• No results found

Het meten van burnout en bevlogenheid bij docenten in het voortgezet onderwijs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het meten van burnout en bevlogenheid bij docenten in het voortgezet onderwijs"

Copied!
63
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het meten van Burnout en Bevlogenheid bij docenten in

het voortgezet onderwijs

Masterscriptie Orthopedagogiek Student: Linette van Oijen Studentnummer: 5697859

Leerstoel: onderwijs- leerproblemen Scriptiebegeleider: dr. Debora Roorda Tweede beoordelaar: dr. Helma Koomen Amsterdam augustus 2015

(2)

1 Abstract

The aim of this research is to change the global questionnaires for burnout and work engagement into daily questionnaires and to make them shorter. We investigated whether daily measurement of burnout and work engagement would influence the factor structure and reliability of these questionnaires. We also examined the factor structure and reliability of the shortened version of these questionnaires. In addition, we related the shortened version to two similar questionnaires, one for general health and a nonverbal measure of arousal and valence. Finally, to get a first indication of the validity of the long versus the shortened version, we investigated how both questionnaires were associated with work environment and emotional labour. For this research 34 secondary education teachers completed questionnaires via internet once a week during four weeks. Both the long and the shorted version of the

questionnaires were filled in twice. Teachers also completed some other questionnaires each week. The factor structure of the daily questionnaire on burnout corresponded to that of the global questionnaire on burnout. The factor structure of the daily questionnaire on work engagement, however, changed from three dimensions in the original version to one dimension in the daily version. As expected, the principal component analysis of the shortened questionnaires showed two dimensions: one positive dimension measuring work engagement and one negative dimension measuring burnout. The reliabilities of both the long and the shortened questionnaires were good. The convergent validity of the shortened

questionnaires was also supported by significant, positive correlations with the long version of these questionnaires and the existing measures of general health and arousal and valence. Finally, associations between work environment and emotional labour on the one hand, and burnout and work engagement on the other, were generally the same for the long and the shortened versions of the burnout and work engagement questionnaires.

(3)

2 Samenvatting

Doel van dit onderzoek is om van globale vragenlijsten voor burnout en bevlogenheid

dagelijkse vragenlijsten te maken en deze vragenlijsten te verkorten. Daarbij is onderzocht of het dagelijks meten van invloed is op de factostructuur en betrouwbaarheid. Tevens is van de verkorte vragenlijst de factorstructuur onderzocht en de betrouwbaarheid getoetst. Bovendien is de samenhang tussen deze vragenlijsten gemeten en is de verkorte vragenlijst gerelateerd aan twee vergelijkbare vragenlijsten: een voor de kwaliteit van leven en een non-verbale test voor welbehagen en opwinding. Tot slot, om een indicatie te krijgen van de validiteit van de vragenlijsten is het verband tussen de vragenlijsten en werkomgeving en emotionele arbeid onderzocht. Voor dit onderzoek hebben 34 docenten één dag per week gedurende vier weken via internet vragenlijsten ingevuld. De docenten hebben twee maal de lange en twee maal de verkorte vragenlijst ingevuld. Daarnaast hebben zij elke week verschillende vragenlijsten ingevuld over onder andere emotionele arbeid en werkomgeving. De factorstructuur van de dagelijkse gemeten burnout vragenlijst kwam overeen met de globale vragenlijst. De factorstructuur van de vragenlijst over bevlogenheid veranderde echter van drie dimensies naar één. De principale componentenanalyse van de verkorte vragenlijst liet twee dimensies zien: één positieve die bevlogenheid meet en één negatieve die burnout meet. De

betrouwbaarheid van zowel de lange als de verkorte versie van de vragenlijsten is goed. De convergente validiteit van de verkorte vragenlijsten werd ondersteund door significante, positieve correlaties met de lange versie van deze vragenlijsten en de vragenlijsten kwaliteit van leven, welbehagen en opwinding. Tot slot waren de verbanden tussen werkomgeving en emotionele arbeid enerzijds en burnout en bevlogenheid anderzijds vergelijkbaar voor de lange en de verkorte vragenlijsten over burnout en bevlogenheid.

(4)

3 Inhoudsopgave

Inleiding ... 5

Job-Demand-Control-Support Model en het Job-Demand-Resources Model ... 6

Verbanden tussen Werkomgeving en Burnout en Bevlogenheid ... 9

Verbanden tussen Emotionele Arbeid en Burnout en Bevlogenheid ... 10

Burnout en Bevlogenheid als Dynamisch Concept ... 11

Meten van Dagelijkse Burnout ... 12

Onderzoeksvragen en Hypetheses ... 13

Methode ... 15

Steekproef ... 15

Procedure ... 15

Meetinstrumenten ... 17

Utrechtse Burnout Schaal-Leerkracht (UBOS-L). ... 17

Utrechtse Bevlogenheidschaal (UBES). ... 18

General Health Questionnaire (GHQ-12). ... 20

Self-Assessment Manikin (SAM). ... 20

Conflict tussen Werk en Privé Schaal (WFC). ... 21

Dutch Questionnaire on Emotional Labor (D-QEL). ... 21

Job Content Questionnaire (JCQ). ... 22

Analyses ... 22

Resultaten ... 23

Factorstructuur en Betrouwbaarheid Lange en Verkorte Versie UBOS-L en UBES ... 23

Beschrijvende Statistiek ... 29

Samenhang Lange en Verkorte Versie UBOS-L en UBES ... 29

Samenhang verkorte vragenlijsten met de SAM en de GHQ ... 30

Samenhang Werkomgeving, Emotionele Arbeid en Lange Versies UBOS-L en UBES ... 31

Samenhang Werkomgeving, Emotionele Arbeid en Verkorte Versies UBOS-L en UBES ... 33

Discussie ... 34

Factorstructuur en Betrouwbaarheid van de Lange versus de Verkorte Versie van UBOS-L en UBES ... 34

De Samenhang tussen de Lange en Verkorte Versie van de Vragenlijsten en Vergelijkbare Vragenlijsten ... 35

Het Verband tussen Werkomgeving en Emotionele Arbeid Enerzijds en Burnout en Bevlogenheid Anderzijds voor de Lange Versie van de Vragenlijsten ... 36

(5)

4 Het verband tussen Werkomgeving en Emotionele Arbeid Enerzijds en de Mate van Burnout en

Bevlogenheid Anderzijds voor de Verkorte Versie van de Vragenlijsten ... 39

Beperkingen en Suggesties voor Verder Onderzoek ... 39

Conclusie ... 40

Literatuur ... 42 Bijlage 2: Gegevens docenten

Bijlage 3: Utrechtse Burnout Schaal lange versie Bijlage 4: Utrechtse Bevlogenheidsschaal lange versie

Bijlage 5: Utrechtse Burnout Schaal verkorte versie en Utrechtse Bevlogenheidsschaal verkorte versie Bijlage 6: Tevredenheid lesuren

Bijlage 7: Tevredenheid specifieke werkdag Bijlage 8: Werk Familie Conflict schaal Bijlage 9: Self Assesment Manikin

Bijlage 10: Dutch Questionaire over Emotional Labour Bijlage 11: General Health Questionaire

(6)

5 Inleiding

Werken in het onderwijs gaat gepaard met veel stress en een hoog ziekteverzuim (Taris, Schaufeli, Schreurs, & Calgé, 2000). Vergeleken met andere bedrijfstakken, komt burnout het meest voor in het onderwijs. In 2013 hadden volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) 18.5 % van de medewerkers in het onderwijs een burnout (CBS, 2014). Verontrustend is eveneens dat volgens een recente enquête van de vakvereniging CNV onderwijs in

samenwerking met het Algemeen Dagblad 46 % van de startende leraren op basis- en

middelbare scholen overwoog om het onderwijs te verlaten (CNV onderwijs, 2014). Aandacht voor burnout in het onderwijs lijkt dus heel belangrijk. Veel onderzoek naar burnout maakt echter gebruik van globale maten om burnout te meten. Hierbij wordt slechts eenmalig aan werknemers gevraagd hoe ze hun werk ervaren. Daarentegen vond Simbula (2010) in haar onderzoek naar het welbevinden van docenten dat de mate van welbevinden fluctueert per dag. Dit impliceert dat burnout en bevlogenheid geen vaste persoonskenmerken zijn, maar eerder een staat is die lange of korte tijd aanhoudt en per dag in ernst kan verschillen. In het huidige onderzoek is gekeken naar de mate van burnout en bevlogenheid die leerkrachten tijdens een specifieke werkdag ervoeren. Omdat het veel van leerkrachten vraagt om dagelijks een lange vragenlijst over burnout en bevlogenheid in te vullen, werd onderzocht of een verkorte versie van deze vragenlijsten even betrouwbaar en valide zou zijn als de volledige versie. Daarom werd twee keer de volledige vragenlijst en twee keer een verkorte versie van de vragenlijsten voor burnout en bevlogenheid afgenomen. Tot slot blijkt uit onderzoek dat de mate van burnout en bevlogenheid beïnvloed worden door de werkomgeving in de vorm van sociale steun door collega’s en/of leidinggevenden (McClenahan, Giles, & Mallett, 2007; Simbula, 2010), door conflicten tussen werk en privé (Netemeyer, Boles, & McMurrian, 1996) en door emotionele arbeid (Näring, Briët & Brouwer, 2006). Sociale steun kan burnout verminderen en conflicten tussen werk en privé en emotionele arbeid kunnen burnout juist versterken. In het huidige onderzoek werd daarom eveneens gekeken of de samenhang tussen werkomgeving en emotionele arbeid enerzijds en burnout en bevlogenheid anderzijds ook gevonden wordt als burnout en bevlogenheid per dag gemeten worden. Tot slot werd gekeken of de verbanden met werkomgeving en emotionele arbeid even sterk zijn voor de verkorte als voor de lange versie van de burnout en bevlogenheidvragenlijsten, om zo inzicht te krijgen in de validiteit van de verkorte versie van de vragenlijst.

(7)

6 Job-Demand-Control-Support Model en het Job-Demand-Resources Model

Burnout wordt door Taris, Houtman en Schaufeli (2013) gedefinieerd als “een syndroom van extreme vermoeidheid (uitputting), afstand nemen van werk (distantie) en weinig vertrouwen in het eigen kunnen (verminderde competentie), waarbij de oorzaken voor deze aspecten gelegen zijn in hetzij de werksfeer, hetzij de manier waarop werknemers

omgaan met stresserende aspecten in hun werk”. Veel onderzoek naar burnout is gebaseerd op het Job Demand-Control-Support (JDCS) model (Karasek, 1979), dat oorspronkelijk het Job Demand-Control (JDC) model werd genoemd. Dit model bestond oorspronkelijk uit twee belangrijke onderdelen: Psychologische taakeisen en taakcontrole. Psychologische taakeisen omschrijft Karasek (1979) als psychologische stressoren aanwezig in de werkomgeving. Voorbeelden hiervan zijn: tijdsdruk, hoog werktempo, moeilijk en geestelijk inspannend werk. Taakcontrole kan omschreven worden als de mogelijkheden die een werknemer heeft om zijn werk en zijn gedrag zelf te reguleren, zoals de mate waarin een werknemer zelf kan bepalen hoe het werk uitgevoerd wordt of in welke volgorde hij/zij het werk uitvoert (Karasek, 1979). Als de mogelijkheid tot taakcontrole hoog is, kan een werknemer de

aanwezige stressoren beïnvloeden waardoor het risico op burnout afneemt. Later werd sociale steun (support) aan het model toegevoegd en werd de naam Job Demand Control Support model ingevoerd. Volgens deze versie van het model bestaat werk uit een combinatie van psychologische taakeisen, taakcontrole en sociale steun. Onder sociale steun worden goede en plezierige relaties met leidinggevenden, ondergeschikten en collega’s verstaan. Het gaat hierbij tevens om steun in moeilijke situaties. Hoge psychologische taakeisen in combinatie met geringe controle en weinig sociale steun op het werk hangen samen met burnout, terwijl een hoge mate van controle en veel sociale steun de negatieve effecten van hoge

psychologische taakeisen kunnen beperken (Karasek, Brisson, Kawakami, Houtman, Bongers, & Amick, 1998).

Het JDCS model inspireerde de ontwikkeling van andere modellen, zoals onder andere

het Job Demands-Resources (JD-R) model (Demerouti, Bakker, Nachreiner, & Schaufeli, 2001; Bakker, & Demerouti, 2007). In dit model worden niet alleen de negatieve aspecten maar ook de positieve aspecten van werk in de vorm van bevlogenheid benadrukt.

Bevlogenheid is een positieve gemoedstoestand waarbij men voldoening haalt uit het werk. Werkbevlogenheid (work engagement) is volgens Maslach, Schaufeli en Leiter (2001) exact het tegenovergestelde van burnout. Echter volgens Schaufele en Bakker (2003) zijn burnout en bevlogenheid twee verschillende begrippen. Docenten die geen burnout hebben, hoeven

(8)

7

immers nog niet bevlogen te zijn. Dit model gaat ervan uit dat elke werkomgeving kenmerken heeft die de mate van burnout en bevlogenheid beïnvloeden en verklaren.

Volgens het JD-R model zijn er twee categorieën kenmerken van de werkomgeving waardoor bevlogenheid en burnout beïnvloed worden: de taakeisen (job demands) en de energiebronnen (job resources) (Bakker, Demerouti, & Verbeke, 2004). Taakeisen hebben betrekking op fysieke, psychologische, sociale of organisatorische aspecten van het werk die aanhoudend fysieke en/of mentale krachtinspanning eisen. Voorbeelden van werkeisen zijn onder andere: werkdruk, zwaar tillen, interpersoonlijke conflicten, veeleisende leerlingen, emotioneel beladen situaties en baanonzekerheid. Energiebronnen worden omschreven als de fysieke, psychologische, sociale en organisatorische aspecten die functioneel zijn in a) het bereiken van werkdoelen, b) stimuleren van persoonlijke groei en c) het reduceren van de werkeisen en de daarbij horende (psychische) belasting (Demerouti et al., 2001). Voorbeelden van energiebronnen zijn: taakcontrole, deelname aan het nemen van beslissingen en sociale steun van onder andere collega’s. Energiebronnen kunnen fungeren als een buffer voor de negatieve invloed van werkeisen. De negatieve invloed van de werkeisen wordt dan

gecompenseerd door bepaalde energiebronnen. Figuur 1 is een schematische weergave van het JD-R model.

Figuur 1. Job Demands-Resources model. Werkeisen Taakeisen Energie bronnen Bevlogenheid Vermoeidheid Stressreactie (burnout) Organisatorische uitkomsten Prestatie Mentaal Emotioneel Fysiek Etc. Steun Autonomie Terugkoppeling Etc.

(9)

8

Zowel het JDCS- als het JD-R model gaan uit van een balans tussen taakeisen en energiebronnen. De taakeisen vormen aan de ene kant de belasting en de energiebronnen aan de andere kant de belastbaarheid. Indien er te veel en/of over een te lange periode veel

belasting optreedt en de belastbaarheid te weinig compenseert, wordt het evenwicht verstoord en treedt stress en overbelasting op, wat kan leiden tot burnout. Er is echter ook een aantal verschillen tussen beide modellen: In het JDCS model worden de taakcontrole en de sociale steun gezien als de enige energiebronnen. Dit model beperkt zich voornamelijk tot

energiebronnen (taakcontrole en sociale steun) in de werkomgeving, terwijl het JD-R model naast energiebronnen in de werkomgeving ook aandacht heeft voor energiebronnen in de persoonlijke omgeving, zoals steun door familieleden, bijvoorbeeld dat de partner aandacht besteed aan gevoelens en problemen. Daarnaast gaat het in het JDCS model om drie

specifieke taakkenmerken (taakeisen, regelmogelijkheden en sociale steun), terwijl het bij het JD-R model om meer dan drie brede categorieën van taakkenmerken gaat: fysieke, emotionele en mentale taakeisen en hulpbronnen zoals regelmogelijkheden en sociale steun, maar ook een goed salaris en goede werkroosters. Tot slot staat in het JDCS model burnout, de negatieve dimensie van bevlogenheid, centraal. Bij het JD-R model is er evenveel aandacht voor negatieve aspecten (burnout) als voor positieve aspecten (bevlogenheid). Het JD-R model is dus een breder model en neemt meer factoren mee, zoals specifieke eisen en hulpbronnen per werkomgeving (Taris, Houtman, & Schaufeli, 2013).

Tot slot worden in het onderzoek naar burnout over het algemeen drie dimensies onderscheiden: emotionele uitputting, depersonalisatie en persoonlijke bekwaamheid (Maslach, Schaufeli & Leiter, 2001). Bij emotionele uitputting gaat het om een extreme vermoeidheid vanwege het werk (voorbeeld: ‘Ik voel me mentaal uitgeput door mijn werk’), bij depersonalisatie gaat het om afstand nemen van het werk (‘Het kan mij niet echt schelen wat er van mijn leerlingen terecht komt’) en bij persoonlijke bekwaamheid heeft de leraar het idee, persoonlijk zijn werk wel of niet goed te doen (‘Ik weet de problemen van mijn

leerlingen adequaat op te lossen’). Bij bevlogenheid wordt eveneens vaak een onderscheid gemaakt in drie dimensies: vitaliteit, toewijding en absorptie. Bij vitaliteit gaat het om hoge niveaus van fysieke en cognitieve energie (‘Op mijn werk bruis ik van energie’), toewijding betreft een attitude op het werk zelf (‘Ik vind het werk dat ik doe nuttig en zinvol’) en bij absorptie gaat het om een duidelijke gerichtheid en concentratie op de werk activiteiten (‘Mijn werk brengt mij in vervoering’).

(10)

9 Verbanden tussen Werkomgeving en Burnout en Bevlogenheid

Zeer veel onderzoek gebaseerd op het JDCS model en het JD-R model is uitgevoerd met werknemers in het algemeen en niet specifiek met docenten. Zo werd in een onderzoek bij 225 academici werkzaam aan een Ierse universiteit het JDCS model getest door de effecten te onderzoeken van werkeisen, werkcontrole en steun van leidinggevenden op tevredenheid, burnout en stress (McClenahan, Giles, & Mallett, 2007). De variabelen

werkeisen (werk druk), werkcontrole (in de vorm van initiatief en zelf beslissingen nemen) en steun van leidinggevenden verklaarden tezamen respectievelijk 26%, 6% en 8% van de variantie in werktevredenheid, burnout en stress.

Een onderzoek dat eveneens ondersteuning biedt aan het JDCS model, richt zich op slaapstoornissen en vermoeidheid als indicator voor burnout. In deze longitudinale studie van de Lange en collega’s (2009) werd de invloed van werkeisen en werkcontrole op

slaapstoornissen en vermoeidheid onderzocht bij 1136 werknemers van 34 verschillende firma’s in Nederland. In dit onderzoek werden vier maal in een periode van drie jaar de werkeisen en werkcontrole bepaald. In dit onderzoek hadden hoge werkeisen en lage werkcontrole een verband met slaapproblemen en vermoeidheid.

In een overzichtsartikel werden na selectie op kwaliteit 19 longitudinale studies beschreven die wel of geen steun gaven aan het JDCS model (Lange de, Taris, Kompier, Houtman, & Bongers, 2003). Alle 19 geselecteerde studies vonden een matige samenhang tussen de combinatie van hoge taakeisen, geringe werkcontrole en geringe sociale steun enerzijds en hoge werkstress anderzijds, terwijl maar acht van de 19 studies een samenhang vonden tussen de combinatie van hoge taakeisen, geringe werk controle en geringe sociale steun enerzijds en gezondheidsproblemen in de toekomst anderzijds.

Het JD-R model werd eveneens in een aantal studies onderzocht. Zo werd in een drie jaren durend onderzoek bij 2555 Finse tandartsen gedeeltelijke ondersteuning voor het JD-R model gevonden (Hakanen, Schaufeli & Aholi, 2008). De werkcontrole, bestaande uit een goed vakman zijn, goede contacten met collega’s onderhouden en goede werkresultaten, had een positieve invloed op de werkbevlogenheid. De werkeisen in de vorm van fysieke

belasting en stress voorspelden burnout. Energiebronnen hadden een zwakke negatieve invloed op burnout en op werkbevlogenheid.

Tot slot werd in een onderzoek van Netemeyer et al. (1996) de invloed van werk familie conflict op burnout en bevlogenheid gemeten bij docenten uit het basis- en voortgezet onderwijs en ambtenaren. Werk familie conflict hing significant en positief samen met

(11)

10

burnout en negatief met bevlogenheid. In het huidige onderzoek zal verder onderzocht worden hoe de werkomgeving burnout en bevlogenheid bij docenten beïnvloedt.

Verbanden tussen Emotionele Arbeid en Burnout en Bevlogenheid

Naast de werkomgeving kunnen burnout en bevlogenheid ook beïnvloed worden door de manier waarop leraren met hun gevoelens omgaan, ook wel emotionele arbeid genoemd. Emotionele arbeid is het verbergen, maskeren of onderdrukken van niet gepaste emoties en het uiten van bij de situatie passende emoties die je niet daadwerkelijk voelt (Briët, Näring, Brouwers, & van Droffelaar, 2005). Wanneer de gevoelde emotie overeenkomt met de geuite emotie wordt dit emotionele consonantie genoemd. Van leraren wordt over het algemeen verwacht dat ze zich pedagogisch en didactisch verantwoord opstellen tegenover leerlingen. Het uiten van negatieve en soms ook positieve emoties wordt niet altijd geschikt geacht. Leraren hebben bijvoorbeeld vaak het gevoel dat ze hun boosheid niet mogen laten blijken. Aan de andere kant kunnen leraren het gedrag van leerlingen eigenlijk grappig vinden, terwijl ze doen alsof ze boos zijn omdat het gedrag van de leerlingen niet wenselijk is. Het

onderdrukken van emoties en het voorwenden van emoties die je niet daadwerkelijk voelt, kost energie en kan leiden tot burnout en vermindering van werkbevlogenheid (Barber, Grawitch, Carson, & Tsouloupas, 2011).

Onderzoek heeft aangetoond dat door emotionele arbeid het welbevinden kan afnemen (Barber, Grawitch, Carson, & Tsouloupas, 2011). In het onderzoek van Barber et al (2011) werd bijvoorbeeld bij 659 onderwijzers een online enquête afgenomen. De helft van de leraren gaf les op een basisschool, 20% gaf les op een middelbare school en 30% op een hogeschool. De onderzoekers vonden dat het voorwenden van positieve (ondersteunende) en negatieve (disciplinaire) emoties leidde tot meer burnout. Tevens vonden zij dat het oproepen van positieve (ondersteunende) emoties een positieve voorspeller was van persoonlijke bekwaamheid. Deze bevindingen geven aan dat het voorwenden van negatieve emoties dezelfde impact heeft op emotionele uitputting als het voorwenden van positieve emoties, maar dat het oproepen van positieve emoties het gevoel van persoonlijke bekwaamheid versterkt.

Daarnaast deden Näring, Briët & Brouwers (2006) onderzoek bij 365 wiskunde leraren in het voorgezet onderwijs. De onderzoekers vonden dat emoties voorwenden positief

significant gerelateerd was aan depersonalisatie van derden. Emotionele consonantie of de afwezigheid van emotionele arbeid was positief gerelateerd aan persoonlijke ontplooiing. In

(12)

11

het huidige onderzoek werd het verband tussen emotionele arbeid en burnout en bevlogenheid verder onderzocht bij docenten in het voortgezet onderwijs.

Burnout en Bevlogenheid als Dynamisch Concept

Het tot nu toe besproken onderzoek keek voornamelijk naar verschillen tussen werknemers in hun globale mate van burnout, maar onderzocht niet hoe burnout en

bevlogenheid binnen werknemers veranderen over tijd, bijvoorbeeld per dag of per week. In veel onderzoeken wordt burnout en bevlogenheid als persoonskenmerk gezien, een stabiele toestand waarin een persoon zich gedurende langere tijd bevindt. Incidentele onderzoeken lijken echter te impliceren dat burnout en bevlogenheid dynamische concepten zijn die veranderen over tijd. De mate van burnout en bevlogenheid van een werknemer kan dus verschillen per werkdag (Bal, Bakker & Kallenberg, 2006). Een voorbeeld van een onderzoek dat naar burnout en bevlogenheid in relatie tot een specifieke werkdag keek was het

onderzoek van Xanthopoulou, Heuven, Demerouti, Bakker en Schaufeli (2008). Bij een Europese vliegmaatschappij lieten zij 44 stewards vragenlijsten invullen en een dagboek bijhouden gedurende drie maanden. De onderzoekers vonden een positief effect van steun door collega’s tijdens de heenreis naar Amerika op de werkbevlogenheid tijdens de terugreis naar Nederland.

Verder verrichte Xanthopoulo et al. (2009) een dagboekstudie bij 42 werknemers van een fast food restaurant gedurende vijf achtereenvolgende dagen. Uit hun resultaten bleek dat dagelijkse fluctuaties in energie bronnen, zoals een goed teamklimaat, autonomie en

begeleiding door de chef samenhingen met dagelijkse werkbevlogenheid.

Tevens deden Judge, Woolf en Hurst (2009) een studie naar invloed van emotionele arbeid op burnout en bevlogenheid. Zij lieten in hun onderzoek 127 werknemers in de

Verenigde Staten een dagboek bijhouden. Het dagboek met vragenlijsten werd gedurende ten minste vier dagen online ingevuld bij voorkeur aan het eind van de werkdag. De onderzoekers vonden dat emoties voorwenden positief geassocieerd was met burnout en negatief met werkbevlogenheid.

Daarnaast zijn er twee dagboekstudies over burnout en bevlogenheid van docenten; één van Simbula (2010) en één van Bakker en Bal (2010). Simbula (2010) liet 61 Italiaanse leraren dagelijks een dagboek en vragenlijsten betreffende burnout, bevlogenheid, mentale gezondheid, conflict tussen werk en privé en steun van collega’s invullen gedurende vijf op elkaar volgende werkdagen. Uit haar resultaten bleek dat dagelijkse steun van collega’s bijdroeg aan dagelijks ervaren werkbevlogenheid en dagelijkse mentale gezondheid. Burnout

(13)

12

in de vorm van globale emotionele uitputting had geen significante relatie met dagelijkse werkbevlogenheid, maar dagelijks ervaren emotionele uitputting had wel een significante relatie met dagelijkse werkbevlogenheid. Er werd ook een significante relatie gevonden tussen dagelijkse werkbevlogenheid en dagelijks ervaren werk familie conflict.

In het onderzoek van Bakker en Bal (2010) vulden 54 Nederlandse leraren gedurende vijf weken wekelijks vragenlijsten in over energiebronnen, werkbevlogenheid en

werkbekwaamheid. Zij vonden dat werkbevlogenheid gedurende de afgelopen week een positieve voorspeller was van werkbevlogenheid een week later. Daarnaast hing autonomie, steun van de werkgever en opleidingsmogelijkheden positief samen met werkbevlogenheid. Bovendien hingen de sturingsmogelijkheden, ondersteuning door leidinggevende en

gelegenheid tot ontwikkeling positief samen met wekelijkse werkbevlogenheid.

In het huidige onderzoek wordt de samenhang tussen werkomgeving en emotionele arbeid enerzijds en burnout en bevlogenheid anderzijds onderzocht. Hierbij zal aandacht besteed worden aan hoe je burnout en bevlogenheid het best dagelijkst kunt meten.

Meten van Dagelijkse Burnout

Uit de hierboven beschreven studies, blijkt dat burnout kan variëren in de loop van de tijd. Daarom wordt in het huidige onderzoek burnout en bevlogenheid per dag gemeten. Globale burnout wordt vaak gemeten met de Utrechtse Burnout Schaal ( UBOS) en

bevlogenheid met de Utrechtse Bevlogenheid Schaal (UBES). Deze vragenlijsten zijn echter respectievelijk 22 items en 17 items lang. Om dit dagelijks te moeten invullen, vraagt veel van de docenten. Daarom is het aan te raden om bij dagelijkse metingen gebruik te maken van een verkorte versie van beide vragenlijsten. Die moeten dan echter wel betrouwbaar en valide zijn. In het huidige onderzoek werden daarom twee keer de volledige UBOS-L en UBES afgenomen en twee keer een verkorte versie van beide vragenlijsten. De betrouwbaarheid van de verkorte en de lange versie werd met elkaar vergeleken om te zien of een verkorte versie van de vragenlijsten ook zal volstaan. De samenhang tussen de schalen van de lange en verkorte vragenlijsten worden onderzocht om de validiteit van de verkorte vragenlijsten te onderzoeken. Daarnaast werden de verkorte vragenlijsten tevens vergeleken met twee vergelijkbare bestaande vragenlijsten, om zo een tweede indicatie te kunnen geven van de validiteit van de verkorte versie. Hierbij werd gebruik gemaakt van een vragenlijst die de globale kwaliteit van leven meet en van een non-verbale vragenlijst over de gemoedstoestand op een specifieke werkdag. In eerder onderzoek is evidentie gevonden voor de samenhang tussen de vragenlijst over de globale kwaliteit van leven en burnout. Zo vulden in een

(14)

13

onderzoek van Jaber en Al-Zoubi (2012) 269 universiteitsdocenten zowel een burnout vragenlijst als vragenlijst over de kwaliteit van leven in. Er werd een significante correlatie tussen burnout en kwaliteit van leven gevonden. In een Japanse studie van Nagi et al (2007) met docenten uit het basis- en voortgezet onderwijs werd eveneens een significant, positief verband gevonden tussen mentale gezondheid gemeten met dezelfde vragenlijst en baan ontevredenheid.

In het huidige onderzoek wordt gekeken of het meten van dagelijkse burnout en bevlogenheid betrouwbaar kan worden gemeten. Daarnaast wordt gekeken of de lange vragenlijsten verkort kunnen worden afgenomen. De verkorte vragenlijsten worden onderzocht op betrouwbaarheid en validiteit.

Onderzoeksvragen en Hypetheses

Dit onderzoek richt zich op de ontwikkeling van burnout en bevlogenheid bij docenten in het voortgezet onderwijs. Er werd onderzocht of de dagelijkse versie van de vragenlijsten gelijk is aan de oorspronkelijke, globale vragenlijst en of de verkorte versie van de

vragenlijsten even goed burnout en bevlogenheid meet als de lange versie. Bovendien werd onderzocht hoe dagelijkse burnout en bevlogenheid beïnvloed worden door factoren uit de werkomgeving en emotionele arbeid. Hierbij werden de volgende onderzoeksvragen geformuleerd:

Vraag 1.Verschillen de factorstructuur en de betrouwbaarheid van de lange vragenlijst voor

bevlogenheid en burnout van de factorstructuur en betrouwbaarheid van de verkorte versie?

De verwachting was dat in de lange versie van de vragenlijst dezelfde dimensies zouden worden teruggevonden als in de oorspronkelijke UBOS en UBES. We verwachtten dus dat de vragenlijst over burnout zou bestaan uit drie dimensies, namelijk Emotionele Uitputting, Depersonalisatie en Persoonlijke Bekwaamheid. Eveneens verwachten we dat de vragenlijst over bevlogenheid zou bestaan uit drie dimensies, namelijk Vitaliteit, Toewijding en

Absorptie. De items van de verkorte versie van de vragenlijst over burnout waren allemaal afkomstig uit de schaal Emotionele Uitputting. Daarom verwachtten we dat we bij de verkorte versie één negatieve dimensie zouden vinden die de mate van Emotionele Uitputting meet. De vragenlijst over bevlogenheid bestond uit één item voor vitaliteit, drie items voor toewijding en twee items voor absorptie. Maar vanwege het geringe aantal items per dimensie,

verwachtten we voor bevlogenheid ook maar één dimensie te vinden, namelijk een positieve dimensie die de mate van bevlogenheid meet. Tot slot verwachtten we dat de betrouwbaarheid

(15)

14

van de dimensies van zowel de lange als de verkorte vragenlijsten voldoende zouden zijn met een Cronbach’s alpha groter dan .70 (Field, 2012).

Vraag 2. Hangen de lange en verkorte vragenlijst voor bevlogenheid en burnout op dagniveau

met elkaar samen, hangt de verkorte versie voor bevlogenheid en burnout op dagniveau samen met de vergelijkbare bestaande vragenlijst die de mate van welbehagen en opwinding op dagniveau meet en hangt de verkorte versie voor bevlogenheid en burnout op dagniveau samen met de vergelijkbare bestaande globale vragenlijst die de kwaliteit van leven meet?

We verwachten dat de vergelijkbare dimensies van de lange en verkorte vragenlijsten voor bevlogenheid en burnout met elkaar zouden samenhangen. Op basis van eerder onderzoek (Jaber & Al-Zoubi, 2012; Nagi et al, 2007) verwachtten we eveneens dat burnout negatief zou samenhangen met de kwaliteit van leven, terwijl bevlogenheid positief gerelateerd zou zijn aan de kwaliteit van leven. Omdat de vragenlijst voor welbehagen en opwinding vergelijkbare concepten meet, maar dan op een non-verbale manier, verwachtten we eveneens dat

welbehagen en opwinding positief zouden samenhangen met bevlogenheid en negatief met burnout.

Vraag 3. Is er een verband tussen de werkomgeving en emotionele arbeid en de mate van

burnout en bevlogenheid op dagniveau die docenten rapporteren met de lange versies van de vragenlijsten?

Op basis van eerder onderzoek verwachtten we dat conflict tussen werk en privé positief samen zou hangen met burnout en negatief met werkbevlogenheid (Netemeyer, Boles, & McMurrian, 1996; Hakanen, Schaufeli & Aholi, 2008). Tevens verwachtten we dat sociale steun positief zou samenhangen met bevlogenheid en negatief met burnout (Hakanen, Schaufeli & Aholi, 2008; McClenahan, Giles, & Mallett, 2007). Daarnaast verwachtten we dat emotionele arbeid in de vorm van emoties voorwenden en oproepen negatief zou

samenhangen met werkbevlogenheid en positief met burnout en dat emotionele consonantie negatief zou samenhangen met burnout en positief met werkbevlogenheid (Näring, Briët & Brouwers, 2006; Barber et al, 2011).

Vraag 4. Is er een verband tussen de werkomgeving en emotionele arbeid en de mate van

burnout en bevlogenheid op dagniveau die de docenten rapporteren met de verkorte versies van de vragenlijsten?

(16)

15

Omdat de verwachting was dat met de verkorte vragenlijsten voor burnout en bevlogenheid dezelfde concepten worden gemeten als met de lange versie van beide vragenlijsten,

verwachtten we dat de verbanden tussen werkomgeving en emotionele arbeid enerzijds en burnout en bevlogenheid anderzijds even sterk zouden zijn voor de verkorte versie van de vragenlijsten als voor de lange versie .

Methode Steekproef

De steekproef bestond uit 35 docenten uit het voortgezet onderwijs, die werkzaam waren op scholen in Leiden, Noordwijk, Voorhout, Haarlem, Amsterdam en Uithoorn. Zeventien vrouwen (49%) en achttien mannen (51%) deden mee aan het onderzoek. De gemiddelde leeftijd van de docenten was 32.7 jaar (SD= 9.8). De docenten waren gemiddeld 5.3 jaar (SD = 5.0) in het onderwijs werkzaam. De docenten waren als volgt verdeeld over de verschillende typen van onderwijs: dertien docenten waren werkzaam in het VMBO, negen op het HAVO/VWO en dertien op het gymnasium. Vrouwen en mannen verschilden niet in hun gemiddelde leeftijd (t (33) = -.01, p = .995) en in het aantal jaren (t (33) =.82, p = .420) dat ze werkzaam waren in het onderwijs. Vrouwen (N = 8) gaven vaker les in het HAVO/VWO,

terwijl mannen vaker in het VMBO of op het gymnasium les gaven (N = 17; χ² (2) =7.9, p =

.017).

Procedure

Via contactpersonen op de eerder genoemde scholen zijn docenten gevraagd mee te doen aan het onderzoek. Aan de docenten werd gevraagd om gedurende vier weken aan het einde van een specifieke werkdag (totaal vier werkdagen) een vragenlijst in te vullen. Voor het onderzoek werden de volgende inclusiecriteria gehanteerd: het moesten docenten uit het regulier onderwijs zijn, docenten mochten niet meer dan tien jaar werkervaring in het onderwijs hebben en moesten minstens drie dagen per week voor de klas staan. Leraren mochten in alle niveaus (VMBO, HAVO, VWO) van het regulier onderwijs werkzaam zijn. Wanneer docenten aangaven mee te willen werken, hebben ze een informatiebrief en een toestemmingsformulier opgestuurd gekregen via internet (zie Bijlage 1). Na het invullen van het toestemmingsformulier ontvingen de docenten wekelijks een email met de link naar de vragenlijst. De vragenlijsten werden via internet (Qualitrics: https://uvapowl.eu.qualtrics.com) door de docenten ingevuld. Na deze email kregen alle docenten een dag later een email met een update. De update bestond uit het benoemen van het percentage ingevulde vragenlijsten,

(17)

16

het bedanken van de docenten die de vragenlijst hadden ingevuld en het verzoek aan de docenten die nog geen vragenlijst hadden ingevuld om dit alsnog te doen. Docenten die na twee dagen de vragenlijst niet of onvolledig hadden ingevuld, kregen een email ter

herinnering om de vragenlijst alsnog in te vullen. Op vertrouwelijkheid en anonimiteit van de data werd nadruk gelegd. De ethische commissie heeft toestemming verleend voor het

uitvoeren van dit onderzoek (dossiernummer: 2014-CDE-3864).

In Tabel 1 staat een overzicht van welke vragenlijsten in welke week werden afgenomen. In week 1 werd aan de docenten gevraagd naar hun geslacht, leeftijd,

werkervaring in het onderwijs en het type onderwijs waarin ze werkzaam waren (zie Bijlage 2). Verder werd in week 1 de lange versie van de Utrechtse Burnout Schaal-Leerkracht (UBOS-L) en Utrechtse Bevlogenheidschaal (UBES) afgenomen (zie Bijlage 3 en 4).Tot slot werd in week 1 aan de docenten gevraagd om aan te geven hoe tevreden ze waren over elk afzonderlijk lesuur dat ze die dag hadden gegeven (zie Bijlage 6). In week 2 werden de verkorte versies van de UBOS-L en UBES afgenomen (zie Bijlage 5). Daarnaast werd de Self–Assessment Manikin (SAM) afgenomen, die twee dimensies meet: Welbehagen en Opwinding (zie Bijlage 9). De General Health Questionair (GHQ, zie Bijlage11) en alle items van de Dutch Questionnaire over Emotional Labor (D-QEL, zie Bijlage 10) werden eveneens in week 2 afgenomen. In week 3 werden de lange versie van de UBOS-L en UBES en de Werk familie conflict schaal (zie Bijlage 8) afgenomen. Tevens werd aan de docenten

gevraagd om aan te geven hoe tevreden ze waren over die specifieke werkdag (zie Bijlage 7). Tot slot werden in week 4 nogmaals de verkorte versies van de UBOS-L en de UBES

ingevuld. Daarnaast werden de twee items van de SAM en 20 items van de Job Content Questionnaire (zie Bijlage 12) afgenomen. In het huidige onderzoek werden de metingen van de tevredenheid per lesuur (week 1) en de tevredenheid over de gehele dag (week 3) niet meegenomen. In de eerste week hebben 34 (97%) docenten de vragenlijst ingevuld, in de tweede week 33 (94%) docenten, in de derde week 34 (97%) docenten en in de vierde week 32 (91%) docenten.

(18)

17

Tabel 1. Overzicht van de vragenlijsten die per week werden afgenomen

Week Vragenlijsten

1 Utrechtse Burnout Schaal-Leerkracht (UBOS-L) lange versie (dagniveau) Utrechtse Bevlogenheidschaal (UBES) lange versie (dagniveau)

Tevredenheid van de leraar tijdens alle lesuren (dagniveau)

2 Utrechtse Burnout Schaal-Leerkracht (UBOS-L) verkorte versie (dagniveau) Utrechtse Bevlogenheidschaal (UBES) verkorte versie (dagniveau)

Self–Assessment Manikin (SAM) welbehagen/opwinding (dagniveau) Emotional Labor (D-QEL) (globaal)

General Health Questionnaire (globaal)

3 Utrechtse Burnout Schaal-Leerkracht (UBOS-L) lange versie (dagniveau) Utrechtse Bevlogenheidschaal (UBES) lange versie (dagniveau)

Tevredenheid van de leraar tijdens één gehele dag (dagniveau) Conflict tussen werk en privé (WFC) (globaal)

4 Utrechtse Burnout Schaal-Leerkracht (UBOS-L) verkorte versie (dagniveau) Utrechtse Bevlogenheidschaal (UBES) verkorte versie (dagniveau)

Self–Assessment Manikin (SAM) welbehagen/opwinding (dagniveau) Job Content Questionnaire (JCQ) (globaal)

Meetinstrumenten

Utrechtse Burnout Schaal-Leerkracht (UBOS-L). De mate van burnout werd

gemeten met de Utrechtse Burnout Schaal-Leerkracht (UBOS-L; Briët, Näring, Brouwers, & van Droffelaar, 2005). De UBOS-L is een vertaling van de Maslach Burnout Inventory (Maslach, Schaufeli, & Leiter, 2001) en bestaat in totaal uit 22 items. De schaal bestaat uit drie subschalen: Emotionele Uitputting (EU; acht items), Depersonalisatie (DP; zeven items) en Persoonlijke Bekwaamheid (PB; zeven items; Schaufeli, & van Dierendonck, 2000). EU meet de mate van vermoeidheid en het gevoel van helemaal op of leeg te zijn door het werk. Bij DP gaat het om een onpersoonlijke, onverschillige, negatieve en cynische houding ten opzichte van de mensen waarmee men dagelijks werkt, zoals leerlingen. PB beschrijft de mate waarin de docent zich persoonlijk bekwaam acht en de mate waarin hij of zij er zeker van is dat hij/zij op een professionele manier met leerlingen kan omgaan, het werk positieve

resultaten oplevert en voldoening geeft. In het huidige onderzoek zijn de items van de UBOS-L iets aangepast zodat ze betrekking hebben op een specifieke werkdag door het woord ’vandaag’ toe te voegen. Daarnaast werd het werkwoord veranderd naar de verleden tijd,

(19)

18

omdat de vraag over de afgelopen dag ging. Bovendien werd indien nodig voor de leesbaarheid van het item de volgorde van de woorden enigszins veranderd. Een

voorbeelditem van EU is: ‘Ik voel me mentaal uitgeput door mijn werk’. In dit onderzoek werd dit item veranderd in: ‘Vandaag voelde ik me mentaal uitgeput door mijn werk’ . Een voorbeelditem van PB na verandering is: ‘Vandaag wist ik de problemen van mijn leerlingen adequaat op te lossen’ en een voorbeelditem van DP is: ‘Vandaag kon het mij echt niet schelen wat er van mijn leerlingen terecht komt’. Bij de oorspronkelijke vragenlijst wordt gebruik gemaakt van een 7-puntschaal variërend van (0) nooit tot (6) altijd, dagelijks. Omdat in het huidige onderzoek de vragen over één werkdag gingen, werd de antwoordschaal aangepast. In de dagelijkse versie werden de items gescoord op een 7-puntsschaal variërend van (1) helemaal mee oneens tot (7) helemaal mee eens. Uit eerder onderzoek blijkt dat de interne consistentie (Cronbach’s alpha = .91, .73 en .85 voor EU, DP en PB, respectievelijk) en de test-hertest betrouwbaarheid (Pearson’s r = .81, .65 en .72 voor EU, DP en PB,

respectievelijk; Schaufeli & van Dierendonck, 2000) van de oorspronkelijke UBOS-L voldoende tot goed is. Er is geen informatie over de convergente validiteit van de UBOS-L beschikbaar (Schaufeli & van Dierendonck, 2000).

Voor de verkorte versie van de UBOS-L werden zes items geselecteerd. Het ging om de volgende items: 1. ‘Vandaag voelde ik me mentaal uitgeput door mijn werk’, 2. ‘Vandaag voelde ik me leeg aan het eind van de werkdag’, 8. ‘Vandaag voelde ik me ‘opgebrand’ door mijn werk’, 12. ‘Vandaag voelde ik me gefrustreerd door mijn baan’, 13. ‘Vandaag dacht ik dat ik me teveel inzet voor mijn werk’ en 18. ‘Vandaag voelde ik me aan het einde van mijn Latijn’. Deze items zijn allemaal afkomstig uit de subschaal Emotionele Uitputting. Deze items zijn geselecteerd omdat ze de hoogste factorladingen hadden in eerder onderzoek (Schaufeli & van Dierendonck, 2000) en op basis van indrukvaliditeit (face validity). De items van de verkorte versie van de UBOS-L werden in een random volgorde aangeboden, terwijl de items van de lange versie van de UBOS-L altijd in dezelfde volgorde werden aangeboden.

Utrechtse Bevlogenheidschaal (UBES). De mate van bevlogenheid werd gemeten

met de Utrechtse Bevlogenheidschaal (UBES) die in totaal uit 17 items bestaat (Schaufeli & Bakker, 2004). De UBES bestaat uit drie subschalen: Vitaliteit (zes items), Toewijding (vijf items) en Absorptie (zes items). Vitaliteit meet de mate van energie en veerkracht, de wil om zich in te spannen, niet snel vermoeid te zijn en om door te zetten bij de aanblik van

(20)

19

enthousiast en trots voelen door zijn/haar beroep en zich geïnspireerd en uitgedaagd voelen door zijn/haar werk. Absorptie meet de mate waarin iemand gelukkig en volledig is

ondergedompeld in zijn/haar werk, zich moeilijk van het werk kan losmaken zodat de tijd vanzelf voorbij gaat en hij/zij alle andere zaken vergeet. Net als bij de UBOS-L, zijn de vragen van de UBES in het huidige onderzoek aangepast door ‘vandaag’ toe te voegen. Een voorbeelditem van Vitaliteit is: ‘Op mijn werk bruis ik van energie’. In het huidige onderzoek werd dit item veranderd in: ‘Vandaag bruiste ik van energie op mijn werk’. Een

voorbeelditem van Toewijding na verandering is: ‘Vandaag vond ik het werk dat ik doe nuttig en zinvol’ en een voorbeelditem van Absorptie is: ‘Vandaag bracht mijn werk mij in

vervoering’. Bij de oorspronkelijke vragenlijst wordt gebruik gemaakt van een 7-puntschaal variërend van (0) nooit tot (6) altijd, dagelijks. Omdat in het huidige onderzoek de vragen over één werkdag gingen, werd de antwoordschaal aangepast. Net als bij de UBOS-L werden de items van de dagelijkse UBES gescoord op een 7-puntsschaal variërend van (1) helemaal

mee oneens tot (7) helemaal mee eens. Uit eerder onderzoek blijkt dat de interne consistentie

(Cronbach’s alpha = .83, .92 en .82 voor Vitaliteit, Toewijding en Absorptie, respectievelijk; Schaufeli & Bakker, 2004) van de oorspronkelijke UBES goed is. Van de UBES bestaat al een verkorte versie van 9 items (UBES-9). De interne consistentie van de UBES-9 was eveneens goed (Cronbach’s alpha = 0,89 tot 0,97; Schaufeli & Bakker, 2004 ). De scores van de UBES blijken eveneens relatief stabiel te zijn over een periode van twee jaar (r = .30, .36 en .46 voor Vitaliteit, Toewijding en Absorptie, respectievelijk; Schaufeli & van

Dierendonck, 2000). In eerder onderzoek met 6767 werknemers uit diverse beroepsgroepen werd de samenhang tussen de verschillende subschalen van de UBES en de UBOS onderzocht om een indicatie te geven van de convergente validiteit van de UBES. De dimensies van de UBOS en de UBES hingen significant en negatief met elkaar samen, deze samenhang

varieerde van zwak (r ≤ .3) tot sterk (r ≥ .6).

Voor de verkorte versie van de UBES werden eveneens zes items geselecteerd. Het ging om de volgende items: 1. ‘Vandaag bruiste ik van energie op mijn werk’ (Vitaliteit), 2. ‘Vandaag vond ik mijn werk nuttig en zinvol’ (Toewijding), 3. ‘Toen ik vandaag aan het werk was, vloog de tijd voorbij’ (Absorptie), 5. ‘Vandaag was ik enthousiast over mijn

baan’(Toewijding), 7. ‘Vandaag inspireerde mijn werk mij’ (Toewijding), en 11. ‘Vandaag ging ik helemaal op in mijn werk’ (Absorptie). De items van de korte vragenlijsten zijn geselecteerd op basis van de indrukvaliditeit (face validity). De items van de verkorte versie van de UBES werden in een random volgorde aangeboden, terwijl de items van de lange versie van de UBES in een vaste volgorde werden aangeboden.

(21)

20 General Health Questionnaire (GHQ-12). De Kwaliteit van Leven werd gemeten

met de General Health Questionnaire (GHQ-12). De Nederlandse bewerking van deze vragenlijst bestaat sinds 1991 (Koeter, & Ormel, 1991). De meetpretentie van de GHQ is: “psychisch onwelbevinden als toestand, detectie van niet-psychotische psychiatrische

aandoeningen, m.n. angst en depressie” (Evers, van Vliet-Mulder & Groot, 2000, p. 601). Van de GHQ bestaan meerdere versies met een verschillend aantal items. Voor dit onderzoek werden twee positieve en twee negatieve items uit de GHQ-12 geselecteerd. De negatieve items waren: ‘Ik voel me ongelukkig en depressief’ en ‘Ik kan mijn problemen niet

overwinnen’. De positieve items waren: ‘Ik kan mijn problemen het hoofd bieden’ en ‘Ik voel me redelijk gelukkig’. De twee negatieve items werden omgescoord zodat een hoge GHQ totaal score overeenkomt met een hoge kwaliteit van leven. Er is gekozen voor dezelfde items als in het onderzoek van Simbula (2010), met dit verschil dat in ons onderzoek deze items geen betrekking hadden op vandaag, maar op de kwaliteit van leven in het algemeen. De items werden gescoord op een 7-puntsschaal variërend van (1) helemaal mee oneens tot (7)

helemaal mee eens. Gekozen is voor deze 7-puntsschaal omdat dit uniform is met de andere

aangeboden antwoordcategorieën. De GHQ-12 is uitgebreid onderzocht (Koeter, & Ormel, 1991) en wordt gebruikt in psychologisch en epidemiologisch onderzoek. Dit onderzoek leverde ondersteuning voor de betrouwbaarheid en convergente validiteit van deze vragenlijst.

Self-Assessment Manikin (SAM). Met de Self–Assessment Manikin (SAM) is de

gemoedstoestand van personen te meten. De SAM is een nonverbale techniek, die gebruik maakt van plaatjes (Bradley, & Lang, 1994). De schaal bestaat uit drie subschalen:

Welbehagen/Plezier, Opwinding en Dominantie. Vanwege de lengte van de vragenlijsten werd Dominantie niet meegenomen in het huidige onderzoek. Welbehagen werd gemeten met de vraag ‘Hoe goed voelde u zich vandaag?’ en Opwinding met de vraag ‘Hoe onrustig was u vandaag?’. Anders dan bij de General Health Questionnaire hadden deze twee vragen wel betrekking op een specifieke werkdag. Per subschaal worden gewoonlijk vijf of negen plaatjes getoond. In het huidige onderzoek wordt gebruik gemaakt van vijf plaatjes. Welbehagen werd gemeten met de scores (1) erg vervelend tot (5) erg goed. Score 1 werd hierbij weergegeven als een fronsend, treurig gezicht en score 5 als een lachend, blij gezicht. Opwinding werd gemeten met de scores (1) zeer onrustig tot (5) zeer kalm. Score 1 werd hierbij weergegeven als een opgewonden gezicht met wijd gesperde ogen en score 5 werd weergegeven als een ontspannen, slaperig gezicht (zie Bijlage 9). Eerder onderzoek bood ondersteuning voor de validiteit van de SAM (Bradley & Lang, 1994). De correlatie tussen de computer en

(22)

21

papier/potlood versie van de SAM was eveneens hoog (r > .7). In het huidige onderzoek werd de SAM afgenomen op de computer.

Conflict tussen Werk en Privé Schaal (WFC). De Conflict tussen Werk en Privé

(WFC) schaal is ontwikkeld door Netemeyer, Boles, en McMurrian, (1996). Deze schaal bestaat uit twee subschalen: de Werk en Privé subschaal (WFC) en de Privé en Werk

subschaal (FWC). De WFC meet de invloed van prive op werk en FWC van werk op het privé leven. In dit onderzoek is gekozen voor de WFC schaal omdat ons onderzoek voornamelijk gericht is op de invloed van privé op werk. De WFC bestaat uit vijf items. Een voorbeelditem is: ‘De werkeisen verstoren mijn privé en gezinsleven’. De items werden oorspronkelijk gescoord op een 5-punts Likert schaal van (1) helemaal niet mee eens tot (5) helemaal mee

eens. De items werden in dit onderzoek echter gescoord op een 7-puntsschaal variërend van

(1) helemaal mee oneens tot (7) helemaal mee eens vanwege de uniformiteit met de andere vragenlijsten. De Cronbach’s alpha (interne consistentie) voor de WFC in het onderzoek van Netemeyer et al. (1996) was .88 en dit onderzoek leverde tevens ondersteuning voor de convergente validiteit van deze schaal.

Dutch Questionnaire on Emotional Labor (D-QEL). De mate van Emotionele

Arbeid werd gemeten met de Dutch Questionnaire on Emotional Labor (D-QEL; Briët, Näring, Brouwers, & van Droffelaar, 2005) die bestaat uit 16 items. De D-QEL bestaat uit vier subschalen: Emoties Voorwenden (acht items), Emoties Oproepen (drie items), Emoties Verbergen (drie items) en Emotionele Consonantie (twee items). Een voorbeelditem van Emoties Voorwenden is: ‘Ik doe alsof ik de emoties heb die ik voor mijn werk moet tonen’. Een voorbeelditem van Emotie Oproepen is: ‘Ik doe mijn best bepaalde gevoelens op te roepen die ik leerlingen moet tonen’. Een voorbeelditem van Emotie Verbergen is: ‘Ik verberg mijn boosheid over iets wat een leerling doet’. Een voorbeelditem van Emotionele Consonantie is: ‘Ik reageer natuurlijk en gemakkelijk op emoties van leerlingen’. De items zijn in dit onderzoek niet veranderd. Bij de oorspronkelijke vragenlijst wordt gebruik gemaakt van een 5-puntschaal variërend van (1) nooit tot (5) altijd. In dit onderzoek werden de items gescoord op een 7-puntschaal variërend van (1) helemaal mee oneens tot (7) helemaal mee

eens. Gekozen is voor deze 7-puntsschaal omdat dit uniform is met de andere aangeboden

schalen. Uit eerder onderzoek bleek dat de interne consistentie (Cronbach’s alpha) voor Emoties Voorwenden .79, voor Emoties Oproepen .81, voor Emoties Verbergen .61 en voor Emotionele Consonantie .70 was (Briët, Näring, Brouwers, & van Droffelaar, 2005). De

(23)

22

convergente validiteit werd ondersteund door significante correlaties met aanverwante schalen (Briët, Näring, Brouwers, & van Droffelaar, 2005).

Job Content Questionnaire (JCQ). De werkomgeving werd gemeten met de

Nederlandstalige versie van de Job Content Questionnaire (JCQ; Karasek et al., 1998). De JCQ bestaat in totaal uit 35 items. De JCQ bestaat uit negen subschalen: Vaardigheden of Vakbekwaamheid, Sturingsmogelijkheden, Psychologische Taakeisen, Fysieke Taakeisen, Houding Lichaam, Fysieke Inspanning, Toekomst (Baan) Onzekerheid, Ondersteuning door Leidinggevende en Ondersteuning door Collega’s. In dit onderzoek werden twintig items afgenomen, omdat de voor leraren niet relevante vragen over fysieke inspanning en lichaamshouding werden weggelaten. De volgende subschalen zijn geselecteerd:

Vaardigheden (4 items; ‘Mijn baan vereist dat ik nieuwe dingen leer’), Sturingsmogelijkheden (2 items; ‘Mijn baan biedt me de ruimte veel beslissingen zelf te nemen’), Psychologische Taakeisen (5 items; ‘Mijn baan vereist dat ik erg hard werk’), Toekomstonzekerheid (1 item; ‘Ik ben zeker van mijn baan’), Ondersteuning door Collega’s (4 items; ‘Mijn collega’s zijn in mij geïnteresseerd’) en Ondersteuning door Leidinggevende (3 items; ‘Mijn leidinggevende besteedt aandacht aan wat ik zeg’). De subschalen Ondersteuning door Collega’s en

Ondersteuning door Leidinggevende werden samengevoegd tot de schaal Sociale Ondersteuning zoals aangegeven in de handleiding. De items werden in dit onderzoek gescoord op een 7-puntsschaal variërend van (1) helemaal mee oneens tot (7) helemaal mee

eens. Gekozen is voor deze 7-puntsschaal omdat dit uniform is met de andere aangeboden

schalen. De Cronbach’s alpha’s (interne consistentie) voor de subschalen van de JCQ

varieerde in Nederlands onderzoek van Karasek et al. (1998) Cronbach’s alpha .49 tot .86. Dit onderzoek leverde tevens ondersteuning voor de convergente validiteit van deze schaal.

Analyses

Om de factorstructuur van zowel de lange als de verkorte vragenlijsten voor burnout en bevlogenheid vast te stellen (onderzoeksvraag 1), werd gebruik gemaakt van een Principale Componenten Analyse (PCA) met varimax rotatie. Om vervolgens de betrouwbaarheid van de verschillende dimensies te onderzoeken, werd de Cronbach’s alpha voor elke dimensie

berekend. Om de samenhang tussen de lange en verkorte vragenlijsten voor bevlogenheid en burnout te meten (onderzoeksvraag 2) werd de Pearson correlatie tussen beide vragenlijsten berekend en tevens werden de Pearson correlaties tussen de verkorte vragenlijsten voor bevlogenheid en burnout en Welbehagen en Opwinding en Kwaliteit van Leven bepaald.

(24)

23

Vervolgens werden Pearson correlaties berekend voor het verband tussen werkomgeving en emotionele arbeid enerzijds en de lange versies van de vragenlijsten van bevlogenheid en burnout anderzijds (onderzoeksvraag 3). Bovendien werden regressieanalyses uitgevoerd om het unieke effect van werkomgeving en emotionele arbeid op de lange versie van

bevlogenheid en burnout te onderzoeken. Om het verband tussen werkomgeving en emotionele arbeid enerzijds en de verkorte versie van UBOS-L en UBES anderzijds te analyseren, werd eveneens gebruik gemaakt van Pearson correlaties (onderzoeksvraag 4).

Resultaten

Factorstructuur en Betrouwbaarheid Lange en Verkorte Versie UBOS-L en UBES

Een Principale Componenten Analyse (PCA) met varimax rotatie werd verricht om de factorstructuur van de lange en de verkorte versies van de UBOS-L en UBES te analyseren. De PCA werd uitgevoerd over de items van de UBOS-L en de UBES gezamenlijk. Voor de lange versie van de vragenlijsten werden de scores van week 1 en week 3 samengevoegd. Dit leverde in totaal 66 waarnemingen op. Voor de verkorte versie van de vragenlijsten werden de scores van week 2 en week 4 samengevoegd. Dit leverde 63 waarnemingen op. Hieronder wordt eerst de PCA over de lange versie van de UBOS-L en UBES beschreven.

De Kaiser-Meyer-Olkin (KMO) waarde was .74, dit is boven de grens van .70. Dit betekent dat de patronen van correlaties relatief compact zijn en een PCA dus zinvol is (Andy, 2013). De Bartlett’s test was eveneens significant (p < .001), dit betekent dat de correlaties van de items niet nul bedragen en zijn te verdelen in verschillende schalen (Andy, 2013). Dit is een extra aanwijzing dat de PCA gedaan kan worden. Een eerste analyse werd gedaan om de eigenvalue voor elke component te verkrijgen. Tien componenten hadden eigenvalues boven het Kaiser’s criterium van één en verklaarden met elkaar 70.1% van de variantie. De eerste vier componenten hadden een eigenvalue groter dan twee. In de scree-plot (Figuur 2) was een duidelijke knik te herkennen bij de vijfde component. Daarom werd gekozen voor een oplossing met vier componenten (i.e.vijf componenten min één). Deze eerste vier componenten verklaarden gezamenlijk 57.4% van de variantie.

(25)

24

Figuur 2. Scree plot van de lange versie van de UBOS-L en UBES.

Uit de PCA met vier componenten bleek dat er een aantal items dubbel laadden op meerdere componenten met een verschil kleiner dan .10: item 6: “Vandaag vormde de hele dag met mensen werken een zware belasting voor me” (UBOS-L), item 7: “Vandaag wist ik de problemen van mijn leerlingen adequaat op te lossen” (UBOS-L), item 9: “Vandaag had ik het gevoel dat ik door mijn werk het leven van anderen positief beïnvloedde (UBOS-L)”, item 10: “Vandaag had ik het gevoel dat ik onverschilliger ben geworden tegenover andere mensen sinds ik deze baan heb(UBOS-L)”, item 12: “Vandaag voelde ik me gefrustreerd door mijn baan” (UBOS-L), item 14: “Vandaag kon het mij niet echt schelen wat er van mijn leerlingen terecht komt” (UBOS-L), item 17: “Vandaag had ik het gevoel dat ik in deze baan veel

waardevolle dingen bereik” (UBOS-L) en item 20: “Vandaag had ik het gevoel dat leerlingen mij de schuld geven van hun leerproblemen” (UBOS-L). Deze items werden verwijderd en de PCA werd nog een keer uitgevoerd zonder deze items.

In Tabel 2 staan de factorladingen na rotatie van de uiteindelijke PCA. De meeste items van de UBES (met uitzondering van item 16 en 17) laadden op de eerste component. Anders dan verwacht werden voor de UBES dus niet drie verschillende dimensies

(26)

25

Component 2 bestond voornamelijk uit vijf items die oorspronkelijk bij Emotionele Uitputting hoorden en twee items van de UBES, namelijk item 16: “Vandaag kon ik me moeilijk van mijn werk losmaken” en item 17: “Vandaag zette ik door op mijn werk, ook toen het tegenzat”. We interpreteren deze dimensie als Emotionele Uitputting en de twee items van de UBES kunnen hier bij horen, omdat ze beide ook samen zouden kunnen gaan met een grote werkdruk en veel energie kunnen kosten. Component 3 bestond uit vier items die alle vier oorspronkelijk bij Persoonlijke Bekwaamheid hoorden en daarom wordt deze dimensie Persoonlijke Bekwaamheid genoemd. Component 4 bestond voornamelijk uit vier items die oorspronkelijk bij Depersonalisatie hoorden en één item dat oorspronkelijk bij Emotionele Uitputting hoorde, namelijk item 3: “Vandaag voelde ik me vermoeid toen ik ’s morgens opstond en er weer een werkdag voor me lag”. Dit laatste item kan ook geïnterpreteerd worden als een vorm van Depersonalisatie omdat het hier om afstand nemen van de werkdag gaat en we noemen deze dimensie daarom Depersonalisatie.

Tabel 2. Principale componentenanalyse met varimax rotatie van de lange versie van de

UBOS-L en UBES

Items

Component

1 2 3 4

1-Vandaag voelde ik me mentaal uitgeput door mijn werk (EU) .777

2-Vandaag voelde ik me leeg aan het eind van de werkdag (EU) .853

3-Vandaag voelde ik me vermoeid toen ik 's morgens opstond en er

weer een werkdag voor me lag (EU) .745

4-Vandaag dacht ik dat ik me goed in de belevingswereld van

leerlingen kon verplaatsen (PB) .658

5-Vandaag had ik het gevoel dat ik sommige leerlingen te

onpersoonlijk behandelde (DP) .534

8-Vandaag voelde ik me "opgebrand" door mijn werk (EU) .770

11-Vandaag maakte ik me zorgen dat mijn werk me emotioneel

verhardt (DP) .363

13-Vandaag dacht ik dat ik me teveel inzet voor mijn werk (EU) .672

15-Vandaag kon ik gemakkelijk een ontspannen sfeer scheppen met

mijn leerlingen (PB) .779

16-Toen vandaag het lesgeven er op zat, keek ik er tevreden op terug

(PB) .761

18-Vandaag voelde ik me aan het einde van mijn Latijn (EU) .738

19-Vandaag ging ik in mijn werk heel rustig om met emotionele

problemen (PB) .489

21-Vandaag werd ik op mijn werk lastig gevallen met persoonlijke

(27)

26

22-Vandaag probeerde ik me afzijdig te houden van de persoonlijke

problemen van mijn leerlingen (DP) .654

1-Vandaag bruiste ik van energie op mijn werk (VI) .577

2-Vandaag vond ik het werk dat ik doe nuttig en zinvol (DE) .660

3-Toen ik vandaag aan het werk was, vloog de tijd voorbij (AB) .602

4-Toen ik vandaag aan het werk was, voelde ik me fit en sterk (VI) .558

5-Vandaag was ik enthousiast over mijn baan (DE) .749

6-Toen ik vandaag werkte, vergat ik alle andere dingen om me heen

(AB) .667

7-Vandaag inspireerde mijn werk mij (DE) .795

8-Toen ik vanmorgen opstond, had ik zin om aan het werk te gaan

(VI) .546

9-Toen ik vandaag heel intensief aan het werk was, voelde ik mij

gelukkig (AB) .720

10-Vandaag was ik trots op het werk dat ik doe (DE) .757

11-Vandaag ging ik helemaal op in mijn werk (AB) .769

12-Toen ik vandaag aan het werk was, kon ik heel lang doorgaan (VI) .712

13-Vandaag was mijn werk voor mij een uitdaging (DE) .766

14-Vandaag bracht mijn werk mij in vervoering (AB) .785

15-Vandaag beschikte ik op mijn werk over een grote mentale

(geestelijke) veerkracht (VI) .528

16-Vandaag kon ik me moeilijk van mijn werk losmaken (AB) .466

17-Vandaag zette ik door op mijn werk, ook toen het tegenzat (VI) .529

Noot. Tussen haakjes is weergegeven op welke dimensie de items in de oorspronkelijke

UBOS-L en UBES laadden. EU = Emotionele Uitputting; DP = Depersonalisatie; PB = Persoonlijke Bekwaamheid; VI = Vitaliteit; DE = Toewijding; AB = Absorptie.

(28)

27

Figuur 3. Scree plot van de verkorte versie van de UBOS-L en UBES

Vervolgens werd een PCA met varimax rotatie uitgevoerd over de twaalf items van de verkorte vragenlijst (zes items van de UBOS-L en zes items van de UBES). De Kaiser-Meyer-Olkin (KMO) waarde was .82 voor deze PCA en de Bartlett’s test was significant (p < .001). In de PCA voor de verkorte versie van de vragenlijsten hadden twee componenten

eigenvalues groter dan één. Deze twee componenten verklaarden gezamenlijk 63.7% van de variantie. In de scree-plot (Figuur 3) was een duidelijke knik te herkennen bij de derde component. Daarom werden beide componenten behouden (i.e. drie componenten min één). Item 12: ”Vandaag voelde ik me gefrustreerd door mijn baan” (UBOS-L) laadde dubbel met een verschil kleiner dan .10. Daarom werd de PCA nog een keer uitgevoerd zonder item 12.

In Tabel 3 zijn de factorladingen uit de uiteindelijke PCA te vinden. Alle vijf items

van de UBOS-L laadden op component 2 en alle items van de UBES laadden op component 1. Component 1 wordt daarom Bevlogenheid genoemd. Component 2 wordt Emotionele Uitputting genoemd, omdat van de UBOS-L alleen EU items zijn meegenomen in de verkorte versie van de vragenlijst.

(29)

28

Tabel 3. Principale componentenanalyse met varimax rotatie van de verkorte

versie van de UBOS-L en UBES

Component

1 2

1-Vandaag voelde ik me mentaal uitgeput door mijn werk (EU) .824

8-Vandaag voelde ik me ‘opgebrand’ door mijn werk (EU) .718

2-Vandaag voelde ik me leeg aan het eind van de werkdag (EU) .803

13-Vandaag dacht ik dat ik me teveel inzette voor mijn werk (EU) .709

18-Vandaag voelde ik me aan het eind van mijn Latijn (EU) .874

3-Toen ik vandaag aan het werk was, vloog de tijd voorbij (AB) .760

7-Vandaag inspireerde mijn werk mij (DE) .791

5-Vandaag was ik enthousiast over mijn baan (DE) .859

2-Vandaag vond ik mijn werk nuttig en zinvol (DE) .668

1-Vandaag bruiste ik van energie op mijn werk (VI) .641

11-Vandaag ging ik helemaal op in mijn werk (AB) .857

Noot. Tussen haakjes is weergegeven op welke dimensie de items in de oorspronkelijke

UBOS en UBES laadden. EU = Emotionele Uitputting; VI = Vitaliteit; DE = Toewijding; AB = Absorptie.

Vervolgens werd voor elk van de gevonden dimensies van zowel de lange als de verkorte versie de interne consistentie berekend. De Cronbach’s alpha’s per dimensie staan vermeld in Tabel 4. In de lange versie hadden Emotionele Uitputting, Depersonalisatie en Bevlogenheid een goede betrouwbaarheid (α > .70) en Persoonlijke Bekwaamheid een matige betrouwbaarheid (α < .70). Wat betreft de verkorte versie hadden zowel Emotionele

Uitputting als Bevlogenheid een goede betrouwbaarheid (α > .70).

Tabel 4. De Cronbach’s alpha voor de lange en verkorte versie van de UBOS-L en UBES

Vragenlijst Aantal items N Gemiddelde SD Cronbach’s alpha Lange versie Emotionele Uitputting 7 66 3.73 0.96 .86 Persoonlijke Bekwaamheid 4 66 5.21 0.68 .78 Depersonalisatie 5 66 2.63 0.80 .67 Bevlogenheid 15 66 4.77 1.01 .95 Verkorte versie Emotionele Uitputting 5 63 3.18 1.11 .87 Bevlogenheid 6 63 5.11 0.88 .88

(30)

29 Beschrijvende Statistiek

In Tabel 5 staat de beschrijvende statistiek vermeldt voor de overige studievariabelen. De betrouwbaarheid van Kwaliteit van Leven, Welbevinden en Opwinding, Werk Familie Conflict, Sociale Steun, Emoties Voorwenden, Emoties Oproepen en Emotionele Consonantie was goed (α > .70). De betrouwbaarheid van Emoties Verbergen was echter slecht (α = .34). Daarom zal Emoties Verbergen verder niet worden meegenomen in het onderzoek.

Tabel 5. Gemiddelde scores en Cronbach’s alpha’s van de overige studievariabelen

Vragenlijst Aantal items N Gemiddelde SD Cronbach’s alpha

Kwaliteit van Leven 4 32 5.95 0.81 .70

Welbevinden 1 63 3.75 0.58 -

Opwinding 1 63 3.27 0.90 -

Werkomgeving

Werk familie conflict 5 32 3.92 1.71 .95

Sociale Steun 7 31 5.58 0.88 .83 Emotionele Arbeid Emoties Voorwenden 8 32 3.72 1.16 .82 Emoties Oproepen 3 32 2.67 1.27 .82 Emoties Verbergen 3 32 3.71 1.10 .34 Emotionele Consonantie 2 32 5.86 0.91 .84

Samenhang Lange en Verkorte Versie UBOS-L en UBES

Het bleek voor de resultaten niet uit te maken of de samenhang tussen de verkorte en de lange UBOS-L en UBES per week werd geanalyseerd of dat de scores van week 1 en 3 (lange versie burnout en bevlogenheid) en week 2 en 4 (verkorte versie burnout en

bevlogenheid) werden samengenomen. Daarom werden voor dit verband de gecombineerde analyses (week 1 en 3 samen en week 2 en 4 samen) gebruikt. De samenhang tussen de verkorte en de lange versie van de vragenlijsten zijn dus gebaseerd op 64 waarnemingen.

In Tabel 6 staan de Pearson correlaties tussen de verkorte en lange versies van de UBOS-L en UBES. Er werd een sterke correlatie gevonden tussen de lange en de verkorte versie van Emotionele Uitputting (r = .71 , p < .001) en de lange en verkorte versie van Bevlogenheid (r = .89, p < .001). Daarnaast werd er een sterke positieve samenhang gevonden tussen de verkorte versie van Bevlogenheid en de lange versie van Persoonlijke Bekwaamheid (r = .60, p = .001) en een sterke negatieve correlatie tussen de verkorte versie van Bevlogenheid en de lange versie van Depersonalisatie (r = -.50, p = .006). Tot slot werd

(31)

30

er een sterk negatief verband gevonden tussen de verkorte versie van Emotionele Uitputting en de lange versie van Bevlogenheid (r = -.50, p = .006).

Tabel 6. Correlaties (Pearson) tussen de lange en de verkorte versie van de UBOS en UBES

Schaal 1 2 3 4 5 6 Lange versie 1. Emotionele Uitputting - -.33 .39* -.52** -.34 .71** 2. Persoonlijke Bekwaamheid - -.37* .56** .60** -.20 3. Depersonalisatie - -.54** -.50** .32 4. Bevlogenheid - .89** -.50** Verkorte versie 5. Bevlogenheid -.42* 6. Emotionele Uitputting - * p < .05, **p < .01

Samenhang verkorte vragenlijsten met de SAM en de GHQ

Net als bij het verband tussen de verkorte en lange versie van UBOS-L en de UBES zijn de analyses hier ook uitgevoerd over 64 waarnemingen. In Tabel 7 staan de correlaties tussen de verkorte versies van Emotionele Uitputting en Bevlogenheid met Kwaliteit van Leven en Welbehagen en Opwinding. Kwaliteit van Leven hing sterk negatief samen met Emotionele Uitputting (r = -.59, p = .001) en was positief gerelateerd aan Bevlogenheid (r = .43, p = .018). Voor Welbehagen (r = -.54, p = .002) en Opwinding (r = -.70, p < .001) werden sterke negatieve correlaties met Emotionele Uitputting gevonden. Tot slot was er een sterke positieve samenhang tussen Welbehagen en Bevlogenheid (r = .70, p < .001), terwijl het verband tussen Opwinding en Bevlogenheid niet significant was (r = .34, p = .066).

Tabel 7. Correlaties (Pearson) tussen Kwaliteit van Leven, Welbehagen, Opwinding en de

verkorte UBOS-L en UBES

Schaal 1 2 3 4 5

1. Emotionele Uitputting - kort - -.42** -.59** -.54** -.70**

2. Bevlogenheid - kort .43* .70** .34

3. Kwaliteit van Leven .58** .58**

4. Welbehagen .43*

5. Opwinding -

*

(32)

31 Samenhang Werkomgeving, Emotionele Arbeid en Lange Versies UBOS-L en UBES

Omdat Werkomgeving en Emotionele Arbeid maar één keer zijn gemeten hebben we voor de rest van de analyse de sores op de UBOS-L en de UBES gemiddeld. Voor de lange vragenlijst zijn de scores van week één en drie gemiddeld en voor de verkorte vragenlijst week twee en vier. Het aantal waarnemingen voor deze analyses waren voor de UBOS-L en UBES lang week één: 34 waarnemingen en week drie: 32 waarnemingen. Voor de verkorte vragenlijsten afgenomen week twee : 32 waarnemingen en week vier: 31 waarnemingen. In tabel 8 staan de Pearson correlaties tussen Werkomgeving en Emotionele Arbeid en de lange versie van de UBOS-L en UBES. Er werd een sterke positieve samenhang gevonden tussen Werk Familie Conflict en Emotionele Uitputting lange versie (r = .66, p < .001) en

Depersonalisatie (r = .46, p = .009), terwijl er een negatieve correlatie werd gevonden tussen Werk Familie Conflict en Bevlogenheidlange versie (r = -.42, p = .016). Daarnaast hing Sociale Steun negatief samen met Emotionele Uitputting lange versie (r = -.43, p = .018) en Depersonalisatie (r = -.42, p = .022). Verder werd er een negatieve correlatie gevonden tussen Emoties Oproepen en Persoonlijke Bekwaamheid (r = -.41, p = .022), terwijl er een sterke positieve correlatie werd gevonden tussen Emoties Oproepen en Depersonalisatie (r = .63, p < .001). Emotionele Consonantie hing alleen positief samen met Persoonlijke Bekwaamheid (r = .52, p = .003). Emoties Voorwenden hing als enige variabele nergens mee samen.

Tabel 8. Correlaties (Pearson) tussen werkomgeving en emotionele arbeid en de lange en

verkorte versies van de UBOS-L en UBES

Emotionele Uitputting lang Persoonlijke Bekwaamheid lang Depersonalisatie lang Bevlogenheid lang Bevlogenheid verkort Emotionele Uitputting verkort Werkomgeving WFC .66** -.34 .46** -.42* -.36 .57** Sociale Steun -.43 * .29 -.42* .32 .39* -.38* Emotionele arbeid Emoties Voorwenden -.04 .10 .21 .09 .08 -.06 Emoties Oproepen .13 -.41 * .63** -.30 -.15 -.01 Emotionele Consonantie .02 .52 ** -.15 .07 .31 -.07 *

(33)

32

Door middel van een regressieanalyse werd het unieke effect van Werkomgeving en Emotionele Arbeid op de lange versie van de vragenlijsten voor Bevlogenheid en Burnout onderzocht (Tabel 9). Uit de analyses bleek dat Werk Familie Conflict (b = -.27, p = .039) en Emoties Oproepen (b = -.45, p = .023) significante, negatieve predictoren waren voor

bevlogenheid, terwijl Emoties Voorwenden een significante, positieve predictor voor Bevlogenheid was (b = .40, p = .026). Werk Familie Conflict is voor alle dimensies van burnout een significante predictor (b = .47, p < .001 voor Emotionele Uitputting, b = -.18, p = .026 voor Persoonlijke Bekwaamheid en b = .19, p = .022 voor Depersonalisatie). Emoties Voorwenden is een significante, negatieve predictor voor de dimensie Emotionele Uitputting (b = -.34, p = .013) . Tot slot is Emoties Oproepen een significante, positieve predictor voor Depersonalisatie (b = .51, p < .001).

Tabel 9. Regressieanalyse: Uniek effect van werkomgeving en emotionele arbeid op

bevlogenheid en burnout gemeten met de lange versie van de vragenlijst

Bevlogenheid lang Emotionele Uitputting lang Persoonlijke Bekwaamheid lang Depersonalisatie lang

Model B (SE) B (SE) B (SE) B (SE)

WFC -.27 (.12)* .47 (.09) ** -.18 (.07)* .19 (.08)* Sociale steun -.01 (.25) .04 (.19) -.01 (.15) -.02 (.16) Emoties Voorwenden .40 (.17)* -.34(.13)* .20 (.10) -.16 (.11) Emoties Oproepen -.45 (.18)* .22 (.14) -.21 (.11) .51 (.12) ** Emotionele Consonantie .01 (.20) .06 (.15) .31 (.12) -.02 (.13) *

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De hoofdvraag van het onderzoek luidt: In welke mate hebben LMX 1 , het copinggedrag en doeloriëntaties een relatie met bevlogenheid en burnout en welke factoren zijn

De milieubeweging zou haar opdracht dan wel heel slecht verstaan.” Met andere woorden: goed nieuws over het milieu verdraagt zich per definitie niet met de taak die de

De meeste ouders denken, dat er wel een aantal ouders geïnteresseerd zullen zijn. De ouders die snappen wat het doel is van de applicatie, zullen het wel gaan spelen. Een ouder

Naast de invloed van bevlogenheid en doeloriëntaties op burnout apart wordt verwacht dat deze twee variabelen ook een gezamenlijk effect zullen hebben. Er wordt ervan

Aan de ene kant zouden de relaties tussen burnout, bevlogenheid en objectieve studieprestatie onder studenten van de Universiteit Twente op exploratieve manier onderzocht worden,

met eerder onderzoek (Bakker &amp; Bal, 2010; Bakker &amp; Demerouti, 2008; Balducci, Schaufeli &amp; Fraccaroli, 2011; Salanova, Agut &amp; Peiró, 2005; Schaufeli, Taris et al.,

Dus werknemers zijn meer bevlogen naarmate ze gevarieerder werk verrichten, over meer autonomie beschikken, werk doen dat belangrijk is voor anderen in de organisatie, meer

Uit een aantal interviews die zijn gehouden met werknemers die hoog scoorden opde UBES kwam naar voren dat bevlogen werknemers ze¨lf het initiatief nemen en actief richting geven