• No results found

Een gezonde verhoging van de pensioenleeftijd : een onderzoek naar ontzieregelingen voor oudere werknemers

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een gezonde verhoging van de pensioenleeftijd : een onderzoek naar ontzieregelingen voor oudere werknemers"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een gezonde verhoging van de pensioenleeftijd.

Een onderzoek naar ontzieregelingen voor oudere werknemers.

Bachelor onderzoek

Universiteit van Amsterdam

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Opleiding Sociologie

Eerste beoordelaar: Levi van den Bogaard Tweede beoordelaar: Emily Miltenburg

Naam: Loes van den Oever Studentnummer: 6040969

Datum: 17-08-16

(2)

2

Abstract

De Nederlandse bevolking vergrijst en dit levert problemen op voor het huidige pensioenstelsel. Het werkende deel van de bevolking dat de pensioenfondsen vult neemt procentueel gezien af en het gedeelte dat pensioen opeist wordt juist groter. Hierbij komt dat de levensverwachting van Nederlanders is toegenomen waardoor zij langer aanspraak maken op pensioen. Om de bijkomende kosten hiervan te drukken heeft het kabinet de pensioenleeftijd verhoogt naar 67 jaar, maar veel werkgevers hebben juist lange tijd het beleid gevoerd om oudere werknemers uit te laten vloeien. Nu moet er een nieuw beleid komen om werknemers langer door te laten werken en om zo de pensioenleeftijd om hoog te brengen. Er is in dit onderzoek gekeken naar de pensioenleeftijd van werknemers in het kantoorwezen. Hierbij is de invloed van gezondheid en mantelzorgtaken op de pensioenleeftijd onderzocht. Ook is er gekeken naar de invloed van ontzieregelingen op de pensioenleeftijd en de invloed hiervan op werknemers met een slechte gezondheid of met mantelzorgtaken. Op deze manier wordt er gekeken of ontziebeleid een uitkomst kan bieden om oudere werknemers te verlichten en ze zo langer te laten doorwerken. Voor dit onderzoek is er een multivariate regressieanalyse uitgevoerd. Uit de resultaten is opvallend genoeg gebleken dat ontzieregelingen en een regeling voor werktijdvermindering de pensioenleeftijd juist verlagen in plaats van verhogen.

(3)

3

Inhoudsopgave

1. Inleiding 2. Theoretisch kader 1. Gezondheid 2. Mantelzorg 3. Seniorenregeling en controlevariabelen 3. Data en methode 1. Data en onderzoeksgroep 2. Methode van analyse

3. Operationalisatie en verantwoording variabelen 4. Controle variabelen 4. Analyse 1. Resultaten 5. Conclusie 1. Resultaten 2. Beperkingen 3. Vervolgonderzoek 6. Literatuur 7. Bijlage 1. Syntax

(4)

4

1. Inleiding

Na meer dan 40 jaar werken kijken veel Nederlanders halsreikend uit om met een welverdiend pensioen te gaan. Echter is er in Nederland sprake van vergrijzing en hierdoor ontstaan er problemen voor de inrichting van het huidige pensioenstelsel. De overheid heeft de pensioenleeftijd verhoogt in de hoop om zo dreigende tekorten in de pensioenfondsen te voorkomen. Echter hebben werkgevers andere ideeën over de verhoogde pensioenleeftijd en zien zij hun oudere werknemers juist liever gaan. Nu is de vraag hoe ervoor gezorgd kan worden dat oudere werknemers ook daadwerkelijk langer gaan doorwerken. Onderzoek laat zien dat gezondheid een grote invloed heeft op vervroegde pensionering (van den Berg et al. 2009). Belangrijke factoren om vervroegd met pensioen gaan zijn een slechte gezondheid, mantelzorg, werkontevredenheid en financiën (Reuwijk et al. 2013). In dit onderzoek zal gekeken worden wat de invloed is van gezondheid op de pensioenleeftijd. Er wordt gekeken naar de gezondheid van de werknemer zelf en of deze persoon mantelzorg verleent aan naasten. Ook zal er onderzocht worden hoe de relatie tussen gezondheid en pensioenleeftijd beïnvloed wordt door ontzieregelingen. Ontzieregelingen worden ingezet om te voorzien in de wens van ouderen om het rustiger aan te doen. Over de effectiviteit van ontzieregelingen is nog niet heel veel bekend en de meningen zijn verdeeld. De verwachting in dit onderzoek is dat er een negatief effect zal zijn van een slechte gezondheid en van het verlenen van mantelzorg op de pensioenleeftijd en er zal gekeken worden of dit effect verminderd zal worden wanneer oudere werknemers zich aan kunnen passen aan hun omstandigheden door middel van ontzieregelingen.

Ontwikkelingen in het pensioenstelsel in Nederland

Het pensioenstelsel in Nederland bestaat uit drie pijlers waaruit Nederlanders pensioen ontvangen (CBS 2006). De eerste pijler is het staatspensioen, ook wel bekend als de AOW (Algemene Ouderdomswet uitkering). De tweede pijler bestaat uit pensioenrechten die door werknemers tijdens het werk worden opgebouwd. En als laatste pijler zijn er inkomsten die uit eigen regelingen of eigen vermogen afkomstig zijn. Deze eerste twee pijlers zijn gebaseerd op het principe dat de financiën hiervoor worden voorzien door de productieve leeftijdsgroep in Nederland. Het CBS maakt een onderscheid tussen de zogenoemde

(5)

5 ‘productieve leeftijdsgroep’ van 20-64 jaar en de groep van 65 jaar en ouder. De verhouding tussen het aantal personen van beide groepen wordt de ‘grijze druk’ genoemd (CBS 2016). De grijze druk wordt gebruikt als indicator voor de mate van vergrijzing in de bevolking. De grijze druk is in 2015 29,9% procent terwijl deze in 2001 nog 21,9% was (statline CBS 2016). Door de vergrijzing van de generatie babyboomers wordt de groep van 65 jaar en ouder steeds groter ten opzichte van de productieve leeftijdsgroep. Deze ontwikkeling is problematisch voor de eerste pijler van het pensioenstelsel aangezien de laatstgenoemde groep de AOW ophoest voor de 65-plussers. Een grotere groep ouderen boven de AOW-leeftijd houdt in dat er meer gevraagd wordt van de beroepsbevolking om deze ouderen financieel te onderhouden (Planbureau voor de leefomgeving 2016). Dit terwijl de beroepsbevolking procentueel afneemt. Zodoende neemt de druk op de beroepsbevolking toe.

Niet alleen neemt de grijze druk toe, maar ook neemt de levensverwachting van Nederlanders toe. Het gevolg van deze ontwikkeling is dat pensioenfondsen langer pensioen moeten uitkeren. Volgens het CBS was de levensverwachting in 2015 ruim vijf jaar hoger dan in 1956, het jaar waarin de AOW startte (2016). Na het bereiken van de huidige pensioenleeftijd van 65 staan er voor Nederlanders gemiddeld nog 19,7 jaren op de teller. De verwachting van het CBS is dat deze stijgende trend van de levensverwachting zich door zal blijven zetten (Ibid.). Naast dat de groep die de pensioenfondsen vult kleiner wordt en er langer pensioen moet worden uitgekeerd zijn er nog meer tegenvallers. De economische crisis heeft ook de pensioenfondsen niet ontzien. Onder andere door de lage rentes zijn veel pensioenfondsen niet in staat geweest om hun uitkeringen met de inflatie te verhogen. Al met al nemen de uitgaven van de pensioenfondsen toe terwijl de inkomsten afnemen. Dit kan problemen opleveren voor de lange termijn en er zijn verschillende overtuigingen over hoe deze problemen voorkomen kunnen worden.

Oplossingen pensioenproblematiek

Er zijn uiteenlopende oplossingen voor de pensioenproblematiek geopperd. Voorbeelden hiervan omvatten het aanmoedigen van vrouwen om meer kinderen te krijgen en het stimuleren van immigratie van getalenteerde immigranten (Patrickson & Razijn 2005: 730). Afgezien van de onwaarschijnlijkheid dat het eerste voorstel aan zou slaan, in het geëmancipeerde Nederland, is dit ook geen vruchtbare oplossing voor de korte termijn. Een

(6)

6 toename van jonge immigranten zou de beroepsbevolking wel op de korte termijn kunnen vergroten, maar in de huidige samenleving lijkt er in Nederland eerder een wens te zijn naar minder immigranten. Het scenario dat Nederland juist meer migranten welkom zou heten lijkt onwaarschijnlijk. Echter zijn er ook andere oplossingen genoemd. Zoals die van de Nederlandse overheid. De oplossing van het kabinet klinkt simpel: het vergroten van het werkende deel van de bevolking. Het vergroten van de beroepsbevolking kan op drie manieren bewerkstelligd worden. Door de werkloosheid tegen te gaan, door ouderen langer door te laten werken en door oplossingen te vinden voor werknemers die uitvallen door gezondheidsklachten. Drie manieren die veelal van toepassing zijn op de groep oudere werknemers en waar veel winst te behalen is.

Allereerst het tegengaan van de werkloosheid bij ouderen. Dit kan uitdagingen met zich meebrengen. Werkloze ouderen krijgen namelijk vaak te maken met leeftijdsdiscriminatie. Meer dan een derde van de 55- tot 65-jarige heeft in een onderzoek van Andriessen et al. aangegeven gediscrimineerd te zijn op basis van zijn of haar leeftijd (2014: 84). Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld werklozen in de leeftijd van 15 tot 25 jaar waarbij slechts 3 procent dit aangeeft (Ibid.). Eventueel zou dit kunnen samengaan met vooroordelen die er bestaan over oudere werknemers. Van der Houwen en Moonen beschrijven de percepties die er bestaan over jongere en oudere werknemers (2014). In tegenstelling tot de oudere werknemer wordt de jongere werknemer gezien als flexibel, bereid om zich te ontwikkelen en als beter met het invoeren van nieuwe technologieën (van der Houwen & Moonen 2014: 8). Oudere werknemers daarentegen hebben de kenmerken van loyaliteit, nauwkeurigheid, stressbestendigheid, maar ook dat ze duurder zijn (Ibid.). Alhoewel deze percepties afhankelijk zijn van de leeftijd van degene die de werknemer waarneemt, passen de percepties van de jongere werknemer beter bij de snel ontwikkelende maatschappij waar we in leven. De overheid en de pensioenfondsen willen graag dat ouderen langer blijven werken, maar zolang werkgevers de voorkeur geven aan jongere werknemers is dit een moeilijke opgave. Er zal een verandering moeten komen in de percepties over oudere werknemers en werkgevers moeten de middelen aangereikt krijgen om met deze groep om te leren gaan. Zo kunnen oudere werknemers blijven doorwerken en zal de werkloosheid onder deze groep afnemen.

(7)

7

Kloof werkgevers en overheid

Naast het voorkomen van werkloosheid is voor het vergroten van de beroepsbevolking het wenselijk dat oudere werknemers zo lang mogelijk aanblijven bij hun huidige baan. De overheid ziet dit graag, maar dit sluit niet aan bij de wensen van alle werkgevers. Conen et al. beschrijven hoe het met het oog op de krimpende beroepsbevolking voor de lange termijn slim is om werknemers te behouden (2009:2). Echter zijn werkgevers vaak op de korte termijn gericht en proberen zij altijd de bedrijfskosten zo veel mogelijk in te perken. Oudere werknemers zijn duurder dan de flexibele jongere werknemers. Ook worstelen werkgevers met de vraag hoe zij zich staande moeten houden na de economische crisis en ligt ook hier de kortetermijnoplossing voor werkgevers bij het inkorten van de bedrijfskosten (ibid.). De makkelijkste manier om dit te doen is om de dure oudere werknemers los te laten. Werkgevers lijken dan ook niet goed te weten wat ze moeten doen met de verhoogde AOW-leeftijd. Jarenlang werden zij gestimuleerd een ‘leeftijdsbewust personeelsbeleid’ te voeren waarbij oudere werknemers ontzien werden en moesten uitvloeien (Conen et al. 2009: 4). Uit onderzoek blijkt dat in Nederland drie kwart van de werkgevers zegt geen moeite te doen voor langer doorwerken (Deelen et al 2012: 120). Nederland staat dan ook samen met Italië bovenaan met betrekking tot inactiviteit in het personeelsbeleid (Ibid.). Op dit moment kiezen werkgevers voor vervroegde pensionering als crisismaatregel (Conen et al. 2009: 4). Dit botst met de wens van de overheid om werknemers langer te laten doorwerken. Deze botsing van gedachten tussen het beleid van de overheid en de werkgevers kan grote gevolgen hebben voor de samenleving. Er wordt door de overheid verwacht dat ouderen langer doorwerken, maar werkgevers faciliteren dit niet. Zo kan er een toename ontstaan in de ouderenwerkloosheid en niet alleen wordt er zo geen geld opgehaald voor de pensioenfondsen, er wordt door de oudere werklozen ook meer aanspraak gedaan op werkloosheidsuitkeringen. Zo zal dit de overheid meer geld kosten dan opleveren.

Uiteindelijk wil de overheid het werkende deel van de bevolking vergroten door de pensioenleeftijd te verhogen naar 67 jaar. De redenatie van de overheid is dat doordat de levensverwachting van inwoners in Nederland stijgt er meer tijd is om te werken. Vanaf 2016 gaat de AOW-leeftijd richting de 66 jaar en het is de bedoeling dat deze in 2021 verhoogd is naar 67 jaar (Rijksoverheid 2016). Sinds 2006 is de gemiddelde leeftijd waarop mensen met

(8)

8 pensioen gaan al van 61 jaar naar 64 jaar en 4 maanden gegaan (CBS 2016). Om in kaart te brengen hoe de pensioenleeftijd verhoogt kan worden zal er gekeken moeten worden naar welke factoren invloed hebben op vervroegde pensionering. Op deze manier kan er gekeken worden naar hoe oudere werknemers eventueel gemotiveerd kunnen worden om langer door te werken. En zo kan er een op ouderen gericht HR-beleid ontwikkeld worden dat werkgevers kunnen implementeren. Bij oudere werknemers is een van de belangrijkste voorspellers voor vervroegd pensioneren een slechte gezondheid (van den Berg et al. 2009: 297). Wanneer er meer aandacht zou zijn voor gezondheidsmanagement zal dit niet alleen leiden tot een betere gezondheid van de werknemers, maar ook tot een langere inzetbaarheid van het personeel (Ibid.). Verder heeft niet alleen de gezondheid van de werknemer zelf invloed op zijn arbeidsproductiviteit. Ook wanneer het slecht gaat met de gezondheid van een naasten en de werknemer deze persoon mantelzorg verleent leidt dit ertoe bij 40 procent van de werknemers dat zij vervroegd pensioneren (Stapel & Keukens 2009: 145).

Ontzieregelingen

Om ouderen langer te laten doorwerken en oudere werknemers met gezondheidsklachten langer te behouden kunnen er ontzieregelingen worden ingezet. Door regelingen voor werktijdvermindering of voor flexibele inrichting van de werktijden kunnen oudere werknemers tegemoet gekomen worden in hun wens om het wat rustiger aan te doen. Zeker voor oudere werknemers die met gezondheidsklachten kampen is dit een uitkomst. Op deze manier hoeven zij niet meteen helemaal te stoppen als ze een stapje terug willen doen of meer tijd nodig hebben om aan hun gezondheid te werken. Problematiek rondom de gezondheid kan een grote motivator zijn om te stoppen met werken (van den Berg et al. 2009). Ook gezondheidsproblematiek van naasten kan veel druk voor personen creëren. Zorg dragen voor de gezondheid van naasten kan een zware taak zijn en komt bij ouderen vaak voor. Dit kan de werkprestaties en drang om te stoppen met werken beïnvloeden. In dit onderzoek gaan we kijken naar verschillende invloeden op de pensioenleeftijd. De nadruk ligt op gezondheid, mantelzorg en de mogelijkheid tot ontzieregelingen. Er wordt onderzocht of de mogelijkheid tot deze regelingen ertoe leidt dat oudere werknemers langer doorwerken. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt:

(9)

9 De invloed van ontzieregelingen zal onderzocht worden door te kijken wat het effect van deze regelingen is op de pensioenleeftijd voor werknemers met een slechte gezondheid en werknemers die mantelzorgtaken dragen. Allereerst wordt er gekeken naar de invloed van een slechte gezondheid op de pensioenleeftijd. Ook wordt er gekeken naar de invloed van ontzieregelingen op de pensioenleeftijd en tot slot wordt er gekeken naar het interactie-effect tussen een slechte gezondheid en ontzieregelingen. Hierbij horen de volgende deelvragen:

 “Wat is de invloed van een slechte gezondheid op de pensioenleeftijd van oudere

werknemers?”

 “Hoe beïnvloeden ontzieregelingen de invloed van een slechte gezondheid op de

pensioenleeftijd van oudere werknemers?”

 “Wat is de invloed van ontzieregelingen op de pensioenleeftijd van oudere

werknemers?”

Naast een slechte gezondheid zal ook de invloed van het verlenen van mantelzorg onder de loep worden genomen. Wederom wordt er gekeken naar de invloed hiervan op de pensioenleeftijd alsmede het interactie-effect tussen ontzieregelingen en mantelzorg verlenen. Hierbij horen de volgende deelvragen:

 “Wat is de invloed van het verlenen van mantelzorg op de pensioenleeftijd van oudere

werknemers?”

 “Hoe beïnvloeden ontzieregelingen de invloed van het verlenen van mantelzorg op de

(10)

10

2. Theoretisch kader

2.1. Gezondheid en ontzieregelingen

Uit onderzoek blijkt dat het welzijn van oudere werknemers bepaald wordt door een aantal factoren (Bender 2012). Een voor de hand liggende factor is de economische factor. Echter is het effect van inkomsten en bezit marginaal gezien veel kleiner dan het effect van niet economische factoren (Bender 2012: 1). Bender vond dat voornamelijk gezondheid een hele grote factor is die van invloed is op het welzijn van ouderen (2012: 19). Uit het onderzoek van de Wind et al. blijkt dat wanneer werknemers een slechte gezondheid krijgen dit een reden is om vervroegd met pensioen te gaan (2013: 4). Wanneer er gekeken wordt naar gezondheid en de invloed hiervan op verminderde arbeidsproductiviteit bleek uit een ander onderzoek van Budorf et al. dat gezondheidsproblemen een grote rol spelen in het stoppen met werken, werkloosheid en vervroegde pensionering (Budorf et al. 2008: 3). In het onderzoek van Budorf et al. wordt er geconcludeerd dat wanneer er gekeken wordt naar het inzetten van oudere werknemers je niet om gezondheid heen kan (Ibid.). Een belangrijke, consistente risicofactor voor het stoppen met werken, werkloosheid en andere vermindering van de arbeidsproductiviteit is een slechte gezondheid (Budorf et al. 2008: 3). Vaak wordt er gedacht dat dit vooral een rol speelt bij fysiek werk, maar ook een slechte gezondheid op psychosociaal gebied speelt een grote rol in de vermindering van de arbeidsproductiviteit (Ibid.). Stress en gebrekkige regelmogelijkheden zijn hier de voornaamste voorbeelden van (Ibid.). Het is dan ook erg belangrijk dat wanneer werkgevers en de overheid willen dat oudere werknemers langer doorwerken en productief blijven, dat er gekeken wordt naar de gezondheidsklachten van ouderen en wat voor regelmogelijkheden hiervoor kunnen worden opgezet. Aangezien gezondheid een grote rol speelt in de pensioneringsplannen van ouderen zal er in dit onderzoek gekeken worden wat de invloed is van gezondheid op de pensioenleeftijd. De verwachting is als volgt:

H1a: Een slechte gezondheid heeft een negatief effect op de pensioenleeftijd.

Studies naar de invloeden van ontziemaatregelen op de arbeidsparticipatie zijn er nog niet zoveel en studies die kijken naar wat dit kost en oplevert zijn er helemaal niet (Budorf et al.

(11)

11 2008: 4). Ontzieregelingen, zoals het vanuit huis werken, kunnen het werk dragelijker maken voor werknemers met een slechte gezondheid. Ook een parttime pensioen, of een regeling voor werktijdvermindering, zou bij deze werknemers een uitkomst kunnen bieden. De verwachting is dat deze regelingen faciliteren in de behoefte van ouderen om aan hun gezondheid te werken of om rust te nemen. Hierdoor hebben oudere werknemers met een slechte gezondheid minder de behoefte om vervroegd met pensioen te gaan. In Nederland is er meer sprake van ontziebeleid dan in andere Europese landen (Deelen et al. 2012: 128). Voorbeelden hiervan zijn extra verlof voor oudere werknemers, thuis werken, taakverlichting, maar ook parttime pensioen komt vaker voor (Ibid.). Naast dat deze regelingen zijn ontwikkeld om oudere werknemers verlichting te bieden in hun werk besparen zij ook kosten voor werkgevers. In Nederland wordt langer doorwerken echter vrij weinig gestimuleerd door werkgevers (Deelen et al. 2012: 133). Werkgevers kiezen er liever voor om oudere werknemers te laten gaan, aangezien zij hen percipiëren als duur en inflexibel (van der Houwen & Moonen 2014). Dit terwijl werknemers best langer willen doorwerken mits er ontziemaatregelen zijn. Flexibele werkarrangementen, mogelijkheden tot deeltijdwerk en extra verlof worden genoemd als graag geziene voorwaarden om langer door te werken (van Solinge & Henkens 2011: 435). Ouderen worden minder belast en kunnen langer meedraaien in het arbeidsproces. Vanuit hieruit is de verwachting dat ontziemaatregelen het effect van een slechte gezondheid op de pensioenleeftijd kunnen temperen.

H1b: Het effect van een slechte gezondheid op de pensioenleeftijd wordt verzwakt door de mogelijkheid tot ontzieregelingen.

Reuwijk et al. (2013) heeft onderzoek gedaan naar waarom mensen juist vervroegd met pensioen willen gaan. Er kan een onderscheid worden gemaakt in drie factoren die ertoe leiden dat werknemers vervroegd met pensioen gaan (Reuwijk et al. 2013: 1). Dit zijn ‘pull’ factoren, ‘push’ factoren en financiën. Pull factoren maken het aantrekkelijk voor werknemers om vervroegd met pensioen te gaan. Voorbeelden hiervan zijn de wens naar vrijheid, meer flexibiliteit, meer tijd voor het sociale leven of zorgen voor de gezondheid (Ibid.). Push factoren werken anders en drijven mensen naar een vervroegd pensioen door bijvoorbeeld werk gerelateerde factoren zoals reorganisaties of conflicten op werk (Ibid.). Ook een gebrek aan kennis en vaardigheden of gezondheidsproblematiek zijn push factoren die een

(12)

12 vervroegde uittreding kunnen veroorzaken. Hiernaast kan ook de behoefte aan meer tijd voor vrijetijdsbesteding een pull factor zijn die ervoor zorgt dat werknemers vervroegd met pensioen willen. Wanneer het belangrijker wordt voor werknemers om meer flexibiliteit in hun leven te hebben en dingen te kunnen doen buiten hun werk wordt de motivatie om door te werken minder en voelen zij zich meer aangetrokken tot vervroegde pensionering (Reuwijk et al. 2013: 6). Hierdoor is de verwachting dat wanneer werknemers meer vrije tijd krijgen, door ontzieregelingen of een regeling voor werktijdvermindering, zij meer tijd hebben voor hun hobby’s en hierdoor het effect van de pull factoren minder wordt. Hierdoor zullen deze werknemers langer blijven doorwerken. Door de verlichting die ontzieregelingen bieden en het verlichtende effect op push en pull factoren is de verwachting dat ontzieregelingen ervoor zorgen dat de leeftijd waarop werknemers met pensioen gaan hoger komt te liggen. Hypothese 1 luidt:

H2: Ontzieregelingen hebben een positief effect op de pensioenleeftijd.

2.2. Mantelzorg

Ook vrijwilligers kunnen hunkeren naar een flexibelere indeling van hun tijd om zo alle activiteiten te combineren. Uit onderzoek is gebleken dat vrijwilligers en mantelzorgers meer activiteiten en hobby’s beoefenen dan leeftijdsgenoten (Nimwegen & van Praag 2012: 32). De aantrekkingskracht van bovengenoemde pull factoren kunnen hierdoor een grotere rol spelen. Echter kan mantelzorg wel onderscheiden worden van vrijwilligerswerk. In tegenstelling tot hobby’s en vrijwilligerswerk is mantelzorg niet altijd een bewuste keuze. De zorg voor een familielid of naaste komt vaak onverwachts of ongevraagd voor mensen. Mantelzorg is het verlenen van zorg voor andere mensen op basis van wederkerigheid (Stapel & Keukens 2009: 142). Deze dienst hoeft niet altijd daadwerkelijk wederkeert te worden, het gaat erom dat de mantelzorger weet dat de zorgontvanger deze dienst ook voor hem of haar had geleverd (Ibid.). Mantelzorg draait om het zorgen voor anderen, vaak naasten, zonder tussenkomst van instanties of bureaucratische procedures (Ibid.). Uiteindelijk verschilt mantelzorg van vrijwilligerswerk, omdat er bij vrijwilligerswerk onbetaald taken worden verricht waar geen wederkerigheid voor wordt verwacht. In 2007 werd er in Nederland door 3,5 miljoen mensen mantelzorg verleend waarvan 1,7 miljoen mensen in een relatief ernstige zorgsituatie waren (Stapel & Keukens 2009: 144). Verder is er uit het onderzoek van Stapel en

(13)

13 Keukens gebleken dat mantelzorgers vaker vrouw zijn (61%) en dat iets meer dan de helft van de mantelzorgers tussen de 45 en 65 jaar is (Stapel & Keukens 2009: 145). Van deze groep heeft 71 procent naast de mantelzorg ook nog een betaalde baan (Ibid.). Veel mensen geven aan dat mantelzorg in combinatie met werken goed te doen is, maar toch valt het tegen voor 30 procent en geeft zeven procent aan dat de combinatie te zwaar is. Mantelzorgers voelen zich ook vaker moe (Nimwegen & van Praag 2012: 32). Door 40 procent van de mantelzorgers wordt aangegeven dat zij een tekort aan tijd hebben en tien procent geeft zelfs aan dat zij minder werken of (tijdelijk) stoppen met werken doordat zij mantelzorg verlenen (Stapel & Keukens 2009: 145). Ook bleek dat veel mantelzorgers er niet van op de hoogte zijn dat er verlofregelingen zijn.

Doordat mantelzorg veel vraagt en vaak niet als ontspannend wordt ervaren is de verwachting dat mantelzorgers meer behoefte hebben aan vrije tijd om hun hobby’s en andere interesses uit te oefenen of om gewoon even bij te komen. De pull factor voor pensionering is hierdoor sterker. Hierdoor is de verwachting dat mantelzorg een negatief effect op de pensionering zal hebben. Ontzieregelingen zouden dit effect kunnen dempen doordat de verzorger meer tijd voor zijn mantelzorgtaken en voor zichzelf heeft. De laatste hypotheses luiden:

H3a: Het verlenen van mantelzorg heeft een negatief effect op de pensioenleeftijd.

H3b: Ontzieregelingen zullen het effect van mantelzorg op de pensioenleeftijd verzwakken.

2.4 Seniorenregeling en controlevariabelen

Wanneer werknemers behoefte hebben aan meer vrije tijd voor andere activiteiten naast het werk dan kunnen zij in sommige gevallen gebruik maken van een seniorenregeling waarbij er werktijdvermindering is. De regeling is ontwikkeld vanuit de gedachte dat het ouderen tegemoetkomt in hun wens om minder te werken en de gedachtegang erachter is dat zij op deze manier gemotiveerd blijven in hun werk (Van Solinge & Henkens 2011: 447). Ook dit is een vorm van de oudere werknemer ontzien. Om in het onderzoek ook te kijken naar hoe deze specifieke regeling de pensioenleeftijd beïnvloed wordt seniorenregeling meegenomen als onafhankelijke variabele.

(14)

14 Verder zijn er nog zeven andere variabelen die ter controle worden meegenomen in het onderzoek. Allereerst zijn er de financiën van een respondent die invloed hebben op de pensioenleeftijd. Naast push en pull factoren speelt de financiële situatie van een werknemer mee in de keuze tot vervroegde pensionering (Reuwijk et al. 2013: 6). Mensen die hun financiën goed op orde hebben gaan eerder op pensioen dan andersom. Om deze reden wordt er in dit onderzoek gecontroleerd voor de financiële situatie van respondenten. Er wordt gekeken naar het eigen vermogen, het maandsalaris en het inkomen dat door anderen in het huishouden wordt ingebracht. Verder wordt er gecontroleerd voor de mening van de partner van de respondent over het stoppen met werken. De reden dat er hiervoor wordt gecontroleerd is dat er uit eerder onderzoek van Henkens is gebleken dat naast de invloed van gezondheid en financiën op de pensioneringplannen, het ontbreken van de steun van de partner om langer door te werken ook een grote rol speelt (Henkens 1999). Een andere controlevariabele die invloed heeft op de pensioenleeftijd is de werktevredenheid van de respondent. Of werknemers tevreden zijn in hun werk kan een grote invloed hebben op hun beslissing om vervroegd met pensioen te gaan (Reuwijk et al. 2013). Werknemers die tot hun pensioen en langer werken doen dit vaak vanuit de extrinsieke motivatie (Vos & Cremer 2008: i). Ofwel de inhoud van het werk, het sociale karakter, zingeving, kennisoverdracht en betrokkenheid bij een organisatie zijn drijfveren om door te werken (Ibid.). Ontevredenheid in het werk zou er dan tot toe kunnen leiden dat werknemers eerder stoppen. Als laatste wordt er gecontroleerd voor leeftijd en geslacht. De leeftijd in het eerste meetmoment is een grote indicator voor de uiteindelijke pensioenleeftijd. Geslacht wordt meegenomen omdat mannen gemiddeld een half jaar later met pensioen gaan dan vrouwen (CBS 2016).

(15)

15

3. Data & Methode

3.1 Data en onderzoeksgroep

De data die gebruikt is voor dit onderzoek is afkomstig uit een longitudinaal kwantitatief onderzoek van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI). Dit onderzoek is genaamd ‘Werken, ouder worden en uittreden’. Hierin is de arbeidssituatie en het uittredegedrag van werknemers van 50 jaar en ouder onderzocht. Deze respondenten waren werkzaam bij Unilever Nederland BV, VendexKBB (voorheen Maxeda), IBM en de Nederlandse Rijksoverheid. Er is op twee momenten in de tijd data afgenomen namelijk in 2001 en in 2006/2007. Voor het onderzoek werden werknemers benaderd die 50 jaar en ouder waren ten tijde van 2001. Dit waren 3900 personen. Hiervan stuurde 62 procent, 2406 personen, de toegestuurde vragenlijst ingevuld terug. Naast gestelde vragen over de pensionering is er ook gevraagd naar de achtergrondinformatie, de gezondheid, financiën, de partner, vrijetijdsbesteding en de werksituatie en beleving. Deze respondenten werden in 2006/2007 opnieuw benaderd voor een vervolgonderzoek. Hierop volgde een respons van 1678 personen, ofwel 75 procent. De andere 25 procent heeft of niet gereageerd, kon niet meer benaderd worden door een bedrijfsovername (116) of is overleden (45). De totale populatie voor dit onderzoek is zodoende N = 1678.

Door het longitudinale karakter van de dataset is het mogelijk om een vergelijking in de tijd te maken. De onafhankelijke variabelen voor dit onderzoek zijn genomen uit de verzamelde data in 2001 en de afhankelijke variabele pensioenleeftijd wordt gedetermineerd uit de data verzameld in 2006/2007. Dit betekent dat respondenten die niet hebben deelgenomen aan het tweede meetmoment niet worden meegenomen in dit onderzoek. Voor dit onderzoek is er ook de keuze gemaakt om te kijken naar mensen die met pensioen zijn gegaan zodat het daadwerkelijke gedrag van respondenten bestudeerd kan worden. Dit houdt wel in dat respondenten die niet met pensioen zijn gegaan tussen 2001 en 2006/2007 niet worden meegenomen in de sample.

3.2. Methode van analyse

Voor de analyse van dit onderzoek zal er gebruik worden gemaakt van een multivariate regressieanalyse. Dit is een kwantitatieve analysemethode waarbij meerdere onafhankelijke

(16)

16 variabelen een afhankelijke variabelen proberen te verklaren. Er zal een multivariate regressieanalyse met interactie-effect worden uitgevoerd. Op deze manier kan je de verschillende effecten tussen groepen toetsen. Door het interactie-effect kan er gekeken worden of de invloed van een slechte gezondheid, of de invloed van mantelzorg verlenen, op de pensioenleeftijd verandert voor personen die beschikking hebben tot ontzieregelingen. Ook worden er voor de analyse controlevariabelen gebruikt. Deze controlevariabelen worden ingezet om een spurieus verband, ook wel schijnverband, te voorkomen. Een spurieus verband doet zich voor wanneer er een associatie lijkt te zijn tussen x1 en y terwijl er een derde variabele is genaamd x2, waar x1 en y afhankelijk van zijn (Agresti & Finlay 2009: 307). Wanneer er hiervoor wordt gecontroleerd wordt het schijnverband opgenomen.

3.3 Operationalisatie en verantwoording variabelen

De analyses gepresenteerd in dit onderzoek hebben betrekking op respondenten die in 2001 de leeftijd van 50 tot en met 64 hadden. De gemiddelde leeftijd is 55 jaar. In 2001 is er gekozen voor de leeftijdsgrens van 50 jaar, omdat dit de leeftijd is waarop het thema van pensionering begint te leven bij werknemers (Henkens & van Solinge 2003: 3). Ongeveer 74% van de populatie bestaat uit mannen en 26% bestaat uit vrouwen. In tabel 1 bevindt zich een overzicht van de verschillende variabelen, hoe zij gecodeerd zijn en welke vragen er zijn gesteld.

Tabel 1: Tabel van de (verklarende) variabelen, vraagstelling en codering

Variabele Codering Vraagstelling Antwoordcategorieën

Pensioenleeftijd Jaartal

pensionering in 2006 -

geboortejaar

“Wanneer bent u gestopt met werken: jaar?”

“Geboortejaar volgens po”

In jaartallen

Slechte gezondheid “Hoe is het in het algemeen met uw gezondheid (2001)?” 1. Erg goed 2. tamelijk goed 3. niet goed/niet slecht 4. tamelijk slecht 5. erg slecht Mantelzorg Nee = 0 Ja = 1

“Hebt u naast u werk ook nog

mantelzorgtaken (2001)?”

1. nee 2. ja

(17)

17 Beschikbaarheid ontzieregelingen Alle vijf de vraagstellingen bij elkaar opgeteld.

“Kunt u, als u dat wilt gemakkelijk: een dag vrij nemen? (2001)”

“Kunt u, als u dat wilt gemakkelijk: later beginnen of eerder weggaan? (2001)” “Kunt u, als u dat wilt gemakkelijk: thuis werken/ telewerken? (2001)”

“Kunt u, als u dat wilt gemakkelijk: onbetaald verlof opnemen? (2001)”

“Kunt u, als u dat wilt gemakkelijk: een tussentijdse vakantie opnemen?(2001)” 1. Nee 2. Ja Seniorenregeling Nee = 0 Ja = 1

“Maakt u gebruik van een seniorenregeling? (2001)”

“Ja.”

“Nee, maar dat ben ik in de toekomst wel van plan.”

“Nee, en dat ben ik in de toekomst ook niet van plan.”

Leeftijd De leeftijd in 2001. In jaartallen

Positieve mening partner over pensionering

Schaal 1 t/m 5 “Wat zou uw vrouw/ man ervan vinden als u met de eerste

gelegenheid die er is stopt met werken?”

1. heel vervelend 2. tamelijk vervelend 3. maakt niet zoveel uit 4. tamelijk prettig 5. heel prettig Werkontevredenheid 1 = heel tevreden 2 = tevreden 3 = niet tevreden/niet ontevreden 4 = tamelijk ontevreden 5 = heel ontevreden

“Hoe tevreden bent u met het werk dat u momenteel doet?”

-

Vermogen Schaal 0 t/m 6 “Hoe groot schat u uw totale vermogen?”

1. minder dan 10000 euro

(18)

18 2. tussen de 10 en 50 duizend euro 3. tussen de 50 en 100 duizend euro 4. tussen de 100 en 200 duizend euro 5. tussen 200 en 500 duizend euro 6. tussen 500 duizend en 1 miljoen euro 7. meer dan 1 miljoen euro

Maandsalaris Maandsalaris volgens

opgave pa In euro’s Maandinkomen ingebracht door anderen 0 = geen inkomen 1= 1 – 500 2 = 500-1000 3 = 1000 – 2000 4 = 2000 – 3000 5 = 3000 – 5000 6 = meer dan 5000

hoe hoog is het netto maandinkomen dat door anderen wordt ingebracht (t1) - Geslacht Man = 0 Vrouw = 1 Geslacht - vrouw - man

(19)

19 In tabel 2 is er een overzicht van de beschrijvingen van de variabelen.

Tabel 2: Beschrijvingen van de variabelen

Descriptive Statistics

N Minimum Maximum Mean SD

Pensioenleeftijd 749 51,00 65,00 58,59 2,68 Slechte gezondheid 749 1,00 5,00 1,98 0,86 Mantelzorgtaken 749 ,00 1,00 0,18 0,38 Beschikbaarheid ontzieregelingen 749 ,00 5,00 3,36 1,35 Seniorenregeling 749 ,00 1,00 0,18 0,38 Leeftijd 749 50,00 64,00 55,31 2,69

Positieve mening partner over pensionering

749 1,00 5,00 3,80 1,08

Werkontevredenheid 749 1,00 5,00 2,04 0,88

Totale vermogen 749 ,00 6,00 3,55 1,64

Maandsalaris 749 ,00 42832,00 7886,19 4255,23

Maandinkomen ingebracht door anderen 749 ,00 6,00 2,73 2,12

Vrouw 749 ,00 1,00 0,20 0,40

De afhankelijke variabele is de pensioenleeftijd. Deze variabele geeft de leeftijd aan waarop de respondent met pensioen is gegaan. Hiervoor is het jaartal waarin de respondent aangaf te zijn gestopt met werken afgetrokken van zijn geboortejaar. De vraag die gesteld werd aan de respondent was: “Wanneer bent u gestopt met werken: jaar?” De pensioenleeftijd varieert van 51 jaar tot en met 65 jaar. De gemiddelde pensioneringsleeftijd in deze sample is 58.59 en de standaardafwijking van het gemiddelde bedraagt 2.68 jaar.

Een hoofdeffect met de pensioenleeftijd wordt gemeten door de variabele slechte gezondheid. Deze variabele wordt gemeten door de vraag: “Hoe is het in het algemeen met uw gezondheid?” Op deze vraag waren vijf antwoordmogelijkheden namelijk “Erg goed”, “Tamelijk goed”, “Niet goed, niet slecht”, “Tamelijk slecht” en “Erg slecht”. Respectievelijk gecodeerd van één tot vijf. Het gemiddelde is 1.98 en de standaardafwijking van het gemiddelde is 0.86.

(20)

20 Een ander hoofdeffect wordt gemeten door de variabele mantelzorg. Onder mantelzorg vallen zorgtaken zoals bijvoorbeeld de zorg voor een zieke moeder of een gehandicapt familielid. De respondenten kregen de vraag “Hebt u naast u werk ook nog mantelzorgtaken?” Waarop zij ja (1) of nee (0) konden antwoorden. Het gemiddelde is 0,18 en de standaardafwijking van het gemiddelde is 0.38

Ontzieregelingen is een variabele die bestaat uit vijf verschillende vragen die kijken naar de mogelijkheden die er in het werk van de respondenten zijn om ze te ontzien. Er wordt gevraagd of zij gemakkelijk: een dag vrij kunnen nemen, later kunnen beginnen of eerder kunnen weggaan, of zij thuis kunnen werken, of zij onbetaald verlof kunnen opnemen en als laatste of zij een tussentijdse vakantie kunnen opnemen. Al deze vragen kunnen beantwoord worden met ja (1) of nee (0). Deze vragen meten of er de mogelijkheid is om bovenstaande punten gemakkelijk te kunnen doen, maar zij meten niet of de respondenten hier daadwerkelijk gebruik van maken. Ontzieregelingen is zo gecodeerd dat de antwoorden op de 5 vragen worden opgeteld. Zo kan er een minimale score van nul worden behaald en een maximale score van 5. Het gemiddelde van deze variabele ligt op 3.36 en de standaarddeviatie is 1.35.

De bovenstaande onafhankelijke variabelen worden gebruikt om te meten wat de invloed is op de pensioenleeftijd. Er wordt een direct verband gemeten tussen een slechte gezondheid en de pensioenleeftijd, mantelzorg verlenen en pensioenleeftijd, maar er worden ook interactie-effecten getoetst voor slechte gezondheid*ontzieregelingen en mantelzorg*ontzieregelingen. Verder wordt er gebruik gemaakt van acht controlevariabelen die ingezet worden om een spurieus verband te voorkomen. Deze zeven variabelen worden meegenomen in de analyse en zo wordt hun invloed op de pensioenleeftijd getoetst.

3.4 Controle variabelen

Met een seniorenregeling wordt een regeling voor werktijdvermindering bedoeld. In de vragenlijst wordt hiernaar gevraagd door de vraag: “Maakt u gebruik van een seniorenregeling?” Met deze variabele wordt dus gekeken of oudere werknemers gebruik maken van een regeling voor werktijdvermindering en niet of zij hier tot beschikking hebben. Helaas is hier niet naar gevraagd in de dataset. De variabele seniorenregeling wordt gebruikt, omdat de hoeveelheid tijd die iemand werkt per week invloed kan hebben de pensioenleeftijd en een seniorenregeling ook een manier van ontzien is. In de vragenlijst van 2001 wordt niet

(21)

21 gevraagd hoeveel uur per week de respondenten werken zodoende wordt de seniorenregeling gebruikt als indicator of de respondent fulltime of parttime werkt. Hierop volgen de antwoord categorieën “Ja”, “Nee, maar dat ben ik in de toekomst wel van plan” en “Nee, en dat ben ik in de toekomst ook niet van plan.” De variabele is gecodeerd in een dummy waarbij 0 de laatste twee antwoordcategorieën omvat en 1 “Ja” is. Het gemiddelde is 0.18. En de standaardafwijking van het gemiddelde is 0.38.

Verder zijn er een aantal controlevariabelen die de financiële situatie van de respondenten in kaart brengen. Voor de controlevariabele vermogen wordt de vraag gesteld: “Hoe groot schat u uw totale vermogen?”. De antwoorden zijn verdeeld in zeven categorieën: “Minder dan 10000 euro “, “Tussen de 10 en 50 duizend euro”, “Tussen de 50 en 100 duizend euro”, “Tussen de 100 en 200 duizend euro”, “Tussen 200 en 500 duizend euro”, “Tussen 500 duizend en 1 miljoen euro” en “Meer dan 1 miljoen euro”. Het gemiddelde van vermogen is 3.55 met een standaarddeviatie van 1.64. De volgende controlevariabele is het maandsalaris van de respondent. Dit salaris is opgevraagd bij de personeelsafdeling. Het gemiddelde maandsalaris is 7886.19 en de standaarddeviatie hierop is 4255,23. Het minimumsalaris is 0 euro en het maximum maandsalaris is 42832,-. Met de vraag: “Hoe hoog is het netto maandinkomen dat door anderen wordt ingebracht?” wordt er gemeten of er andere personen zijn in het leven van de respondent die de persoon financieel ondersteunen. Er zijn zeven antwoordcategorieën die reiken van geen inkomen tot en met 5000 euro per maand. Het gemiddelde ligt op 2.73 met een standaardafwijking van 2.12.

Ten slotte zijn er nog drie andere controle variabelen die invloed hebben op de pensioenleeftijd. De controle variabele geslacht is dichotoom ingedeeld op man en vrouw. Hierbij is 0 man en 1 vrouw. Om het geslacht van de respondent te achterhalen is de vraag: “Geslacht?” gesteld. Het gemiddelde van geslacht is 0,20 en de standaarddeviatie is 0,40. Naast geslacht is er de variabele werkontevredenheid. Hier wordt gemeten hoe ontevreden de respondent is in zijn of haar werk. Aan de hand van de vraag: “Hoe tevreden bent u met het werk dat u momenteel doet?”. Er kan geantwoord worden door middel van een vijf puntenschaal die van heel tevreden (1) naar heel ontevreden (5) gaat. Over het algemeen zijn de ondervraagden tevreden, het gemiddelde is 2.04 met een standaarddeviatie van 0.88. De laatste variabele die controleert is de mening van de partner over stoppen met werken. Hierbij wordt gevraagd wat de partner ervan zou vinden als de ondervraagde de eerste gelegenheid die hij/zij heeft zou stoppen met werken: “Wat zou uw vrouw/ man ervan vinden als u met de

(22)

22 eerste gelegenheid die er is stopt met werken?” De partner kan dit van heel vervelend (1) tot heel prettig (5) vinden. De meerderheid van de partners neigt naar de prettige kant met een gemiddelde van 3.8. Er is een standaardafwijking van het gemiddelde van 1.08.

(23)

23

4. Analyse

4.1. Resultaten

Om antwoord te geven op de hypothesen zijn er twee verschillende tabellen gemaakt. In tabel 3 worden de resultaten getoond van de regressieanalyse van de onafhankelijke variabelen slechte gezondheid en ontzieregelingen op de afhankelijke variabele pensioenleeftijd. Deze tabel laat de resultaten zien voor hypothese 1, 2a en 2b. En in tabel 4 wordt de regressieanalyse getoond van mantelzorg en ontzieregelingen op pensioenleeftijd. Deze tabel laat de resultaten zien voor hypothese 3a en 3b. Eerst zullen de resultaten uit tabel 3 worden besproken. In deze tabel worden drie modellen weergegeven. Alle drie de modellen zijn significant (p<0.001). Voor model 1 is de 𝑅2 0.731. De determinatiecoëfficiënt R2 is een statistiek die iets zegt over de nauwkeurigheid van de modelfit. Ofwel hoe dicht de regressielijn de oorspronkelijke data benadert. Dit getal ligt tussen de 0 en de 1. Een 𝑅2 van 0.731 betekent dat 73,1% van de pensioenleeftijd kan worden verklaard door de onafhankelijke variabelen. Voor model 2 is 𝑅2 0.735 en voor model 3 is 𝑅2ook 0.735.

In het eerste model van tabel 3 wordt de onafhankelijke variabele slechte gezondheid meegenomen en wordt er gecontroleerd voor 6 variabelen. De coëfficiënt van de constante (B) is in model 1 13.37. Dit betekent dat wanneer alle andere variabelen nul zouden zijn de pensioenleeftijd 13.37 jaar zou bedragen. Dit effect is significant, p>0.001. Significantie zegt iets over de kans dat het gevonden verschil toeval is.

Wanneer slechte gezondheid met één eenheid omhoog gaat neemt de pensioenleeftijd toe met 0.03 jaar. Dit is geen significant effect wat betekent dat de gevonden resultaten op toeval berusten. Deze resultaten zijn toepasbaar voor deze steekproef, maar niet generaliseerbaar naar de populatie. Wanneer iemand gebruikt maakt van een seniorenregeling dan neemt de pensioenleeftijd met 0.58 jaar af. Dit is een significant effect, p<0.001. Verder zijn er zeven controlevariabelen opgenomen in het model. Met elk jaar dat een persoon ouder wordt neemt de pensioenleeftijd met 0.85 jaar toe. Wanneer de mening van de partner met een eenheid toeneemt, dus positiever wordt, ten aanzien van het stoppen met werken dan daalt de pensioenleeftijd met 0.17 jaar per eenheid. Verder neemt de pensioenleeftijd af met 0.29 jaar voor elke eenheid hoger in werkontevredenheid. Al deze drie controlevariabelen zijn significant, p<0.001. Voor de andere vier controlevariabelen is geen significant effect gevonden. Wanneer vermogen met één eenheid toeneemt neemt de

(24)

24 pensioenleeftijd af met 0.05 jaar. Met elke euro maandsalaris die een respondent verdient neemt de pensioenleeftijd toe met 0.00 en voor elke eenheid die het maandinkomen dat ingebracht wordt door anderen omhoog gaat neemt de pensioenleeftijd met 0.02 jaar toe. Tot slot neemt de pensioenleeftijd met 0.17 jaar af wanneer de respondent een vrouw is.

Tabel 3: Resultaten van de regressieanalyse van slechte gezondheid en ontzieregelingen op pensioenleeftijd

Model 1 Model 2 Model 3

B (SE) B (SE) B (SE)

(Constant) 13,37(1,16)*** 14,14(1,18)*** 14,14(1,21)*** Slechte gezondheid 0,03(0,06) 0,02(0,06) 0,02(,15) Ontzieregelingen -0,13(0,04)** -0,13(0,10) Slechte gezondheid*Ontzieregelingen 0,00(0,04) Seniorenregeling -0,58(0,14)*** -0,57(0,14)*** -0,57(0,14)*** Leeftijd 0,85(0,02)*** 0,84(0,02)*** 0,84(0,02)***

Positieve mening partner over

pensionering -0,17(0,05)*** -0,18(0,05)*** -0,18(0,05)*** Werkontevredenheid -0,29(0,06)*** -0,31(0,06)*** -0,31(0,06)***

Vermogen -0,05(0,03) -0,05(0,03) -0,05(0,03)

Maandsalaris 0,00(0,00) 0,00(0,00) 0,00(0,00)

Maandinkomen ingebracht door anderen 0,02(0,03) 0,02(0,03) 0,02(0,03)

Vrouw -0,17(0,15) -0,24(0,15) -0,24(0,15)

0,731 0,735 0,735

N 751 751 751

*** p<0,001 **p<0,01 * p<0,05

Afhankelijke variabele: Pensioenleeftijd

In model 2 van tabel 3 wordt variabele ontzieregelingen meegenomen in de analyse. De coëfficiënt van de constante (B) is in model 2 14.14, p<0.001. Wanneer slechte gezondheid met 1 eenheid omhoog gaat neemt de pensioenleeftijd toe met 0.02 jaar. Dit is geen significant effect. Wanneer ontzieregelingen toeneemt met 1 eenheid dan neemt de pensioenleeftijd met 0.13 jaar af per eenheid. Dit is in model 3 geen significant effect.

(25)

25 Wanneer iemand gebruikt maakt van een seniorenregeling dan neemt de pensioenleeftijd met 0.57 jaar af. Dit is een significant effect, p<0.001. Verder zijn wederom de zeven controlevariabelen opgenomen in het model. Met elk jaar dat een persoon ouder wordt neemt de pensioenleeftijd met 0.84 jaar toe. Wanneer de mening van de partner met een eenheid toeneemt, dus positiever wordt, ten aanzien van het stoppen met werken dan daalt de pensioenleeftijd met 0.18 jaar per eenheid. Verder neemt de pensioenleeftijd af met 0.31 jaar voor elke eenheid hoger in werkontevredenheid. Al deze drie controlevariabelen zijn significant, p<0.001. Voor de andere vier controlevariabelen is geen significant effect gevonden. Vermogen, maandsalaris en maandinkomen ingebracht door anderen hebben allen dezelfde waarden als in model 1. De laatste controlevariabele vrouw is wel veranderd, de pensioenleeftijd neemt af met 0.24 jaar af wanneer de respondent een vrouw is.

In model 3 is naast de slechte gezondheid en ontzieregelingen ook het interactie-effect slechte gezondheid*ontzieregelingen toegevoegd. Hier wordt gekeken het effect van ontzieregelingen op een slechte gezondheid meengenomen. De coëfficiënt van de constante (B) is in model 3 14.14, p<0.001. Wanneer slechte gezondheid met 1 eenheid omhoog gaat neemt de pensioenleeftijd toe met 0.02 jaar. Dit is geen significant effect. Het interactie-effect tussen een slechte gezondheid en ontzieregelingen is ook niet significant. Wanneer de interactie met een eenheid toeneemt neemt de pensioenleeftijd met 0.13 jaar af. De resterende acht variabelen zijn vergelijkbaar met de richting, sterkte en significantie van de resultaten in model 2.

In tabel vier worden hypothesen H3a en H3b onderzocht. In het eerste model van tabel 4 wordt de onafhankelijke variabele mantelzorg meegenomen en wordt er gecontroleerd voor 6 variabelen. In het tweede model wordt de variabele ontzieregelingen toegevoegd. En in het derde model wordt ook het interactie-effect tussen mantelzorg en ontzieregelingen toegevoegd.

(26)

26

Tabel 4: Resultaten van de regressieanalyse van mantelzorg en ontzieregelingen op Pensioenleeftijd

Model 1 Model 2 Model 3

B (SE) B (SE) B (SE)

(Constant) 13,38(1,15)*** 14,14(1,17)*** 14,13(1,18)*** Mantelzorg 0,14(0,14) 0,13(0,14) 0,18(,33) Ontzieregelingen -0,13(0,04)** -0,12(0,04)** Mantelzorg*Ontzieregelingen -0,01(0,09) Seniorenregeling -0,57(0,14)*** -0,57(0,14)*** -0,57(0,14)*** Leeftijd 0,85(0,02)*** 0,84(0,02)*** 0,84(0,02)***

Positieve mening partner over

pensionering -0,17(0,05)*** -0,18(0,05)*** -0,18(0,05)*** Werkontevredenheid -0,28(0,06)*** -0,31(0,06)*** -0,31(0,06)***

Vermogen -0,05(0,03) -0,05(0,03) -0,05(0,03)

Maandsalaris 0,00(0,00) 0,00(0,00) 0,00(0,00)

Maandinkomen ingebracht door anderen 0,02(0,03) 0,02(0,03) 0,02(0,03)

Vrouw -0,19(0,15) -0,26(0,15) -0,26(0,15)

0,731 0,735 0,735

N 751 751 751

*** p<0,001 **p<0,01 * p<0,05

Afhankelijke variabele: Pensioenleeftijd

De coëfficiënt van de constante (B) is in model 1 13.38, p<0.001. Wanneer er mantelzorg wordt verleend neemt de pensioenleeftijd af met 0.14 jaar. Dit is een niet significant effect. Als er gebruik wordt gemaakt van een seniorenregeling dan neemt de pensioenleeftijd af met 0.57 jaar. Dit is een significant effect, p<0.001. Verder neemt de pensioenleeftijd met 0.85 jaar toe voor elk jaar dat de leeftijd omhoog gaat. Neemt de pensioenleeftijd af met 0.17 voor elke eenheid dat de partner positiever is over stoppen met werken en neemt het af met 0.28 voor elke eenheid dat iemand ontevredener is over werk Deze drie resultaten zijn allen significant, p<0.001. Verder neemt de pensioenleeftijd af met 0.05 jaar voor elke eenheid vermogen die omhoog gaat en neemt hij toe met 0.00 voor elke euro maandsalaris. Een eenheid stijging in het maandinkomen ingebracht door anderen leidt

(27)

27 tot een toename van 0.02 in de pensioenleeftijd. Verder gaan vrouwen 0.19 jaar eerder met pensioen dan mannen. Deze laatste vier besproken resultaten zijn niet significant.

In model 2 zijn ontzieregelingen toegevoegd. De coëfficiënt van de constante (B) is in model 2 14.14. Mantelzorg verlenen leidt tot een pensioenleeftijd van 0.18 jaar hoger. Dit is geen significant effect. Per eenheid ontzieregelingen gaat de pensioenleeftijd met 0.13 jaar naar beneden. Dit is een significant effect, <0.01. De andere variabelen blijven grotendeels gelijk met model 1. In model 3 is het interactie-effect tussen mantelzorg en ontzieregelingen toegevoegd. De coëfficiënt van de constante (B) in model 3 is 14.13. Het verlenen van mantelzorg voegt 0.18 jaar toe aan de pensioenleeftijd. Dit is geen significant effect. Elke eenheid toename in de mogelijkheid tot ontzieregelingen zorgt ervoor dat de pensioenleeftijd met 0.12 afneemt. Dit is significant, p<0.01. Het interactie-effect tussen deze beide variabelen zorgt ervoor dat wanneer mantelzorg*ontzieregelingen toeneemt met 1 de pensioenleeftijd afneemt met 0.01. Dit interactie-effect is niet significant. Verder zijn de andere variabelen in model 3 in overeenkomst met de uitkomsten van model 2.

(28)

28

5. Conclusie

5.1. Resultaten

De hoofdvraag van dit onderzoek is: “Wat is de invloed van gezondheid op de pensioenleeftijd van oudere werknemers?” Om het antwoord op deze vraag te achterhalen is er een multivariate regressieanalyse uitgevoerd. Er is gekeken naar de invloed van gezondheid, mantelzorg en ontzieregelingen op de pensioenleeftijd.

Allereerst is er gekeken naar de invloed van een slechte gezondheid op de pensioenleeftijd en het effect van ontzieregelingen hierop. Hypothese 1a stelde dat een slechte gezondheid een negatief effect op de pensioenleeftijd heeft. Deze hypothese is verworpen. In dit onderzoek is er een positief effect gevonden wat niet significant is. De vervolghypothese 1b stelde dat het verwachte effect van een slechte gezondheid op de pensioenleeftijd verzwakt zal worden door mogelijkheden tot ontzieregelingen. Deze hypothese is niet aangenomen, omdat er een niet significant positief verband is gevonden.

De tweede hypothese heeft betrekking op de vraag wat de invloed van ontzieregelingen zijn op de pensioenleeftijd. H2: Ontzieregelingen hebben een positief effect op de pensioenleeftijd. Deze hypothese is verworpen. Er is een significant effect gevonden dat ontzieregelingen geen positief, maar een negatief effect op de pensioenleeftijd hebben. Er kan geconcludeerd worden dat met elke toename van een mogelijkheid tot een ontzieregeling, de pensioenleeftijd met 0.13 jaar achteruit gaat.

Als laatste is er onderzocht hoe het verlenen van mantelzorg de pensioenleeftijd beïnvloed. Wederom is er gekeken naar het effect van ontzieregelingen op de relatie tussen mantelzorg en pensioenleeftijd. De laatste twee hypothese kunnen ook niet worden aangenomen. H3a luidt: Het verlenen van mantelzorg heeft een negatief effect op de pensioenleeftijd. H3b luidt: Ontzieregelingen zullen het effect van mantelzorg op de pensioenleeftijd verzwakken. Er is een positief niet significant effect gevonden voor mantelzorg op pensioenleeftijd in plaats van het verwachtte negatieve effect. Verder is er een negatief niet significant effect gevonden voor het significantie effect tussen ontzieregelingen en mantelzorg. Hierdoor is hypothese 3b, dat ontzien regelingen het effect van mantelzorg op de pensioenleeftijd verzwakt, verworpen.

Uit het onderzoek is ook gebleken dat het gebruik maken van een seniorenregeling ertoe leidt dat er 0.57 jaar eerder met pensioen wordt gegaan (p<0.001). Net als

(29)

29 ontzieregelingen heeft een seniorenregeling dus een negatief effect op de pensioenleeftijd. Dit terwijl al deze regelingen ingezet worden om werknemers te ontzien zodat zij langer doorwerken. Dit is een opvallend resultaat uit het onderzoek. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat oudere werknemers die ontzien worden in hun werk gewend raken aan het rustiger aan doen en op deze manier pensionering juist aanlokkelijker vinden. Verder onderzoek zou dit moeten uitwijzen.

5.2. Beperkingen

Allereerst wordt er in dit onderzoek gekeken naar de pensioenleeftijd van mensen. Hierdoor worden uit de populatie alleen de personen meegenomen die tussen 2001 en 2006/2007 met pensioen zijn gegaan. De rest van de respondenten worden niet meegenomen in het onderzoek. Echter om te kijken wat van invloed is op de pensioenleeftijd zijn ook de mensen die niet met pensioen gegaan interessant. Hoe komt het dat zij doorwerken? Dat deze mensen niet onderzocht zijn door bijvoorbeeld te kijken naar hun gewenste pensioenleeftijd is een beperking. Verder beperkt dit onderzoek zich tot één bepaalde arbeidssector. De ondervraagden in dit onderzoek zijn allen werkzaam in het kantoorwezen. Hierdoor zijn de resultaten niet zomaar toepasbaar op andere sectoren. Kantoorwerk is over het algemeen fysiek weinig belastend. In deze steekproef was de gezondheid gemiddeld genomen goed. Er waren weinig respondenten die aangaven dat hun gezondheid (erg) slecht was. Wanneer er gekeken wordt naar sectoren waar er een zware fysieke of eventueel emotionele belasting van toepassing is in het werk zouden er andere uitkomsten uit het onderzoek naar voren kunnen komen. Het ligt dan in de lijn der verwachting dat respondenten uit bijvoorbeeld de bouw een slechtere gezondheid hebben door jarenlang belastend werk te verrichten. In dat geval zou het ook zo kunnen zijn dat ontzieregelingen meer verschil maken.

Voor het meten van de gezondheid van de ondervraagden is slechts één vraag gebruikt. Hierin werd gevraagd naar de eigen ervaring van de gezondheid. Er is verder niet gekeken of hun staat van gezondheid beperkend is voor het werk. Ook is de data voor deze vraag verzameld op één moment in 2001. Het zou kunnen dat tussen 2001 en de pensioenleeftijd de gezondheid ernstig verslechterd is en deze informatie wordt in dit onderzoek niet meegenomen. Ook voor de meting van de variabele mantelzorg is er één vraag gesteld aan de respondent, of zij zelf vinden dat ze mantelzorg verrichten. Het zou kunnen dat verschillende respondenten hele andere definities van mantelzorg hebben. Op deze manier

(30)

30 kan het zijn dat er verschillende dingen gemeten worden. Ook was het aantal respondenten dat mantelzorg verleende procentueel laag in de steekproef. Door een onderscheid te maken in verschillende zorgtaken en wellicht andere vormen van vrijwilligerswerk zouden er misschien interessantere resultaten te behalen zijn.

Een beperking ten opzichte van ontzieregelingen is dat er maar naar een beperkt aantal regelingen gekeken wordt. Bovendien wordt er ook geen onderscheid gemaakt in deze regelingen. Terwijl zij wel van heel verschillende aard zijn. Alle regelingen worden gemeten als 1. Ook is het een beperking dat er enkel gekeken wordt naar de mogelijkheid om van deze regelingen gebruik te maken. Er wordt niet onderzocht of dit ook daadwerkelijk gebeurt. Naast ontzieregelingen is de variabele seniorenregeling in het onderzoek toegevoegd om ontzien in de vorm van werktijdvermindering te onderzoeken en bij gebrek aan informatie over het aantal uren dat een respondent werkt per week. Helaas is een seniorenregeling niet de beste indicator voor het aantal uren dat er gewerkt wordt. Personen die parttime werken zullen waarschijnlijk niet invullen dat zij gebruik maken van een seniorenregeling. Toch is ervoor gekozen om deze variabele deels hiervoor te gebruiken om enige indicatie te geven over de invloed van minder werken op de pensioenleeftijd. Verder is een andere beperking met de variabele seniorenregeling. Allereerst wordt er alleen gevraagd of mensen hiervan gebruiken maken en niet of er de mogelijkheid toe is om hier van gebruik te maken. Ten tweede is ervoor gekozen om te kijken naar de personen die daadwerkelijk gebruik maken van een seniorenregeling en werden personen die aangaven dit van plan te zijn gemarkeerd als niet gebruik makende van een seniorenregeling. Het zou kunnen dat deze groep mensen een jaar later wel van zo’n regeling gebruik hebben gemaakt. Ten derde kan de uitkomst dat personen die gebruik maken van een seniorenregeling 0.57 jaar eerder met pensioen gaan bias zijn. Het ligt in de lijn der verwachting dat personen die met pensioen willen gaan gebruik maken van een seniorenregeling. Zo kan het zijn dat de seniorenregeling niet precies meet wat we willen meten.

5.3. Vervolgonderzoek

Wat uit het onderzoek naar voren is gekomen is dat instrumenten die ingezet worden om oudere werknemers te ontzien en ze langer door te laten werken averechts werken. Het leidt er juist toe dat zij eerder met pensioen gaan dan mensen die hier geen gebruik van maken of hier niet de mogelijkheid toe hebben. Dit is opmerkelijk aangezien er in Nederland zoveel

(31)

31 gebruik wordt gemaakt van ontzienbeleid. Het is belangrijk dat er meer onderzoek wordt gedaan naar de effectiviteit van dit beleid aangezien het breed ingezet wordt. In een vervolgonderzoek zou er dieper kunnen worden ingegaan op de werking van ontzieregelingen en kan er gekeken worden naar meer verschillende soorten van ontzien. Hiernaast is het belangrijk om de verschillende vormen van ontzien apart te bestuderen om zo de verschillen in effectiviteit te meten. Hierbij kan het interessant zijn om in verschillende sectoren te kijken.

Ook zou het interessant kunnen zijn om verder onderzoek te doen naar mantelzorg en vrijwilligerswerk. Ondanks dat er uit dit onderzoek geen significant resultaat behaald is voor mantelzorg valt er nog veel te onderzoeken met betrekking hier tot. Er is weinig bekend over de invloed van mantelzorg en vrijwilligerswerk op de werksituatie van oudere werknemers. Veel onderzoek richt zich op tevens gepensioneerden en hun vrijetijdsbestedingen, maar er is weinig te vinden over de invloed van vrijetijdsbesteding op het werk. Vervolgonderzoek zou hier licht op kunnen schijnen.

(32)

32

6. Literatuur

Agresti, A. & B. Finlay (2009) Statistical Methods for the Social Sciences. Upper Saddle River: Pearson Hall inc.

Andriessen, I. Et. Al. (2014). Ervaren discriminatie in Nederland. Sociaal en Cultureel Planbureau: Den Haag.

Bender, K.A. (2012) ‘An Analysis of Well-Being in Retirement: The Role of Pensions, Health, and ‘Voluntariness’ of Retirement.’ Journal of Socio-Economics: 1-31.

Berg, T.L.J. van den et al. (2009) ‘De invloed van gezondheid op vervroegde uittreding uit het arbeidsproces in elf Europese landen.’ TBV 17 (7).

Burdorf et al. (2008) De invloed van gezondheid en arbeidsomstandigheden op duurzame inzetbaarheid van oudere werknemers.

CBS (2016) Levensverwachting 65-jarige 5 jaar hoger sinds aow-wet. Beschikbaar via <https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2016/22/levensverwachting-65-jarige-5-jaar-hoger-sinds-aow-wet>

CBS (2016) CBS: pensioenleeftijd voor negende jaar omhoog. Beschikbaar via: <http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/arbeid-sociale-zekerheid/

publicaties/artikelen/archief/2016/pensioenleeftijd-voor-negende-jaar-omhoog.htm> CBS (2016) Vergrijzing. Pensioenstelsel. Beschikbaar via

<https://www.cbs.nl/nl-nl/conversie/beschrijvingen/vergrijzing>

CBS (2016) Werknemers op hogere leeftijd met pensioen. Beschikbaar via <https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2010/12/werknemers-op-hogere-leeftijd-met-pensioen>

Conen, W. et al. (2009) ‘Werkgevers worstelen met verhoging pensioenleeftijd.’ Demos 25 (8): 1-8.

(33)

33 Deelen, A. et al. (2012) ‘Actieve oudere en de arbeidsmarkt: de beloning’. In

Bevolkingsvraagstukken in Nederland anno 2012. Ed. by van Nimwegen & van Praag,

Amsterdam: Amsterdam University Press: 105-115.

De Wind, A. et al. (2013) ‘Pathways through which health influences early retirement: a qualitative study.’ BMC Public Health 13 (292): 1-9.

Henkens, K. (1999). ‘Retirement intentions and spousal support. A multi-actor approach.’

Journal of Gerontology: Social Sciences 54B: 63-74.

Henkens, K. & H. van Solinge (2003) ‘Vervroegd pensioen blijft in trek.’ Over-werk: 157-160

Henkens, K. & H. van Solinge (2003) Het Eindspel. Werknemers, hun partners en

leidinggevenden over uittreden uit het arbeidsproces. Den Haag: Koninklijke van

Gorcum.

van der Houwen, K. & L. Moonen (2014) ‘Oordelen over jongere en oudere werknemers’.

CBS|Sociaaleconomische trends, oktober 2014, 01.

Van Nimwegen, N. & van Praag, C. (2012) ‘Actief ouder worden in Nederland’. In

Bevolkingsvraagstukken in Nederland anno 2012. Ed. by van Nimwegen & van Praag,

Amsterdam: Amsterdam University Press: 13-36.

Patrickson, M. & R. Razijn (2005) ‘Workforce ageing. The challenges for 21st century

management.’ International Journal of Organisational Behaviour 10 (4): 729-739 Planbureau voor de leefomgeving (2016) Wat zijn de gevolgen van de vergrijzing? Beschikbaar

via <http://www.pbl.nl/vraag-en-antwoord/wat-zijn-de-gevolgen-van-de-vergrijzing> Reuwijk, K.G. et al. (2013) ‘All those things together made me retire. Qualitative study on early

retirement among Dutch employees.’ BMC Public Health 13 (516): 1-11.

Rijksoverheid (2016) Pensioen. Beschikbaar via < https://www.rijksoverheid.nl/ onderwerpen/pensioen>

(34)

34 Statline CBS (2016) Beschikbaar via <http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/

?DM=SLNL&PA=37296ned&D1=19-21&D2=0,10,20,30,40,50,%28l-1%29-l&VW=T> Stapel, J. & R. Keukens (2009) ‘Zelfzorg en mantelzorg in sociologisch perspectief.’ Sociologie

voor gezondheidszorg en verpleegkunde: 131-199.

Van Solinge, H. & Henkens, K. (2011) ‘Besluitvorming rondom pensioneren. De invloed van werk- en organisatiecontext.’ Gedrag en organisatie 24: 430-452.

Vos, F.S.M. & Cremer, R. (2008) Wat drijft gepensioneerden om te blijven werken? Hoofddorp: TNO.

(35)

35

7. Bijlage

7.1. Syntax

DATASET ACTIVATE DataSet1.

RECODE status (1=1) (0=0) (ELSE=SYSMIS) INTO Pensioenwelniet. VARIABLE LABELS Pensioenwelniet '0 = niet pensioen 1= wel pensioen'. EXECUTE.

* De variabele status geeft aan of iemand (1) gebruik heeft gemaakt van een (pre)pensioen arrangement of (2) niet.

RECODE gebjaar (1936 thru 1951=Copy) INTO Geboortejaar. VARIABLE LABELS Geboortejaar 'Geboortejaar volgens po'. EXECUTE.

RECODE vi48jaar (1=2001) (2=2002) (3=2003) (4=2004) (5=2005) (6=2006) (7=2007) (97 thru 99=SYSMIS) (0=2000) INTO Jaarstoppenwerk.

VARIABLE LABELS Jaarstoppenwerk 'Jaar waarin de respondent aangeeft te zijn gestopt met werken'.

EXECUTE.

/* Er is gekozen voor vi48 als indicatie voor het jaar waarin er is gestopt met werken. Hierin heeft de respondent zelf aangeven wanneer hij/zij gestopt is. */

/* Er zijn ook twee andere variabelen die dit meten. Eentje daarvan geeft gegevens van personeelszaken (Xstjaar)en een andere geeft alleen het jaartal van vervroegde uittreders (vi1_jaar). */

/* Er is gekozen voor vi48jaar omdat hier de meest ingevulde data van is. Er zijn 5 personen die 97-99 hebben geantwoord.Deze zijn niet meegenomen omdat de antwoordcategorie 20.. was. 2099 is ongeldig.*/

(36)

36 EXECUTE.

* De pensioenleeftijd is berekend door het door de respondent opgegeven jaar waarin hij/zij is gepensioneerd af te trekken van het geboortejaar.

DATASET ACTIVATE DataSet1.

RECODE v4 (1=1) (2=0) (3=0) (ELSE=SYSMIS) INTO Seniorenregeling.

VARIABLE LABELS Seniorenregeling 'maakt u gebruik van een seniorenregeling? (t1)'. EXECUTE.

/* 1= men maakt gebruik van een seniorenregeling, 2 = dat men er niet gebruikt van maakt en dit ofwel van plan is of niet. */

/* Er is gekozen om alleen van de data uit te gaan die in 2001 bekend is, dus dat respondenten op dat moment gebruik maken van een seniorenregeling. */

RECODE v67 (1 thru 5=Copy) (ELSE=SYSMIS) INTO Slechte_gezondheid.

VARIABLE LABELS Slechte_gezondheid 'hoe is het in het algemeen met uw gezondheid (t1)'. EXECUTE.

* 1 = een goede gezondheid, 5 is een slechte gezondheid

RECODE v54a v54b v54c v54d v54e (1=1) (2=0) (ELSE=SYSMIS) INTO Ontzien_dagjevrij

Ontzien_eerderweggaan Ontzien_thuiswerken Ontzien_onbetaaldverlof Ontzien_tussentijdsevakantie.

VARIABLE LABELS Ontzien_dagjevrij 'kunt u, als u dat wilt gemakkelijk: een dag vrij nemen? (t1)'

/Ontzien_eerderweggaan 'kunt u, als u dat wilt gemakkelijk: later beginnen of eerder weggaan? (t1)'

/Ontzien_thuiswerken 'kunt u, als u dat wilt gemakkelijk: thuis werken/ telewerken?' /Ontzien_onbetaaldverlof 'kunt u, als u dat wilt gemakkelijk: onbetaald verlof opnemen?'

(37)

37 /Ontzien_tussentijdsevakantie 'kunt u, als u dat wilt gemakkelijk: een tussentijdse vakantie '+

'opnemen?'. EXECUTE.

* De vijf vragen die gebruikt worden om ontzienmaatregelen te meten zijn gecodeerd naar dummy's.

COMPUTE

Ontzienmaatregelen=(Ontzien_dagjevrij+Ontzien_eerderweggaan+Ontzien_thuiswerken+ Ontzien_onbetaaldverlof+Ontzien_tussentijdsevakantie).

EXECUTE.

* De variabele ontzienmaatregelen is gecreërd door de vijf vragen bij elkaar op te tellen, 0 betekent dat de respondent van geen ontzienmaatregel tot beschikking heeft, 5 betekent dat hij/zij allen kan gebruiken

DATASET ACTIVATE DataSet1.

RECODE v31 (1=0) (2=1) (ELSE=SYSMIS) INTO Mantelzorg_2001.

VARIABLE LABELS Mantelzorg_2001 'hebt u naast u werk ook nog mantelzorgtaken (t1) 0 = nee, 1 = ja'.

EXECUTE.

DATASET ACTIVATE DataSet1.

RECODE geslacht (1=0) (2=1) (ELSE=SYSMIS) INTO Geslacht_. VARIABLE LABELS Geslacht_ 'Geslacht'.

EXECUTE.

* Geslacht, 0 = man, 1 = vrouw.

RECODE lft_w1 (50 thru 65=Copy) (ELSE=SYSMIS) INTO Leeftijd_2001. VARIABLE LABELS Leeftijd_2001 'De leeftijd in 2001.'.

(38)

38 EXECUTE.

RECODE maandsal (Lowest thru 45303=Copy) (ELSE=SYSMIS) INTO Maandsalaris_2001. VARIABLE LABELS Maandsalaris_2001 'Maandsalaris volgens opgave pa'.

EXECUTE.

RECODE v43 (1 thru 5=Copy) (ELSE=SYSMIS) INTO Werkontevredenheid_2001.

VARIABLE LABELS Werkontevredenheid_2001 'hoe tevreden bent u met het werk dat u momenteel doet?'.

EXECUTE.

RECODE v85 (1 thru 5=Copy) (ELSE=SYSMIS) INTO Mening_partner.

VARIABLE LABELS Mening_partner 'wat zou uw vrouw/ man ervan vinden als u met de eerste '+

'gelegenheid die er is stopt met werken'. EXECUTE.

RECODE v74 (1=0) (2=1) (3=2) (4=3) (5=4) (6=5) (7=6) (ELSE=SYSMIS) INTO Vermogen2001. VARIABLE LABELS Vermogen2001 'hoe groot schat u uw totale vermogen (t1)'.

EXECUTE.

RECODE v73b (1=0) (2=1) (3=2) (4=3) (5=4) (6=5) (7=6) (ELSE=SYSMIS) INTO Ingebracht_maandinkomen_2001.

VARIABLE LABELS Ingebracht_maandinkomen_2001 'hoe hoog is het netto maandinkomen dat door '+

'anderen wordt ingebracht (t1)'. EXECUTE.

(39)

39 EXECUTE.

* Variabele om het interactieeffect tussen ontzienmaatregelen en gezondheid te meten.

COMPUTE OntzienmaatregelenXmantelzorg=(Ontzienmaatregelen * Mantelzorg_2001). EXECUTE.

* Variabele om het interactieeffect tussen ontzienmaatregelen en mantelzorg te meten.

DESCRIPTIVES VARIABLES=Pensioenleeftijd Slechte_gezondheid Mantelzorg_2001 Ontzienmaatregelen

Seniorenregeling Leeftijd_2001 Mening_partner Werkontevredenheid_2001 Vermogen2001 Maandsalaris_2001

Ingebracht_maandinkomen_2001 Geslacht_

/STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX./MISSING=LISTWISE

* Beschrijvende tabel voor alle variabelen

REGRESSION

/MISSING LISTWISE

/STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN

/DEPENDENT Pensioenleeftijd

/METHOD=ENTER Slechte_gezondheid Seniorenregeling Leeftijd_2001 Mening_partner Werkontevredenheid_2001 Vermogen2001 Maandsalaris_2001 Ingebracht_maandinkomen_2001 Geslacht_

/METHOD=ENTER Slechte_gezondheid Ontzienmaatregelen Seniorenregeling Leeftijd_2001 Mening_partner

Werkontevredenheid_2001 Vermogen2001 Maandsalaris_2001 Ingebracht_maandinkomen_2001 Geslacht_

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit wil niet zeggen dat er in Zuid-Limburg helemaal geen geschikte ei-afzetplekken voor de Keizersmantel aanwezig zijn, maar wel dat er onvoldoende geschikte plekken zijn voor

In de eerste plaats moet het vaccin ervoor zorgen dat de dieren niet meer ziek worden, legt Bianchi uit, maar ook moet duidelijk worden of het virus zich via de ge

Uit eerdere inventarisaties/enquêtes Meerburg et al., 2008 is gebleken dat in de Hoeksche Waard de aandacht bij het waterschap Hollandse Delta voor ecologisch beheer van dijken

Maatregel Om de aanvoercapaciteit van zoetwater voor West-Nederland te vergroten wordt gefaseerd de capaciteit van de KWA via zowel Gouda als Bodegraven uitgebreid.. Dit

Een nadere analyse waarin naast de in de vorige regressieanalyse genoemde controlevariabelen ook alle individuele campagne-elementen zijn meegenomen, laat zien dat

NaNO 3 , while dashed lines indicate the performance of non-annealed (PAH/ PAA) 15 membranes)... In the research of Levchenko and Freger [91] who studied the performance of NF

While providing a foundation for further research, the present study highlights the need for further investigation and study into the conditions of precarity faced by women

Nog dringender word hierdie aardgebondenheid verbeeld in die gedig ~t~Ewene ( bl. En die raakpunt van hierdie tweo uiterstes is in die mens wat hierdie