uitbetaald.

Cerebrale structuren die een belangrijke rol lijken te spelen in EBDM zijn de anterior cingulate cortex (ACC) en de basale ganglia, met name de nucleus accumbens (NAc) en het

(6)

striatum. De NAc lijkt zich voornamelijk te richten op de te prefereren uitkomst, terwijl de ACC de meest kosteneffectieve optie bepaalt (Assadi, Yücel, & Pantelis, 2009). Verschillende delen van de basale ganglia variëren echter in activatie bij het veranderen van de verwachte effort of beloning, implicerend dat deze ook een rol spelen in de effort-beloning-relatie (Croxon, Walton, Behrens, & Rushworth, 2009; Kurniawan et al., 2011). De basale ganglia zijn via de thalamus met bijna alle corticale gebieden verbonden, voornamelijk met de frontale kwabben (Kurniawan et al., 2011). Het lijkt erop dat het neurale netwerk tussen de thalamus, basale ganglia (NAc) en ACC een beslissende rol speelt in het maken van besluiten (Assadi et al., 2009). Om de meest optimale beslissing te verwezenlijken wordt dit systeem gereguleerd door dopamine (Assadi et al., 2009). Volgens Philips, Walton en Jhou (2007) is de balans tussen effort en beloning een hyperbolische curve, waarbij er steeds meer beloning nodig is om een extra eenheid effort te verwezenlijken. Hierbij suggereren zij dat het dopaminesysteem deze functie kan versterken, waarbij extra dopamine leidt tot meer effort en minder dopamine tot minder effort. Hoewel een blokkade van dopamine in de NAc inderdaad leidt tot minder HE/HR-keuzes (Bardgett,

Depenbrock, Downs, Points, & Green, 2009; Salamone et al., 1994), is het effect bij het versterken van dopamine een stuk minder eenduidig: er ontstaat een dosisafhankelijk effect, waarbij een lage dosis leidt tot meer HE/HR-keuzes en een hoge dosis tot meer HE/HR-keuzes (Floresco, Tse, & Sharifi, 2008).

Bardgett et al. (2009) ontdekten dat een kleine hoeveelheid amfetamine, dat dopamine en serotonineniveaus kan verhogen, een geïnduceerde dopamineblokkade kan compenseren, waarbij de gereduceerde tendens om te kiezen voor de HE/HR-optie weer ongedaan gemaakt wordt. Dit effect kan mogelijk worden verklaard door de verhoging van de serotonineniveaus door de amfetamines (Kurniawan et al., 2011). Aangezien MDMA-gebruik kan leiden tot lagere

serotonineniveaus en minder receptoractivatie zou dit mogelijk een effect kunnen hebben op de keuze tijdens de EBDM-taak. Verminderde 5HT2A-receptoractivatie zorgt door een blokkade van glutamerge pyramidaalneuronen voor een verhoging van corticale dopamineniveaus (Egerton, Ahmad, Hirani, & Grasby, 2008; Ichikawa et al., 2001). Deze verhoging van dopamine lijkt primair plaats te vinden in de NAc en het striatum (Porras et al., 2002), structuren met een elementaire functie in EBDM. Hoewel er geen sprake lijkt van een directe lineaire verhouding tussen dopamine en HE/HR-keuzes lijkt een verhoging van corticale dopamineniveaus gepaard te gaan met meer HE/HR-keuzes (Floresco et al., 2008; Kurniawan et al., 2011), waardoor MDMA-gebruik mogelijk ook dit effect zal bewerkstelligen. Echter, MDMA leidt ook tot stimulatie van de 5HT1A-receptoren; hoewel de invloed minder sterk is dan op de 5HT2A-receptoren en SERT zou verminderde 5HT1A-receptoractivatie juist leidden tot verhoogde corticale dopamine-afgifte (Morley, Arnold, &

McGregor, 2005).

Het eerdergenoemde onderzoek van Liu et al. (2011) toonde mogelijke degeneratie en dysfunctie aan in respectievelijk de basale ganglia en het basale ganglia-thalamocorticale circuit. Gezien de elementaire rol van de basale ganglia en dit netwerk zou dit gevolgen kunnen hebben

(7)

voor EBDM. Schulz, Becker, Nagel, Ameln-Mayerhofer en Koch (2013) vonden bij een klassiek T-doolhof-EBDM-paradigma dat ratten juist minder HE/HR-keuzes maakten indien zij een

voorgeschiedenis hadden van veelvuldige MDMA-injecties. Ondanks de grote hoeveelheid

literatuur met betrekking tot beslisprocessen is er bij mensen nog geen onderzoek gedaan naar de effecten van MDMA op EBDM. Deze studie zal zich hier dan ook op richten.

Hoewel er met de EEfRT al een gevalideerde test is om EBDM bij mensen te onderzoeken doet zich hier een probleem waar bij veel psychologische testen sprake van is, namelijk die van een lage ecologische validiteit, de congruentie tussen de experimentele omgeving en de setting van het te onderzoeken dagelijks functioneren (Bohil, Alicea, & Biocca, 2011). Het gebrek aan ecologische validiteit kan gevolgen hebben voor die van de externe validiteit, de mate waarin de onderzoeksresultaten gegeneraliseerd kunnen worden naar andere situaties en omgevingen (Mook, 2001). Zelfs neuropsychologische test die ontwikkeld zijn om cognitief functioneren in het dagelijks leven te meten vertonen maar een lage tot gemiddelde correlatie met het daadwerkelijke gedrag (Chayter & Schmitter-Edgecomb, 2003). Veel testen bevatten een hoge interne validiteit door de mogelijkheid tot zorgvuldige experimentele controle, wat echter meestal ten koste gaat van de mogelijkheid tot generalisatie naar het dagelijks leven (Bohil, Alicea, & Biocca, 2011; Chayter & Schmitter-Edgecomb, 2003).

Een mogelijke oplossing voor de ogenschijnlijke trade-off tussen experimentele controle en ecologische validiteit kan worden gevonden in het gebruik van virtual reality (VR) door middel van head-mounted displays. Met VR kan een interactieve, multisensorische, realistische wereld

geschapen worden. Door een hoge immersion, de mate van (multi)sensorische stimulatie, ontstaat tevens een grote psychologische betrokkenheid en gevoel van aanwezigheid, de sense of

presence (Bohil et al., 2011). Door deze sense of presence kan een taak zeer realistisch gemaakt worden zonder in te leveren op experimentele controle. De verwachting is dat het realistischer maken van de taken ook effect zal hebben op een EBDM-taak.

In het onderzoek zal allereerst het realisme worden gemanipuleerd, waarbij het effect op de EBDM-taak zal worden onderzocht. Zowel de effort als de beloning worden realistischer gemaakt. De verwachting is dat het realistischer maken van een onderdeel de manipulatie van deze

component versterkt; zo zullen mensen meer effort in een taak willen stoppen als de beloning realistischer lijkt. Verwacht wordt dat deelnemers ten opzichte van de controleconditie minder moeite zullen doen voor een taak waarbij de effort realistischer is en meer moeite zullen doen voor een taak waarbij de beloning realistischer is.

Ten tweede wordt de invloed van MDMA-gebruik op de EBDM-taak onderzocht. Daartoe worden de deelnemers gevraagd naar hun geschiedenis van MDMA-gebruik. Gezien de gevonden effecten bij zeer beperkt gebruik wordt verwacht dat minstens eenmalig gebruik in het afgelopen jaar al effect zal hebben op het beslisproces. Op basis van de verminderde serotonineniveaus en 5HT2A-receptoractivatie wordt verwacht dat deelnemers die in het afgelopen jaar MDMA hebben gebruikt meer HE/HR-keuzes zullen maken. De literatuur is hier echter niet eenduidig in, door de

(8)

complexe cerebrale veranderingen als gevolg van MDMA, verminderde 5HT1A-receptoractivatie, en het tegengestelde effect dat Schulz et al. (2013) bij ratten vonden, zou een omgekeerd effect ook mogelijk zijn. Er wordt daarom geen specifieke voorspelling gedaan over het effect dat MDMA-gebruik zal bewerkstelligen.

Ten slotte wordt onderzocht of een mogelijk effect van MDMA-gebruik op EBDM te verklaren is door verhoogde impulsiviteit. Impulsiviteit zal worden gemeten aan de hand van de Baratt Impulsiveness Scale (BIS). Impulsiviteit bij beslisprocessen wordt in onderzoeken ook gemeten aan de hand van de latentietijd, de tijd die het duurt voordat een proefpersoon een keuze maakt (bijv. Morgan et al., 2008). In dit onderzoek zal de tijdsduur voor de keuze tussen een LE/LR- of HE/HR-conditie dan ook gebruikt worden als tweede variabele voor impulsiviteit. Verwacht wordt dat impulsiviteit een mediërende rol zal spelen in de relatie tussen MDMA en conditiekeuzes.

Methode

Deelnemers

Aan dit onderzoek deden 51 deelnemers mee, waarvan 32 mannen. De gemiddelde leeftijd was 23 jaar (min 18, max 33). Deelnemers kwamen uit het persoonlijke netwerk van de

onderzoekers of werden geworven via de universiteit. Deelnemers kregen geen vergoeding voor hun deelname, eerstejaarsstudenten kregen twee proefpersoonpunten. Deelnemers konden een bedrag winnen dat gelijk stond aan het gemiddelde aantal muntjes dat zij bij elkaar speelden, waarbij ieder muntje 10 eurocent waard was. Een willekeurige deelnemer kreeg deze vergoeding toegewezen.

Materiaal

De VR-taak werd uitgevoerd met een VR-bril (Oculus Rift DK2) gekoppeld aan een PC. Als input werd gebruikgemaakt van een gemodificeerde fietspomp, welke gefixeerd werd aan de ondergrond. Een strip aluminium werd bevestigd aan de hendel van de pomp, welke de complete lengte van de pomp beslaat, met daaraan een computermuis bevestigd. Doordat de strip bevestigd is aan het handvat beweegt deze op en neer bij de pompbeweging; een beweging die wordt

geregistreerd door de muis. Op deze wijze werd de manuele handeling digitaal geconverteerd. De pompende beweging in een zittende houding doet denken aan de pompbeweging die gemaakt dient te worden om een mijnkar in beweging te houden. Bovendien werd de fietspomp ook gevisualiseerd in VR, waardoor er een grotere immersion ontstond. De (lucht)weerstand van de pomp zorgde ervoor dat het pompen voor voldoende effort zorgde. Een goed afsluitende koptelefoon zorgde voor geluid dat overeenkwam met de visuele omgeving en het buitensluiten van overige geluiden uit de testruimte.

(9)

Tijdens het experiment werd gebruikgemaakt van een adaptieve reward modifier. Voor iedere trial werd de beloning voor beide routes uitgerekend door de totale effortwaarden af te trekken van beide routes (nul voor groen, twee voor oranje, drie voor rood) en deze waarde te

vermenigvuldigen met de reward modifier. De uitkomst wordt vervolgens toegevoegd aan de basiswaarde van 10 voor de hoge beloningsroute en van 10 afgetrokken voor de lage beloningsroute. De waarde van de reward modifier zat tussen 0 (geen verschil tussen de beloningen) en 1.25 (maximale beloning van 20 munten, gedeeld door het maximale verschil tussen routes (16)). Iedere trial begon met een reward modifier waarde van 0.625, de maximale reward modifier gedeeld door twee. Voor iedere HE/HR-keuze wordt er een delta-reward value (DR) van de reward modifier afgetrokken, voor iedere LE/LR hierbij opgeteld. De toegevoegde of verminderde DR groeide met iedere opeenvolgende keuze, respectievelijk met 0.02 voor de eerste, 0.05 voor de tweede, 0.1 voor de derde, en 0.2 voor iedere volgende overeenkomstige keuze. Indien er gewisseld wordt tussen de keuze voor HE/HR en LE/LR viel de DR terug naar 0.02. De minimale waarde blijft boven 0 om te voorkomen dat de LE/LR een hogere beloning uit zou kunnen keren. De maximumwaarde was ingesteld op 1.25 om verschilscores in munten boven de 20 te voorkomen.

De relatie tussen beloning en effort werd voor iedere deelnemer in iedere conditie uitgerekend middels de point of indifference (POI). Het toewijzen van POI-waarden is een

betrouwbare methode voor het meten van individuele verschillen in subjectieve effort (Westbrook, Kester, & Braver 2013). De POI viel binnen het interval van 0 en 1.25 en werd berekend door het gemiddelde van de reward modifier waarden in de laatste vier trials. Een lage POI impliceert een voorkeur voor HE/HR keuzes, een hoge POI een voorkeur voor LE/LR keuzes. Bij een gemiddelde POI van 0.0 in alle condities heeft de deelnemer geen afweging gemaakt tussen de effort en beloning van een taak, deze deelnemers werden uitgesloten van de dataverwerking. De scores van overige deelnemers die een zeer lage POI hadden, implicerend dat zij bijna alleen op de beloning hebben gelet, en als ceiling effect gecategoriseerd zouden kunnen worden zijn wel meegenomen1.

De verschillen in POI-waarden representeren de verschillen in de waargenomen effort of beloning. Indien de visualisatie van de beloning constant wordt gehouden zijn verschillen in POI-waarden een gevolg van de waargenomen effort. Indien de visualisatie van de effort constant wordt gehouden zijn de verschillen in POI een gevolg van de waargenomen beloning. De POI wordt bereikt wanneer een deelnemer geen voorkeur meer heeft voor een van beide opties; er zullen, afwisselend, evenveel HE/HR als LE/LRkeuzes gemaakt worden.

De vragenlijsten werden ingevuld op een tweede PC. Voor het meten van impulsiviteit werd gebruik gemaakt van de BIS. Deze vragenlijst, die impulsiviteit meet middels 30 items op een een 4-puntsschaal, is een goede indicator van het multidimensionale construct impulsiviteit (Stanford,

1

Andere verklaringen zijn niet uitgesloten, en bovendien bevat deze lage score potentieel zeer relevante informatie

voor dit onderzoek (bijv. wanneer alleen MDMA-gebruikers zo laag scoren). Aangezien er sterke argumenten zijn om meer data als ceiling effect te bestempelen staan de analyses van deze data in de Appendix.

(10)

Mathias, & Dougherty, 2009). MDMA-gebruik werd gemeten door te vragen naar de consumptie van XTC-pillen, de meest gangbare wijze om MDMA te consumeren. De vragenlijst bestond uit drie vragen, waarbij gevraagd werd naar het aantal XTC-pillen dat de deelnemers hadden gebruikt in de afgelopen twee jaar, gedurende hun hele leven, en ruimte voor eventuele opmerkingen. Voor dit onderzoek is het primair van belang of proefpersonen de afgelopen twee jaar MDMA hebben gebruikt; het aantal pillen diende om een idee te geven van het aantal dat werd gebruikt.

Deelnemers die geen XTC hadden gebruikt in de afgelopen twee jaar maar wel daarvoor werden niet meegenomen in dit onderzoek. Zodoende werden deelnemers gecategoriseerd als personen die de afgelopen twee jaar XTC hebben gebruikt (X+) en nooit XTC hebben gebruikt (X-).

Taakomschrijving

In de VR-taak werden drie condities doorlopen: de beloning en de effort werden

realistischer gemaakt in respectievelijk de rewardconditie en de effortconditie, bovendien was er een baselineconditie waar geen extra realisme plaats vond.

In de baselineconditie (Figuur 2a) werden de routes (effort) en muntjes (beloning) gevisualiseerd op twee computerschermen, welke zich in VR links en rechts van de powerbar bevonden. De muntjes werden weergeven als opeengestapelde oranje schijfjes. Na het kiezen van een route kon de powerbar beïnvloed worden door het gebruik van de fietspomp, waarboven de voortgang op de route verscheen door een blauw balkje dat over de kleurcodering heen schoof.

In de rewardconditie (Figuur 2b) werd het realisme van de beloning versterkt door een realistische stapel muntjes te weergeven, welke na de LR/HR keuze in een voor de deelnemer gepositioneerd kistje leken te vliegen. De route werd op dezelfde wijze afgelegd als bij de baselineconditie.

In de effortconditie (Figuur 2cd) werd de realiteit van de effort versterkt. De deelnemers bevonden zich in een mijnkar in een kamer met twee schermen waarop de route en abstracte muntjes werden weergeven. Na het selecteren van een route opende zich een deur waardoor de kar naar buiten begon te rijden. De powerbar bevond zich in het mijnkarretje, de route werd gevisualiseerd door een parcours zonder begroeiing of begroeid met gras of struiken, respectievelijk een visualisatie van geen, matige en hoge effort.

(11)

Figuur 2: VR-condities. Vanaf linksboven, met de klok mee: (a) Baselineconditie, (b) Rewardconditie, (c) Effortconditie (LE/LR & HE/HR-track), (d) Effortconditie (keuzemoment)

Voor de start van het experiment werd er een testtrial gedaan in iedere conditie, waar werd gecontroleerd of de deelnemer alle instructies had begrepen, alle relevante informatie nog

beschikbaar had, en de fietspomp op een juiste wijze hanteerde.

Procedure

Na het invullen van de informed consent begon de deelnemer aan de VR-taak of de vragenlijsten. De deelnemers vulden voorafgaand aan of volgend op de VR-taak de vragenlijsten in, tevens was er een korte vragenlijst die altijd ingevuld diende te worden na de VR-taak, waarin korte vragen over de verschillende taken stonden. In de VR-taak voltooiden deelnemers 3

condities (baseline, realistische beloningconditie en realistische effortconditie) in gerandomiseerde volgorde, bestaande uit 13 trials per conditie. Deelnemers werden geïnstrueerd om een powerbar, welke van laag (rood) via middel (oranje) naar hoog (groen) liep, in het groen te houden door te pompen met de fietspomp. Aan het begin van iedere trial dienden de deelnemers een keuze te maken tussen een HE/HR of een LE/LR route. Deelnemers werd verteld dat zij tijdens het experiment een afweging dienden te maken tussen de mate van effort die ze in een taak wilde stoppen en de beloning die hierbij hoorde. De keuze voor een HR- of LR-conditie kon worden gemaakt met de aan de fietspomp gekoppelde muis. De mate van effort werd voorafgaand aan de keuze gevisualiseerd door groene, oranje en rode kleurcodering, welke respectievelijk geen, matige, en heftige inspanning vereisten.

(12)

Resultaten

Als gevolg van misselijkheid, technisch falen tijdens het onderzoek, een gemiddeld POI van 0.0 in alle condities, of niet volledig ingevulde informatie zijn zeven van de 51 deelnemers uitgesloten van data-analyse. De data van twee deelnemers is niet meegenomen in verband met de exclusiecriteria voor MDMA-gebruik.

De overige data is gebruikt voor de analyses2. De gemiddelden staan in Tabel 1 weergeven, grafische weergaven in Figuur 6 en Figuur 7.

2

(13)

Tabel 1.

Gemiddelde POI-scores, Standaarddeviaties en Aantal Deelnemers per VR-Conditie en XTC-Groep

VR- Conditie Gemiddelde Standaarddeviatie N Baseline X- 0,44 0,36 19 X+ 0,43 0,33 23 Totaal 0,44 0,34 42 Reward X- 0,43 0,36 19 X+ 0,42 0,43 23 Totaal 0,43 0,39 42 Effort X- 0,53 0,37 19 X+ 0,45 0,38 23 Totaal 0,49 0,37 42

Voor de twee hypothesen is een Mixed ANOVA uitgevoerd over deze gemiddelden, met drie within-group variabelen (baseline, reward, effort) en één between-group variabele (XTC in de afgelopen twee jaar). Mauchly’s test impliceert dat er voldaan is aan de assumptie van sfericiteit (𝜒𝜒2 (2) = 2.76, p = 0.251). Er werd geen effect gevonden voor de mate van realisme, implicerend dat er geen verschillen waren tussen de POI-waarden in de baseline-, effort-, en rewardcondities (F(2,80) = 1.440, p = 0.243; Figuur 6)3.

Figuur 6. Gemiddelde POI-scores per VR-conditie. Foutbalken = 95% betrouwbaarheidsinterval.

3

Alle foutbalken, met uitzondering van de BIS-scores (figuur 8), zijn berekend middels de methode van Cousineau (Cousineau, 2005). ,35 ,40 ,45 ,50 ,55

Baseline Reward Effort

PO

I

(14)

Voor de tweede hypothese (Figuur 3) werd ook de Mixed ANOVA gebruikt. Deelnemers in de XTC-groep hadden een gemiddeld gebruik van acht pillen in de afgelopen twee jaar en 16 pillen gedurende hun hele leven. Er werd geen effect gevonden voor de MDMA-groepen (F(1,40) = 0.086, p = 0.771). Dit betekent dat er geen verschil is gevonden tussen de keuzes die deelnemers met of zonder een verleden van MDMA-gebruik maken.

Figuur 3. Gemiddelde POI per Gemiddelde POI-scores per

VR-conditie en XTC-Groep.

Foutbalken = 95% betrouwbaarheidsinterval

Voor de derde hypothese werd een mediatie-analyse uitgevoerd door middel van

drievoudige simpele regressie4. Voor impulsiviteit werd gebruikgemaakt van de BIS, waarvan de gemiddelde scores hieronder staan weergeven (Tabel 2, Figuur 4), de reactietijd werd niet gebruikt als variabele voor impulsiviteit5. In de relatie tussen MDMA en EBDM werd, in lijn met de reeds gevonden resultaten, geen effect gevonden (F(1,40) = 0.1, p = 0.92). Er werd wel een relatie gevonden tussen XTC en de potentiële mediator impulsiviteit (F(1,40) = 6.17, p = 0.017), maar niet tussen impulsiviteit en EBDM (F(1,40) = 1.57, p = 0.218). Geconcludeerd wordt dat impulsiviteit geen mediator is tussen XTC en EBDM.

Tabel 2: Impulsiviteitsscores (Barett Impulsiveness Scale) per XTC-Groep

4

Voor de POI scores werd gebruik gemaakt van de scores in de baseline conditie. 5

Er waren verschillende problemen met de reactietijd als indicatie voor impulsiviteit. Zo onderbraken verschillende deelnemers de trials voor korte vragen, duurde de eerste trial vaak heel lang, keken sommige deelnemers uit nieuwsgierigheid om zich heen en waren de muntjes moeilijker te zien in de reward conditie, waardoor sommige deelnemers alle munten gingen tellen en anderen o.b.v. een schatting hun keuze maakten.

,30 ,35 ,40 ,45 ,50 ,55 ,60 ,65

Baseline Reward Effort

PO

I

Conditie

X-X+

(15)

XTC-Groep Gemiddelde Standaarddeviatie N

X- 61,42 9,276 19

X+ 68,13 8,220 23

Totaal 65,10 9,244 42

Figuur 4. Impulsiviteitsscores (Barett Impulsiveness Scale) per XTC-groep Foutbalken = 95% betrouwbaarheidsinterval.

Plezier

Voorafgaand aan het onderzoek bestond het vermoeden dat de mate van plezier mogelijk invloed zou hebben op de manipulatie (e.g. rijden in het mijnkarretje is plezieriger dan andere condities). Aangezien plezier een vorm van beloning (Berridge, Robinson & Alridge, 2009) is zou dit de verhouding tussen effort en beloning tussen condities kunnen vertekenen. Hoewel het plezier binnen condities onder beide keuzeopties gelijk blijft, zou men kunnen verwachten dat een verhoging van de overall beloning de bereidheid om veel werk te verrichten vergroot Daarom werden de deelnemers na afloop van de taak gevraagd op een 7-puntsschaal aan te geven welke mate zij zich vermaakt hadden tijdens de taak. De gemiddelden staan hieronder weergeven (Tabel 3, Figuur 5). Tabel 3: Plezier Gemiddelde Standaarddeviatie N Baseline 4,04 1,414 46 Reward 4,41 1,440 46 Effort 5,11 1,390 46 50 55 60 65 70 75 X- X+ B IS -Sc o re s Groep

(16)

Figuur 5. Mate van plezier per VR-conditie Foutbalken = 95% betrouwbaarheidsinterval

Er is een repeated measures ANOVA uitgevoerd over deze gemiddelden. Mauchly’s test gaf aan dat de assumptie van sfericiteit is geschonden voor het hoofdeffect van plezier, (𝜒𝜒2 (2) = 8,15, p = 0.017). Aangezien de Greenhouse-Geisser schatting van sfericiteit groter is dan .75, corrigeren we de vrijheidsgraden met de Huyn-Feldt schatting (Field, 2013; ε = .886). We vinden een hoofdeffect voor plezier, wat betekent dat het uitmaakt in welke conditie een deelnemer zit voor de mate van plezier (F(1.77, 79,73) = 18.8, p < 0.001). Gezien de geschonden assumptie van sfericiteit werd een post-hoc analyse met Bonferroni-correctie gedaan (Field, 2013). Ten opzichte van de baselineconditie werd er meer plezier ervaren in de rewardconditie (p = 0.029) en de effortconditie (p < 0.001). Er werd meer plezier ervaren in de effortconditie dan de rewardconditie (p = 0.002). Dit impliceert dat het type taak een effect had op de mate van plezier die werd ervaren.

Discussie

In deze studie werd de invloed van MDMA en realisme van effort en beloning op EBDM onderzocht. Er werden geen duidelijke effecten gevonden: de mate van realisme van beloning noch effort leek invloed te hebben op de beslissingen in EBDM, het gebruik van MDMA in de afgelopen twee jaar had geen invloed op de beslissingen, en er is niet aangetoond dat impulsiviteit een mediator is in deze relatie. Wel werd hogere impulsiviteit gevonden bij gebruikers van MDMA, wat echter geen invloed had op de beslissingen in EBDM.

Het is echter niet geheel duidelijk of het ontbreken van significante resultaten het gevolg is van de absentie van het verwachtte effect; een divers scala aan methodologische problematiek en individuele strategiebepaling heeft mogelijk een grote weerslag gehad op de onderzoeksresultaten. De grote individuele verschillen blijken ook uit de relatief grote standaarddeviaties die zich

3,50 4,00 4,50 5,00 5,50

Baseline Reward Effort

M at e v an P lez ier Conditie

(17)

gevormd hebben.

Bij het onderzoek bleek er een grote discrepantie te bestaan in de ervaren en daadwerkelijke effort die de proefpersonen dienden te verrichten. Ten eerste kon de

daadwerkelijke effort sterk verminderd worden door een effectieve manier van pompen, waarbij de fietspomp met lange, rustige halen bewogen werd. Bij snel, gehaast, gefragmenteerd pompen was :paanzienlijk meer effort nodig om hetzelfde effect te behalen. Hoewel dit deels werd opgevangen door oefentrials en expliciete instructies bleef een deel van de deelnemers deze methode

hanteren. Ten tweede verschenen er bij enkele proefpersonen zwarte flitsen in beeld op het moment dat zij in de effort conditie door de bosjes heen reden, hierdoor was het moeilijk concentreren op de powerbar en zou er de neiging kunnen bestaan de zware (rode) blokjes te vermijden in daaropvolgende trials. Ten derde hadden veel deelnemers door dat er al tijdens de groene blokjes en aan de start van iedere trial gepompt kan worden, waarbij de powerbar op de maximale stand kwam te staan. Als gevolg hiervan hoefde er minder effort geleverd te worden tijdens een oranje of rood blokje door de spreiding van geleverde effort. Deze intensiteitsverdeling maakt een rood blokje een stuk minder zwaar om uit te voeren. Ten slotte bleek de computermuis die de pompbeweging registreerde een knop te hebben die de snelheid van de cursor kon

bepalen, en hiermee de input voor de berekening van geproduceerde effort. Deze bleek een tijd op een zwaardere stand te zijn gezet, waardoor deelnemers meer effort hebben moeten leveren. Tevens bestond de mogelijkheid dat deelnemers dit knopje aanraakten, waardoor deze weer in de zwaardere stand schoot. Als gevolg hiervan hebben enkele deelnemers (tijdelijk) meer effort moeten leveren.

Met betrekking tot de beloning bestaan ook enkele aspecten die niet onopgemerkt kunnen blijven. Zo bleek er enige onduidelijkheid te zijn over de daadwerkelijke beloning die de

deelnemers konden winnen, gemiddelde of totaal van alle munten, en is dit op verschillende wijzen gecommuniceerd. Teven kan op basis van bovenstaande resultaten geconcludeerd worden dat er verschillen waren in de mate van plezier die ervaren werd tussen de condities. Het feit dat plezier een elementaire component is van beloning (Berridge et al., 2009) zou bij de effortconditie voor een effect kunnen zorgen dat tegenovergesteld is aan die van de manipulatie; een mogelijke verklaring voor het ontbreken van een significant verschil. In een toekomstig experiment zou de mate van plezier zoveel mogelijk gelijk dienen te blijven tussen de condities.

Ten slotte vonden we bij veel deelnemers een mogelijk ceiling effect6, waarbij bijna enkel werd gekozen voor de HE/HR optie. Dit kan een gevolg zijn van een te zwakke effort manipulatie, maar ook van onvolledige instructie of een pre-beslissingsstrategie, waarbij men geen rekening houdt met de effort die iedere trial geleverd dient te worden maar vooraf beslist. Vervolgens wordt er tijdens het experiment gehandeld op basis van deze vooraf bepaalde strategie, niet op basis

6

Dit mogelijke ceiling-effect wordt geconstateerd o.b.v. het criterium dat deelnemers in twee van de vier laatste POI-scores een POI van 0 hadden. M.u.v. de deelnemers die driemaal een score van 0 hadden zijn deze in deze studie niet bestempeld als ceiling-effect, zie voor meer informatie de appendix.

(18)

van de balans tussen effort en beloning7. Dit mogelijke ceiling effect zou in een volgende studie mogelijk verholpen kunnen worden door de effortmanipulatie nog sterker te maken, verder zou onderzocht kunnen worden wat precies de onderliggende oorzaak is van dit ceiling effect, zodat hier in de toekomst op ingespeeld kan worden.

Het ontbreken van een gevonden effect van MDMA-gebruik op EBDM kan mogelijk een gevolg zijn van het recreationele karakter dat de wijze van gebruik kenmerkt. De beperkte

hoeveelheid pillen die gebruikt werden in de afgelopen twee jaar (8) en gedurende het hele leven (16) zouden te beperkt kunnen zijn om daadwerkelijke effecten te vinden op de beslisprocessen. De reeds behandelde methodologische problemen zouden ook een verklaring kunnen zijn voor het ontbreken van een effect. In een volgende studie zou gebruikgemaakt kunnen worden van

deelnemers die veelvuldig gebruik maken van deze drug.

Bovendien blijken ervaren gebruikers van MDMA zich eerder te richten op eigenschappen van korte-termijn-beloningen (Koester et al., 2013). Doordat er vooraf aan de effort een keuze gemaakt diende te worden zou de deelnemer snel voor de HE/HR conditie kunnen kiezen, waarbij de effort pas later geleverd dient te worden. Deze snelle keuze voor de HE/HR is tegengesteld aan het effect zoals gevonden door Schulz et al. (2013), en zou deze dan ook hebben kunnen

verminderen. Bij een volgend onderzoek zou aan een onderzoeksopzet gedacht kunnen worden waarbij er eerst effort geleverd dient te worden en de beloning hier uit voortvloeit - waarbij de beloning dus niet onmiddellijk “verkregen” wordt in de vorm van gevisualiseerde munten maar pas op een abstractere wijze aan het eind berekend wordt.

Hoewel er wel een verband werd gevonden tussen gebruik van MDMA en de mate van impulsiviteit kan op basis van dit onderzoek geen causaal verband vastgesteld worden, daar impulsiviteit ook de initiatie van MDMA-gebruik zou kunnen verklaren of er andere factoren meespelen waar in deze studie geen rekening mee is gehouden. Voor meer inzicht in de oorzaak-gevolg relaties van impulsiviteit en MDMA-gebruik is een longitudinaal onderzoek nodig.

Concluderend kan worden gesteld dat er geen evidentie is gevonden voor de invloed van realisme van effort en beloning op EBDM, alsmede geen effect van MDMA-gebruik op EBDM. Impulsiviteit was ook geen mediator in deze – non-existente – relatie. Wel werd er een verband gevonden tussen MDMA-gebruik en impulsiviteit. Hoewel er geen significante resultaten uit dit onderzoek zijn voortgekomen zou dit gebrekkige resultaat een gevolg kunnen zijn van de diverse methodologische problematiek.

Hoewel dit onderzoek geen nieuwe inzichten heeft kunnen geven in de effecten van MDMA op het menselijke gedrag en diens beslissingsprocessen is het, gezien het hoge gebruik in

Nederland, nog steeds wenselijk de gevolgen hiervan in kaart te brengen. Vervolgonderzoek dat de methodologische problemen van dit onderzoek ondervangt en meer inzicht in deze kwestie

7

Deze observatie ligt in lijn met de (gedocumenteerde) opmerkingen die deelnemers na het experiment

maakten, waarbij zij zich vooraf ten doel hadden gesteld zo veel mogelijk munten te verzamelen. Ook gaven enkele deelnemers mondeling aan te verwachten dat dit het eigenlijke doel van het onderzoek was.

(19)

geeft is dan ook zeer aan te moedigen.

Het gebruik van VR voor het vergroten van de ecologische validiteit in combinatie met het behouden van de grote interne validiteit die psychologische tests kenmerkt blijft een veelbelovend onderzoeksgebied. De invloed van realisme op de ecologische validiteit zou zeker verder

uitgewerkt dienen te worden, het huidige EBDM-paradigma in VR kan hierbij een belangrijke rol spelen.

(20)

Literatuur

Assadi, S. M., Yücel, M., & Pantelis, C. (2009). Dopamine modulates neural networks involved in effort-based decision-making. Neuroscience and Biobehavioral Reviews, 33(3), 383–393. http://doi.org/10.1016/j.neubiorev.2008.10.010

Bardgett, M. E., Depenbrock, M., Downs, N., Points, M., & Green, L. (2009). Dopamine modulates effort-based decision making in rats. Behavioral Neuroscience, 123(2), 242–251.

http://doi.org/10.1037/a0014625

Battaglia, G., Sharkey, J., Kuhar, M. J., & de Souza, E. B. (1991). Neuroanatomic specificity and time course of alterations in rat brain serotonergic pathways induced by MDMA

(3,4-methylenedioxymethamphetamine): assessment using quantitative autoradiography. Synapse (New York, N.Y.), 8(4), 249–260. http://doi.org/10.1002/syn.890080403

Berridge, K. C., Robinson, T. E., & Aldridge, J. W. (2010). NIH Public Access, 9(1), 65–73. http://doi.org/10.1016/j.coph.2008.12.014.Dissecting

Bohil, C. J., Alicea, B., & Biocca, F. a. (2011). Virtual reality in neuroscience research and therapy. Nature Reviews. Neuroscience, 12(12), 752–62. http://doi.org/10.1038/nrn3122

Cousineau, D. (2005). Confidence intervals in within-subject designs: A simpler solution to Loftus and Masson’s method. Tutorials in Quantitative Methods for Psychology, 1(1), 42–45. http://doi.org/no DOI found

Croxson, P. L., Walton, M. E., Reilly, J. X. O., Behrens, T. E. J., & Rushworth, M. F. S. (2009). Effort-Based Cost – Benefit Valuation and the Human Brain. Brain, 29(14), 4531–4541. http://doi.org/10.1523/JNEUROSCI.4515-08.2009

Cuyàs, E., Verdejo-García, A., Fagundo, A. B., Khymenets, O., Rodriguez, J., Cuenca, A., … de la Torre, R. (2011). The influence of genetic and environmental factors among MDMA users in cognitive performance. PLoS ONE, 6(11). http://doi.org/10.1371/journal.pone.0027206

de Win, M. M. L., Jager, G., Vervaeke, H. K. E., Schilt, T., Reneman, L., Booij, J., … van den Brink, W. (2005). The Netherlands XTC Toxicity (NeXT) study: Objectives and methods of a study investigating causality, course, and clinical relevance. International Journal of Methods in Psychiatric Research, 14(4), 167–185. http://doi.org/10.1002/mpr.6

De Wit, H. (2009). Impulsivity as a determinant and consequence of drug use: A review of underlying processes. Addiction Biology, 14(1), 22–31. http://doi.org/10.1111/j.1369-1600.2008.00129.x

Egerton, A., Ahmad, R., Hirani, E., & Grasby, P. M. (2008). Modulation of striatal dopamine release by 5-HT2A and 5-HT2C receptor antagonists: [11C]raclopride PET studies in the rat.

Psychopharmacology, 200(4), 487–96. http://doi.org/10.1007/s00213-008-1226-4 Field, A. (2013). Discovering statistics using IBM SPSS statistics. Sage.

Floresco, S. B., Tse, M. T. L., & Ghods-Sharifi, S. (2008). Dopaminergic and glutamatergic regulation of effort- and delay-based decision making. Neuropsychopharmacology : Official Publication of the American College of Neuropsychopharmacology, 33(8), 1966–1979.

(21)

http://doi.org/10.1038/sj.npp.1301565

Haber, S. N., & Knutson, B. (2009). The Reward Circuit: Linking Primate Anatomy and Human Imaging. Neuropsychopharmacology : Official Publication of the American College of Neuropsychopharmacology, 35(1), 1–23. http://doi.org/10.1038/npp.2009.129

Hanson, K. L., Luciana, M., & Sullwold, K. (2008). Reward-related decision-making deficits and elevated impulsivity among MDMA and other drug users. Drug and Alcohol Dependence, 96(1-2), 99–110. http://doi.org/10.1016/j.drugalcdep.2008.02.003

Ichikawa, J., Ishii, H., Bonaccorso, S., Fowler, W. L., O’Laughlin, I. A., & Meltzer, H. Y. (2001). 5-HT2A and D2 receptor blockade increases cortical DA release via 5-HT1A receptor activation: A possible mechanism of atypical antipsychotic-induced cortical dopamine release. Journal of Neurochemistry, 76(5), 1521–1531. http://doi.org/10.1046/j.1471-4159.2001.00154.x

Johansen, S. S., Svarer, C., Madsen, J., Rasmussen, P. M., & Ramsøy, T. (2013). In Vivo Imaging of Cerebral Serotonin Transporter and Serotonin, 68(6), 562–576.

Kish, S. J., Lerch, J., Furukawa, Y., Tong, J., McCluskey, T., Wilkins, D., … Boileau, I. (2010). Decreased cerebral cortical serotonin transporter binding in ecstasy users: A positron emission tomography/[11C]DASB and structural brain imaging study. Brain, 133(6), 1779– 1797. http://doi.org/10.1093/brain/awq103

Koester, P., Volz, K. G., Tittgemeyer, M., Wagner, D., Becker, B., Gouzoulis-Mayfrank, E., & Daumann, J. (2013). Decision-making in polydrug amphetamine-type stimulant users: an fMRI study. Neuropsychopharmacology : Official Publication of the American College of

Neuropsychopharmacology, 38(8), 1377–86. http://doi.org/10.1038/npp.2013.43

Kurniawan, I. T., Guitart-Masip, M., & Dolan, R. J. (2011). Dopamine and effort-based decision making. Frontiers in Neuroscience, 5(JUN), 1–10. http://doi.org/10.3389/fnins.2011.00081 Lew, R., Sabol, K. E., Chou, C., Vosmer, G. L., Richards, J., & Seiden, L. S. (1996).

Methylenedioxymethamphetamine-induced serotonin deficits are followed by partial recovery over a 52-week period. Part II: Radioligand binding and autoradiography studies. The Journal of Pharmacology and Experimental Therapeutics, 276(2), 855–65. Retrieved from

http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/8632359

Liu, H.-S., Chou, M.-C., Chung, H.-W., Cho, N.-Y., Chiang, S.-W., Wang, C.-Y., … Chen, C.-Y. (2011). Potential long-term effects of MDMA on the basal ganglia-thalamocortical circuit: a proton MR spectroscopy and diffusion-tensor imaging study. Radiology, 260(2), 531–540. http://doi.org/10.1148/radiol.11101918

Mook, D. G. (2001). Psychological research: The ideas behind the methods. London: Norton. Morgan, M. J., Impallomeni, L. C., Pirona, A., & Rogers, R. D. (2006). Elevated impulsivity and

impaired decision-making in abstinent Ecstasy (MDMA) users compared to polydrug and drug-naïve controls. Neuropsychopharmacology : Official Publication of the American College of Neuropsychopharmacology, 31(7), 1562–73. http://doi.org/10.1038/sj.npp.1300953

(22)

3,4- methylenedioxymethamphetamine (MDMA) facilitation of social interaction in the rat. Progress in Neuro-Psychopharmacology and Biological Psychiatry, 29(5), 648–657. http://doi.org/10.1016/j.pnpbp.2005.04.009

Mounteney, J., Griffiths, P., Sedefov, R., Noor, A., Vicente, J., & Simon, R. (2015). The drug situation in Europe: An overview of data available on illicit drugs and new psychoactive substances from European monitoring in 2015. Addiction, 34–48.

http://doi.org/10.1111/add.13056

Naomi Chaytor, M. S.-E. (2003). The Ecological validity of neuropsychological tests: A reviewof the literature on everyday cognition skills. Neuropsychology Review, 13(4), 181–197.

Phillips, P. E. M., Walton, M. E., & Jhou, T. C. (2007). Calculating utility: Preclinical evidence for cost-benefit analysis by mesolimbic dopamine. Psychopharmacology, 191(3), 483–495. http://doi.org/10.1007/s00213-006-0626-6

Porras, G., Matteo, V. Di, Fracasso, C., Lucas, G., & Spampinato, U. (2002). HT2A and 5-HT2C/B receptor subtypes modulate dopamine release induced in vivo by amphetamine and morphine inbBoth the rat nucleus accumbens and striatum. Neuropsychopharmacology, 26(01), 311–324.

Ramaekers, J. G., & Kuypers, K. P. C. (2006). Acute effects of

3,4-methylenedioxymethamphetamine (MDMA) on behavioral measures of impulsivity: alone and in combination with alcohol. Neuropsychopharmacology : Official Publication of the American College of Neuropsychopharmacology, 31(5), 1048–1055.

http://doi.org/10.1038/sj.npp.1300894

Salamone, J. D., Cousins, M. S., & Bucher, S. (1994). Anhedonia or anergia? Effects of haloperidol and nucleus accumbens dopamine depletion on instrumental response selection in a T-maze cost/benefit procedure. Behavioural Brain Research, 65(2), 221–229.

http://doi.org/10.1016/0166-4328(94)90108-2

Schulz, S., Becker, T., Nagel, U., Von Ameln-Mayerhofer, A., & Koch, M. (2013). Chronic co-administration of the cannabinoid receptor agonist WIN55,212-2 during puberty or adulthood reverses 3,4 methylenedioxymetamphetamine (MDMA)-induced deficits in recognition memory but not in effort-based decision making. Pharmacology Biochemistry and Behavior, 106, 91–100. http://doi.org/10.1016/j.pbb.2013.03.011

Stahl, S. M. (2013). Stahl's essential psychopharmacology: neuroscientific basis and practical applications. Cambridge university press.

Stanford, M. S., Mathias, C. W., Dougherty, D. M., Lake, S. L., Anderson, N. E., & Patton, J. H. (2009). Fifty years of the Barratt Impulsiveness Scale: An update and review. Personality and Individual Differences, 47(5), 385–395. http://doi.org/10.1016/j.paid.2009.04.008

Thomas, K. V., Bijlsma, L., Castiglioni, S., Covaci, A., Emke, E., Grabic, R., … de Voogt, P. (2012). Comparing illicit drug use in 19 European cities through sewage analysis. Science of the Total Environment, 432, 432–439. http://doi.org/10.1016/j.scitotenv.2012.06.069

(23)

Treadway, M. T., Bossaller, N. A., Shelton, R. C., & Zald, D. H. (2012). Effort-based decision-making in major depressive disorder: A translational model of motivational anhedonia. Journal of Abnormal Psychology, 121(3), 553–558. http://doi.org/10.1037/a0028813

Treadway, M. T., Buckholtz, J. W., Schwartzman, A. N., Lambert, W. E., & Zald, D. H. (2009). Worth the “EEfRT”? The effort expenditure for rewards task as an objective measure of motivation and anhedonia. PLoS ONE, 4(8), 1–9. http://doi.org/10.1371/journal.pone.0006598 Urban, N. B., Girgis, R. R., Talbot, P. S., Kegeles, L. S., Xu, X., Frankle, W. G., … Laruelle, M.

(2012). Sustained recreational use of ecstasy is associated with altered pre and postsynaptic markers of serotonin transmission in neocortical areas: a PET study with [11C]DASB and [11C]MDL 100907. Neuropsychopharmacology : Official Publication of the American College of Neuropsychopharmacology, 37(6), 1465–73. http://doi.org/10.1038/npp.2011.332

Westbrook, A., Kester, D., & Braver, T. S. (2013). What Is the Subjective Cost of Cognitive Effort? Load, Trait, and Aging Effects Revealed by Economic Preference. PLoS ONE, 8(7), 1–8. http://doi.org/10.1371/journal.pone.0068210

(24)

Appendix: Resultaten Exclusief Ceiling-effecten

Hieronder vind u de resultaten waarbij een ander criterium voor een ceiling-effect gebruikt wordt; hierbij zijn alle deelnemers die in de laatste vier trials minstens tweemaal gekozen werd tussen 10 muntjes – een situatie die aangeeft dat de POI rond de 0 ligt. Het schommelen om deze situatie impliceert dat de proefpersoon altijd voor de HE/HR-conditie kiest, zonder een afweging te maken tussen de te verrichten effort en de daaruit voortvloeiende beloning. Door de preoccupatie met het behalen van munten, waarbij dit dominant is over de verhouding tussen effort en beloning, worden deze deelnemers als ceiling-effect geclassificeerd en verwijderd. Met de gewijzigde data blijven de gevonden significante resultaten en de daaruit voortvloeiende conclusies intact.

Resultaten

Als gevolg van misselijkheid, technisch falen tijdens het onderzoek, een balans van 10 munten in minstens twee van de laatste vier trials, of niet volledig ingevulde informatie zijn 17 van de 51 deelnemers uitgesloten van data-analyse. Na het verwijderen van deze data waren er geen deelnemers die voldeden aan de exclusiecriteria voor MDMA-gebruik, waardoor geen extra deelnemers afvielen.

De overige data is gebruikt voor de analyses. De gemiddelden staan in Tabel A1 weergeven, grafische weergaven in Figuur A1 en Figuur A2.

(25)

Tabel A1.

Gemiddelde POI-scores, Standaarddeviaties en Aantal Deelnemers per VR-Conditie en XTC-Groep

VR- Conditie Gemiddelde Standaarddeviatie N Baseline X- 0,51 0,36 16 X+ 0,46 0,27 18 Totaal 0,48 0,31 34 Reward X- 0,51 0,34 16 X+ 0,46 0,40 28 Totaal 0,48 0,37 34 Effort X- 0,61 0,34 16 X+ 0,51 0,37 18 Totaal 0,56 0,35 34

Voor de twee hypothesen is een Mixed ANOVA uitgevoerd over deze gemiddelden, met drie within-group variabelen (baseline, reward, effort) en één between-group variabele (XTC in de afgelopen twee jaar). Mauchly’s test impliceert dat er voldaan is aan de assumptie van sfericiteit (𝜒𝜒2 (2) = 1,842, p = 0.398). Er werd geen effect gevonden voor de mate van realisme, implicerend dat er geen verschillen waren tussen de POI-waarden in de baseline-, effort-, en rewardcondities (F(2,64) = 1.904, p = 0.157; Figuur A1)8.

Figuur A1. Gemiddelde POI.

Voor de tweede hypothese (Figuur A2) werd ook de Mixed ANOVA gebruikt. Deelnemers in de XTC-groep hadden een gemiddeld gebruik van acht pillen in de afgelopen twee jaar en 16 pillen

8

Alle foutbalken, met uitzondering van de BIS-scores (figuur 8), zijn berekend middels de methode van Cousineau (Cousineau, 2005). 0,40 0,45 0,50 0,55 0,60 0,65

Baseline Reward Effort

PO

I

Conditie

(26)

gedurende hun hele leven. Er werd geen effect gevonden voor de MDMA-groepen (F(1,40) = 0.355, p = 0.556). Dit betekent dat er geen verschil is gevonden tussen de keuzes die deelnemers met of zonder een verleden van MDMA-gebruik maken.

Figuur A2. Gemiddelde POI per XTC-conditie

Voor de derde hypothese werd een mediatie-analyse uitgevoerd door middel van

drievoudige simpele regressie9. Voor impulsiviteit werd gebruikgemaakt van de BIS, waarvan de gemiddelde scores hieronder staan weergeven (Tabel 2, Figuur 8), de reactietijd werd niet gebruikt als variabele voor impulsiviteit10. In de relatie tussen XTC en EBDM werd, in lijn met de reeds gevonden resultaten, geen effect gevonden (F(1,33) = 0.204, p = 0.655). Er werd wel een relatie gevonden tussen XTC en de potentiële mediator impulsiviteit (F(1,33) = 5.343, p = 0.027), maar niet tussen impulsiviteit en EBDM (F(1,33) = 0.454, p = 0.505). Geconcludeerd wordt dat

impulsiviteit geen mediator is tussen XTC en EBDM.

Tabel 2: Barett Impulsiveness Scale

XTC Groep Gemiddelde Standaarddeviatie N

X- 61,50 9,973 16

X+ 68,78 8,358 18

Totaal 65,35 9,748 34

9

Voor de POI scores werd gebruik gemaakt van de scores in de baseline conditie. 10

Er waren verschillende problemen met de reactietijd als indicatie voor impulsiviteit. Zo onderbraken verschillende deelnemers de trials voor korte vragen, duurde de eerste trial vaak heel lang, keken sommige deelnemers uit

nieuwsgierigheid om zich heen en waren de muntjes moeilijker te zien in de reward conditie, waardoor sommige deelnemers alle munten gingen tellen en anderen o.b.v. een schatting hun keuze maakten.

0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8

Baseline Reward Effort

PO I Conditie Gemiddelde POI X-X+

(27)

Figuur A3. Impulsiviteitsscores (Barett Impulsiveness Scale) per XTC-groep Foutbalken = 95% betrouwbaarheidsinterval. 50 55 60 65 70 75 X- X+ B IS -Sc o re s Groep

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Refleksiestate (Bylaag 5) wat na afloop van elke groepbyeenkoms deur elke respondent ingevul is, om te bepaal of die respondente enige baat gevind het by die

This study was designed to determine the match between stakeholders’ needs and the characteristics of the UAS data acquisition workflow and its final products as useful spatial

We compared the model performance achieved on the data sets to the performance of popular non-linear modelling techniques, by first segmenting the data (using unsupervised,

Bierdie eenheid van mens-en-wereld (opvoedkundige en opvoeding) vorm die grondslag vir opvoedkundige denke en dui die terre in aan, hoe wyd ook ai, waarbinne die

Given an query manuscript without date or location, one possible way to estimate its year or location of origin is to search for similar writing styles in a large reference

Through a combination of experimental measurements and discrete particle simulations, we have investigated the influence of particle geometry on the segregative behaviors

In this study, cytochrome P450 CYP109A2 from Bacillus megaterium DSM319 was expressed, purified and shown to oxidize vitamin D 3 with high regio-selectivity..

If a mutation in the BRCA1 and/or BRCA2 gene is associated with a lower ovarian reserve, this may have a negative effect on success chances of mutation carriers undergoing IVF