• No results found

Narcisme en het gebruik van sociale media

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Narcisme en het gebruik van sociale media"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Narcisme en het Gebruik van Sociale Media Scriptie

Universiteit van Amsterdam Pedagogische Wetenschappen

Maxime van Eck 10833013 Anna Plakas Aantal woorden: 5501 Amsterdam, 30-12-16

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 3

Inleiding 4

Verband Grandioos Narcisme en Sociale Media 7

Versterking van narcisme 11

Gedrag op Facebook 13

Verband Kwetsbaar Narcisme en Sociale Media 15

Sociale interactie op Facebook 15

Narcisme en Instagram 16

Conclusie en Discussie 18

(3)

Abstract

In deze studie is het verband tussen narcisme en het gebruik van Facebook en Instagram onderzocht. Narcisme is te onderscheiden in grandioos narcisme en het kwetsbaar narcisme. Voor het grandioze type is er vaker een relatie gevonden dan voor het kwetsbare type. Dit zou verklaard kunnen worden door het verschil in karakter. Een beperking van deze studie is dat er voornamelijk gemeten is door middel van vragenlijsten, dus voor vervolgonderzoek zijn andere meetinstrumenten gewenst ter bevordering van de betrouwbaarheid van de getrokken conclusies.

Keywords

Facebook, Instagram, grandioos narcisme, kwetsbaar narcisme, narcisme, NPI, HSNS, sociale media

(4)

Narcisme en het gebruik van Facebook/Instagram

In de afgelopen jaren heeft er zich een nieuw fenomeen gemanifesteerd, namelijk het gebruik van Facebook en Instagram. De populariteit van de sociale netwerksite Facebook is ongekend: het is de op een na meest bezochte website op het internet en het aantal gebruikers dat dagelijks inlogt blijft groeien (Gonzalez, 2011). Zo waren er in 2015 ruim 6.6 miljoen Nederlanders actief, wat in 2016 is gestegen naar ruim 6.8 miljoen actieve Nederlanders (http://redmax.nl/nieuws/de-laatste-social-media-cijfers-nederland-2016/). Het medium Instagram is vooral populair onder adolescenten. Dit platform heeft vandaag de dag maar liefst 2.1 miljoen Nederlandse gebruikers (http://redmax.nl/nieuws/de-laatste-social-media-cijfers-nederland-2016/).

Vanwege het groeiende gebruik hiervan is sociale media een rol gaan spelen in het leven van mensen. Er zijn de laatste jaren onderzoeken gedaan naar de rol van sociale media met betrekking tot verschillende persoonlijkheidsstoornissen. Zo zijn er verschillende onderzoeken die een positieve relatie hebben gevonden tussen de mate van het gebruik van Facebook en de narcistische persoonlijkheidsstoornis (Ljepava, Orr, Locke, & Ross, 2013; Ryan & Xenos, 2011; Blachinio, Agata, Przepiorka, Rudnicka & Patrycja, 2016).

De narcistische persoonlijkheidsstoornis wordt in de DSM-5 beschreven als een diepgaand patroon van grootheidgevoelens, behoefte aan bewondering en gebrek aan empathie (APA, 2013). Hier zijn twee subtypen geïdentificeerd: het grandioze en het kwetsbare type. Het grandioze type wordt gekenmerkt door extraversie,

agressiviteit, zelfverzekerdheid en een hunkering naar bewondering door anderen (Wink, 1991). Door overheersend standvastig vertrouwen in zichzelf kunnen

grandioze narcisten goed tegen kritiek en afwijzingen van de buitenwereld (Bresser & Priel, 2010). De kwetsbare variant van de narcistische persoonlijkheidsstoornis

(5)

daarentegen wordt gekenmerkt door introversie, angst en kwetsbaarheid (Wink, 1991). Volgens Bresser en Priel (2010) zijn kwetsbare narcisten meer op hun hoede en streven zij naar perfectie, waardoor zij kritiek van de buitenwereld juist niet goed kunnen hebben. Raskin en Hall (1979) hebben een vragenlijst ontwikkeld om de subtypen te onderscheiden. Deze vragenlijst betreft de “Narcistisc Personality Inventory” (NPI). Dit is een veel gebruikte maat voor grandioos narcisme met een hoge betrouwbaarheid en validiteit. De schaal bestaat uit zeven sub schalen: autoriteit, zelfvoorziening, superioriteit, exhibitionisme, uitbuiting, ijdelheid en recht. Het is een vragenlijst bestaande uit 40 items waarbij elk item bestaat uit een aantal verklaringen. Deelnemers worden gevraagd om één verklaring te kiezen waarmee zij zich het beste kunnen identificeren. De grandioze narcisten scoren vaak hoog op de NPI, omdat zij de neiging hebben om openlijk hun grootheidswaan en egoïstische trekken te uiten (Raskin & Novacek, 1989). Kwetsbare narcisten hebben vaak juist een gebrek aan zelfvertrouwen. Zij zijn introvert en aandachtgericht en uiten hun gevoelens op een andere manier dan dat de grandioze narcisten dat doen (Raskin & Novacek, 1989). Voor dit type narcisme is tevens een vragenlijst ontwikkeld, namelijk de

“Hypersensitive Narcissism Scale” (HSNS). De HSNS is een vragenlijst bestaande uit 10 items gescoord op een vijf-punts Likert-schaal met antwoorden variërend van 1 “niet op alles waar” tot 5 “zeer waar” ontwikkeld door Hendin en Wang (1997). Dit is een betrouwbare maat voor het meten van kwetsbaar narcisme. Dit instrument is niet in afzonderlijke schalen opgebouwd, aangezien het uit slechts 10 items bestaat. Voorbeelditems hiervan zijn “Mijn gevoelens zijn makkelijk te kwetsen door negatieve oordelen van anderen” of “Ik interpreteer de opmerkingen van anderen vaak op een persoonlijke manier”.

(6)

Zoals eerder besproken, spelen sociale media een steeds grotere rol in deze maatschappij. Uit onderzoek is gebleken dat er twee hoofdmotieven zijn voor het gebruik van deze media. De eerste betreft de behoefte om ergens bij te horen en de tweede betreft de behoefte om jezelf te presenteren (Nadkarni & Hoffman, 2012).

Wanneer er een relatie ontdekt kan worden tussen sociale media en narcisme, kunnen er interventies ontwikkeld worden die de negatieve gevolgen van het gebruik van sociale media voor narcisten tegen kan gaan. Een van deze negatieve gevolgen is dat de grenzen tussen fictie en werkelijkheid vervagen door het gebruik van sociale media (Fauconnier, 1995). Veel levens van mensen zien er op het internet

rooskleuriger uit dan het in werkelijkheid is. Daarbij communiceren mensen steeds meer via sociale media dan in het echt en ontstaan er dus meer “web-vriendschappen” dan echte vriendschappen. Het bekende verschijnsel hiervan is dat het een

verminderde visuele en verbale informatie en verhoogde anonimiteit betreft. Mensen durven zich hierdoor aan ene kant sneller te uiten over intieme zaken, maar een

negatieve kant hiervan is dat pestgedrag of beledigingen via internet vaak heftiger zijn dan in echte ontmoetingen (Fauconnier, 1995). Interventies zouden hierop kunnen inspelen, zodat narcisten met een kwetsbaar karakter tegen de kritiek van de

buitenwereld beschermd worden en de grandioze narcisten beschermd worden voor het feit dat ze zichzelf te veel uitlaten op sociale media. Het is hierom van

maatschappelijk belang te onderzoeken of er een wederzijdse beïnvloeding is tussen narcisme en het gebruik van sociale media. Dit onderzoek is tevens klinisch relevant. Therapeuten kunnen, wanneer er een verband tussen sociale media en narcisme, tijdens het behandelproces van narcisten ook inspelen op deze rol van sociale media, zonder enkel rekening te houden met de gezinsomstandigheden of de

(7)

twee bovengenoemde media, namelijk Facebook en Instagram. Dit, zoals eerder genoemd, wegens hun hoge mate van populariteit (Gonzalez, 2011). Wanneer er dus gesproken wordt van sociale media worden deze twee platformen bedoeld.

Het doel van dit onderzoek is dus om de aard van de relatie te onderzoeken tussen het gebruik van sociale media en de narcistische persoonlijkheidsstoornis. Dit wordt gedaan aan de hand van twee deelvragen. De eerste deelvraag betreft de vraag naar het verband tussen het grandioze type narcisme en het gebruik van sociale media en de tweede deelvraag gaat over de het verband tussen het kwetsbare type narcisme en het gebruik van sociale media. Er wordt verwacht dat er een verband zal zijn tussen narcisme en het gebruik van sociale media.

Samenhang tussen grandioos narcistisme en het gebruik van Facebook of Instagram.

De meeste studies laten een samenhang zien tussen grandioos narcisme en het gebruik van sociale media. Zo hebben Ljepava et al. (2013) onderzocht of het hebben van een grandioze narcistische persoonlijkheidsstoornis invloed heeft op het aantal uur dat iemand op Facebook zit. Voor dit onderzoek hebben ze 106 participanten tussen de 18 en 42 jaar geselecteerd op basis van hun Facebook gebruik. Voor deze selectie hebben de participanten een vragenlijst ingevuld en degenen die meer dan twee uur per dag op Facebook zaten of helemaal niet of Facebook zaten, namen ze op in het onderzoek. Het doel van dit onderzoek was om de overeenkomsten en

verschillen tussen deze twee groepen te onderzoeken. Aan deze participanten is de NPI voorgelegd voor het meten van de grandioze vorm van narcisme (Raskin & Hall, 1979). Zoals verwacht blijkt uit de resultaten van dit onderzoek dat mensen die veel op Facebook zitten, significant hoger scoren op de NPI dan mensen die niet op

(8)

Facebook zitten.

Ryan en Xenos (2011) hebben een soort gelijk onderzoek uitgevoerd onder 1324 participanten tussen de 18 en 44 jaar. Voor het meten van narcisme hebben zij de NPI-29 ingevuld. Dit is een verkorte versie van de NPI die expliciet ingaat op persoonlijkheid (Kansi, 2003). Daarbij is hen gevraagd een vragenlijst in te vullen over het gebruik van Facebook. Deze vragenlijst is gemaakt door Ross et al. (2009) en bestaat uit 18 vragen die gerelateerd zijn aan het gebruik van Facebook, zoals de vraag: “Hoeveel tijd spendeert u gemiddeld per dag op Facebook?” Uit deze

resultaten blijkt tevens dat Facebook-gebruik positief gecorreleerd is met de NPI-schaal. Zo blijken mensen die hoog scoren op de NPI, meer tijd te spenderen op Facebook. Daarbij is ook gevonden dat meer gebruik van Facebook samenhangt met een hogere mate van extraversie, minder angst of kwetsbaarheid, wat qua

persoonlijkheid ook aansluit bij het grandioze type van narcisme.

Op basis van de bovenstaande twee studies kan voorzichtig geconcludeerd worden dat de mate van gebruik van Facebook samenhangt met een hogere mate van narcisme van het grandioze type gescoord op de NPI. In het verlengde hiervan hebben Blachinio et al. (2016) onderzocht hoe het grandioze narcisme gerelateerd is aan de mate waarin participanten waarde hechten aan dit gebruik. Hiervoor hebben ze de “motivatie en het belang van Facebook-schaal” (Hew, 2011; Brandtzaeg & Heim, 2009) en de “narcistische persoonlijkheids-schaal” gebruikt. De schaal van motivatie en belang van Facebook meet in hoeverre participanten de behoefte hebben zichzelf te presenteren, nieuwe Facebook vrienden te verwerven en in hoeverre ze waarde

hechten aan het gebruik hiervan. Een voorbeeld item hiervan is: “Ik kan niet leven zonder Facebook” of “Ik wil nieuwe mensen ontmoeten op Facebook”. In deze studie zijn 653 participanten onderzocht met een leeftijd tussen de 18 en 39 jaar. De

(9)

resultaten laten zien dat de participanten die hoog scoren op de NPI, meer waarde hechten aan het gebruik van Facebook. Zo blijkt dat mensen met een hoge score op de NPI ook hoger scoren op de zelfpromotie schaal en tevens positief gerelateerd zijn aan het aantal vrienden op dit platform.

Aanvullend hebben Pettijohn, LaPiene en Horting (2012) in een studie onder 200 participanten tussen de 18 en 40 jaar, onderzoek gedaan naar het verband tussen het grandioos narcisme en de mate van gebruik van Facebook. Verder werd er ook onderzoek gedaan naar de emotionele waarde die eraan gehecht werd het aantal Facebook vrienden. Dit hebben zij gemeten met de “Facebook Intensity Scale” (Ellison, Steinfield & Lampe, 2007). Voor het meten van grandioos narcisme is gebruik gemaakt van de NPI-16 (Ames, Rose & Anderson, 2006). Uit de resultaten bleek dat er wel een associatie was tussen de mate van grandioos narcisme en het totaal aantal vrienden op Facebook. In tegenstelling tot de eerdergenoemde studies bleek er echter geen verband te zijn met de mate van Facebook-gebruik en de waarde die hieraan gehecht wordt. Dit zou verklaard kunnen worden doordat het gebruik van Facebook gemeten wordt aan de hand van een zelfrapportage waarin er naar algemene gedragingen gevraagd wordt wat als Facebook-gebruik geassocieerd wordt. Hierdoor kan het zo zijn dat die algemene gedragingen bij de participanten niet voorkomen of niet duidelijk zijn en dus het Facebook-gebruik lager gemeten wordt. Voor vervolg onderzoek zou het gewenst zijn om een meer gedetailleerde analyse te maken die het Facebook-gebruik meet aan de hand van specifieke gedragingen.

Skues, Williams en Wise (2012) hebben zelfs helemaal geen significante relatie gevonden tussen narcisme en de mate van het gebruik van Facebook en het aantal Facebook-vrienden. Zij deden onderzoek onder 393 participanten tussen de 15 en 25 jaar. Het onderzoek werd uitgevoerd aan de hand van een 28-item Facebook

(10)

vragenlijst gemaakt door Ross et al. (2009) en de NPI-16 (Ames et al., 2006) voor het meten van grandioos narcisme. In de methoden van het onderzoek zijn echter wel een aantal factoren aan te wijzen die tot een beperking kunnen leiden van dit onderzoek. Zo wordt bijvoorbeeld het aantal keer inloggen gebruikt als een indicator voor de mate van het gebruik van Facebook. Hierdoor is het niet precies vast te leggen wat de mate is waarin er actief gebruik wordt gemaakt. Mensen kunnen bijvoorbeeld 1 keer per dag inloggen op Facebook en sporadisch hun nieuwsoverzicht bekijken, terwijl anderen meerdere malen per dag inloggen en enkele minuten hun nieuwsoverzicht bekijken. Hierdoor scoort het eerste lager op de mate van gebruik van Facebook, doordat er maar 1 keer is ingelogd, terwijl hier op een intensievere manier gebruik wordt gemaakt van Facebook en dus de mate Facebook-gebruik hoger zou moeten liggen. Het is van belang om een concretere maat te gebruiken om het gebruik van Facebook te kunnen meten. Deze resultaten moeten dus voorzichtig worden geïnterpreteerd.

Met het toenemende gebruik van Facebook onder adolescenten en het kritische aspect van de ontwikkeling van een identiteit gedurende de adolescentie periode heeft Schwartz (2011) onderzoek gedaan naar de invloed van het gebruik van Facebook op de ontwikkeling van het zelfbeeld en de gradaties van narcisme onder adolescenten. In dit onderzoek is hebben 218 studenten meegedaan. De studenten hebben een zelfrapportage ingevuld over de manier waarop ze Facebook gebruiken. De

onderzoekers hebben hiervoor onderzocht hoeveel tijd ze op Facebook spenderen, wat hun mening is over de bijdrage van het medium aan hun leven en wat de frequentie is van hun statusupdates. Daarbij moesten ze een zelfrapportage invullen voor het meten van narcisme en hun zelfbeeld. De resultaten indiceerden dat het zelfbeeld negatief gecorreleerd is aan de frequentie van status updates, de intensiteit

(11)

van gebruik van Facebook en de emotionele waarde die aan Facebook gehecht wordt. In termen van narcisme laten de resultaten echter weinig significante relaties zien met aspecten van het Facebook-gebruik.

Versterking van narcisme

Er zijn aanwijzingen dat Facebook-gebruik niet alleen samenhangt met grandioos narcisme, maar dat het het grandioze narcisme zelfs kan versterken (Horton, Robert, Reid, Chelsea & Barber, 2014; Walters & Horton, 2015; Carpenter 2012; Moon, Jang, Lee & Choi, 2016; McCain et al., 2016). Zo hebben Horton et al. (2014) onderzocht of het gebruik van Facebook de grandioze vorm van narcisme onder adolescenten kan laten versterken. Dit hebben ze onderzocht door de twee typen activiteit op Facebook (individueel versus gemeenschappelijk) te onderzoeken. In het eerste experiment zijn er 88 mannelijke studenten met een leeftijd tussen de 18 en 22 jaar random toegewezen aan een van de 3 condities: “Facebook voor

individueel gebruik”, “Facebook voor gemeenschappelijk gebruik” en de controle conditie. Participanten die toegewezen zijn aan de conditie “Facebook voor

individueel gebruik” moesten inloggen op hun Facebook account en vragen invullen over het aantal updates dat ze de afgelopen 30 dagen hadden geplaatst, hoe vaak ze hun profielfoto hadden veranderd en de mate waarin hun updates door hun vrienden leuk werd gevonden. Participanten die in de conditie van “Facebook voor

gemeenschappelijk gebruik” zaten, werden ook gevraagd in te loggen, maar vragen te beantwoorden over het nieuwsoverzicht van Facebook, het aantal vrienden op

Facebook en tot slot moesten ze van 5 vrienden de profielfoto laten zien en er bij tenminste 1 een opmerking over plaatsen. Na het invullen van de computer

vragenlijsten hebben alle participanten de NPI gemaakt door Raskin en Terry (1988), moeten invullen voor het meten van het grandioos narcisme. Het tweede experiment

(12)

is afgenomen met dezelfde condities, maar onder 218 vrouwelijke studenten tussen de 18 en 22 jaar. Uit de resultaten van studie 1 komt naar voren dat het type Facebook activiteit invloed heeft op de mate waarop er door deelnemers gescoord wordt op de NPI. Zoals verwacht scoren de deelnemers die in de conditie “Facebook voor individueel gebruik” zaten, hoger op de narcistische schaal en deelnemers die in de conditie “Facebook voor gemeenschappelijk gebruik” of de controleconditie zaten, lager op de narcistische schaal. Dit betekent dat het type activiteit van Facebook invloed heeft op de mate waarop deelnemers scoren op de NPI en dat het type Facebook-gebruik volgens deze studie dus het grandioze narcisme zou kunnen versterken. Echter laat studie 2 geen significante effecten zien betreft de invloed van Facebook-gebruik op de mate van narcisme. Deze studie liet geen betrouwbaar resultaat zien dat het Facebook-gebruik de mate van narcisme kan laten versterken (Horton et al., 2014).

Walters en Horton (2015) hebben een soortgelijk onderzoek gedaan als het bovenstaande onderzoek (Horton et al., 2014). Zij hebben onderzocht of het gebruik van Facebook invloed heeft op narcisme, maar dan enkel onder (83) mannelijke studenten met een leeftijd tussen de 18 en 22 jaar. De deelnemers hebben zelf een vragenlijst ingevuld hebben over het aantal keer en de duur dat ze per dag op

Facebook spenderen. Ook is de NPI weer gebruikt voor het meten van het grandioos narcisme. Uit de resultaten blijkt dat het Facebook-gebruik geen verandering

aanbracht in de mate van narcisme. Wel werd er gevonden dat hogere mate van narcisme positief gecorreleerd was met het gebruik van Facebook. Dus de deelnemers met een hogere mate van narcisme, scoorden ook hoger op de mate van het gebruik van Facebook. Echter is uit deze studie is niet gebleken dat het gebruik van Facebook zorgt voor een versterking van narcisme.

(13)

Gedrag op Facebook

Naast samenhangen tussen grandioos narcisme en het gebruik van Facebook is het tevens interessant om onderzoek te doen naar het gedrag dat op Facebook

vertoond wordt en of dit verschilt tussen mensen met grandioos narcisme en zonder grandioos narcisme. Carpenter (2012) heeft hier onderzoek naar gedaan onder participanten tussen de 18 en 65 jaar. Hij heeft voor het onderzoek een vragenlijst moeten invullen waarin ze aangeven in welke mate (variërend van “nooit” tot “altijd”) ze meedoen aan: zelf promotend en antisociaal gedrag. Het zelf promotende gedrag is gemeten aan de hand van het toevoegen van onbekende mensen als vriend en het vertonen van antisociaal gedrag op het platform. Zelfpromotie is gemeten aan de hand van het posten van berichten, het plaatsen van foto’s en het “up-to-date” houden van het Facebook profiel. Antisociaal gedrag is gemeten door middel van het geven van een boze reactie, wanneer er niet op de status updates wordt gereageerd door mensen of door middel van het nemen van wraak, wanneer er negatieve opmerkingen

geplaatst worden. Ook hebben ze een NPI ingevuld gemaakt door Ackerman et al. (2011) voor het meten van grandioos narcisme. Hieruit blijkt dat de grandioze vorm van narcisme een voorspeller is van het zelf promotende gedrag op Facebook. Ook is deze vorm een voorspeller voor de mate waarin zij onbekende mensen als vrienden toevoegen op Facebook. Echter blijkt de grandioze vorm van narcisme geen

voorspeller te zijn voor het vertonen van antisociaal gedrag.

In slechts twee studies is onderzoek gedaan naar het verband tussen narcisme en het gebruik van het platform Instagram. Een van deze studies werd uitgevoerd door Moon, Jang, Lee en Choi (2016). Hier werd onderzoek gedaan naar de rol van

narcisme op zelfpromotie op het platform Instagram. 212 Instagram gebruikers tussen de 20 en 39 jaar hebben een online vragenlijst ingevuld over het posten van een

(14)

zelfportret, hoe vaak ze hun profiel foto veranderen, hoe vaak ze inloggen op hun profiel en verder werden ze gevraagd aan te geven op hoeveel foto’s ze uit hun eigen profiel zouden benamen als aantrekkelijk, modieus of onbeschaamd. Tot slot hebben ze het aantal foto’s van hun profiel, het aantal volgers en het aantal mensen dat zij volgen, moeten noteren. Narcisme is in dit onderzoek gemeten middels de NPI-13 (Gentile et al., 2013). De resultaten laten zien dat mensen die hoog scoren op de narcismevragenlijst meer geneigd zijn zelfportretten of representatieve foto’s te plaatsen van zichzelf en vaker op Instagram te zitten dan mensen die laag scoren op de narcismevragenlijst. Daarbij hechten ze meer waarde aan de mate waarin hun profiel foto’s door anderen leuk wordt gevonden. Dit kan verklaard worden, zoals eerder beschreven, doordat ze hunkeren naar bevestiging van de buitenwereld (Wink, 1991). Echter blijkt dat narcisme niet gerelateerd is aan het aantal foto’s dat ze posten, het aantal volgers of de mensen die zij zelf volgen.

De tweede studie is een vergelijkbaar onderzoek onder 491 studenten die laat zien dat grandioos narcisme geassocieerd is met het meer plaatsen van zelfportretten op het medium Instagram, het meer ervaren van positief belang wanneer ze

zelfportretten maken en de motivatie op zichzelf te presenteren (McCain et al., 2016). Aan de hand van bovenstaande studies mag er geconcludeerd worden dat er een verband is tussen de mate van grandioos narcisme en het gebruik van sociale media. Een verklaring voor dit verband kan gekoppeld worden aan de theorie die in de inleiding beschreven is betreft de behoefte van grandioze narcisten om bewonderd te worden door de buitenwereld en op zoek te zijn naar aandacht (Wink, 1991; Bresser & Priel, 2010).

(15)

Er is veel minder onderzoek gedaan naar het verband tussen sociale media en het kwetsbare type van narcisme dan het grandioze type. Tevens laten deze studies veel minder verbanden zien dan dat bij het grandioze type het geval is. In de meeste studies zijn er zelfs helemaal geen verbanden gevonden.

Facebook

Zoals eerder beschreven was uit onderzoek van Ljepava et al (2013) gebleken dat het gebruik van Facebook een relatie heeft met de grandioze vorm van narcisme. Tevens hadden zij onderzocht of het gebruik van Facebook ook een relatie heeft met de kwetsbare vorm van narcisme. Voor deze studie werden de resultaten op de HSNS tussen een groep die meer dan twee uur per dag op Facebook zat vergeleken met de een groep die niet op Facebook zat. Uit de resultaten blijkt, in tegensteling tot de grandioze vorm van narcisme, dat mensen die geen Facebook gebruiken juist hoger scoren op de HSNS. Een hoge score op de HSNS houdt in dat er hoog gescoord wordt de schaal van het kwetsbare narcisme. Dit geeft dus een negatief verband aan tussen de mate van kwetsbaar narcisme en het gebruik van Facebook.

Sociale interactie op Facebook

Brailovskaia, Bierhoff en Hans-Werner (2016) hebben onderzoek gedaan naar het verschil in zelfpresentatie en sociale interactie op Facebook tussen grandioze of kwetsbare narcisten. In dit onderzoek deden 72 Russische deelnemers met een gemiddelde leeftijd van 23.33 jaar en 122 Duitse deelnemers met een gemiddelde leeftijd van 25.18 jaar mee. Voor het meten van kwetsbaar narcisme werd de “Narcissistic Inventory-Revised” (Neuman & Bierhoff, 2004) gebruikt. Facebook-gebruik werd gemeten aan de hand van vragenlijst met een 6-punts Likertschaal met items over het schrijven van reacties, het updaten van statussen, het schrijven en krijgen van Facebook berichten en de mate van gebruik van het platform. Dit

(16)

onderzoek liet zien dat kwetsbaar narcisme minder gerelateerd was aan de activiteit op Facebook, zowel wat zelfpresentatie als sociale interactie betreft, dan de grandioze vorm van narcisme.

Aanvullend heeft Carpenter (2012) gevonden dat de kwetsbare vorm van narcisme wel een voorspeller te zijn voor het toevoegen van onbekende mensen op het platform Facebook. Daarbij blijkt dat de kwetsbare vorm van narcisme tevens een voorspeller is voor het vertonen van antisociaal gedrag. Het antisociale gedrag zou een onderdeel kunnen zijn voor het aantonen van het verschil qua gedrag op Facebook tussen mensen met narcisme en mensen zonder narcisme. Nu ondervinden we dat mensen met narcisme vaker gebruik maken van Facebook, meer waarde hechten eraan maar ook ander soort gedrag vertonen op het platform (Carpenter, 2012). Instagram

Barry et al. (2015) hebben onderzoek gedaan naar de associatie tussen narcisme en het gebruik van het platform Instagram. Zij hebben onderzoek gedaan onder 128 participanten tussen de 18 en 43 jaar. Voor het meten van het kwetsbaar narcisme hebben ze gebruik gemaakt van de Pathological Narcissism Inventory (Pincus et al., 2009). De dimensie voor het kwetsbaar narcisme in deze lijst opgebouwd uit de schalen: voorwaardelijke eigenwaarde, devaluatie van anderen en het verbergen van zichzelf. Participanten hebben een vragenlijst ingevuld over het aantal volgers dat ze op Instagram hebben, hoeveel mensen ze zelf volgen en over het plaatsen van foto’s. Uit de resultaten komt naar voren dat kwetsbaar narcisme positief geassocieerd is met een hogere proportie van het plaatsen van foto’s. Daarbij is er een verband gevonden tussen het gebruik van Instagram en het zelfbeeld dat mensen hebben. Een verklaring hiervoor is dat mensen met kwetsbaar narcisme vaak niet in staat zijn hun eigen zelfbeeld te reguleren en ze hierom hunkeren naar bewondering van anderen

(17)

(Campbell, Rudich, & Sedikides, 2002).

Ook hebben Sheldon en Bryant (2016) laten zien dat er een relatie is tussen de kwetsbare vorm van narcisme en het gebruik van Instagram. Ze hebben onderzoek gedaan onder 239 studenten tussen de 18 en 52 jaar. Dit hebben ze onderzocht door de participanten een vragenlijst bestaande uit 20 items in te laten vullen over hun motivatie voor het gebruik van Instagram. Een voorbeelditem hiervan is: “Ik gebruik Instagram voor het volgen van mijn vrienden”. Participanten konden antwoord geven variërend van 1= nooit tot 5= altijd. Daarbij werd het gebruik van Instagram gemeten aan de hand van tijd (het aantal uren en minuten) en het uploaden van foto’s. Uit dit onderzoek is een positieve relatie gevonden tussen kwetsbaar narcisme en het gebruik van Instagram. Zo hadden de kwetsbare narcisten volgens dit onderzoek er belang bij om als een leuk persoon over te komen op de buitenwereld. Dit lieten zij blijken aan de manier waarop en wat voor foto’s zij publiceren van zichzelf en hun leven.

Instagram spreekt narcisten aan, omdat veel interacties niet zo diep zijn. Het gaat om het bladeren door foto’s, foto’s “leuk vinden” door dubbel te klikken en verder weer doorbladeren naar andere foto’s.

Alomvattend is de kwetsbare vorm van narcisme een voorspeller voor het toevoegen van onbekende mensen en het vertonen van antisociaal gedrag op Facebook (Carpenter, 2012). Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn is dat deze narcisten vaak een gebrek hebben aan hechte vriendschappen, terwijl zij die wel wensen (Campbell et al., 2002). Verder blijkt de kwetsbare vorm van narcisme positief geassocieerd te zijn met een hogere proportie van het plaatsen van foto’s en hadden kwetsbare narcisten er belang bij om als leuk persoon over te komen op de buitenwereld (Barry et al, 2015; Sheldon & Bryant, 2016).

(18)

Conclusie en Discussie

Om antwoord te geven op de hoofdvraag of er een verband is tussen de narcistische persoonlijkheidsstoornis en het gebruik van sociale media, is er gebruik gemaakt van twee deelvragen, namelijk of er een verband is gevonden tussen sociale media en het grandioos narcisme en of er een verband is gevonden tussen sociale media en het kwetsbare narcisme. Op basis van deze studie kan geconcludeerd

worden dat er een relatie is gevonden tussen sociale media en narcisme. Uit hoofdstuk 1 blijkt dat grandioos narcisme een verband heeft met het gebruik van sociale media. Zo schijnen mensen die hoog scoren op de schaal die grandioos narcisme meet meer tijd te spenderen op Facebook (Ljepava et al., 2013). Daarbij blijkt een hoge score op de schaal van grandioos narcisme een significante relatie te hebben met het belang dat aan Facebook gehecht wordt. Mensen met een hoge score hierop vinden het

belangrijk om zichzelf te presenteren en nieuwe vrienden te verwerven via Facebook. Dit valt te verklaren aan de hand van de theorie van Campbell et al., 2002) die stelt dat mensen met narcisme graag bewonderd willen worden en zich doorgaans afvragen hoe ze overkomen op anderen.

De grandioze vorm van narcisme blijkt tevens een voorspeller te zijn van het vertonen van zelf promotend gedrag op Facebook (Carpenter, 2012). Dit resultaat werd ook gevonden bij een studie van Moon et al. (2016), maar dan gebaseerd op het platform Instagram. De resultaten hiervan laten zien dat mensen die hoog scoren op de NPI meer zelfportretten plaatsen en hun profielfoto vaker wijzigen.

Uit hoofdstuk 2 blijkt dat voor het kwetsbaar narcisme minder vaak een verband wordt gevonden met het gebruik van Facebook of Instagram. Zo laat de studie van Ljepava et al. (2013) zien dat mensen die hoger scoren op de HSNS meestal geen Facebook gebruiken, in plaats van wel, zoals blijkt bij de mensen die

(19)

hoger scoren op de NPI. Echter blijkt uit een ander onderzoek dat er wel een associatie is tussen de activiteit van Facebook en de kwetsbare vorm van narcisme, alleen wordt dit verband minder vaak gevonden dan dat er met de grandioze vorm wordt gevonden (Brailovskaia et al., 2016). Opmerkelijk genoeg blijkt een hoge score op de HSNS wel een voorspeller te zijn voor het toevoegen van onbekende mensen en het vertonen van antisociaal gedrag op Facebook (Carpenter, 2012). Dit is een

eenduidige bevinding in tegenstelling tot de relatie tussen het gebruik van Facebook en het kwetsbaar narcisme. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat kwetsbare narcisten ook hunkeren naar bevestiging van anderen, maar de aandacht niet durven vragen op de manier waarop grandioze narcisten dit doen. Waar grandioze narcisten zichzelf in het middelpunt van belangstelling zetten en zich expressief uiten, houden kwetsbare narcisten zich vaker op de achtergrond of vertonen ze antisociaal gedrag. Wanneer zij van mensen niet het respect of de aandacht krijgen die ze volgens zichzelf verdienen, reageren ze door middel van het plaatsen van negatieve reacties onder foto’s van mensen of het vertonen van agressief gedrag op sociale media (Ackerman et al., 2011). Doordat kwetsbare narcisten zich vaker op de achtergrond houden en zich niet zo expressief uiten op sociale media als dat grandioze narcisten doen, wordt er minder snel een verband verwacht tussen kwetsbaar narcisme en het gebruik van sociale media. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor het feit dat er minder onderzoeken gedaan zijn naar het verband tussen de kwetsbare vorm van narcisme en het gebruik van sociale media.

Een opvallend resultaat is dat het onderzoek van Ryan en Xenos (2011) en onderzoek van Skues et al. (2012) een tegenstrijdig resultaat laten zien, terwijl het soortgelijke onderzoeken zijn. Beiden meten zij aan de hand van de NPI en een Facebook vragenlijst. In het eerste onderzoek wordt er wel een positieve relatie

(20)

gevonden tussen de mate van grandioos narcisme en de mate van het gebruik van Facebook en wordt er in het tweede onderzoek daarentegen geen positieve relatie gevonden tussen de mate van grandioos narcisme en de mate van het gebruik van Facebook. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat er bij het onderzoek van Skues et al. (2012) een gebrek is aan een optimale methode voor het operationeel maken van gebruik van Facebook. Bijvoorbeeld de tijd die per dag gebruikt wordt als indicator voor het gebruik van Facebook, maar hierin wordt niet precies vastgelegd wat de mate is waarin actief gebruikt wordt. Zo kunnen mensen een keer per dag inloggen op Facebook, maar gedurende de dag hun Facebook bekijken,

nieuwsoverzichten lezen en foto’s bekijken of ze kunnen een aantal keer per dag inloggen en dan maar enkele minuten doorbrengen op het platform. Hierbij is het dan niet exact duidelijk wat de mate van gebruik precies is.

Daarbij is er een tegenstrijdigheid te vinden in onderzoeken die concluderen dat mensen met een hoge score op de schaal van grandioos narcisme meer bezig zijn met Facebook, dan mensen die laag scoren op de schaal van grandioos narcisme (Ljepava et al., 2013; Ryan & Xenos, 2011). Er werd geconcludeerd dat mensen met die hoog scoren op de NPI vaker hun status opschonen en vaker hun profielfoto wijzigen, dan mensen die hier laag op scoren. Echter lieten andere onderzoeken zien dat er geen relatie is tussen de mate van Facebook gebruik en de mate van narcisme (Skues et al., 2012). Een verklaring hiervoor zou ten grondslag kunnen liggen aan de manier waarop het gebruik van Facebook is gemeten. De ene studie heeft dit gemeten aan de mate waarin de status bijgewerkt wordt variërend van nooit tot heel vaak, een andere studie heeft het gebruik gemeten aan de hand van aantal uur per dag en weer een andere studie heeft het gebruik van Facebook gemeten aan de hand van het aantal

(21)

keer inloggen per dag. Door deze grote variatie aan meetinstrumenten is het lastig om het begrip “gebruik” te interpreteren en te vergelijken met andere studies.

Een ander opmerkelijk resultaat is dat er door twee studies onderzocht is of het gebruik van Facebook narcisme kan versterken en hiervoor tegenstrijdige resultaten laat zien. Volgens Horton et al. (2014) blijkt hiervoor een significant verband gevonden te worden, maar volgens Walters et al. (2015) heeft het gebruik van Facebook geen invloed op het versterken van narcisme. Een verklaring voor deze tegenstrijdigheid is dat dit laatst genoemde onderzoek een kleine steekproef betreft. Een grote steekproef zou meer kunnen zeggen over de betrouwbaarheid van de test en dus de getrokken conclusies hieruit. Daarbij is er bij dit onderzoek geen gebruik gemaakt van randomisatie, waardoor er niet gegeneraliseerd kan worden naar de gehele populatie.

Er is tevens een aantal beperkingen te noemen met betrekking tot de huidige literatuurstudie. Ten eerste is er in deze studie voornamelijk naar Amerikaanse studies is gekeken en er geen een Nederlands onderzoek tussen zit. Slechts de studie van Brailovskaia et al. (2016) hebben onderzoek gedaan onder Duitse en Russische participanten. Voor een completer beeld zouden er meer onderzoeken moeten hebben plaatsgevonden in meer landen, zodat de culturele verschillen kunnen worden

uitgesloten als invloed van het gebruik van sociale media. Verder zijn deze onderzoeken voornamelijk gemeten aan de hand van vragenlijsten die de participanten zelf hebben ingevuld. Hierdoor is er kans op sociale wenselijke antwoorden en dit tast de interne validiteit aan van de onderzoeken (Agresti & Franklin, 2007). De resultaten van dit literatuuronderzoek moeten dus met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden.

(22)

Voor vervolgonderzoek zou het dus gewenst zijn om meer na te denken over meer eenheid in het benoemen van constructen en de operationalisaties ervan, zodat onderzoeken beter vergelijkbaar zijn met elkaar. Hierdoor wordt het mogelijk om nauwkeurige conclusie te kunnen trekken.

Hoewel de resultaten met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden, draagt dit onderzoek bij aan de kennis die er tot nu toe bestaat over de relatie tussen sociale media en de narcistische persoonlijkheidsstoornis. In dit onderzoek is er dieper in gegaan het onderscheid tussen de twee typen narcisme, wat handvat zou kunnen bieden voor vervolgonderzoek in de wetenschap. Daarbij biedt dit onderzoek handvat voor therapeuten bij het behandelproces van mensen met een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Ter begeleiding en ter voorkoming van het versterken van de narcistische persoonlijkheidsstoornis is het van belang dat interventies zich hierop richten!

(23)

Literatuurlijst

Ackerman, R. A., Witt, E. A., Donnellan, M. B., Trzesniewski, K. H., Robins, R. W., & Kashy, D. A. (2010). What does the Narcissistic Personality Inventory really measure?. Assessment. doi: 1073191110382845.

Agresti, A., & Franklin, C. (2007). The art and science of learning from data. Upper Saddle River, NJ: Prentice Hall.

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5th ed.). Arlington, VA: American Psychiatric

Publishing.

Ames, D. R., Rose, P., & Anderson, C. P. (2006). The NPI-16 as a short measure of narcissism. Journal of Research in Personality, 40, 440-450.

doi:10.1016/j.jrp.2005.03.002

American Psychological Association. (2010, 6th edition). Publication Manual of the American Psychological Association. Washington: American Psychological Association.

Asendorpf, J. B., & Wilpers, S. (1998). Personality effects on social relationships. Journal of personality and social psychology, 74(6), 1531.

http://dx.doi.org.proxy.uba.uva.nl:2048/10.1037/0022-3514.74.6.1531 Barry, C. T., Doucette, H., Loflin, D. C., Rivera-Hudson, N., & Herrington, L. L.

(2015). “Let Me Take a Selfie”: Associations Between Self-Photography, Narcissism, and Self-Esteem. http://psycnet.apa.org/doi/10.1037/ppm0000089 Błachnio, A., Przepiorka, A., & Rudnicka, P. (2016). Narcissism and self-esteem as

(24)

Differences, 90, 296-301. http://dx.doi.org/10.1016/j.paid.2015.11.018 Bleiberg, E. (1994). Borderline disorders in children and adolescents: The concept,

the diagnosis, and the controversies. Bulletin of the Menninger Clinic, 58(2), 169.

Bergman, S. M. (2011). Millennials, narcissism, and social networking: What

narcissists do on social networking sites and why, Personality and Individual Differences, 50, 706-7011. doi: 10.1016/j.paid.2010.12.022

Besser, A., & Priel, B. (2010). Grandiose narcissism versus vulnerable narcissism in threatening situations: emotional reactions to achievement failure and

interpersonal rejection. Journal of Social and Clinical Psychology, 29, 874-902.

Buffardi, L.E., Campbell, W.K. (2008), Narcissism and Social Networking Web Sites, Bulletin Personality and Social Psychology, 34, 1303-1314. doi:

10.1177/0146167208320061

Brummelman, E., Thomaes, S., & Sedikides, C. (2016). Separating Narcissism From Self-Esteem. Current Directions in Psychological Science, 25(1), 8-13. doi: 10.1177/0963721415619737

Brandtzæg, P. B., & Heim, J. (2009, July). Why people use social networking sites. In International Conference on Online Communities and Social Computing (pp. 143-152). Springer Berlin Heidelberg. doi: 10.1007/978-3-642-02774-1_16

Campbell, W. K., & Foster, C. A. (2002). Narcissism and commitment in romantic relationships: An investment model analysis. Personality and Social Psychology Bulletin, 28(4), 484-495. doi:

(25)

https://doi-org.proxy.uba.uva.nl:2443/10.1177/0146167202287006

Campbell, W. K., Rudich, E., & Sedikides, C. (2002). Narcissism, self-esteem, and the positivity of self-views: Two portraits of self-love. Personality and Social Psychology Bulletin, 28, 358–368.

Carpenter, C. J. (2012). Narcissism on Facebook: Self-promotional and anti-social behavior. Personality and individual differences, 52(4), 482-486.

doi:10.1016/j.paid.2011.11.011

Ellison, N. B., Steinfield, C., & Lampe, C. (2007). The benefits of Facebook 'friends:' Social capital and college students' use of online social network sites. Journal of Computer-Mediated Communication, 12, 1143-1168.

doi:10.1111/j.1083-6101.2007.00367.x

Gentile, B., Miller, J. D., Hoffman, B. J., Reidy, D. E., Zeichner, A., & Campbell, W. K. (2013). A test of two brief measures of grandiose narcissism: The

Narcissistic Personality Inventory–13 and the Narcissistic Personality Inventory-16. Psychological assessment, 25(4), 1120.

http://psycnet.apa.org/doi/10.1037/a0033192

Gonzalez, N. (2011). Facebook marketing statistics, demographics, reports and news. Retrieved on, 29(11), 2011.

Fauconnier, G. (1995). Mens en media. Een introductie tot de massacommunicatie. Garant.

Foster, J. D., Campbell, W. K., & Twenge, J. M. (2003). Individual differences in narcissism: Inflated self-views across the lifespan and around the world. Journal of Research in Personality, 37(6), 469-486.

(26)

Harter, S. (2012). Construction of the self: Developmental and sociocultural foundations. New York, NY: Guilford.

Hew, K. F. (2011). Students’ and teachers’ use of Facebook. Computers in Human Behavior, 27(2), 662-676. doi: 10.1016/j.chb.2010.11.020

Horton, R. S., Reid, C. A., Barber, J. M., Miracle, J., & Green, J. D. (2014). An experimental investigation of the influence of agentic and communal Facebook use on grandiose narcissism. Computers in Human Behavior, 35, 93-98. doi: 10.1016/j.chb.2014.02.038

McCain, J. L., Borg, Z. G., Rothenberg, A. H., Churillo, K. M., Weiler, P., & Campbell, W. K. (2016). Personality and selfies: Narcissism and the Dark Triad. Computers in Human Behavior, 64, 126-133. doi:

dx.doi.org/10.1016/j.chb.2016.06.050

McKinney, B.C., Kelly, L., Duran, R.L. (2012). Narcissism or Openness?: College Students’ Use of Facebook and Twitter, Communication Research Reports, 29:2, 108- 118. doi: 10.1080/08824096.2012.666919

Meijer, M. (2009). Narcistische stoornissen bij adolescenten. In Psychiatrische stoornissen (pp. 191-205). Bohn Stafleu van Loghum. doi: 10.1007/978-90-9322-0_11

Miller, J. D., & Campbell, W. K. (2008). Comparing clinical and social‐personality conceptualizations of narcissism. Journal of personality, 76(3), 449-476.doi: 10.1111/j.1467-6494.2008.00492.x

Morf, C. C., & Rhodewalt, F. (2001). Unraveling the paradoxes of narcissism: A dynamic self-regulatory processing model. Psychological inquiry, 12(4),

(27)

177-196. http://dx.doi.org/10.1207/S15327965PLI1204_1

Ljepava, N., Orr, R. R., Locke, S., & Ross, C. (2013). Personality and social characteristics of Facebook non-users and frequent users. Computers in Human Behavior, 29(4), 1602-1607. doi: 10.1016/chb.2013.01.026

Nadkarni, A,. Hofmann, S.G. (2012). Why do people use Facebook? Personality and Individual Differences, 52, 243–249. doi:10.1016/j.paid.2011.11.007

Pettijohn, T. F., LaPiene, K. E., & Horting, A. L. (2012). Relationships between facebook intensity, friendship contingent self-esteem, and personality in US college students. Cyberpsychology, 6(1), 1-7. doi: 10.5817/CP2012-1-2 Raskin, R., & Novacek, J. (1989). An MMPI description of the narcissistic

personality. Journal of Personality Assessment, 53(1), 66-80. doi: 10.1207/s15327752jpa5301_8

Ryan, T., & Xenos, S. (2011). Who uses Facebook? An investigation into the relationship between the Big Five, shyness, narcissism, loneliness, and Facebook usage. Computers in Human Behavior, 27(5), 1658-1664. doi: 10.1016/j.chb.2011.02.004

Schwartz, M. (2011). The usage of Facebook as it relates to narcissism, self-esteem and loneliness. Verkregen via

http://digitalcommons.pace.edu/dissertations/AAI3415681

Sedikides, C., Rudich, E. A., Gregg, A. P., Kumashiro, M., & Rusbult, C. (2004). Are normal narcissists psychologically healthy?: self-esteem matters. Journal of personality and social psychology, 87(3), 400.

Sheldon, P., & Bryant, K. (2016). Instagram: Motives for its use and relationship to narcissism and contextual age. Computers in Human Behavior, 58, 89-97.

(28)

http://dx.doi.org/10.1016/j.chb.2015.12.059

Skues, J. L., Williams, B., & Wise, L. (2012). The effects of personality traits, self-esteem, loneliness, and narcissism on Facebook use among university students. Computers in Human Behavior, 28(6), 2414-2419.

doi:10.1016/j.chb.2012.07.012

Starreveld, P.A. (2009). Verslaglegging van psychologisch onderzoek. Den Haag: Boom onderwijs.

Top, A. (2012). 500 global sites, 2011. URL http://www. alexa. com/topsites.

Twenge, J. M., Konrath, S., Foster, J. D., Campbell, W. K., & Bushman, B. J. (2008). Further evidence of an increase in narcissism among college students. Journal of Personality, 76(4), 919-928. doi:10.1111/j.1467-6494.2008.00509.x

Walters, N. T., & Horton, R. (2015). A diary study of the influence of Facebook use on narcissism among male college students. Computers in Human Behavior, 52, 326-330.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Simonetta Vezzoso, The Incentives Balance Test in the EU Microsoft Case: a Pro innovation ‘Economics-based’ Approach’ (2006) European Competition Law Review, 27(1), 382, 393

3.4 Systematic studies for Pt catalysts on various supports Best performance regarding humin conversion and the amounts of humin derived low molecular weight alkylphenolics

He has 22 years’ lecturing and research experience in a wide range of domains, such as con- sumer psychology, social psychology, career development, industrial psychological

NP – complete, binary linear programming, convex function, convex quadratic programming problem, interior point algorithm and polynomial

This perspective focuses on the bureaucratic arena and does not take into account other normative arenas that influence registration. Often

Vaccination using a live attenuated zoster vaccine has been shown to reduce the risk of herpes zoster by half in renal dialysis patients, with a risk of 11.7 per 1000 person-

After repeated doses of DOX we observed significantly more sarcomeric disintegration, significantly reduced viability, reduced mitochondrial function and consequently

“Those kind of apps provide a platform for people who do not know how to find someone or do not want to involve others in their search. It lowers the threshold to approach