• No results found

Liever naïef, dan passief!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Liever naïef, dan passief!"

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Liever

naïef,

dan

(2)
(3)

Liever naïef, dan passief! Lenneke Heeren, januari 2006

(4)
(5)

Voorwoord

Deze scriptie heb ik geschreven naar aanleiding van het eindexamen AKV/ Sint Joost, studierichting grafisch ontwerpen.

Woorden van dank richt ik aan Elizabeth Pick, Ewan Lentjes, Martijn Maas, Babette Heeren, Jasper Heeren, Marijke Heeren, Jan Heeren, Eva van den Dungen, Rob Giesendorf, Stijn van de Ven, Liesbeth Paanakker en John van Peer, omdat mede dankzij hen deze scriptie tot stand is gekomen.

(6)
(7)

Inhoudsopgave

Inleiding Engagement

_1.0 Geschiedenis _1.1 Oktoberrevolutie

_1.2 De Tweede Wereld Oorlog en de jaren erna. _1.3 Wim Crouwel, Total Design, 1950

_1.4 Jan van Toorn, 1960

_1.5 Gert Dumbar, Anthon Beeke, 1970 _1.6 De PTT

_1.7 Wild Plakken, Eind 1970 begin 1980 _1.8 De mening van Piet Schreuders _1.9 Wat hebben we hier nu nog aan? _2.0 De (westerse) maatschappij _2.1 Lokaal, Nederland _2.2 Wat is de publieke zaak? _2.2.1 Publieke Domein

_2.2.2 Maar hoe ‘publiek’ is de publieke ruimte? _2.3 Opnieuw verzet

_2.4 Publieke domein en de informatievoorziening _2.4.1 Publieke Omroep

_3.0 Het internet _3.1 De gifteconomie

_3.1.1 De oorsprong van het internet _3.2 Weblogs

_3.2.1 Amateurisme _3.3 Zines

_3.4 Media-activisme, Indymedia

_3.5 Shareware, Opensource software (vrije software), Wikipedia _3.6 Het internet; Publiek Domein

(8)

_4.0 Terug naar grafisch ontwerp _4.1 Grapus & Ne Pas Plier _4.1.1 Ne Pas Plier

_4.2 Invloed van de massamedia

_4.3 Visuele Retorica, verandering rol van ontwerper _4.4 Vervagen van grenzen

_4.5 Interactiviteit _4.6 Overvloed

_4.7 Rol van de kunsten

_4.8 Verschillende tendensen in de Nederlandse vormgeving _4.8.1 Opzoek

_4.8.2 Het individuele, autonome _4.8.3 Laboratorium

_4.8.4 Even tussendoor, het micronarratieve verhaal _4.9 Waag Society

_4.10 Ontwerpen voor het Publieke Domein

_4.10.1 Post-St. Joost methode: de Urban Graphic Designer _4.10.2 Felix Janssens, Inkijk-uitruil

Conclusie Bronnenlijst Beeldbijlage

(9)
(10)

engagement

idealisme

(11)

Inleiding

Idealisme en utopie zijn door de geschiedenis heen in een kwaad daglicht komen te staan. De begrippen zijn nogal beladen. Bij het horen van de woorden denkt men al snel aan begrippen als dogmatiek, tirannie en naïviteit. Het geloof in een betere wereld en in de vooruitgang heeft plaats gemaakt voor het besef dat er niet één formule als algemene richtlijn voor het menselijke handelen bestaat.

Toch duiken de begrippen weer regelmatig op. Politici wordt een gebrek aan idealistische grondbeginselen verweten. Door architecten wordt naarstig gezocht naar nieuwe vormen van sociaal en ecologisch verantwoord bouwen. Ook in de kunst lijkt men er meer mee bezig, het aantal exposities met een uitgesproken politieke toon is enorm toegenomen. Sinds de aanslagen op de Twin Towers en het Pentagon ontkomen de kunsten niet meer aan hun maatschappelijke rol en de politieke betekenis ervan. Het wereldwijde conflict tussen de Verenigde Staten (het westen) en diverse Islamitische opwekkings- en terreurbewegingen wordt aangeduid als een cultureel conflict. In dit conflict gaat het niet alleen om economische belangen of politieke macht, maar om botsende wereldbeschouwingen en levensvormen. Mijn onderzoek begint met het zoeken naar wat engagement betekende in de geschiedenis van het grafisch ontwerp. Ook dit woord is nogal beladen en klinkt erg belegen. Daarom probeer ik deze woorden ook zoveel mogelijk te mijden in mijn scriptie. Het lijkt me daarom duidelijker om het als ‘maatschappelijk betrokkenheid’ te verwoorden, omdat dit een vrij ruime, algemene aanduiding is. Met deze aanduiding neem ik ook een duidelijke afstand van de oude begrippen en hun geschiedenis om zo op een nieuwe frisse manier over het onderwerp na te denken. Wel zal ik enkele verschillende opvattingen van engagement door de geschiedenis heen kort bespreken. Mijn eerste hoofdstuk is een kort hoofdstuk, gewijd aan de geschiedenis, dit was deel van mijn onderzoek en maakt mijn verhaal compleet. Vervolgens ga ik kijken naar hoe de maatschappij van nu eruit ziet. Hierbij komt een gebied, het publieke domein, naar voren dat wellicht een interessant terrein is voor de ‘maatschappelijk betrokken’ ontwerper van nu. Daarna bespreek ik het belang van een ‘onafhankelijke’ informatie-voorziening voor de maatschappij en de vrij nieuwe ontwikkeling op dit gebied met de komst van het internet.Vervolgens bespreek ik enkele huidige ontwikkelingen binnen het grafisch ontwerp. Ik zal met het oog op de conclusie, de zaken die naar mijn mening interessant zijn voor de toekomst van het grafisch ontwerp extra belichten. Ten slotte blik ik in mijn conclusie nog éénmaal terug op mijn scriptie. Waarbij ik de belangrijkste punten nog een keer zal aanhalen.

(12)
(13)

Engagement

Woordenboek, Van Dale: en•ga•ge•ment (het ~, ~en) 1 verbintenis van een artiest

2 het betrokken zijn bij maatschappelijke en culturele problemen 3 [scherm.] contact tussen de klingen

In het boek Reflect#01, Nieuw engagement komen verschillende definities naar voren:

Existentialisme:

Engagement werd gezien als het resultaat van een authentieke, vrije keuze, gemaakt door een autonoom individu, dat zijn ‘mauvais foi’ van zich afwerpt, dat wil zeggen zijn afhankelijkheid van de dominante opinie van de mening van de meerderheid.

Gert Staal zegt over engagement:

“Engagement was een groepsgebonden, collectieve vanzelfsprekendheid die gericht was op de verheffing van de verschillende bevolkingsgroepen.” René Boomkens, gebaseerd op Foucault en Kant:

“Het is goed om ons te realiseren dat engagement, niet bestaat bij de gratie van de radicale individuele keuze met bijbehorende daad van verzet, maar afhankelijk is van het ‘enthousiasme van de omstanders’. Engagement is geen individuele keuze, maar is de expressie van collectieve betrokkenheid bij een cruciale beweging of ontwikkeling”.

Opmerkelijk zijn de twee geheel verschillende opvattingen over wat engagement betekent. In de definitie volgens de (radicale) existentialisten gaat het over een autonoom individu en bij de andere gaat het over een collectieve betrokkenheid. Dit ‘enthousiasme van de omstanders’ biedt een geheel ander gezichtspunt op het engagement dan werd geboden in het existentialisme, dat het vooral voorstelde als een uiteindelijk ongefundeerde, radicale individuele keuze, als een soort creatio ex nihilo, een daad die uiteindelijk niet veel meer dan een gebaar lijkt. De laatste definitie van engagement is belangrijk in mijn scriptie.

(14)
(15)

1.0

Geschiedenis

In dit hoofdstuk wil ik naar het verleden kijken om te zien hoe het vak toen reageerde op en zich ontwikkelde door de maatschappij.

_1.1 Oktoberrevolutie

Het grafisch ontwerp en idealisme zijn met elkaar verweven vanuit de geschiedenis. De ontwikkeling van het vak is mede door idealisme in een stroomversnelling gekomen. Je zou misschien zelfs kunnen stellen dat het eruit ontstaan is, er was de nood om de maatschappij te veranderen en er was een middel nodig om deze nieuwe maatschappij te verbeelden. De Oktoberrevolutie van 1917 in Rusland zorgde voor een sociale en politieke omwenteling met een enorme impact, niet alleen in Rusland. Er moest een nieuwe maatschappij komen. Een maatschappij waarin alles gelijk werd verdeeld, iedereen gelijk was en er geen elite meer bestond. Deze maatschappij moest vormgegeven worden. (De droom van een betere maatschappij bestaat al langer bij bijvoorbeeld de ‘Arts & Crafts movement’ in Engeland maar dit was op kleinere schaal). Kunstenaars zouden samen met architecten, ingenieurs en technici de nieuwe maatschappij vormgeven en zo de arbeidende klasse verheffen en ondersteunen in haar strijd voor een beter bestaan. De grafische uitingen waren daarbij zeer belangrijk, zij zorgden voor de uitstraling van de revolutie.

Naast dit sterke geloof in de realiseerbaarheid van een rechtvaardige maatschappij was er een sterk geloof in de techniek. Je ziet dit terug bij het Bauhaus waar men geloofde dat nieuwe technieken, materialen en vormen zouden bijdrage aan de verwezenlijking van een betere maatschappij. Door middel van standaardisatie en machinale productie en met het oog op functionaliteit trachtte men zo voor een breder publiek, betaalbare en kwalitatief goede producten te bieden. De ‘vormgevers’ van de tijd na de revolutie en na de eerste wereldoorlog, geloofden dat een verantwoorde omgeving en vormgeving belangrijk waren ten behoeve van het welzijn van de mens. Grafisch vormgeven zoals we dat nu kennen bestond nog niet, het werd voornamelijk bedreven door beeldende kunstenaars maar ook door drukkers en architecten.

(16)

Piet Zwart is een van de ontwerpers die vanuit een maatschappelijke visie nadacht over het grafisch ontwerp. De kunstenaar had volgens hem een taak in de maatschappij. “Vorm en vormgeving zijn geen kwestie van individuele lust maar verantwoordelijke factoren in de gemeenschap”, aldus Zwart.>>

Piet Zwart had een nieuwe theorie over hoe een ontwerp zou moeten zijn, gebaseerd op interne logica van functionaliteit, goed gebruik van de techniek en geen onnodige franje; de Nieuwe Zakelijkheid. In de jaren dertig kwam daar verandering in. De grafisch ontwerpers geloofden nog steeds in hun maatschappelijke taak maar verbonden er geen gedwongen vorm meer aan. Opmerkelijk is dat in de jaren twintig reclame nog uitstekend paste binnen het idealisme mits het reclame was die niet in strijd was met de belangen van de gemeenschap. Volgens Zwart kon eerlijke reclame emanciperend en esthetisch opvoedend zijn. _1.2 De Tweede Wereld Oorlog en de jaren erna

Tijdens de Tweede Wereld Oorlog lag de ontwikkeling van de grafische vormgeving praktisch stil. Maar het belang van het vak voor de maatschappij was belangrijker dan ooit. Ontwerpers zetten hun kennis van de techniek en precisie in bij het vervalsen van persoonsbewijzen en documenten en het maken van illegale blaadjes. Deze oorlogsjaren zorgden voor een flinke deuk in het vertrouwen in de vooruitgang. Maar het land moest opnieuw opgebouwd worden. Kunstenaars, verzetsmensen en jongeren geloofden dat nu eindelijk de democratische en rechtvaardige maatschappij kon worden gerealiseerd. Na de oorlog werkte zowel de maatschappij als het vak aan een wederopbouw, er kwam een beroepsvereniging: Vereniging van Beoefenaars der Gebonden Kunsten ofwel GKf. De GKf werd opgericht door verzetsmensen. Nieuwe leden werden niet beoordeeld op hun werk maar op hun politieke voorkeur. Reclameontwerpers waren in de ogen van de grafisch ontwerpers ‘fout’. Dit sloeg zowel op hun houding tijdens de bezetting als op het vermeende gebrek aan cultuur. Hoewel de GKf tegen reclame was bleven er enkele uitzonderingen zoals de Utrechtse Jaarbeurs die een en al reclame was maar dan wel voor techniek en industrie. De opvatting van reclame voor techniek en industrie was dus nog hetzelfde als die voor de oorlog. Het idealisme is verweven met de geschiedenis van het grafisch ontwerp, ik wil niet teveel uitwijden over de geschiedenis maar beknopt een aantal belangrijke personen en hun gedachten over het vak ten opzichte van de maatschappij belichten.

_1.3 Wim Crouwel, Total Design,1950

In de jaren vijftig heerste er een geloof dat de wereld maakbaar was. De taak van de ontwerper was helderheid te brengen in de algehele

>> uit: De wereld moe(s)t anders. (L. ten Duis, A. Haase)

(17)

communicatie en circulatie. De ontwerper moest daarbij niet zijn eigen standpunt uitdragen en de mensen niet lastig vallen met zelfexpressie en overmatige versiering. Dat zorgde alleen maar voor ruis.

Crouwel en de ontwerpers van zijn bureau Total Design geloofden dat communicatie objectief en dus waardevrij kon zijn. Total Design werd opgericht vanuit de behoefte de vormgeving op verschillende vlakken uit te oefenen. Het was een bureau waar ontwerpers van verschillende disciplines samenwerkten. Zij streefden naar een goed vormgegeven en goed geordende maatschappij. Het was een periode waar de grafisch ontwerper duidelijk aanwezig was in de openbare ruimte. Het bedrijfsleven erkende de waarde van het grafisch ontwerp in de openbare ruimte. De technieken werden steeds beter. Het vak professionaliseerde. In de jaren zestig kwam er een einde aan het geloof dat de wereld maakbaar zou zijn. De maatschappij veranderde drastisch. De hiërarchisch ingedeelde, verzuilde maatschappij maakte plaats voor een minder strikt georganiseerde maatschappij. Opvallend was dat de functionalisten evenals Piet Zwart die voor de oorlog al geloofde in één bepaalde stijl, geloofden in de maakbare maatschappij door middel van ordening en dat daarbij dan ook één bepaalde stijl hoorde.

_1.4 Jan van Toorn, 1960

De vormentaal van het functionalisme paste niet meer bij de complexe realiteit van de werkelijkheid. Vanaf midden jaren zestig heerste er volop protest tegen het bestaande gezag, er werd gestreden voor radicale democratisering. Het jaar 1968 was een cruciaal jaar. Het was het jaar van de Praagse Lente, van de studentenopstanden in Parijs en ook in Berkeley bij San Francisco, van de burgerrechten- en de vrouwenbeweging. In dat jaar was er een golf van opstandigheid ongeveer gelijktijdig over verschillende continenten. In Nederland was er de anarchistische jongerenbeweging Provo, ze was klein en ongeorganiseerd. Hun acties waren klein maar door gebruik van de media werden zij erg uitvergroot. (De macht van de media werd erg duidelijk in deze tijd). Van Toorn verzette zich tegen het eenrichtings-verkeer in de communicatie. “Ik geloof niet in de autoritaire overdracht, ik geloof in de kracht van het argument” aldus Van Toorn.>>

Hoewel zijn affiches niet altijd de ruimte hiervoor gaven en voor de leek en zelfs voor zijn collega’s te cryptisch waren. Hij wilde een dialoog met het publiek aan gaan, zodat het publiek zelf een standpunt in kon nemen.

_1.5 Gert Dumbar, Anthon Beeke, 1970

Het idealisme van Gert Dumbar was meer op het vak zelf gericht, hij was fel gekant tegen het modernisme met haar saaiheid en eentonigheid. Hij haalde het persoonlijke en het versierende element terug. De regels werden verworpen en ontwerpen werd weer gezien als een spel. Hij was meer uit op een verandering binnen het vak, ontwikkeling van het vak. Anthon Beekes idealisme richtte zich ook op het vak maar wilde ook een

>> uit: De wereld moe(s)t anders. (L. ten Duis, A. Haase)

(18)

uitspraak doen over zijn tijd binnen zijn werk. ‘Ik hou de mensen een spiegel voor hoewel die misschien niet altijd makkelijk leesbaar is. Ik wil af en toe een statement maken waarin ik anderen vertel hoe de wereld is en hoe de wereld zou moeten zijn. Al breng je maar een mens op een ander idee of je maakt een mens gelukkig, dat is al meer dan genoeg’, aldus Beeke.>>

_1.6 De PTT

Jean François van Royen was algemeen secretaris van de PTT tot 1976. Ootje Oxenaar nam het daarna van hem over. Van Royen dacht dat via de goed vormgegeven zaken van de PTT de mensen die normaal niet met cultuur in aanraking zouden komen er op die manier respect en waardering voor zouden krijgen. Van Royen vond dat het staatsbedrijf daarin een voorbeeldfunctie had. (Er zijn meerdere bedrijven te noemen maar ik noem alleen de PTT om ‘een bedrijf’ te noemen dat vorm gaf aan hun producten met een idealistische gedachte)

_ 1.7 Wild Plakken, Eind 1970 begin 1980,

Lies Ros, Rob Schröder en Frank Beekers vormden het collectief Wild Plakken, een collectief waarbij het verzet een levenswijze was. Zij werkten voor de generatie en de actiegroepen waar zij zelf deel van uit maakten. Zij verspreidden hun boodschap door middel van het affiche. Men geloofde in de macht van het medium en in de macht van de ontwerper. Maar op een gegeven moment ging het binnen de progressieve politieke partijen steeds meer om macht dan om de ontwikkeling en de emancipatie van de gewone man, de emancipatie-bewegingen maakte zich los van de politieke stromingen. Het was het begin van de individualisering, maar hierover later meer. Volgens Ros en Schröder heeft het affiche als medium zijn kracht verloren, reden waarom Schröder bij de VPRO is gaan werken en vooral documentaire video’s maakte.>>

_1.8 De mening van Piet Schreuders, 1999

De academie, volgens Schreuders, is er om ontwerpers een vak te leren, niet om ze politiek of maatschappelijk te indoctrineren. “Natuurlijk wel een kritische houding, maar niet maatschappij- of politiek kritisch. Ik vind niet dat een typograaf daarin een taak heeft. Ik vind dat een politieke stellingname in het vak helemaal geen rol speelt. Er zijn veel dingen waar ik van wakker lig, maar niet van dat. Ik wil weten: is het een goed project, zie ik er iets in, kan ik er iets mee. Kan ik er iets moois van maken, speel ik daar een rol in. Maar wat het maatschappelijke effect is? Ik vond het een dwaalweg waar die mensen mee bezig waren en ik ben blij dat dat niet meer zo speelt.” Aldus Piet Schreuders>>

>> uit: De wereld moe(s)t anders. (L. ten Duis, A. Haase) >> Zie beeldbijlage: Afbeelding 1, 2&3 >> uit: De wereld moe(s)t anders. (L. ten Duis, A. Haase)

(19)

_1.9 Wat hebben we hier nu nog aan?

Het grafisch ontwerp heeft dus duidelijk een traditie in het kritisch zijn tegenover de maatschappij waarvoor ze ontwerpt. Waarom terug kijken op deze vervlogen tijden? Ik denk dat het nuttig is om te zien hoe er toen nagedacht werd over het vak, om de ontwikkeling van het vak samen met de veranderingen in de maatschappij te zien. Opvallend in dit overzicht is dat aan het begin, vanaf de Oktoberrevolutie, collectieven geloofden in een andere wereld, maar later steeds meer individuen er alleen voorstonden. Ook komt naar voren dat men veelal geloofde in een bepaalde vorm, een stijl die moest bijdragen aan een betere maatschappij. De modernisten geloofden in een universeel, rationeel systeem dat zij konden toepassen op allerlei verschillende boodschappen. De ontwerpen waren niet zozeer inhoudelijk gericht op een bijdrage aan de maatschappij maar vooral vormgericht. Het heeft denk ik geen zin om deze verhalen te ‘idealiseren’. Het waren andere tijden, we moeten nieuwe manieren zoeken om betekenisvol te zijn binnen de maatschappij. Het lijkt me belangrijk opnieuw na te denken over andere vormen van maatschappelijke betrokkenheid die in deze tijd passen.

Maar wat is die tijd waarin we nu leven, hoe ziet die tijd er eigenlijk uit, in wat voor een maatschappij leven wij, welke nieuwe media veranderden de maatschappij, wat doet dit met de mens? Wat zijn de gebieden waarin wij Grafisch Ontwerpers een rol zouden kunnen spelen? In het volgende hoofdstuk probeer ik te schetsen wat er aan de hand is in de maatschappij van nu op verschillende vlakken.

(20)

“Het dagelijks leven is veranderd ook

zonder revolutionair verzet –soms zelfs het

snelst onder invloed van commerciële ambities,

of technologische vernieuwingen. Dat waren

pas succesvolle en (blijvende) veranderingen.

[...] Snelheid en succes zijn typisch mediale

effecten, terwijl fundamentele sociale en

culturele veranderingen meer tijd vragen...”

(21)

2.0

De (westerse)

maatschappij

Jarenlang werd er gestreden om democratie en om emancipatie. Nu we dit gekregen hebben rest ons de vraag: hoe nu verder? We zijn een samenraapsel van individuen. We hebben ons bevrijd - tenminste dat denken we. We hebben ons losgemaakt van oude hiërarchische verbanden. We zijn vrij van de normen die ons werden opgelegd door de gemeenschap, door het geloof, de traditie of door de staat. ‘Het einde van de grote verhalen’, zoals de Franse filosoof Jean-François Lyotard het zo mooi verwoordde. De jaren tachtig werden ook wel het IK-tijdperk genoemd. De romanschrijver Douglas Coupland noemde de jaren tachtig Generation X (in Nederland verbasterde dit tot Generatie nix). Hij wilde met deze naam niet zozeer de anonimiteit of identiteitsloosheid uitdrukken, hij probeerde de veranderende situatie te schetsen waarin zijn generatie opgroeide. Deze generatie is zich haast al te bewust dat de ‘dromen’ van de sixties zoals verandering, emancipatie en zelfontplooiing hebben plaatsgemaakt voor een meer of minder gefragmenteerd en doelloos cultureel universum. Deze generatie zal zonder veel aanknopingspunten haar eigen plek moeten zien te vinden. Hierbij wil ik als kanttekening plaatsen dat een deel van die generatie en de generatie erna zich naar mijn idee hiervan niet eens zo bewust is. Ze is opgegroeid in deze situatie en heeft weinig tot geen weet van de geschiedenis.>>

Dit is een grote verandering ook voor de grafisch ontwerper. Nederland was verzuild in enkele religieuze bolwerken. Met de opkomst van de industrie geleidelijk steeds meer in politieke en levensbeschouwelijke categorieën zoals het socialisme en het liberalisme. Voor al deze ‘collectieven’ was er in het Nederland van voor de Tweede Wereld Oorlog een selectie aan groepen binnen hun eigen levensbeschouwing. Zo gingen de katholieken naar een katholieke school zij stemde op een katholieke partij, keken naar de KRO en lazen de Volkskrant (de krant had tot 1965 ‘katholiek dagblad voor Nederland’ als ondertitel). Er waren katholieke sportclubs en daarbij sloten dan ook ‘vormgevers’ aan. Maatschappelijk betrokkenheid was toen

>> uit: Reflect#01, Openingsartikel (R. Boomkens)

(22)

onderdeel van politieke bewegingen met een bijbehorende ideologie en hieruit ontstond een taak voor de kunstenaar, architect en vormgever. Het dagelijks leven is veranderd in een vrij korte tijd. De technologie beheerst een groot deel van de maatschappij, het ontstaan van de massamedia heeft voor een geheel andere kijk op de wereld gezorgd. Commercialisering, informatisering en globalisering hebben de wereld veranderd. Het lijkt wel of nadat het vooruitgangsgeloof onderuit is gehaald nu het enige ideaal het streven naar economische groei is geworden. Het collectieve bewustzijn is niet meer gericht op het sociale zoals het grootste deel van de vorige eeuw het geval was. Je zou kunnen zeggen dat de markt nu de nieuwe idealen propageert, het ideaal dat ons het meeste geld oplevert.

In de komende paragrafen komt een gebied naar voren dat mogelijk een terrein zou kunnen zijn voor de ‘maatschappelijk betrokken’ grafisch ontwerper; het zogenaamde Publieke Domein.

_2.1 Lokaal, Nederland

Om de situatie in Nederland te schetsen maak ik gebruik van de tekst ‘Tegen de tirannie van het persoonlijke’, van Dorien Pessers.>> Het is een zorgelijk punt ook in Nederland, de wereld van het niet-individuele, de wereld van het algemeen belang. Nu het geëmancipeerde individu zich bevrijd heeft van opgelegde normen en moraal zoekt het naar een authentieke, eigen moraal. Daar komt bij dat ieder mens het recht heeft zijn persoonlijke leven naar eigen voorkeur en in morele vrijheid in te richten. Dat klinkt allemaal heel goed. Maar hoe zit het dan met de publieke moraal? Een publieke moraal die bestaat uit de som van de subjectieve aanspraken van de burgers, leidt, in de woorden van de Belgische rechtsfilosoof Koen Raes — tot de ‘tirannie van het persoonlijke’. Dit komt het sterkst tot uiting in de medisch-ethische dilemma’s van tegenwoordig. Er wordt ons langzaamaan een nieuwe publieke moraal opgedrongen door individuele burgers die met behulp van de staat hun persoonlijke wensen naar bijvoorbeeld een kind, een gezond kind, nieuwe organen in vervulling zien gaan. De burger wil vrijheid en heeft nauwelijks nog burgerschapsmoraal, aldus Pessers. Hij verlangt van de overheid dat die het vuile werk opknapt. Socioloog Van Stokkom spreekt over een ‘emotionele democratie’, waarin burgers niet alleen vragen om respect, maar vooral om erkenning van hun hyperpersoonlijke identiteiten, levensstijlen, gevoelens en kwetsbaarheden.

De overheid probeert steeds meer verantwoordelijkheid van de burger te herstellen. Ondermeer door zich terug te trekken en ruimte te maken voor de markt. Maar als dit gaat gebeuren, dat de markt overheidszaken overneemt, verlies je nog meer het algemeen belang. De belangrijkste kracht achter het mechanisme van de markt is immers het directe eigenbelang van het individu. De overheid heeft de publieke

>> Dorien Pessers is rechtsfilosoof aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Ze is wat men noemt een ‘maatschappij-kritisch’ denker.

(23)

zaak al jaren verwaarloosd. Hoe moet het verder als zelfs de overheid niet meer het publieke belang als primair uitgangspunt ziet? Het belang van het collectief dreigt opgeofferd te worden aan het eisenpakket van het individu.

_2.2 Wat is de publieke zaak?

Bij deze beschrijving van de publieke zaak maak ik gebruik van het manifest ‘Stop de uitverkoop van de beschaving’.>>

In de loop der eeuwen hebben wij mensen, samengewerkt aan iets dat we de beschaving noemen. Door de jaren heen hebben we behoorlijk wat wijsheid opgedaan. Zo zijn wij het belang gaan inzien van solidariteit, van respect en de gelijkwaardigheid van ieder mens, het belang van onderwijs dat de mens in staat stelt om zichzelf te verheffen. Ook zijn wij overeengekomen dat vrijgevigheid en zorgzaamheid het leven verrijken en een samenleving leefbaar maken. Daarbij erkenden we ook het belang van kunst en cultuur als bron van vernieuwende en vitale impulsen voor de samenleving. De tijd leerde ons dat het lot van mens en natuur onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Al deze zaken stijgen boven het individu uit, ze hebben zichtbaar betekenis voor iedereen. De aandacht hiervoor is samengevat in de term: res publica, de publieke zaak; we hebben dit tot een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid gemaakt.

_2.2.1 Publieke domein

Er zijn nogal wat termen in omloop omtrent dit onderwerp, het algemeen belang, het publieke belang, het publiek domein, de publieke sfeer, zorgtaken van de overheid, publieke dienstverlening, publieke dienst. Onderstaande definitie van ‘het publieke domein’ is deels gebaseerd op een tekst van het ministerie van OC en W (Onderwijs Cultuur en Wetenschap).>>

Daarna bespreek ik nog een ander manier om deze begrippen beter te begrijpen.

Het publieke domein is te definiëren als een vorm van openbaar gebied met een maatschappelijke functie. Het publieke domein bestaat uit verschillende maatschappelijke en culturele groepen of ‘publieken’, waarbij sprake is van interactie. De ruimte is voor iedereen toegankelijk. Het publieke domein is wel eens omschreven als de plek ‘waar de stedelijke samenleving zich aan zichzelf voorstelt’>>

Op deze plek is men vooral anoniem maar bewegend door het publieke domein wordt men toch indringend geconfronteerd met gedragingen van mensen die men misschien niet zo snel tegenkomt in zijn omgeving. Ook vinden binnen het publieke domein identificatieprocessen plaats, men kan zijn eigen gedrag of uiterlijk toetsen aan dat van anderen. Jane Jacobs, auteur van het beroemde boek ‘The death and life of Great American Cities’ ziet een daadwerkelijk publiek domein dan ook als een plek die bijzonder geschikt is om tolerantie en maatschappelijk

>> Een manifest van de stichting met dezelfde naam waarbinnen een groot aantal bezorgde wetenschappers, politici, schrijvers, kunstenaars, predikanten, journalisten, musici etc. zich uitspreken over de vermeende teloorgang van onze beschaving. >> www.ocw.nl >> door: Maarten A. Hajer, De Kop als publiek domein. Masterplan Kop Oostelijke Handelskade.

(24)

verantwoordelijkheidsgevoel aan te leren. De recente rellen in Frankrijk en Australië onderschrijven nog eens extra de noodzaak van goede verhoudingen en bindingen tussen bevolkingsgroepen. Wanneer een publiek domein goed functioneert draagt dit bij aan bindingen en tolerantie binnen de samenleving.

_2.2.2 Maar hoe ‘publiek’ is de publieke ruimte?

Deze openbare ruimte wordt steeds vaker verdrongen. Door de dominante aanwezigheid van grote groepen zoals toeristen, voetbalsupporters en groepen jongeren kan de ruimte voor andere mensen tijdelijk ontoegankelijk zijn, dan heerst er het recht van de sterkste. Binnen kleinere gemeenschappen kan een te grote sociale controle leiden tot een beperking van de vrijheid in de openbare ruimte. Ook in de openbare ruimte treffen we de invloed aan van de economisering van de samenleving. De plaatselijke middenstand doet er alles aan om het winkelen voor het koopkrachtige publiek zo comfortabel mogelijk te maken. Zij doen er dan ook van alles aan om junks, hangjongeren, skaters, hondenbezitters en zwervers te weren.

In de huidige samenleving lijkt men veelal bezig met het verwerven van welvaart.Ook dit is te zien bij de verdringing van de openbare ruimte. Mensen wonen steeds ruimer en gebruiken steeds meer auto’s, die steeds meer ruimte innemen. Dit toe-eigenen van openbare ruimte en deze privatiseren tot privé-ruimte kan gezien worden als een activiteit om de eigen welvaart te vergroten. Dit alles heeft als gevolg dat de publieke ruimte afneemt. Daarbij komt dat nieuwe technische ontwikkelingen zoals televisie, telefoon en internet ervoor zorgen dat mensen minder vaak de deur uit hoeven en er misschien minder publieke ruimte nodig is.

Het is van belang dat de openbare ruimte niet dat is wat overblijft na de optelling van alle private ingrepen in de ruimte. De overheid is de behartiger van de belangen van het publieke domein. Zij draagt bij aan het publieke domein door het bevorderen van toegankelijkheid, veiligheid, en stads- en landschapsontwerp.

“Het publieke domein, als een openbare sfeer in de samenleving waar meningsvorming plaatsvindt, is in feite een bij uitstek politiek onderwerp. Een goed functionerend publiek domein is een nood-zakelijke voorwaarde voor culturele democratie.”

Aldus het OC en W

Het ministerie van OC en W spreekt over het publieke domein als een ruimte een fysieke plek en als een openbaar gebied waar meningsvorming plaatsvindt.

Je zou dit publiek domein ook kunnen onderscheiden in twee zaken om het te verduidelijken:

(25)

1) de publieke ruimte, het openbaar vervoer, pleinen en ook het semi-publieke van winkels etc

2) de publieke sfeer, de collectieve overlegstructuur, daar waar meningen botsen en ideeën worden uitgewisseld; de openbaarheid van de democra-tische ‘burgerlijke maatschappij’. Het gaat hier meer om een forum dan om een plek. De publieke sfeer is een plaats waar collectieve wilsvorming ten aanzien van de toekomst van de samenleving plaats vindt.

Deze publieke sfeer is volgens de Duitse filosoof Jürgen Habermas ontstaan sinds de opkomst van het handelskapitalisme in de zestiende eeuw. Hierdoor ontstond er een nieuwe klasse burgers. Deze burgers waren door de eigen inkomsten onafhankelijk van de staat. Voor deze tijd was er de staat (de vorst) en de private sfeer, de leefwereld van de boeren en ambachtslieden.

Met de opkomst van de Bourgeoisie ontstond er een nieuwe factor, de publieke sfeer. Deze bevond zich tussen de staat en de private sfeer en hierin werden de regels van de publieke macht bediscussieerd. In theorie was de publieke sfeer toegankelijk voor iedereen en beslissingen werden gebaseerd op het meest rationele argument en niet op traditie (als God het heeft gezegd zal het wel zo zijn). Een grote groep van de bevolking (vrouwen, kinderen en arbeiders) werd echter uitgesloten van het publieke debat. Het bleef een debat voor een exclusieve groep die vaak discussieerde in eigen belang.>>

Vandaag de dag wordt de publieke sfeer gedomineerd door de massamedia, daardoor dreigt de publieke sfeer verloren te gaan. De kritische positie wordt gemarginaliseerd, beperkt tot universiteiten en kunstacademies met weinig effect of toepassing naar buiten toe.>> Ook is er met de komst van het internet een nieuw publiek domein aan het ontstaan, dit zweeft ergens tussen deze twee lagen in. Verderop kom ik terug op het publiek domein met betrekking tot de informatievoor-ziening.

_2.3 Opnieuw verzet

Hierboven werd besproken dat de publieke ruimte steeds minder ‘publiek’dreigt te worden. Maar natuurlijk is hier ook verzet tegen, dit verzet maakt actief deel uit van de globaliserings-netwerken. Het Britse ‘Reclaim the Streets’ is hier een voorbeeld van. Wat begon in 1990 als een vrolijk verzet tegen de aanleg van snelwegen is nu een serieuze beweging met navolging over de hele wereld. Het idee was kort gezegd: organiseer een groot feest op de plek waar het probleem zit, midden op de snelweg bijvoorbeeld. Een soort combinatie van feesten en politiek, een concept dat enorm aansprak en al snel heel de wereld over ging. Het brengt mensen over de hele wereld samen. Alleen maar feesten hadden ze op een gegeven moment ook wel gezien en er worden nu allerlei andere zaken rond dit fenomeen georganiseerd.

>> www.minitrue. nl/blogocratie >> uit:“And justice for all...

(Jan van Eyk Academie)

(26)

Zo worden er namaak uitgaven van kranten gemaakt, Financial Crimes, heette de parodie op de Financial Times. Maar ook worden er

alternatieven gezocht voor het dansen, zo werd er bijvoorbeeld afgelopen jaar bij de één mei protesten in Engeland het carniball geïntroduceerd: massaal potje voetballen op plekken die voor iets heel anders

gereserveerd waren. Een andere aktie is het zogenaamde guerrilla gardening; autonoom tuinieren op braakliggende terreinen maar ook op saaie gazons. In Spanje is er Fiambrera Obrera. Deze beweging hield een protestcampagne tegen het beleid van het gemeentebestuur van Sevilla om hele buurten te renoveren zodat er alleen nog maar rijken terecht kunnen. Zij lieten weten hier tegen te zijn door middel van een piepklein vlaggetje met het wapen van de gemeente te plaatsen in elke hondendrol die zij op straat tegen kwamen. Ook in Nederland bijvoor-beeld in ‘s-Hertogenbosch wordt al sinds 1999 elk jaar een zogenaamde ‘streetrave’ gehouden tegen repressie. Een feest waarbij de straten worden opgeëist ten behoeve van de lol en het leven.

Ook zijn er de Canadese Adbusters en navolgers, die onder meer aan-sporen om reclameborden te behandelen. Deze groepen richtten zich met name tegen het verlies van de publieke ruimte door commercialisering en privatisering. In Frankrijk is er het collectief Ne Pas Plier.>>

Ze ondersteunen onder andere globaliseringsprotesten door ter plekke bij een topconferentieprotest een atelier in te richten en posters,

stickers en bedrukte doeken te maken en weg te geven. In Duitsland is er een naam gegeven aan dit soort activiteiten: ‘Communicationsguerilla’, en er is zelfs een handboek voor verschenen.>>

Het heeft naar mijn idee geen zin om maar te blijven roepen dat je tegen bepaalde ontwikkelingen bent (hoewel het natuurlijk wel belangrijk is dat deze dingen aandacht krijgen). In het geval van Ne Pas Plier en vroeger Grapus gaat het verder dan radicale protest acties. Dit is meer waar ik in deze scriptie naar op zoek ben. Naast dat zij zich in zetten voor de grote wereldwijde problemen zijn zij ook op kleinere schaal actief. Zij voeren niet alleen protest maar proberen ook daadwerkelijk met hun werk te helpen inzicht te geven in de sociale problemen die er zijn en met participatie van de mensen werk te maken. Graag wil ik verderop iets meer vertellen over Grapus en Ne Pas Plier.

In het volgende hoofdstuk spreek ik o.a. over het internet. Met de komst van het internet ontstond er een interessante nieuwe plek voor diegenen die voor sociale verandering, tegen censuur, voor het milieu en tegen wereldwijde economische machtconcentraties waren. Zij waren, samen met wetenschappers en kunstenaars, een van de eersten die zich toelegden op deze ‘nieuwe wereld’. Ook komt hier het media-activisme ter sprake dat samenhangt met de anti-globalistische beweging. We zien ook dat steeds meer mensen het internet op een interessante manier gebruiken. Ik denk dat het belangrijk is dat er een soort van alternatieve informatie stroom blijft bestaan naast de commerciële informatie stroom. Ontwikkelingen op dit gebied behandel ik in het volgende hoofdstuk.

>> Zie beeldbijlage: Afbeelding 4 t/m 6 >> uit: ‘Het gevecht om de ruimte’ (K. Stad)

(27)

_ 2.4 Publieke domein en de informatievoorziening

Het recht op communicatie is een fundamenteel mensenrecht,

noodzakelijk voor de bescherming van de andere burgerlijke, politieke, sociale en culturele rechten. Het recht op communicatie betekent: de vrijheid van meningsuiting, het recht op de toegang tot informatie, het recht op de bescherming van vertrouwelijke communicatie, het recht op privacy, de bescherming van de culturele identiteit (onder meer taal-rechten), een onafhankelijke informatievoorziening, de bescherming tegen discriminerende uitingen of voorstellingen, de bescherming tegen bedrog en het recht op deelname aan de openbare communicatie.>> _2.4.1 Publieke Omroep

De Publieke Omroep zorgt in Nederland voor een groot deel voor deze onafhankelijke informatievoorziening (alhoewel zij wel afhankelijk is van de overheid), dit wordt ook wel publieke media genoemd. De publieke omroepen zijn ‘publiek’ in de zin dat ze geen commercieel oogmerk hebben en de pluriformiteit van de media en objectiviteit van berichtgeving garanderen. Er is al jaren een discussie over de toekomst van het huidige bestel. Het huidige bestel is ontoereikend. Het Nederlandse publieke mediabestel lijkt, onder druk van veranderende maatschappelijke verhoudingen, commercialiserende en globaliserende media-industrieën en voortgaande technologische verandering, een verouderd voertuig van publieke informatie en communicatie. Er valt veel te verbeteren bij de publieke omroep en daar wordt al jaren over gesproken. Van belang is dat ze haar doelstelling, kwalitatief programmeren voor een zo breed mogelijk publiek, niet zomaar overboord gooit.

Het grote verschil met de commerciële omroep is dat bij een goede publieke omroep mensen werken die er primair op uit zijn om onafhankelijk en professioneel goede programma’s te maken die dienstbaar zijn voor het algemeen belang. Bij de commerciële omroepen is het primaire doel geld verdienen voor eigenaren, adverteerders of investeerders. De commerciële programma’s kunnen ook bijdragen leveren voor het algemene belang maar het gevaar dreigt dat dit belang al snel moet wijken wanneer er geen winst behaald wordt.“De Publieke Omroep is van en voor iedereen, overal en altijd. De Publieke Omroep bindt de Nederlandse samenleving met programma’s die informeren, inspireren en amuseren.”, Aldus de publieke omroep>>

Staatsecretaris Medy van der Laan van de D66 stuurt aan op een publieke omroep die alleen, nieuws, cultuur en educatie brengt en amusement afstoot als kerntaak. Het is niet geheel duidelijk hoe zij zich dit voorstelt. Want het strookt natuurlijk niet met het belangrijke principe dat een publieke omroep voor het hele publiek behoort uit te zenden. Steeds meer burgers (vooral jongeren, laag opgeleiden en alloch-tonen) zijn vervreemd geraakt van dit soort programma’s. Het is dus van belang dat de publieke omroep programma’s blijft maken die zo breed mogelijk georiënteerd zijn. Wetenschappelijke inzichten die vergaard zijn

>> www.waag.org

(28)

>> www.bezorgdeom-roepmedewerkers.nl

>> www.omroep.nl

over het mediagebruik van deze groepen tonen aan dat zij het beste te bereiken zijn via vormen die amusement bieden. Wat je ook ziet is dat steeds meer programmasoorten met elkaar vervloeien. Dat men juist probeert via amusement, dus op een luchtige manier, nieuws te brengen. Door middel van satire zoals je ziet bij een programma als ‘Dit was het nieuws’. Maar ook door cabaret en bij bijvoorbeeld de shows van Paul de Leeuw waar op een luchtige, lacherige manier toch bepaalde zaken aanbod komen.>>

“Wij willen de rol spelen van een marktplein, waar alle groeperingen uit Nederland elkaar ontmoeten, waar allerlei opvattingen worden getoond en waar meningen worden uitgewisseld. Wij hebben de ambitie daarmee bij te dragen aan de openbare meningsvorming, aan het bestijden van vooroordelen en daarmee aan het functioneren van de democratie. Tegelijkertijd zijn we de grootste schouwburg, concertzaal, bioscoop, school, kerk/moskee/tempel en het grootste stadion van het land. De mogelijkheden die dat biedt om een rol van betekenis te spelen in het maatschappelijke en culturele leven willen wij ten volle benutten.” Aldus de Publieke Omroep.>>

Het belang van pluriformiteit van informatieaanbod in een demo-cratische samenleving is voor mij duidelijk. Een andere vraag is of dit alleen geboden kan worden door de publieke sector. Waarom zou de marktsector geen bijdrage kunnen leveren aan deze gewenste pluriformiteit? Wanneer men kijkt naar de perssector ziet men dat het wel kan. Dagbladen, nieuwsbladen en tijdschriften (en internet) - alle particulieren initiatieven- blijken pluriformiteit op te kunnen leveren. Programma’s als de Surprise Show vroeger en nu Hart in Actie zijn zeer populair en geven een gevoel van saamhorigheid; samen goede dingen doen voor een ander. Toch kan ik het niet laten om te twijfelen aan de oprechtheid van de programmamaker; gaat het hier om oprechte betrokkenheid of draait het om de kijkcijfers (en dus commerciële belangen)? Maar na enige bezinning kom ik tot het volgende besef: wat maakt het ook eigenlijk uit. Mensen worden geholpen met dit soort programma’s. Het belang van een publieke omroep is naar mijn mening groot. De Publieke Omroep moet waken voor de kwaliteit en de pluriformiteit van het programma aanbod. De commerciële omroep kan naar mijn idee ook bijdragen aan deze pluriformiteit. Dit gebeurt nu wel maar is vooral gericht op amusement. In de toekomst zou de nadruk wat meer op diepgang kunnen liggen. Maar wellicht is dit enkel een droom en niet realiseerbaar door het (commerciële) uitgangspunt van de omroep.

Door de opkomende netwerktechnologie en de beschikbaarheid van goedkope productiemiddelen is het nu mogelijk voor individuen om zelf media te creëren. Door de mogelijkheden van het internet ontstaat zo een publiek domein dat in de oude media nooit gestalte heeft gekregen. Hierdoor is er een werkelijke vorm van pluriformiteit van de media mogelijk. Zo ontstaat er pluriformiteit door de veelvormigheid van producenten en niet, zoals bij de Publieke Omroep, een pluriformiteit die door een groep programmadirecteuren wordt vastgesteld. Over deze nieuwe ontwikkeling wil ik het hebben in het volgende hoofdstuk.

(29)

3.0

Het internet

Het internet is een vrij nieuwe aanbieder van informatie en lijkt een nieuw soort van Publiek Domein te worden. Vanuit hier wil ik overgaan naar een volgend hoofdstuk dat zal gaan over het internet en zogenaamde ‘autonomous’ Media. Het lijkt mij een interessant gegeven om te betrekken in mijn scriptie omdat het gaat over een nieuwe vorm van Publiek Domein en over een vrij nieuwe

‘onafhankelijke’ informatiestroom naast de commerciële informatie-stroom. Belangrijke ontwikkeling van dit vrij nieuwe medium is de mogelijkheid van interactie met en participatie door de gebruikers, wat naar mijn idee zeer waardevol is voor de maatschappij. Er wordt nogal eens gesproken over de negatieve kanten van het internet. Ik wil graag een naar mijn idee positieve zijde van internet laten zien. Ik wil het hebben over allerlei nieuwe mogelijkheden die het internet biedt voor individuen zoals bijvoorbeeld weblogs dat doen. Ook hier zijn de meningen sterk over verdeeld. “Het gevaar bestaat dat mensen straks alles weten van de zaken waar ze zelf direct mee bezig zijn, maar dat de rest van de wereld buiten hun gezichtsveld blijft”, waarschuwt Koen van Eijck, docent vrijetijdsstudies aan de Universiteit van Tilburg in het Brabants Dagblad. “Het wordt dan cocoonen. De wereld gaat uit groepjes bestaan met elk hun eigen topic.” Hij is van mening dat weblogs een gevaar is zijn voor de democratie. Ik ben van mening dat wanneer internet op een goede, gematigde manier gebruikt word het een enorme aanwinst kan zijn voor de maatschappij.

Caroline Nevejan zegt in de paper ICT & cultuur van Max Bruinsma; “[...] zeer invloedrijke delen van de hedendaagse cultuur ontstaan niet meer in de officiële circuits van de kunst en de media, maar in vaak ongeregelde, kleine podia, of juist in evenzeer ongeregelde, maar massaal bezochte evenementen die focus zijn van deelnemers aan bepaalde ‘lifestyles’ en subculturen. Dit netwerk dat de naam ‘underground’ vergaand ontgroeid is maakt effectief gebruik van de communicatie-mogelijkheden van internet en ICT. De negatieve aspecten hiervan (hate pages, oncontroleerbare samenscholingen etcetera) worden vaak genoemd maar zouden wel eens minder zwaar kunnen wegen dan de positieve (democratische openheid, vrijheid van meningsuiting, ontplooing van de eigen identiteit, communicatie met gelijk-en anders

gezinden etcetera)”.>> >> uit:‘Infodrome

(30)

_3.1 De gifteconomie

Bij dit hoofdstuk gebruik ik de gedachten van Dr. Richard Barbrook over het internet. Dr. Richard Barbrook analyseerde in zijn artikel ‘The High Tech Gift Economy’ het internet als een gifteconomie. Een economie die draait op het weggeven van geschenken zonder de verwachting van een gelijkwaardige tegenprestatie. Deze economie draait op het vestigen en herbevestigen van sociale relaties.>>

Ik gebruik zijn gedachten omdat het de nadruk legt op de alternatieve informatiestroom naast de commerciële informatiestroom. En omdat ik het een mooie manier vind om over dit onderwerp te spreken, dat mensen elkaar op deze manier ‘giften’ kunnen geven.

Het concept van de gifteconomie komt uit de antropologie. Inheemse volkeren gebruikten een dergelijk systeem. Zij organiseerden ‘potlatches’ een soort van sociaal-ceremoniële activiteit waarvan ook publieke besluitvorming een fundamenteel element was. ‘Potlatch’ komt van het Chinook jargon, een veel verspreide handelstaal, en betekent ‘geven’ als in een gift. De ‘opperhoofden’ gaven geschenken om zo hun status te behouden of wanneer men geen opperhoofd was maar wilde worden om status te verkrijgen. Bij de gemeenschappen die rondom de jacht werden georganiseerd verkreeg men niet status om hoeveel iemand zelf te eten had maar om hoeveel hij voor andere mee terugbracht. In het kort is de gifteconomie een systeem waarbij goederen en diensten worden ‘gegeven’ in plaats van te worden verhandeld. Lewis Hyde spreekt in zijn boek ‘The gift:The erotic life of property’ over twee verschillende soorten economieën: “[…]in a commodity (or exchange) economy, status is accorded to those who have the most. In a gift economy, status is accorded to those who give the most to others.” In de jaren zestig ontwikkelde ‘the New Left’ een nieuwe radicale politieke beweging; het Anarchistisch Communisme. De Situationisten en andere soortgelijke groepen geloofden dat de gifteconomie, zoals ze dat zagen bij bepaalde stammen in het verleden het bewijs was dat er een samenleving zou kunnen bestaan zonder staat en zonder markteconomie. Ze geloofden dat de toekomst al voorspeld was in het verleden, bij inheemse volkeren bracht de gifteconomie hen bij elkaar, en stimuleerde zo bijvoorbeeld de samenwerking tussen stammen onderling. Deze ‘new left’ bepleiten informatievrijheid voor het individu, ‘information wants to be free’ zoals zij het verwoorden. Dr. Richard Barbrook heeft het in zijn ‘High-tech Gift economy’ verbonden met de oorsprong van het internet.>>

_3.1.1 De oorsprong van het internet

De academische gemeenschap was de eerste generatie niet-militaire internetgebruiker. De academische gemeenschap werd van oudsher al aangedreven door een gifteconomie, waarin kennis onderling werd uitgewisseld in ruil voor erkenning binnen de gemeenschap.

>> Dr. Barbrook is coördinator van het ‘Hypermedia Research Centre’ aan de ‘University of Westminster’. >> www.firstmonday. dk/issues/issue3_12/ barbrook

(31)

Een van de grootste kwaliteiten van het medium is de onbegrensde beschikbaarheid. Het bestaat sinds 25 december 1990, toen Robert Cailliau en Tim Berners-lee in opdracht van CERN in Geneve het internet gebruikten om met de eerste browser de eerste W.W.W. server met http://info.cern.ch te adresseren.>>

Deze wetenschappers leefden al binnen een academische gifteconomie. Zij ontwikkelden hun ideeën voor het internet ook om hun ‘carrières’ binnen de academische gifteconomie te vergroten. Ze waren niet bezig met het beveiligen van de intellectuele informatie, ze wilden geen copyright opleggen. De pioniers van het internet probeerden een manier te vinden om de distributie van wetenschappelijk onderzoek te vergemakkelijken. Technisch gezien betreffen alle acties binnen ‘cyberspace’ het kopiëren van materiaal van de ene naar de andere computer. Wanneer een kopie van een tekst op internet is geplaatst kost elke kopie daarna bijna niets meer.

‘[…] This all works only if each person makes links as he or she browses, so writing, link creation and browsing must be totally integrated’, Aldus Tim Berners-Lee.>>

Begin jaren negentig genereerde het internet nogal wat opwinding, dit was niet alleen doordat men ineens toegang had tot meer informatie dan ooit te voren. De interactiviteit en de onmiddellijkheid van het nieuwe medium hadden een grote aantrekkingskracht. Internet bood de mogelijkheid om te participeren, men mocht zelf iets doen. Dit in tegenstelling tot eerdere mediums zoals bij radio en tv, waarbij het vooral passief consumeren van informatie was. Internet werd massaal omarmd. De computer werd als interactief medium gezien, een medium voor het uitwisselen en delen van informatie. Wanneer men ‘het net’ niet zo blijft gebruiken zoals de grondleggers het bedoeld hadden zal het al snel verouderen en zal het (net als tv en radio) vercommercialiseren. Er zal dan alleen nog maar een kleine groep producenten zijn die massa’s gebruikers bedienen. Internet stelt individuen in staat een deel van de door de markt opgeslokte ruimte terug te veroveren, mits het internet zijn status van ‘publiek domein’ weet te behouden. _3.2 Weblogs

Weblogs werken geheel in de traditie van de ‘gifteconomie’ en volgens de bedoelingen van de grondleggers van het internet. In 1998 waren er slechts een aantal sites in de soort die we nu ‘weblogs’ zouden noemen. Jesse James Garrett, redacteur van Infosift , is begonnen met het maken van een lijst met sites die hij tegen kwam op het web die leken op zijn site. Hij stuurde die lijst naar Cameron Barrett die hem weer publiceerde op Camworld, waarna er steeds meer URL’s gestuurd werden als toevoeging op de lijst.

Vanaf dit moment begonnen er steeds meer mensen met publiceren door middel van een weblog. Het werd steeds moeilijker om alle weblogs bij te houden. Cameron begon daarom ook alleen maar weblogs die hij zelf

>> uit:‘Vormgeving ontwerpen’ (J. Kleerebezem) >> uit: ‘Vormgeving ontwerpen’ (J. Kleerebezem)

(32)

bijhield toe te voegen aan zijn lijst. En andere webloggers deden het-zelfde. In juli 1999 werd de eerste gratis ‘build-your-own-weblog tool’ gelanceerd door Pitas. In augustus bracht Pyra, Blogger op de markt en ook Groksoup werd gelanceerd. Deze gemakkelijk te gebruiken, gratis programma’s zorgden voor een ware explosie van blogs op het World Wide Web.>>

Als ik het heb over weblogs spreek ik (in het kort) over sites waar goed geïnformeerde deskundigen persoonlijke teksten publiceren en deze voorzien van intelligent gekozen links. Niet over de blogs die gaan over lieve poes Vlekkie of die van de zoveelste pasgeboren baby.

De eerste weblogs bestonden vooral uit links naar andere sites. Het was een mix van links, commentaar, persoonlijke uitspraken, gedachten en essays. Toen konden weblogs nog slechts gemaakt worden door mensen met enige kennis van HTML. Dit waren vaak mensen die commerciële websites maakten overdag, maar ook mensen die zichzelf de HTML-taal hadden aangeleerd. Veel van de recente weblogs volgen deze traditionele stijl. De redacteuren bieden links naar allerlei artikelen waarvan zij het belangrijk vinden om die te belichten.

Weblogs functioneren als een filter voor hun lezers. Het web wordt door degene met een weblog ‘voorgesurfd’. De gemiddelde webgebruiker heeft het te druk om verder te kijken dan de ‘corporate’ nieuws sites. Door te zoeken naar artikelen uit minder bekende ‘mainstreambronnen’ en deze bij elkaar te brengen en te bekritiseren of becommentariëren, bieden weblogs een alternatieve kijk op allerlei gebieden. De redacteuren van de weblogs dragen bij aan de verspreiding en interpretatie van het nieuws dat wij dagelijks voorgeschoteld krijgen. Zij herinneren ons eraan dat we bij de gevestigde informatiebronnen zoals kranten en het journaal ook onze vraagtekens kunnen zetten wat betreft de betrouwbaarheid ervan. De redacteur van een weblog kan een bepaald artikel uit zijn context halen en plaatsen tegenover een ander artikel en zo een geheel nieuwe context creëren waardoor de artikelen weer een andere betekenis krijgen. Op deze manier ontstaat er ook ruimte voor de lezer om bepaalde gedachten over een onderwerp te ontwikkelen en vaak is er op een weblog ook de mogelijkheid om deze te delen. Greg Ruggiero >> of the Immediast Underground zegt hierover: “Media is a corporate possession…you can not participate in the media. The second step is to define the difference between public and audience. An audience is passive; a public is participatory. We need a definition of media that is public in its orientation”>>

Door elke dag een paar regels te schrijven pogen ‘bloggers’ de media iets te laten zijn dat gemaakt wordt met participatie van het publiek. Het levert een dagelijkse, voor het publiek toegankelijke productie van kritisch commentaar en reflectie.

>> uit: ‘weblogs: a history and perspective’ (R. Blood)

>> Greg Ruggiero is auteur van het boek: “Microradio and Democracy: (Low) Power to the People.” >> uit: ‘weblogs: a history and perspective’ (R. Blood)

(33)

_3.2.1 Amateurisme

Het woord amateur heeft de negatieve connotatie van knoeiwerk maar slaat eigenlijk alleen op het feit dat het niet beroepsmatig wordt gedaan. Het nieuws op de weblogs wordt gebracht door een amateur maar dit hoeft niet te betekenen dat het werk ook per definitie slechter is dan werk dat op professionele basis wordt gemaakt.

Bij nieuws en journalistiek zie je dat een professionele journalist altijd rekening moet houden met de inhoud van de opdracht en hij zal rekening moeten houden met de wensen van de redactie waarvoor hij werkt. Een amateur-journalist kan schrijven over wat hij wil en hoeft zich niet te houden aan orders van hogerhand. Amateur verwijst ook naar de liefde die hij in het werk stopt. Webloggers schrijven vaak over een bepaalde passie en door die liefde zijn ze de beste kenner en wellicht de beste verslaggever van het onderwerp. Deze weblogs zijn vaak specifiek gericht op een bepaald onderwerp en krijgen daardoor minder bezoekers. Maar zo’n weblog bijgehouden door amateurs, is dan wel een uitstekende nieuwsbron over een specifiek onderwerp. Traditionele media kunnen door het broadcastmodel de burger niet voorzien in hun niche-informatie. Daarvoor zijn de productiekosten simpelweg te hoog. Met de komst van weblogs zijn amateurs nu in staat om snel, makkelijk en goedkoop hun kennis te delen met iedereen. Hierdoor ontstaat er op het internet een enorme database van zeer uiteenlopende kennis.

Het nieuwsaanbod van de weblogs werkt volgens de longtail. Een aantal weblogs trekt een enorm aantal bezoekers maar het merendeel trekt niet veel bezoekers. De weblogs met veel bezoekers zullen over het algemeen nieuws bieden dat voor een groot publiek interessant is en zich meer gedragen als traditionele media. Zeer veel onderwerpen maar geen expertise. De weblogs in de ‘staart’ van de grafiek krijgen weliswaar minder bezoekers maar bied wel een expertise over een bepaald onderwerp.Veel kleine weblogs zullen nooit veel lezers krijgen en alleen interessant blijven voor een zeer select gezelschap. Maar het netwerk-karakter van weblogs zal ervoor zorgen dat nieuwswaardige feiten ontdekt worden en dat het bericht uiteindelijk terecht kan komen bij de grotere lezersgroep. De nieuwsstroom binnen de weblogs krijgt zo de vorm van een piramide met onderaan de miljoenen weblogs met weinig bezoekers en bovenaan de enkele weblogs met de meeste bezoekers. Opvallend en belangrijk nieuws zal vanzelf de top bereiken. Grote weblogs dienen dan zo weer als filter voor het nieuws dat aangeboden word in de kleinere weblogs. De lezer kan door de technische kenmerken van weblogs ook makkelijk zelf bij de bron van het nieuws komen. Stukken zijn vaak geciteerd of er zijn links geplaatst naar een andere site en zo ontstaat er de mogelijkheid voor de lezer om als het ware af te dalen in de long tail van de weblogs.

Delen van de hierboven genoemde informatie heb ik uit het onderzoek waarmee Jeroen Steeman in september 2005 afstudeerde aan de Universiteit van Utrecht, Communicatie- en informatiewetenschappen.

(34)

Hij onderzocht daarin of weblogs in staat zijn de burgers te betrekken bij de politiek. Hij beschrijft daarbij de relatie tussen politiek, media en burgers en hierin komt naar voren dat alle drie in grote mate

afhankelijk van elkaar zijn. Hij bekijkt weblogs vanuit drie verschillende invalshoeken; weblogs als nieuwsmedium, weblogs als discussieplatform en weblogs als gemeenschappen. Hij constateert achtereenvolgens dat het weblog als nieuwsmedium kan bijdragen aan de democratisering van het nieuws, als discussieforum is het zeer geschikt omdat het medium de burger in staat stelt om deel te nemen aan het publieke debat en de derde invalshoek bewijst dat weblogs in staat zijn om een gemeenschap te herbergen. Een politicus kan hier zijn voordeel mee doen omdat de leden van een gemeenschap zijn boodschappen willen verspreiden aan anderen. De conclusie was dat weblogs inderdaad in staat zijn om de burgers meer bij politieke zaken te betrekken. Politici zouden deze ontwikkeling een extra impuls kunnen geven door zelf een weblog op te zetten en zo een actieve gemeenschap te laten vormen. Ook Nienke Mulder deed een soortgelijk onderzoek voor haar scriptie, ‘bloggen voor de publieke zaak’.>>

De weblogs worden dus wel degelijk opgemerkt en erkend als nieuwe informatiebron. In de Verenigde Staten nemen zelfs de traditionele media al berichten over van de grotere weblogs. In Nederland is het NRC-handelsblad een samenwerkingsverband aangegaan met spunk.nl, dit is een jongerensite waar jongeren zelf een redactie vormen en reportages, interviews en artikelen schrijven over schooldealers, dertien en vader zijn, over vredesdemonstraties etcetera. Het NRC en spunk.nl willen naar elkaar verwijzen. Het NRC wil wellicht verhalen overnemen van de site en wil zo een vernieuwend imago aannemen. Volgens Wubby Luyendijk (redacteur, NRC) biedt het internet journalisten een makkelijke bron. Het is onmogelijk voor journalisten om in de leefwereld van anderen te zitten. Internet is volgens haar een manier om met andere leefwerelden in contact te komen.>>

De enkele invalshoeken die de traditionele media bieden staan in schril contrast met de miljoenen invalshoeken die weblogs kunnen bieden, en hierdoor is naar mijn mening een ieder veel beter in staat om zijn eigen mening te vormen. In Nederland staat het bloggen nog in de kinderschoenen. >> www.minitrue. nl/blogocratie en www.bloggenvoor-depubliekezaak.nl >> www.spunk.nl http://www.indy-media.nl/nl/2003/06/ 12578.shtml

‘when you talk about communication that,

for me, should be something that deals with

independent information and participation of

the people’.

(35)

_3.3 Zines

Hier wil ik nog even een klein stukje wijden aan ‘zines’, daar zij voor mij de aanleiding waren voor het verdiepen in de richting van

‘autonomous’ media. Tijdens mijn derde jaar aan de kunstacademie heb ik vier maanden gestudeerd aan de Rhode Island School of design in de Verenigde Staten. Hier kwam ik voor het eerst in aanraking met ‘zines’. Dit zijn (meestal) zelfstandig geïnitieerde publicaties, gemaakt door één enkel persoon. De inhoud is gerelateerd aan de interesses van deze persoon. Dat wat de computer en het internet waren voor de weblogs was het kopieerapparaat voor de zines. Door deze nieuwe technologie was het mogelijk om op een zeer goedkope manier zelf tijdschriftjes uit te geven en op kleine schaal te verspreiden. Met name in de Verenigde Staten is het een bekend fenomeen. Er is zelf sprake van een heuse ‘zinecultuur’.

De naam ‘zine’ komt echter niet van Magazine (zoals vaak aangenomen wordt) maar van Fanzine. Een term die dateert uit de tijd van de Science-Fiction fanzine’s uit de jaren dertig en veertig. In 1926 lanceerde Hugo Gernsback ‘Amazing stories’, het eerste tijdschrift dat geheel gericht was op het publiceren van zogenaamde ‘scientific-based fiction’. In dit tijdschrift was er een gedeelte gereserveerd voor brieven van lezers. Deze Hugo Gernsback besloot bij deze brieven de naam en het adres van de schrijver te vermelden zodat de

verschillende schrijvers direct contact met elkaar konden opnemen. Deze beslissing veranderde de Science Fiction scene enorm. Binnen enkele jaren werden er allerlei verenigingen en discussiegroepen gevormd. In de jaren dertig, veertig en vijftig steeg de populariteit enorm dankzij de komst van de mimeograaf (voorloper van het kopieerapparaat wat we nu kennen) steeds meer mensen publiceerden een eigen fanzine. In de jaren zestig was er een revolutie op het gebied van alternatieve publicaties. Gevoed door de groeiende politieke onrust, en de mogelijkheid om goedkoop offset te printen, probeerden

duizenden mensen een eigen krant te publiceren. Aan het einde van de jaren zestig waren er allerlei soorten zines; politieke, experimenteel literaire en kritische zines over bijvoorbeeld rock and roll muziek. Rond deze tijd ontstond ook een nieuw muziekgenre; de Punk Rock. John Holmstrom, net afgestudeerd striptekenaar, publiceerde samen met ‘Legs’ McNeil en Ged Dunne een zine genaamd: Punk. Het leek op een muziek fanzine maar had het karakter van een underground comic. Het eerste Xerox kopieerapparaat bestond al in 1959 maar het duurde wel tien jaar voordat ieder bedrijf er een had. Het duurde nog enkele jaren voordat de makers van deze fanzines toegang wisten te krijgen tot deze toen nog heilige en zeer kostbare machines. In de jaren tachtig realiseerde men zich pas echt wat de impact was van het kopieerapparaat. Mike Gunderloy spendeerde een groot deel van zijn tijd aan het lezen van allerlei alternatieve publicaties. Hij wilde zijn vrienden graag vertellen over alle fantastische publicaties die hij was tegengekomen en zocht naar een manier waarop hij dit zou kunnen

(36)

doen. Hij besloot zijn bevindingen op te sommen en deze lijst door te sturen naar zijn vrienden. Hij noemde deze lijst ‘Factsheet Five’. Deze lijst groeide uit tot een 124 pagina tellend tijdschrift met onder andere recensies van zines.>>

Eind jaren tachtig zag men op elke hoek van de straat wel een Kinko’s copy shop. En kopieën van Factsheet Five werden verkocht in de kiosk. Duizenden mensen hoorden zo van het bestaan van de zines en de mogelijkheid om zelf te publiceren. Duizenden mensen deden dat dan ook. Een groot deel van de populariteit van de zines is op de volgende manier te verklaren; het gaf het gevoel dat JIJ iets kon betekenen of veranderen. Zonder de hulp (of censuur) van anderen. JOUW stem kon gehoord worden, onafhankelijk van de mainstreammedia. Het enige wat je ervoor nodig had was een kopieerapparaat. Dit was vaak de belangrijkste reden om een zine te beginnen, niet zozeer dat je iets te vertellen had (veel van de zines stellen inhoudelijk niet veel voor) maar omdat de mogelijkheid er was en de drang om die te benutten was groot. In de zines werden bijvoorbeeld verhalen uit een bepaalde scene geschreven door mensen uit die scene. Zij gaven een ander zicht op de samenleving en op levensstijlen dan het (vaak nauwe) zicht dat wordt geboden door de ‘mainstream’ media. Het laat mensen weten dat er meer ideeën, idealen, meningen en levensstijlen zijn dan dat de gevestigde media laten zien en/of horen.>>

Met de opkomst van het internet verschijnen de zines in een nieuwe vorm. De zines die nu op het web circuleren heten E-zines of Weblogs (waar ik hierboven al over sprak). Het grote voordeel van dit medium is dat het vele malen makkelijker is om te publiceren en (misschien nog wel belangrijker) het is makkelijker toegankelijk en te verspreiden en zo bereikt het een groter publiek. Opvallend is dat deze zines ‘cultuur’ voornamelijk groot is in de Verenigde Staten evenals dat er opvallend veel goede weblog’s op dit moment voornamelijk uit Amerika afkomstig zijn.

>> www. zinebook.com

>>Zie beeldbijlage: Afbeelding 7&8

“Don’t hate the media,

be the media”

(37)

_3.4 Media activisme, Indymedia

Onder het motto ‘Don’t hate the media, be the media’ probeert Indymedia vat te krijgen op de media door zelf te publiceren, radio (podcasten) en film te maken. Indymedia is een netwerk van nieuwssites. Het is opgericht en wordt onderhouden door media-activisten. Indymedia is onafhankelijk van de staat en vrij van commercie. Zij is onderdeel van het wereldwijde netwerk van anti/anders globalisten. Op deze sites vind je voornamelijk nieuws met een progressief of politiek linkse invalshoek.

Iedereen met toegang tot het internet kan op Indymedia publiceren. Vooral gevestigde media wijzen op de wellicht onbetrouwbare publicaties die op deze manier verschijnen op het internet. Maar ook in de krant of op de televisie is onjuiste verslaggeving een soms dagelijks verschijnsel. De media-activisten stellen dat open publicatie juist tot een hoger waarheidsgehalte kan leiden. Door het plaatsen van nieuwsaanvullingen onderaan een bericht kunnen beweringen en feiten snel weerlegd of genuanceerd worden. Zolang zij dit in stand houden, het laten zien van verschillende invalshoeken op een bericht, lijken dit soort sites me zeer waardevol. Als men enkel vanuit één optiek bericht dreigt het meer een propagandasite te worden. Vooral wanneer Indymedia verslag doet over hun eigen gebied bijvoorbeeld bij grote protesten levert dit de meest accurate informatie op. Doordat Indymedia-verslaggevers vaak zelf deelnemen aan de protesten is deze verslaggeving vaak uniek. Zoals ik ook al bij het hoofdstuk over weblogs besprak is deze betrokkenheid en expertise over een bepaald onderwerp denk ik een verrijking van het nieuws en de onafhankelijke informatiestroom.>>

_ 3.5 Shareware, Opensource software (vrije software), Wikipedia Om het concept van vrije software te begrijpen moet je ‘vrij’ (free) interpreteren zoals in ‘vrijheid van meningsuiting’ (free speech) en niet als ‘gratis’. Het gaat om de vrijheid van de gebruiker van de software, hij is vrij om de software te kopiëren, te verdelen, te bestuderen, aan te passen en te verbeteren. Software werd in de jaren zestig voornamelijk ontwikkeld binnen een academische omgeving en in onderzoekscentra van grote bedrijven. Deze computerpioniers hadden voornamelijk programma’s nodig voor zichzelf en voor hun collega’s. Het delen van die software en het uitwisselen van ervaringen was een deel van het leerproces. In 1977 ontstond Usenet, een programma ontworpen voor programmeurs om informatie en software uit te kunnen wisselen. De computer werd in deze tijd nog als meest waardevol gezien de software als nevenproduct. Pas toen software belangrijker werd dan de computer, werd de distributie van software onderworpen aan controle. Het groeiende belang van informatie en de toenemende uitwisseling ervan in het huidige informatietijdperk heeft geleid tot een steeds strengere internationale wetgeving. De industrie probeert

>> www. indymedia.org

(38)

ook op dit terrein aan de hele wereld haar wil op te leggen via internationale instellingen zoals de WTO, NAFTA en de EU.

Richard Stallman stichtte in 1985 de Free Software Foundation (FSF) als reactie tegen deze inspanningen om meer controle te verwerven over software. Deze Foundation ontwikkelde een software-toolbox:

GNU. Dit software pakket vormt vandaag nog steeds de ruggengraat van de beweging voor de vrije software. Ook bracht de FSF de General Public License (GPL) beter bekend als copyleft uit. Deze licentie zorgde ervoor dat de software die ze ontwikkelde beschermd werd tegen copyright. Deze licentie geeft iedereen het recht de software te kopiëren, te bewerken en verder te verspreiden, en verbiedt je die rechten aan anderen te ontzeggen. De GPL is toepasbaar op alles waar copyright wordt gebruikt: boeken, foto’s, afbeeldingen en muziek kunnen allemaal gepubliceerd worden onder de GPL-licentie. De opkomst van het internet betekende de officiële doorbraak van de beweging en bezorgde haar een eerste grote verwezenlijking: GNU/Linux, het grootste Free Software-project. Het is een besturingssysteem, dat inmiddels de grootste concurrent is van het Microsoft-imperium: MS Windows.>> Ook de Opensource software past natuurlijk in de gedachte van de High-tech gifteconomy. Dr. Richard Barbrook stelt dat het niet eerder mogelijk was om deze High-tech gifteconomy waar te maken en om te concurreren met de markt. Mensen hebben gesofisticeerde media, gegevensverwerkende programma’s en telecommunicatie- technologieën nodig om te kunnen participeren in de High-Tech gifteconomy.

In 1999 was het dezelfde Richard Stallman die met het idee kwam om een encyclopedie te maken die gratis zou zijn en volledig zou worden samen gesteld door de lezers. Het project groeide uit tot Wikipedia, een digitale encyclopedie. Het doel van Wikipedia is om in elke taal een complete, rechtenvrije encyclopedie op het internet te creëren. De Engelstalige versie is het grootst en bevatte eind december 2005, 900.000 artikelen. In totaal zijn er meer dan 2.500.000 artikelen te vinden op heel Wikipedia in 212 verschillende talen. Deze informatie heb ik uiteraard van Wikipedia zelf.>>

Voor de meeste internetgebruikers is het Wereld Wijde Web een plek om te werken, spelen, liefde te vinden, leren, te discussiëren etcetera. Ze hebben contact met elkaar zonder dat daar direct geld of politiek aan te pas komen. Zonder zorgen om copyright geven zij informatie zonder er ook maar aan te denken om daar geld voor te vragen. Daar waar het de staat of de markt niet lukt om deze sociale banden te behouden lukt het de netwerksamenleving wel, gevormd door het geven van ‘gifts’ in de vorm van tijd en ideeën. Volgens Dr. Barbrook ontstaat er op het internet een vorm van het anarcho-communisme. Alleen ‘the New Left’ hadden een pure DIY (Do-It-Yourself) visie. De gift was voor hen de absolute antithese van de handelsgoederen, terwijl op het net het anarcho-communisme alleen in compromis met de markt mogelijk is. Ook door de simpele reden dat de markt toch de middelen, computers etcetera zal moeten leveren.

>> www. opensource.org

>> www. wikipedia.org

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In gemeenten waar organisaties in de sociale sector sport gebrui- ken in hun werkmethoden is het belangrijk dat een substantieel deel van de sportverenigingen een

Schenkingsbomen koopt de stichting zelf in, Martin Efdee van de gemeente Rijswijk en Martin Tijdgat en Frank Peters van de gemeente Wijdemeren kregen op begraafplaats De Nieuwe

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Een zand- loper bouwde men zo, dat het zand altijd dezelfde tijd nodig had, om van het bovenste glas in het onderste te stromen.. Sommige klokken hebben nog een lange dunne wijzer -

Eén voor één vallen zijn spieren uit, totdat uiteindelijk ook zijn longfunctie zo slecht wordt dat hij over-.. lijdt

Uit het antwoord moet blijken dat het gen(construct) in spiercellen (waarin actine wordt gevormd) tot expressie moet komen.

De Ronde Venen - In 2020 ging het evenement niet door vanwege Covid, maar op 2 en 3 september 2021 werd voor het KWF de Mont Ventoux op gerend, gewandeld en gefietst, om geld

In aanvulling op de norm voor het structurele begrotings- saldo is het van belang om zo nodig bij te sturen met het oog op drie risico’s die de Nederlandse overheid op schulduitgifte