• No results found

Adalimumab (Humira) bij ernstige therapieresistente sarcoïdose

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Adalimumab (Humira) bij ernstige therapieresistente sarcoïdose"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

28034350 1 Betreft : Adalimumab bij ernstige, therapieresistente sarcoïdose

Vraagstelling

VWS vraagt of de vergoeding van adalimumab kan worden uitgebreid voor sarcoïdose. In het CVZ-rapport van 26 november 2007 is geconstateerd dat de behandeling van

infliximab als rationele farmacotherapie kan worden beschouwd. Daarop heeft VWS van prof. dr. M. Drent bij brief van 10 maart 2008 een verzoek ontvangen of adalimumab voor ernstige therapieresistente sarcoïdose vergoed kan worden.

Regelgeving

Adalimumab (Humira®) is in Nederland niet geregistreerd voor de indicatie therapie -resistente sarcoïdose. Het betreft dus een niet-geregistreerde toepassing van een geneesmiddel dat wel op de markt is.

Betreffende de toepassing van adalimumab bij therapie resistente sarcoïdose zijn twee vragen aan de orde:

1. Komt deze vorm van sarcoïdose in Nederland niet vaker voor dan bij 1 op de 150.000 inwoners?

2. Is de toepassing van adalimumab bij patiënten met therapie -resistente neurosarcoïdose een rationele farmacotherapie?

Na een korte beschrijving van adalimumab en (de behandeling van patiënten met) sarcoïdose komen deze vragen achtereenvolgens aan de orde.

Adalimumab

Adalimumab is een volledig humaan antilicham tegen TNF- a; het bindt specifiek aan TNF en neutraliseert de biologische functie door de interactie met p55 en p75

celoppervlak TNF-receptoren te blokkeren. Adalimumab wordt toegediend per subcutane injectie en kan door de patiënt zelf worden toegediend.

Sarcoïdose

Sarcoïdose (ook bekend als de ziekte van Besnier-Boeck) is een multisysteemaandoening waarvan de oorzaak is gelegen in een ontregeling van de afweermechanismen. Hoe deze tot stand komen is niet goed bekend. Sarcoïdose kan zich op vele plaatsen in het

lichaam voordoen, maar treedt het meest op in het lymfatische systeem en in de longen. Het beloop is niet goed voorspelbaar.

De klachten kunnen zeer uiteenlopend zijn. De aandoening wordt soms bij toeval op een routinefoto van de thorax gevonden. De klachten waarmee patiënten zich melden zijn voor een deel afhankelijk van de plaats in het lichaam waar de kenmerkende afwijkingen (niet-verkazende granulomen) zich voordoen (bijv. kortademigheid, hoesten, pijn op de borst). Daarnaast komen algemene klachten voor zoals malaise, gewichtsverlies,

verhoging van de lichaamstemperatuur.

Sarcoïdose treft vooral jonge volwassenen in de leeftijd van 20 tot 40 jaar. De incidentie in Nederland wordt geschat op 20 per 100.000 inwoners en de prevalentie op 50 per 100.000 inwoners (Drent et al., 2007).

De behandeling van sarcoïdose bestaat – afhankelijk van de ernst van de klachten – uit afwachten gedurende enkele maanden of uit bestrijding van de symptomen met NSAIDs, glucocorticosteroïden en andere immuunsuppressieve geneesmiddelen zoals

methotrexaat, cyclofosfamide en azathioprine. Een nieuwe ontwikkeling is de toepassing van TNF -a blokkerende middelen zoals infliximab, adalimumab en etanercept. Vooral van infliximab zijn gunstige resultaten beschreven (zie CVZ-rapport infliximab bij therapieresistente sarcoïdose 2007; Drent et al., 2007; Vahid en Weibel, 2006).

(2)

28034350 2 Komt deze vorm van sarcoïdose in Nederland niet vaker voor dan bij 1 op de

150.000 inwoners?

Hoewel nauwkeurige cijfers niet voorhanden zijn, schat men dat in Nederland de incidentie van sarcoïdose 30 per 150.000 inwoners is en de prevalentie 75 per 150.000 inwoners (Wirnsberger et al., 1998). Er zijn in Nederland dus ongeveer 8000 patiënten met sarcoïdose. Volgens Drent en van den Bosch (2007) komt ongeveer de helft hiervan op enigerlei tijdstip in aanmerking voor behandeling met geneesmiddelen, dat wil zeggen ongeveer 4000 mensen, en van deze 4000 25% voor behandeling met

immunomodulerende geneesmiddelen, dat wil zeggen ongeveer 1000 mensen. Van deze 1000 mensen toont waarschijnlijk ongeveer 10% (100 mensen) onvoldoende verbetering op behandeling met immunomodulerende geneesmiddelen of dusdanig ernstige

bijwerkingen dat behandeling niet kan worden voortgezet. Deze groep patiënten komt in beginsel in aanmerking voor behandeling met TNF-a blokkerende middelen. Het gaat dus uiteindelijk om minder dan 1 op de 150.000 inwoners van Nederland.

Is de toepassing van adalimumab bij patiënten met therapieresistente neurosarcoïdose een rationele farmacotherapie?

Een literatuuronderzoek in Medline en EMBASE met als zoektermen ‘refractory’,

sarcoidosis’ en ‘adalimumab’ levert geen gerandomiseerde klinische onderzoeken op. Er zijn slechts twee casusbeschrijvingen gepubliceerd.

Callejas-Rubio et al. (2006) beschrijft een casus over een 34 jarige Afro-amerikaanse man met diabetes mellitus type 1 en een tweejarige voorgeschiedenis van multi-orgaan sarcoïdosis. In 2003 werd bilaterale hilare lymfadenopathie geconstateerd die behandeld werd met corticosteroïden. Zes maanden later trad er een verslechtering op met

toenemende ernstige longproblemen. Omdat verschillende behandelingen waaronder methotrexaat, cyclofosfamide en corticosteroïden faalden om de ziekte te controleren werd gestart met adalimumab 40 mg tweemaal per week. Na de tweede behandeling verbeterden de longsymptomen en werd remissie van de hiliare lymfadenopathie

geconstateerd; tevens kon de corticosteroïdenbehandeling worden afgebouwd tot 10 mg prednisolon per dag.

Hefferman et al. (2006) berichtten over een 46-jarige zwarte vrouw met cutane sarcoïdose. De patiënt werd behandeld met minocycline 100 mg tweemaal per dag en 0.05% clobetasolpropionaat crème. Minocyline werd gestaakt na klachten van hoofdpijn en tinnitus. Daarna ontwikkelde patiënt ulceraties van de nodules op haar benen, die gediagnosticeerd werd als granunlomateuze panniculitis. Toevoeging aan de

behandeling van Unna wraps en een 3-weekse proefkuur met prednison 40 mg per dag leidde tot een matige verbetering. Behandeling met hydoxychloroquine 200 mg

tweemaal per dag, pentoxifylline 400 mg viermaal per dag, intralesionale injecties met triamcinolonacetonide 5mg/cm3 had weinig effect. Langdurige behandeling met

methotrexaat of systemische corticosteroïden werd niet verantwoord geacht vanwege het risico van ernstige langdurige sequelae. Behandeling met adalimumab 40 mg eenmaal per week werd gestart waarbij de behandeling met hydoxychloroquine en pentoxifylline werden voorgezet. Na 5 weken waren de nodules op haar wenkbrauwen, kin en bovenlip verdwenen en de nodules op haar benen en neus duidelijk verbeterd. Na 10 weken was er een verdere verbetering en waren de erosies op haar benen verdwenen. In de Richtlijn voor de toepassing van TNF-alfa blokkerende middelen bij de

behandeling van Sarcoïdose, opgesteld door prof. Drent en prof. van den Bosch, wordt aangegeven dat er tot nu toe nog weinig wetenschappelijke publicaties zijn naar het mogelijke effect van adalimumab bij sarcoïdose. Er zijn slechts wat case reports en abstracts verschenen. Zij zien adalimumab echter als een alternatief voor patiënten die aanvankelijk goed reageerden op infliximab, maar uiteindelijk toch refractair bleken òf vanwege de praktische voordelen. Deze opinie wordt gebaseerd op de resultaten uit de GAIN studie van Sandborn et al waarin adalimumab als een goed alternatief werd toegepast voor infliximab bij de ziekte van Crohn.

(3)

28034350 3 Conclusie

Therapieresistente sarcoïdose komt in Nederland voor bij minder dan 1 op de 150.000 inwoners. In haar rapport van 26 november 2007 heeft het CVZ geconcludeerd dat op grond van de tot nu toe bekende gegevens behandeling met intraveneuze toediening van infliximab van patiënten met ernstige, therapieresistente (neuro)sarcoïdose kan worden beschouwd als een ultimum refugium, waarvan de toepassing bij deze beperkte groep patiënten, die niet op andere wijze kan worden behandeld, voldoende

wetenschappelijk is onderbouwd.

Vergeleken met infliximab zijn de gegevens over de toepassing van adalimumab bij sarcoïdose uiterst beperkt. Er kan daarom (nog) niet worden gesproken van rationele farmacotherapie.

Literatuur

Drent M, Grutters JC, Jansen TLThA, van der Heijde D. Sarcoïdose: ontwikkelingen in de medicamenteuze behandeling. Ned Tijdschr Allergie 2007;7:82-90.

Offringa M, Scholten RJPM, Assendelft WJJ (red). Inleiding in evidence-based medicine, 2e

dr. Houten, Bohn Stafleu van Loghum, 2003.

Drent M, Bosch JMM. Richtlijn voor de toepassing van TNF -alfa blokkerende middelen bij de behandeling van Sarcoïdose 2007.

Sandborn WJ, Rutgeerts P, Enns R, et al. Adalimumab Induction Therapy for Crohn Disease Previously Treated with Infliximab A Randomized Trial. Ann Intern Med 2007; 146: 829-838.

CVZ rapport infliximab bij therapieresistente sarcoïdose 2007. CVZ rapport infliximab bij therapieresistente neurosarcoïdose 2007. Vastgesteld door de Commissie Farmaceutische Hulp op 28 april 2008.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

TNF-blokkerende middelen kunnen voor zover bekend veilig worden gebruikt naast andere geneesmiddelen (behalve Anakinra en Abatacept).. De combinatie met andere

Iedereen die een afspraak heeft op locatie Alkmaar of Den Helder moet zich al- tijd eerst met zijn identiteitsbewijs aanmelden bij de aanmeldzuil.. U vindt deze aanmeldzuil bij

In this paper, we study finite 2-groups in which distinct nonlinear irre- ducible characters have distinct kernels.. We prove several results concerning these groups and

Key terms: Amplified Fragment Length polymorphism (AFLP), AFLP markers, DNA fingerprinting, genetic distance, genetic variation, maize inbred lines, morphological

Zille (2011:1 of 2) collates cadre deployment to a system whereby party loyalists are dispatched to do the ruling party’s bidding in the public service, local

To analyse the tension between employment growth and factory workers satisfaction emanating from foreign direct investment in the manufacturing sector of Lesotho's economy CHAPTER

A perception-based survey conducted among member practices of the Association of Construction Project Managers (ACPM) determined the following: the traditional project parameters in