• No results found

Trekt economische groei immigranten aan? : een paneldata regressie analyse naar het effect van economische groei op de landkeuze van

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Trekt economische groei immigranten aan? : een paneldata regressie analyse naar het effect van economische groei op de landkeuze van"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Trekt economische groei immigranten aan?

Een paneldata regressie analyse naar het effect van economische groei op de landkeuze van immigranten in Europa.

Naam: Laura van Liere Studentnummer: 10440437

Programma: Economie en Bedrijfskunde Richting: Economie

Supervisor: Damiaan Chen Datum: 02-02-2015

(2)

Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Laura van Liere, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan. Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden genoemd. De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.

(3)

Abstract

In deze scriptie wordt er kwantitatief onderzoek gedaan naar het effect van economische groei op de landkeuze van immigranten in Europa. Als factoren van de economische groei zijn de groei van het BBP en werkloosheidsgraad gebruikt. Met data afkomstig uit de OECD statistieken is er van 24 Europese landen een paneldata regressie genomen. De resultaten laten zien dat, zowel in Europa als in de hele OECD, de groei van het BBP een positief effect heeft op de landkeuze van immigranten terwijl werkloosheid juist een negatief effect heeft hierop.

(4)

Inhoud

1. Inleiding ... 5

2. Theoretisch kader en hypotheses ... 6

2.1 Immigratiestromen in Europa ... 7 2.2 Migratie ... 8 2.2.1 Economische groei ... 8 2.2.2 Werkloosheid ... 10 2.2.3 Overige factoren ... 10 2.3 Eerder onderzoek ... 11 2.4 Hypotheses ... 14 3. Methodologie ... 14 3.1 Data ... 15 3.2 Methode ... 17 4. Analyse ... 20 4.1 Regressie 1 ... 20 4.2 Regressie 2 ... 22 5. Conclusie en discussie ... 23 Appendix ... 26 Bibliografie ... 32

(5)

1. Inleiding

In de afgelopen maand, januari 2016, zijn er alleen al 62,397 migranten Europa binnen gekomen (Stevens, 2016). In heel 2015 kwamen er tussen de 1,1 en 1,5 miljoen migranten naar Europa (Europa-nu, 2016). Dat Europa in een migratiecrisis zit is inmiddels duidelijk. Ondertussen probeert het Europees Parlement deze crisis op te lossen. Vanaf 2013 is de instroom van mensen enorm gestegen en de beste oplossing zou zijn om immigranten direct bij aankomst in Europa op een pontje te zetten en naar Turkije te sturen (BBC, 2016). Althans, dat is het huidige voorstel van Mark Rutte.

Het debat over de migratiecrisis kent twee uitersten. Aan de ene kant staat de visie van Angela Merkel op deze crisis en aan de andere kant de blik van de Geerd Wilders’en onder de mensen. Merkel opent de grenzen van Duitsland voor alle immigranten in de overtuiging dat zij dat als land aankunnen. Na veel druk van verschillende partijen stelt zij nog steeds geen bovengrens aan het aantal immigranten dat Duitsland opneemt (Nardelli, 2015). Inmiddels heeft zij echter wel verkondigd dat wanneer de crisis afgelopen is, alle immigranten Duitsland weer moeten verlaten (Rinke, 2016). Geert Wilders aan de andere kant hoort het liefst alleen maar het woord minder wanneer het over immigratie gaat. Termen als genoeg is genoeg en

de grenzen moeten dicht omdat de maat vol zou zijn uit hij in het vluchtelingendebat van

oktober 2015 (Wilders, 2015) . Deze termen worden ondersteund door ingezonden verhalen die hij voorleest. Wilders vindt dat immigranten de welvaart van Nederland bedreigen en dat zij alleen maar komen om een uitkering op te strijken omdat het in Europa goed gaat met de economie (Denayer, 2015).

Maar wat is het verband tussen economische groei en de immigratiecrisis? In deze scriptie wordt er verslag gedaan van het onderzoek hiernaar. Aan de hand van literatuur onderzoek en een paneldata regressie wordt er gekeken naar de invloed van economische groei op immigratie. De rode draad door dit verslag is de volgende hoofdvraag: Is economische groei bepalend in de landkeuze van immigranten in Europa?

In eerste instantie zouden in dit verslag de vluchtelingen bestudeerd worden. Er bestaan twee soorten vluchtelingen, politieke en economische vluchtelingen. Politieke vluchtelingen zijn alleen die vluchtelingen die zijn gevlucht vanwege hun eigen veiligheid, in tegenstelling tot economische vluchtelingen. Zij verhuizen om een beter uitzicht op een baan te krijgen. Vluchtelingen zijn een subgroep van migranten. Migranten zijn mensen die al dan niet vrijwillig naar een ander land verhuizen om daar blijvend te gaan wonen. Omdat er niet genoeg precieze cijfers beschikbaar zijn over vluchtelingen, wordt de immigratie van een land

(6)

bestudeerd. Immigratie in een land staat voor het aantal mensen dat dat specifieke land binnenkomt.

Er wordt dus gekeken naar het aantal immigranten dat daadwerkelijk toegelaten is in een land. Om het beïnvloeden van de economische groei op de keuze van migranten te berekenen had er eigenlijk gekeken moeten worden naar de migratieaanvragen. Hierdoor wordt er namelijk geen rekening gehouden met immigratiewetten en de capaciteit van een land, maar alleen naar de wil van immigranten gekeken. Helaas zijn ook over de immigratieaanvragen onvoldoende data beschikbaar.

Als de bevolking toeneemt door een stijging van de netto migratie (immigratie minus emigratie) dan kan dat twee gevolgen hebben voor de economische groei. Ten eerste kan het BBP afnemen in de situatie dat de immigranten niet gaan werken. Omdat het BBP altijd per capita wordt berekend, wordt het totale inkomen van een land door een groter aantal inwoners gedeeld en daalt het BBP dus (Jones, 1998, p. 31). Ten tweede kan de totale groei juist toenemen wanneer immigranten wel gaan werken. Of het BBP dan ook stijgt hangt ervan af of de werkloosheidsgraad daalt. Dit tweede gebeurt alleen als er genoeg werk beschikbaar is, als er dus een lage werkloosheid heerst.

Voordat er kwantitatief onderzoek gedaan kan worden naar de hoofdvraag worden in hoofdstuk twee eerst de resultaten van de literatuurstudie uiteengezet. In het theoretisch kader wordt daarom eerst de historie van migratie in Europa behandeld. Vervolgens worden de factoren die van invloed zijn op de landkeuze van immigranten besproken. Daarna worden economische theorieën aangehaald waarna er hypotheses worden geschetst. In hoofdstuk drie worden eerst de data geanalyseerd en vervolgens wordt de werkwijze van het kwantitatieve onderzoek uitgelegd. In hoofdstuk vier worden de resultaten geanalyseerd en in het laatste hoofdstuk wordt er een conclusie getrokken en worden er suggesties gegeven voor vervolg onderzoek.

2. Theoretisch kader en hypotheses

Om antwoord te geven op de hoofdvraag in deze scriptie, is het noodzakelijk om eerst de literatuur hierover te bestuderen. In deze sectie worden allereerst vroegere grote migratiestromen in Europa besproken. Vervolgens worden economische theorieën behandeld die betrekking hebben op economische groei en de landkeuze van immigranten. Daarna worden overige factoren besproken die meewegen in het besluit van immigranten. En ten slotte wordt er aan de hand van deze informatie een verwachting gegeven van het antwoord op de hoofdvraag in deze scriptie.

(7)

2.1 Immigratiestromen in Europa

Hier wordt in grote lijnen geschetst wat de geschiedenis is van immigratie en emigratie in Europa. Te beginnen met het koloniale tijdperk omdat er van eerdere immigratie dan wel emigratie niet genoeg cijfers bekend zijn.

Van oudsher is Europa een emigratieland. Rond de 15e eeuw begonnen Europese landen met het stichten van koloniën. Niet alleen werden er steeds meer landen veroverd en steeds meer handel gedreven, maar ook moesten deze koloniën beschermd blijven. Hierdoor ontstond er een grote emigratiegolf in Europa (Fassmann & Munz, (1992), p. 458).

Eind 19e eeuw tot begin 20e eeuw was er ook emigratie in de Europese landen zonder koloniën. Centraal en Oost Europese landen stuurden arme inwoners weg om in de Nieuwe Wereld een beter leven te beginnen (Hárs et al., 2009, p. 9). Ook in tijden van oorlog ontstaat er emigratie in landen die in oorlog zijn en juist immigratie in landen die neutraal zijn, zo gebeurde dat ook gedurende de Eerste en Tweede Wereldoorlog.

Aan het einde van het koloniale tijdperk was er echter een ommekeer en kwam er een eind aan emigratie. Kolonisten keerden terug naar het land van herkomst waardoor er in deze landen juist weer immigratie ontstond. Na de Tweede Wereldoorlog was er een immigratiestroom naar Europese landen vanuit oud koloniale landen. Zoals in 1950, een instroom van Indonesiërs naar Nederland en in 1970 (Van Amersfoort en Van Niekerk, 2006) een stroom van Afrikanen naar Portugal (Fassmann & Munz, (1992), p. 458). Na de val van de Berlijnse muur en het einde van Joegoslavische burgeroorlog zijn er vele mensen van Oost Europa naar West Europa vertrokken (Heiland, 2003). De immigratiestroom was, tot dan toe, op zijn top in 1992 met meer dan twee miljoen immigranten in Europa (Pedersen et al., 2006), en wereldwijd meer dan 20 miljoen immigranten (UNHCR, 2015).

Sindsdien zijn er vele burgeroorlogen geweest, vooral in Afrika en in het Midden Oosten. Met recentelijk, in begin 2011, de Syrische burgeroorlog. Deze begon met groeperingen die gezamenlijk tegen het regiem van Assad streden, maar inmiddels zijn vooral die groeperingen, waaronder IS, met elkaar in oorlog. Dit had als gevolg dat er een grote toename in immigratie in heel Europa ontstond die alleen nog maar stijgt (Heck & Leijendekker, 2015). Geschat wordt dat er al meer dan vier miljoen Syriërs zijn gevlucht, waarvan in de eerste helft van 2015 bijna 400.000 hun weg naar Europa vonden. Inmiddels staat het aantal gedwongen migranten op een hoogtepunt, in totaal zijn er over de hele wereld zo’n 60 miljoen mensen op de vlucht (Vluchtelingenwerk, 2015).

(8)

2.2 Migratie

Zoals eerder al is besproken, zijn er twee soorten migranten. Gedwongen en ongedwongen migranten. Het probleem met gedwongen migranten is dat deze niet terug kunnen keren naar hun eigen land. Meestal hebben zij beperkte vrijheid in hun thuisland of is het zelfs niet veilig voor hen om daar te blijven. Dit verklaart echter niet het huidige historisch hoge aantal vluchtelingen.

Door technologieën, zoals het internet, zijn er steeds meer mensen op de hoogte van wat er in de wereld aan de hand is. Hierdoor wordt het makkelijker voor mensen om landen met elkaar te vergelijken en uit te zoeken in welke landen een betere toekomst in het verschiet ligt. Daarnaast is er tegenwoordig een markt ontstaan voor het illegaal verschepen van mensen van het Midden Oosten naar Europa. Hierdoor wordt de overstap naar een Europees land gestimuleerd (Van der Laan, 2015).

Maar wat zijn de redenen die bepalend zijn in de keuze van het land waarheen geïmmigreerd wordt? Beer (2011) stelt dat arbeid, ook wel werkgelegenheid, en gezinshereniging de voornaamste redenen waren in 2009. Ook meent hij dat het sociale klimaat meeweegt in de beslissing. Morley (2006) beweert dat de economische groei van een land een van de meest bepalende elementen is. In de volgende alinea’s worden deze verschillende factoren die van invloed zijn op de landkeuze van een immigrant toegelicht.

2.2.1 Economische groei

De economische groei van een land wordt gemeten in het Bruto Binnenlands Product, het BBP, per capita. Dat is het BBP gedeeld door de gehele bevolking van een land. Hier wordt besproken wat het effect is van een hoog of laag BBP per capita op de immigratie van een land en vica verca.

(9)

Figuur 2.1. BBP per capita in dollars voor de Europese Unie en de landen waaruit de meeste immigranten afkomstig zijn. Data afkomstig van Trading economics.

Figuur 2.1 laat het BBP zien uit 2013 van de Europese Unie en van de landen waaruit de meeste vluchtelingen naar de Europese Unie komen (Trading economics). Dit zijn Syrië, Kosovo, Afghanistan, Albanië en Irak (vluchtelingenwerk). Zoals te zien is in Figuur 1, hebben deze landen een veel lager BBP per capita dan de Europese Unie. Kahneman & Deaton (2010) stellen dat een hoger BBP resulteert een betere kwaliteit van leven. Niet alleen gezondheidszorg maar ook scholing worden beter betaalbaar. Daarnaast redeneert Islam (2007) dat een hoog BBP per capita gepaard gaat met lage werkloosheid, hier wordt later verder over uitgeweid. Door deze gevolgen is het aantrekkelijker voor immigranten om naar een land met een hoog BBP per capita te gaan.

Over het effect van immigratie op het BBP per capita zijn verschillende theorieën bekend. Een direct effect van een grote instroom van immigranten is dat het BBP per capita daalt (Jones1998). Wanneer de immigranten aankomen hebben zij immers veelal niet meteen een baan, waardoor het BBP gelijk blijft maar de bevolking stijgt. Zodra er echter geld wordt verdiend door de immigrant, stijgt het BBP. Maar doordat bij het BBP per capita het BBP gedeeld wordt door de totale bevolking, beargumenteren Dolado et al. (1994) dat het effect afhankelijk is van de competenties van de immigranten. Als de immigranten namelijk over voldoende vaardigheden beschikken, verdienen zij meer dan het huidige BBP per capita en laten daardoor het nieuwe BBP per capita stijgen. De theorie van Friedberg en Hunt (1995) is echter dat immigranten eerder genoegen nemen met een lager inkomen dan de mensen die al in het gastland wonen. Hierdoor komt er een “down bidding” van de lonen en zal juist het BBP per capita dalen.

0   5000   10000   15000   20000   25000   30000   35000   BBP  i n  USD  

(10)

2.2.2 Werkloosheid

In dit verslag wordt werkloosheid beschreven door de werkloosheidsgraad. In dit gedeelte van deze scriptie, wordt besproken wat de connectie is tussen economische groei en werkloosheid en wat de gevolgen zijn van immigratie op werkloosheid en omgekeerd.

Als er economische groei heerst in een land, heeft dat gevolgen voor de werkloosheid. Allereerst resulteert economische groei, via een verhoogde baan omloop, in minder werkloosheid (Pissarides, 1990, p. 123). Daarnaast hebben Aghion en Howitt (1994) een kapitalisatie en een creatief desructie effect gevonden. Het kapitalisatie effect beschrijft een stijging van het rendement van een bedrijf door economische groei. Hierdoor zijn er meer bedrijven geneigd om toe te treden tot de markt. Zo wordt er meer werkgelegenheid gecreëerd en daalt de werkloosheid. Het creatieve destructie effect beschrijft dat door economische groei de frictie werkloosheid daalt en daarmee de totale werkloosheid.

Lage werkloosheid is dus onder andere een gevolg van economische groei. Voor immigranten is aantrekkelijk om naar een land te gaan waar de werkloosheid laag is. De lage werkloosheid biedt een beter uitzicht op een baan en dus op een welvarend leven.

Er zijn verschillende economische theorieën over de invloed van immigranten op de werkloosheid. Een direct gevolg van een instroom van immigranten is een stijging van de werkloosheid. Dit komt doordat zij niet meteen bij aankomst aan een baan kunnen komen. Ook worden er banen van de al in het land wonende mensen ingenomen door immigranten (Islam, 2007, p. 1). Of hebben immigranten slechtere scholing genoten waardoor zij überhaupt te laag zijn opgeleid om te werken (Islam, 2007, p. 1). Hierdoor ontstaat er (langere) werkloosheid. Aan de andere kant stellen Friedberg en Hunt (1995, p. 23) dat immigranten juist zorgen voor aanvullende factoren in de productie, doordat zij andere kennis hebben vergaard. Hierdoor vervullen zij banen die niet door de inheemse bevolking vervuld hadden kunnen worden en stijgt de algehele welvaart. Daarnaast stellen Dustmann et al. (2005, p. 324) dat migratiestromen niet de arbeidsmarktperspectieven van de mensen die al in het gastland wonen verslechteren.

2.2.3 Overige factoren

In dit gedeelte wordt besproken welke factoren er nog meer meewegen in het besluit van immigranten. Deze factoren hebben minder met economische groei te maken. Allereerst wordt het sociale stelsel van een land besproken, vervolgens de invloed van familie en vrienden en daarna een aantal bijkomende factoren.

(11)

Een sociaal stelsel zorgt voor zekerheid met betrekking tot inkomen en de benodigde verzorging. Wanneer een land goede sociale voorzieningen heeft, zoals uitkeringen voor werklozen, zieken of ouderen, heeft dit invloed op de landkeuze van een immigrant. Het lijkt erop dat immigranten een voorkeur hebben voor landen waar de sociale bestedingen hoog zijn. Pedersen et al. (2008) stellen echter dat er geen correlatie is tussen sociale bestedingen en immigranten. Maar wat voor een invloed heeft immigratie op de sociale voorzieningen? Eger (2009) beargumenteert dat immigratie leidt tot minder uitgave van sociale voorzieningen van het gastland. Ook Kesler en Bloemraad (2010) constateren dat sociaal kapitaal en sociale solidariteit verminderd wanneer immigratie stijgt. Echter, zij vonden hier alleen bewijs voor op de korte termijn. Hu (2000) stelt daar tegenover dat de hoeveelheid belasting die betaald wordt door immigranten opweegt tegen de sociale voorzieningen waarvan zij gebruik maken. Hierdoor komt er geen verandering in het sociale stelsel van een land volgens hem.

Een groot deel van de immigranten gaat naar een specifiek land omdat daar familie van hen gevestigd is (Beer, 2011). Vaak zijn er al eerder familieleden geëmigreerd vanuit hun thuisland. Als blijkt dat het land waarnaar geïmmigreerd is voldoet aan de verwachtingen, wordt de rest van de familie overgebracht (Pedersen et al., 2008).

Een andere factor die meeweegt in de beslissing van de landkeuze is het immigratiebeleid. Wanneer de grenzen aangescherpt worden daalt de immigratie niet alleen omdat weinig immigratieaanvragen geaccepteerd worden maar ook omdat het immigranten afschrikt (Friedberg & Hunt, 1995, p. 26).

Als allerlaatst zijn er verschillende factoren die te maken hebben met overeenkomsten met het thuisland van de immigrant. Hierbij kan gedacht worden aan het klimaat van het thuisland, of de afstand die afgelegd moet worden. Ook de cultuur van een land en de religie zijn belangrijke variabelen. Tenslotte is de taal die gesproken wordt in het gastland ook van invloed op de landkeuze van immigranten.

2.3 Eerder onderzoek

In de afgelopen jaren is er relatief veel onderzoek gedaan naar het effect van economische omstandigheden van het gastland op de immigratie. Veelal wordt gekeken naar de macro-economische indicatoren BBP per capita, ook wel macro-economische groei, en werkloosheid. In de onderzoeken wordt gekeken naar de causaliteit tussen immigratie en economische omstandigheden. Dit betekent dat er niet alleen gekeken wordt naar het effect van het BBP en de werkloosheid van een land op immigratie, maar ook naar het effect van immigratie op het

(12)

BBP en de werkloosheid. Er worden hier zeven verschillende onderzoeken besproken. Het model wordt besproken, welke data er gebruikt zijn en de resultaten worden geanalyseerd.

In 2012 heeft Barcellos voor het eerst met een panel vector autoregressie (VAR) onderzocht of er een relatie is tussen immigratie en het inkomen in een land. Dit model staat toe dat er endogene interactie is tussen de variabelen zonder dat de regressie vertekent. Barcellos (2012) analyseerde de staten van Amerika over een periode van 26 jaar (1982-2007). Uit de resultaten blijkt dat geen significant effect is van immigratie op het inkomen. Terwijl er een groot effect is van het inkomen van een land op immigratie. Barcellos stelt dat een tien procent groei in het inkomen van een land, tot een twintig procent groei in immigratie kan leiden.

Meer recentelijk is er onderzoek gedaan door Boubtane, Coulibaly en Rault (2013a). Zij hebben onderzocht of migratie een effect heeft op de economische omstandigheden van het gastland. De economische omstandigheden waar zij zich op hebben gericht zijn werkloosheid en de groei van de economie. Om dit effect te toetsen wordt de Granger causaliteit test toegepast. Er zijn data gebruikt van 22 OECD landen in de periode van 1980 tot 2005. De resultaten blijken afhankelijk te zijn van welk gastland er onderzocht is. Alleen in Portugal heeft werkloosheid een negatief effect op de immigratie. En in Frankrijk, IJsland, Noorwegen en in het Verenigd Koninkrijk is er een positief causaal verband tussen economische groei en immigratie. Echter, er is in geen enkel land een effect gevonden van immigratie op de economische groei en ook niet op de werkloosheid.

Dit is tegenstrijdig met de vindingen van Damette en Fromentin (2013). Zij hebben in 14 landen de interactie onderzocht tussen immigratie en de arbeidsmarkt van het gastland en bekeken deze interactie op de lange en korte termijn. Dit deden zij met een niet-stationaire panel data methodologie. Damette en Fromentin concludeerden juist dat, in alle 14 landen, de keuze van immigranten wel wordt beïnvloed door zowel de werkloosheid als het inkomen in het desbetreffende land. Maar vooral in Angelsaksische landen is dit effect zichtbaar. Daarnaast is aangetoond dat immigranten op de lange termijn zorgen voor een daling van het inkomen. Behalve bij Angelsaksische landen, daar is juist een stijging van het inkomen te zien. Er is overigens geen bewijs gevonden voor een negatief effect van immigratie op werkloosheid.

Ook Morley (2006) heeft de causale relatie tussen migratie en economische groei onderzocht. Met de ARDL benadering om te cointegreren bestudeerde hij in de periode van 1930 tot 2002 het effect op de lange en korte termijn. Uit zijn onderzoek blijkt dat er een causaal verband is van economische groei per capita naar immigratie op lange termijn. Op

(13)

korte termijn is het effect niet significant net als de causaliteit de andere kant op dat ook niet is.

González-Gómez en Giráldez (2011) hebben ook dit onderwerp onderzocht met de cointegratie benadering. Zij bestudeerden alleen Duitsland en Zwitserland. De resultaten zijn verschillend voor deze twee landen. In Duitsland heeft economische groei een positieve impact op vluchtelingen. Maar in Zwitserland trekt economische groei alleen op de korte termijn vluchtelingen aan.

In een andere studie van Boubtane, Coulibaly en Rault (2013b) hebben zij de endogene interactie van immigratie en de economische omstandigheden in het gastland onderzocht. Met een panel VAR benadering bestudeerde zij weer dezelfde 22 OECD landen, maar dan in een latere periode (1987-2009). De resultaten laten zien dat er allebeide de kanten op een positieve relatie is tussen immigratie en de groei van het BBP in een land. Dus immigratie heeft een positief effect op de groei van een land en economische groei trekt immigratie aan. Daarnaast is er negatieve relatie gevonden tussen werkloosheid en immigratie, ook hier geldt dit beide kanten op. Wat opvallend is, is dat Boubtane, Coulibaly en Rault hebben ontdekt dat immigranten wel de werkgelegenheid in een land vergroten.

Tot slot hebben Muysken en Ziesemer het permanente effect van tijdelijke immigratie op de economische groei onderzocht. Dit deden zij met data uit Nederland van 1973 tot 2009 en maakte gebruik van het Vector Error Correction Model (VECM). Zij vonden een permanent positief effect van immigranten op het BBP per capita en een permanent negatief effect op de werkloosheid in Nederland. Hieruit concluderen Muysken en Ziesemer dat immigratie het vergrijzingsprobleem kan verlichten, mits de immigranten kunnen participeren op de arbeidsmarkt. Zij beredeneren dat de gestegen vraag naar banen, door immigratie, leidt tot een lagere werkloosheid en daarmee hogere gemiddelde inkomens (deels) een oplossing kan zijn voor het vergrijzingsprobleem.

Aan de hand van deze eerdere onderzoeken kan geen eenduidige conclusie gemaakt worden. Zo vinden Barcellos, Damette en Fromentin en Muysken en Ziesemer dat economische groei de immigratie van een land stimuleert. Terwijl Morley hier alleen op lange termijn significante resultaten voor heeft gevonden. En Boubtane, Coulibaly en Rault samen met González-Gómez en Giráldez slechts bij enkele landen zien dat immigratie wordt gestimuleerd door economische groei. In het eerste onderzoek van Boubtane, Coulibaly en Rault is er alleen in Portugal een negatief effect van werkloosheid op immigranten. Maar in het tweede onderzoek van hen heeft werkloosheid een negatief effect op immigratie in alle 22

(14)

OECD landen. Ook Muysken en Ziesemer vonden een negatief verband tussen werkloosheid en immigratie, op permanente basis.

2.4 Hypotheses

Wanneer er wordt beredeneerd vanuit de economische theorieën, dan is de verwachting dat een hoog BBP van een land immigranten aantrekt. Als het gemiddelde inkomen van een land hoog is, is het waarschijnlijk dat het inkomen van een bepaalde baan in een land met een hoog BBP groter is dan het inkomen van diezelfde baan in een land met een lager BBP. Omdat een hoog BBP resulteert in een hoge kwaliteit van leven en in economische groei, gaan immigranten eerder naar een land met een hoog BBP dan naar een land met een lager BBP. Bij de werkloosheid is het daarentegen precies andersom. Wanneer er lage werkloosheid heerst in een land is de arbeidsmarkt aantrekkelijker, waardoor immigranten makkelijker aangenomen worden voor een baan dan in een land met hoge werkloosheid. De verwachting is dus dat een land met een hoog BBP en lage werkloosheid de voorkeur hebben voor immigranten.

Eerder onderzoek van Barcellos, Damette en Fromentin en Boubtane, Coulibaly en Rault wijst uit dat een hoog BBP leidt tot hoge immigratie. Morely vindt hier alleen bewijs voor op de lange termijn terwijl Gonzalez-Gomez hier juist alleen op de korte termijn significante resultaten voor vindt. Wat betreft de werkloosheid hebben Baubtane, Coulibaly en Rault in hun eerste onderzoek alleen gevonden dat in Portugal een lage werkloosheid leidt tot een hoge immigratie. Terwijl zij in later onderzoek zagen dat in ieder land lage werkloosheid hoge immigratie teweegbrengt. Damette en Fromentin vonden hier ook bewijs voor. Alhoewel er niet een unaniem resultaat is van het effect van werkloosheid op immigratie, wordt er over het algemeen verwacht dat lage werkloosheid zorgt voor hoge immigratie.

Vanuit de economische theorieën en vanuit eerder onderzoek beredeneerd wordt het volgende verwacht. Allereerst dat een hoog BBP leidt tot een stijging in immigratie. En daarnaast dat lage werkloosheid ook resulteert in een stijging van immigratie.

3. Methodologie

Het antwoord op de hoofdvraag wordt gegeven met behulp van een regressie. In de methodologie worden eerst de gebruikte data en variabelen besproken en geanalyseerd en vervolgens wordt de werkwijze stap voor stap uitgelegd.

(15)

3.1 Data

Voor dit onderzoek is er gebruik gemaakt van paneldata. Uit de statistieken van de OECD zijn jaarlijkse data over BBP per capita, werkloosheidsgraad en immigratie instromen gebruikt. De OECD, of in het Nederlands de OESO, staat voor Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Aan deze organisatie doen 34 landen mee, waaronder 24 Europese landen, en is bedoeld om sociaal en economisch beleid te voeren. Al deze landen hebben een landcode in de database gekregen, in tabel A van de appendix is te zien welk land welke code heeft.

Voor de jaren waarvan er geen BBP per capita (in Amerikaanse dollars) en/of werkloosheidsgraad beschikbaar is, is de dataset aangevuld met data van de Worldbank. De tijdsspanne van de data is 24 jaar, van 1990 tot en met 2013. Echter zijn er voor enkele landen niet genoeg data beschikbaar en daarom zijn er een aantal gaten in de database gevallen.

Zoals eerder besproken wordt er alleen gekeken naar de instroom van mensen. Omdat in deze scriptie gekeken wordt naar het effect van economische groei, wordt er geen rekening gehouden met emigratie. Doordat emigratie niet alleen afhankelijk is van economische groei, maar ook bijvoorbeeld van het aantal huidige immigranten of de persoonlijke thuissituatie, is het niet relevant om hiernaar te kijken. Bovendien zijn er meer datapunten van de instroom van mensen dan van netto migratie.

In grafiek 3.1 is het gemiddelde aantal immigranten van 1990 tot 2013 te zien. Opvallend is dat Duitsland veruit de meeste immigranten heeft. Daarna komen Spanje en het Verenigd Koninkrijk met minder dan de helft. Dit geeft echter niet goed de verdeling weer. Alle drie landen zijn namelijk grote landen. In grafiek 3.2 is er daarom gekeken naar de proportionele immigratie. De gemiddelde instroom van ieder land is gedeeld door het aantal huidige inwoners van dat specifieke land. Hieruit blijkt juist dat Luxemburg, Zwitserland en Oostenrijk veel immigranten hebben en dat Duitsland slechts een derde van de immigranten van Luxemburg heeft.

In Europa zijn er grote verschillen in het BBP per capita van een land. Zoals eerder gemeld wordt deze weergegeven in Amerikaanse dollars. In grafiek 3.3 is het gemiddelde BBP per capita, van 1990 tot en met 2013, van hoog naar laag te zien. Zo heeft Polen een BBP van iets meer dan een zesde van het BBP van Luxemburg. Wanneer er wordt gekeken naar het BBP per capita in combinatie met de gemiddelde immigratie (beide berekend zoals hierboven beschreven), is in grafiek 3.4 de relatie te zien. Het is een geschatte relatie omdat er data van verschillende jaren door elkaar heen is gebruikt. Uit de grafiek is op te merken dat er

(16)

een stijgende lijn ontstaat. Ieder blauw vierkantje staat voor een land. Er is te zien dat wanneer een land een lager BBP heeft er ook een lagere immigratie lijkt te zijn.

Grafiek 3.4. Relatieve relatie tussen BBP en immigratie per Europees land.

Ook in de werkloosheidsgraad, in procenten, zijn er verschillen in Europa. Zo is te zien in grafiek 3.5 dat Spanje een vier keer zo hoge werkloosheidsgraad als Luxemburg heeft. Verder is opvallend dat de meeste landen een werkloosheidsgraad hebben tussen zes en tien procent en dat er maar een aantal landen zijn die daarboven of daaronder uitschieten. In grafiek 3.6 er wordt gekeken naar de relatie tussen de werkloosheidsgraad en de gemiddelde immigratie. Hier is een iets minder duidelijke dalende lijn te zien. Als de uitschieters achterwege gelaten worden lijkt het erop dat een lage werkloosheidsgraad gepaard gaat met hoge immigratie.

Grafiek 3.6. Relatieve relatie tussen immigratie en werkloosheidsgraad per Europees land. 0   5000   10000   15000   20000   25000   30000   0   10000   20000   30000   40000   50000   60000   70000   G emi dd el de pr op or ti on el e   immi gr at ie  

Gemiddeld  BBP  per  capita  in  USD  

0   5000   10000   15000   20000   25000   30000   0   2   4   6   8   10   12   14   16   18   G emi dd el de  p ro po rt io ne le   immi gr at ie  

(17)

De sociale bestedingen van een land zijn alle publieke sociale bestedingen die een land heeft. Deze worden gemeten in dollars met de huidige koopkrachtpariteit (PPP). De bestedingen zijn redelijk gelijk verdeeld. Opvallend is, zoals grafiek 3.7 laat zien, dat alle Europese landen tussen de 4000 en 8000 dollar besteden, behalve Luxemburg (uitschieter naar boven) en Spanje (uitschieter naar beneden). Wanneer er wordt gekeken naar de relatieve relatie tussen gemiddelde sociale bestedingen en gemiddelde immigratie, is er niet een duidelijk verband te zien (grafiek 3.8). Het lijkt erop dat wanneer de sociale besteding in een land hoog is, er proportioneel meer immigranten zijn. Dit is echter maar een zwak verband.

Grafiek 3.8. Relatieve relatie tussen immigratie en sociale bestedingen per Europees land.

Aan de hand van de het dataonderzoek kunnen de volgende verwachtingen gesteld worden: omtrent de relatie tussen het BBP, de werkloosheidsgraad en de sociale bestedingen van een land, en het aantal immigranten. Allereerst lijkt het BBP per capita van een land positief gecorreleerd te zijn met het aantal immigranten van een land. Daarentegen lijkt de werkloosheidsgraad juist negatief gecorreleerd te zijn met immigratie, alhoewel dit een minder duidelijk effect lijkt te hebben dat het BBP. En ten slotte ontbreekt een duidelijke relatie tussen sociale bestedingen en immigratie.

3.2 Methode

In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar de invloed van economische groei op de landkeuze van immigranten in Europa. Om hier empirisch onderzoek naar te doen wordt er een paneldata regressie uitgevoerd. De volgende vergelijking wordt gebruikt. Regressie 1:

𝐼𝑚𝑚𝑖𝑔𝑟𝑎𝑡𝑖𝑒  𝑔𝑟𝑜𝑒𝑖!,! =   𝛽!+ 𝛼! +  𝛽!  𝐵𝐵𝑃𝑔𝑟𝑜𝑒𝑖!,! +  𝛽!  𝑤𝑒𝑟𝑘𝑙𝑜𝑜𝑠ℎ𝑒𝑖𝑑!,!+ 0   5000   10000   15000   20000   25000   30000   0   2000   4000   6000   8000   10000   12000   14000   G emi dd el de  p ro po rt io ne le     immi gr at ie  

(18)

Hierin staat 𝐼𝑚𝑚𝑖𝑔𝑟𝑎𝑡𝑖𝑒  𝑔𝑟𝑜𝑒𝑖!,! voor de percentuele groei van het aantal immigranten in jaartal t in land i, ten opzichte van het aantal immigranten van het jaar daarvoor. De subscripten i en t staan dus respectievelijk voor land en jaartal. Verder is 𝛼! een landeigen variabele die landspecifieke eigenschappen opvangt. BBPgroei staat voor de percentuele groei van het BBP per capita van een land. De variabele ln(sociale bestedingen) is het natuurlijk logaritme van de sociale bestedingen in een land en is een controle variabele. De errorterm wordt weergegeven door 𝑢!.

Bij deze paneldata regressie wordt er gebruik gemaakt van verschillen in landen en tijd. Op die manier wordt er rekening gehouden met zowel landspecifieke effecten die constant zijn over de tijd, als tijdeffecten die constant zijn voor alle landen. Er zijn dus eigenlijk twee regressies bij elkaar gevoegd.

Om een paneldata regressie te doen moet de data stationair zijn. Daarom is van het BBP per hoofd de percentuele groei genomen. In de appendix in grafiek 3.9 en 3.10 is te zien hoe data van niet stationair naar stationair verandert bij data van Oostenrijk. Ook bij de instroom van mensen naar een land is de groei genomen omdat uit de data is gebleken dat ook deze variabele anders stationair is. Omdat de bedragen van sociale bestedingen van een land hoog zijn, moeten deze herschaald worden. Daarom is er van deze data het logaritme genomen. Daarnaast moet er nog gekeken worden naar outliers. Het effect van een outlier kan groot zijn op het passend maken van de regressie, terwijl het effect van een waarde die dicht bij het gemiddelde ligt veel minder effect heeft hierop (Torr & Murray, 1993, p. 1). Hierdoor kunnen de resultaten van de regressie misleidend zijn. Daarom worden outliers geëlimineerd uit de dataset. In de dataset die hier behandeld wordt is er één waarde geëlimineerd. Namelijk de waarde van de groei in immigratie van Portugal in 2001 (850,4958574%). De eigenschappen van de gebruikte dataset zijn in tabel B samengevat.

Tabel B

Samenvatting van Europese variabelen

Variabele Observaties Gemiddelde Std. Dev. Min Max

code 408 12,7451 7,084518 1 24

jaar 408 2002,196 5,87384 1991 2012

BBP 408 29729,59 12382,2 8467 90889

(19)

im.* 408 116959,6 189221,6 981 1207602

s.b.* 408 6588,333 2967,737 1557.1 19927.8

BBP groei 408 4,445868 3,8437 -10.22369 21.02147

im.* groei 408 7,678333 34,04752 -55.88129 285.4809

ln(s.b.)* 408 8,691106 0,4654079 7.35058 9.899871

Aantal observaties zijn gebonden aan de data van de instroom van immigranten en van de sociale bestedingen van een land.

*Met im. immigratie, s.b. sociale bestedingen en met ln(s.b.) het logaritme van sociale bestedingen.

In totaal, zoals te zien is in tabel B, zijn er 408 datapunten gebruikt van de Europese data. Dit komt doordat er van immigratie en van de sociale bestedingen niet onbeperkte data voor ieder jaar, per land beschikbaar waren. Na het herschalen van de variabelen BBP immigratie en sociale bestedingen, is te zien dat de standaard deviatie flink is teruggedrongen. Hierdoor zijn de variabelen nauwkeuriger en wordt de interpretatie van de coëfficiënten makkelijker.

De eerste stap van een paneldata regressie is het doen van de Hausman test. Hierdoor wordt bepaald of er fixed effects of random effects regressie gedaan moet worden. De Hausman test toetst of de covariantie tussen alfa en de afhankelijke variabelen gelijk is aan nul. Als dit het geval is dan zijn beide methodes consistent. Als de nulhypothese verworpen wordt, mag alleen de fixed effects regressie gebruikt worden. De test wordt gedaan over alle landen van de OECD zodat het mogelijk is om latere uitkomsten met elkaar te vergelijken. In tabel B is te zien dat de uitkomst van deze test 0.0355 is. Met een significantieniveau van vijf procent wordt de nulhypothese verworpen en is gebleken dat de methode van fixed effects gebruikt moet worden.

Zoals besproken is in het literatuur overzicht is er tweezijdige causaliteit. Niet alleen hebben BBP en werkloosheid effect op de instroom van immigranten, maar ook heeft de instroom van immigranten effect op het BBP en op de werkloosheid. Om dit effect af te zwakken wordt er een nieuw model getest. Regressie 2:

𝐼𝑚𝑚𝑖𝑔𝑟𝑎𝑡𝑖𝑒  𝑔𝑟𝑜𝑒𝑖!,! =   𝛽!+ 𝛼! +  𝛽!  𝐵𝐵𝑃𝑔𝑟𝑜𝑒𝑖!,!!!

+  𝛽!  𝑤𝑒𝑟𝑘𝑙𝑜𝑜𝑠ℎ𝑒𝑖𝑑!,!!!+  𝛽!ln  (𝑠𝑜𝑐𝑖𝑎𝑙𝑒  𝑏𝑒𝑠𝑡𝑒𝑑𝑖𝑛𝑔𝑒𝑛)!,! + 𝑢!

Op deze manier wordt het BBP en de werkloosheidsgraad van een jaar eerder bekeken. Omdat huidige immigranten onmogelijk invloed kunnen hebben op het BBP en de

(20)

werkloosheid van een jaar eerder, is het effect hiervan afgezwakt. Hiermee wordt echter niet het probleem van tweezijdige causaliteit opgelost.

Beide regressies worden uitgevoerd met een robuust functie. Dit wordt gedaan omdat het niet zeker is dat de variabelen homoscedastisch zijn. Dat wil zeggen dat de variantie van de errorterm gegeven de onafhankelijke variabele (hier BBP en de werkloosheidsgraad) gelijk zijn aan dezelfde constante. De robuust functie houdt er rekening mee dat dit niet zo is, daarom wordt deze gebruikt.

Om de regressies te kunnen vergelijken zijn er drie groepen gemaakt. De eerste groep is de hele OECD, de tweede groep zijn alleen de Europese landen van de OECD en de laatste groep zijn de niet-Europese landen van de OECD. Er worden dus per model drie regressies genomen.

4. Analyse

In de analyse worden de resultaten getoond en worden deze ook geanalyseerd. Allereerst wordt de eerste regressie besproken en wordt er ook gekeken naar verschillen tussen de gehele OECD, Europa en niet-Europese OECD landen. Daarna wordt de regressie met tijdsvertraging, behandeld. Ook deze regressie wordt vergeleken met de drie verschillende groepen zoals hierboven genoemd.

4.1 Regressie 1

In Tabel C zijn de resultaten van de eerste regressie te zien voor alle landen van de OECD, voor de Europese landen van de OECD en voor de niet-Europese landen van de OECD.

Tabel C

Fixed effects robuust regressie van 𝐼𝑚𝑚𝑖𝑔𝑟𝑎𝑡𝑖𝑒  𝑔𝑟𝑜𝑒𝑖!,!= 𝛽!+ 𝛼!+  𝛽!𝐵𝐵𝑃𝑔𝑟𝑜𝑒𝑖!,!+  𝛽!𝑤𝑒𝑟𝑘𝑙𝑜𝑜𝑠ℎ𝑒𝑖𝑑!,! +𝛽!ln  (𝑠𝑜𝑐𝑖𝑎𝑙𝑒  𝑏𝑒𝑠𝑡𝑒𝑑𝑖𝑛𝑔𝑒𝑛)!,!+ 𝑢!

OECD Europa Niet Europese landen in

de OECD BBP groei 1,453834* (0,001) 1,699297* (0,003) 0,5226973 (0,371) Werkloosheid -1,577583* (0,002) -1,463478** (0,012) -2,084972 * (0,001)

(21)

Ln( sociale bestedingen) -2,280294 (0,587) -4,582827 (0,432) 2,582714 (0,369) Constante 31,49659 (0,375) 51,3189 (0,310) -5,664135 (0,791) N 569 408 171 n 34 24 10 Prob > F 0,0000* 0,0002* 0,0162**

Notes: De waardes tussen haakjes zijn de p-waarden, N is het aantal datapunten, n is het aantal landen. * p<0,01, ** p<0,05

Als er wordt gekeken naar de resultaten uit Europa, is te zien dat de groei van het BBP met een significantieniveau van één procent, een positief effect heeft op het aantal immigranten in een land. Wanneer de groei van het BBP van een land met één procent stijgt, dan stijgt de groei van immigratie met 1,699 procent. Werkloosheid heeft juist, met een significantieniveau van vijf procent, een negatief effect op de groei van immigratie. Als de werkloosheidsgraad van een land met één procent stijgt, daalt de immigratiegroei met 1,463 procent. Zoals al besproken in het theoretisch kader waren dit de voorspelde uitkomsten. Het effect van sociale bestedingen is echter niet significant verschillend van nul gebleken uit deze regressie.

Ook bij de regressie van alle landen uit de OECD heeft de groei van het BBP een positief effect op de instroom van immigranten, met een significantieniveau van één procent en heeft werkloosheid, met een significantie van één procent, een negatief effect op de groei van immigratie. Wederom is het effect van sociale bestedingen niet significant verschillend van nul, dus is het effect daarvan niet aantoonbaar.

Wanneer de niet-Europese landen uit de OECD worden bestudeerd, heeft alleen de werkloosheidsgraad een significant negatief effect op de instroom van immigranten. De andere variabelen zijn niet significant verschillend van nul.

Zoals verwacht, heeft in alle regressies werkloosheid een negatief effect op de instroom van immigranten. Als de werkloosheidsgraad stijgt is de arbeidsmarkt minder aantrekkelijk, hierdoor zijn immigranten eerder geneigd om naar een ander land te gaan waar er meer zicht is op een baan. De groei van het BBP heeft in Europa en in alle landen van de OECD een positief effect op de immigratiegroei. Alleen bij de regressie op alleen niet-Europese landen is de groei van het BBP niet significant verschillend van nul. Bij geen van de

(22)

Dat de groei van het BBP geen significant effect heeft op de instroom van immigranten in het model met alleen niet-Europese OECD landen, kan te maken hebben met de lage P-waarde van de F-test. De F-test toetst of de coëfficiënten van alle variabelen in de regressie gezamenlijk nul zijn. Bij Europa en de hele OECD zijn de P-waarden dicht bij nul. Maar bij de niet-Europese landen is de P-waarde niet significant met een niveau van één procent. Dat model verklaart dus minder goed de groei van immigratie. Dit kan mogelijk komen doordat dit een kleine groep is van tien landen met maar 171 datapunten.

4.2 Regressie 2

De tweede regressie die gedaan is, heeft er rekening mee gehouden dat een directe stijging van de groei van het BBP of van de werkloosheidsgraad niet meteen consequenties heeft voor het aantal immigranten dat op dat moment naar een land komt. Hiermee wordt de tweezijdige causaliteit verzwakt. In tabel D staan de resultaten van de tweede regressie en deze zijn ook hier weer per groep gerangschikt.

Tabel D

Fixed effects regressie met vertraging van 𝑙𝑛𝑖𝑚𝑚𝑖𝑔𝑟𝑎𝑡𝑖𝑒!,!= 𝛽!+ 𝛼!+  𝛽!𝐵𝐵𝑃𝑔𝑟𝑜𝑒𝑖!,!!! +  𝛽!𝑤𝑒𝑟𝑘𝑙𝑜𝑜𝑠ℎ𝑒𝑖𝑑!,!!!+  𝛽!𝑙𝑛  (𝑠𝑜𝑐𝑖𝑎𝑙𝑒  𝑏𝑒𝑠𝑡𝑒𝑑𝑖𝑛𝑔𝑒𝑛)!,!!!+ 𝑢!

OECD Europa Niet Europese landen in

de OECD L. BBP groei 1,611188* (0,004) 1,710194 ** (0,012) 1,12545 (0,193) L. werkloosheid 0,6407674 (0,272) 0,9629704 (0,153) -1,43408*** (0,055) Ln( sociale bestedingen) 0,8558056 (0,814) -1,803562 (0,704) 6,244455 (0,162) Constante -12,94904 (0,670) 7,739584 (0.848) -43,12759 (0,271) N 531 380 151 n 34 24 10 Prob > F 0,0122** 0,0665*** 0,0066*

(23)

Notes: De waardes tussen haakjes zijn de p-waarden, N is het aantal datapunten, n is het aantal landen. * p<0,01, ** p<0,05, ***p<0,1

In Europa is alleen de groei van het BBP significant verschillend van nul met een niveau van vijf procent. Een één procent stijging in de groei van het BBP van een bepaald jaar correspondeert met een 1,710 procent stijging in de immigratie groei van het daaropvolgende jaar. De werkloosheidsgraad en de sociale bestedingen zijn beide niet significant verschillend van nul en hebben dus geen effect op de instroom van immigranten.

De regressie van de gehele OECD heeft hetzelfde resultaat. Alleen de coëfficiënt van de groei van het BBP is hier 1,612. Bij het model van niet-Europese OECD landen is juist alleen de werkloosheidsgraad significant met een niveau van tien procent. Een één procent groei in de werkloosheidsgraad van een land zorgt voor een 1,434 procent daling van de groei van immigranten van het daaropvolgende jaar.

Opvallend is dat bij Europa en de gehele OECD de uitkomst van de F-toets hoger zijn dan bij de regressie die in het hoofdstuk hiervoor is besproken. Dit betekent dat de coëfficiënten van deze regressies gezamenlijk minder significant verschillen van nul dan bij het eerste regressiemodel en dus dat de variabelen van de eerste regressie beter de groei van immigratie verklaren dan dit model doet. De P-waarde van de F-test van niet-Europese landen van de OECD is juist in de tweede regressie lager. Dus voor deze groep lijkt de tweede regressie de groei van immigratie beter te verklaren.

5. Conclusie en discussie

In de afgelopen jaren kwamen er in Europa steeds meer immigranten. In 2015 waren dat er zelfs tussen de 1,1 en 1,5 miljoen. Maar wat bepaald de landkeuze van een immigrant? Daartoe is voor deze scriptie kwantitatief onderzoek gedaan naar de invloed van economische factoren op de landkeuze van immigranten in Europa. Daarbij is gekeken naar het bruto binnenlands product en naar de werkloosheid als economische factoren.

Vanuit economische theorieën is beredeneerd dat een hoog BBP en lage werkloosheid beide een positief effect hebben op de instroom van mensen. Omdat een hoog BBP volgens Kahneman & Deaton (2010) leidt tot een betere kwaliteit van leven en omdat lage werkloosheid meer uitzicht geeft op een baan.

Uit eerder onderzoek is gebleken dat bij verschillende modellen er een positief effect is gevonden van BBP op immigratie. González-Gómez en Giráldez (2011) vonden hier alleen bewijs voor op de korte termijn terwijl Morely (2008) juist alleen bewijs vond hiervoor op

(24)

lange termijn. Er is minder onderzoek gedaan naar de invloed van werkloosheid immigratie. Toch is er een negatief verband gevonden van werkloosheid op immigratie door Baubtane, Coulibaly en Rault (2013b) en door Damette en Fromentin (2013).

Ten behoeve van deze scriptie is de periode van 1980 - 2013 bestudeerd en daarbij zijn data van de OECD statistieken gebruikt. Van deze data zijn drie groepen gemaakt; een groep met Europe landen, een groep met niet-Europese landen en een groep met alle 34 landen van de OECD. De groei van de instroom van mensen, immigratiegroei, van een land is als afhankelijke variabelen genomen. De onafhankelijke variabelen in het model zijn de groei van het BBP, de werkloosheidsgraad en het logaritme van de sociale bestedingen van een land. Er zijn twee fixed paneldata regressies gedaan. De eerste met de variabelen zoals hierboven genoemd en de tweede met een vertragingseffect, één jaar, op de groei van het BBP en op de werkloosheid. De uitkomsten verschillen per groep. Bij de eerste regressie is in Europa en in de gehele OECD een positief effect gevonden van de groei van het BBP op de groei van immigratie terwijl er een negatief effect van werkloosheid op immigratiegroei blijkt te zijn. Bij de niet-Europese landen van de OECD is er alleen een negatief effect gevonden van werkloosheid op immigratie. Bij deze groep is het effect van de groei van het BBP niet significant bevonden. Bij alle groepen is er geen significant effect van sociale bestedingen gevonden. Bij de tweede regressie is in Europa en in de hele OECD alleen de groei van het BBP op immigratiegroei positief significant bevonden. Terwijl bij niet-Europese landen van de OECD juist allen werkloosheid een negatief significant effect heeft op de groei van immigratie. De andere variabelen zijn niet significant verschillend van nul en hebben dus geen effect op de groei van immigratie. Het model van de eerste regressie worden beter verklaard bij Europa en bij de hele OECD. Maar voor niet-Europese landen verklaard het tweede model juist beter de regressie.

De hypotheses waren vooraf dat zowel de groei van het BBP een positief effect had op immigratiegroei als de werkloosheid een negatief effect had op de groei van immigratie. In het eerste model komen de hypotheses overeen met de uitkomsten bij Europa en bij de hele OECD. Bij niet-Europese landen uit de OECD heeft alleen werkloosheid een negatief effect op de instroom van mensen en heeft de groei van het BBP geen significant effect.

Al met al kan gesteld worden dat uit dit onderzoek is gebleken dat economische groei, met de factoren BBP en werkloosheid, in Europa wel een effect hebben op immigratie. Het BBP heeft namelijk een positief effect en werkloosheid een negatief effect.

Voor verder onderzoek is het interessant om uit te zoeken wat de verschillen in resultaten geeft van de regressies bij de verschillende groepen. Ook zou het beter zijn om,

(25)

wanneer hier meer data over beschikbaar zijn, de immigratieaanvragen te bestuderen in plaats van de toegelaten immigranten. Het beeld kan hierdoor namelijk vertekend zijn. Ten slotte is het interessant om bij vervolg onderzoek rekening te houden met de grootte van het land, het aantal immigranten dat al in een land aanwezig is en het integratieproces van een land. Dit zijn namelijk ook belangrijke factoren in de landkeuze van een immigrant. Helaas zijn ook hier vooralsnog nauwelijks data over beschikbaar.

(26)

Appendix  

Grafiek 3.1. Aantal immigranten per Europees land.      

3.2 Proportionele immigratie per land 0   100000   200000   300000   400000   500000   600000   700000   800000   G er ma ny   Spain   U ni te d   K in gd om   Italy   Fra nce   Switz er land   Net herl ands   Sweden   Ireland   Greece   Norw ay   Port ugal   Czech   R ep ub lic   Pol and   D en ma rk   Hu ng ary   Slovenia   Fin la nd   Lu xe mb ou rg   Slovak  Republic   Iceland   Es tonia   Aa nt al  immi gr an te n     0   5000   10000   15000   20000   25000   30000   Lu xe mb ou rg   Switz er land   Iceland   G er ma ny   Ir eland   Slovenia   Norw ay   Spain   Sweden   Net herl ands   U ni te d   K in gd om   D en ma rk   Italy   Greece   Port ugal   Czech   R ep ub lic   Fin la nd   Hu ng ary   Fra nce   Slovak  Republic   Es tonia   Pol and   Aa nt al  immi gr nt en     per  totale  bevolking    

(27)

Grafiek 3.3. Gemiddeld BBP per Europees land.

Grafiek 3.4. Relatieve relatie tussen BBP en immigratie per Europees land.

Grafiek 3.5. Werkloosheidsgraad van Europese landen.

0   10000   20000   30000   40000   50000   60000   70000   Lu xe mb ou rg   Norw ay   Switz er land   Net herl ands   Au st ri a   Iceland   Ir eland   Sweden   Denma rk   B el gi um   G er ma ny   U ni te d   K in gd om   Fin la nd   Fra nce   Italy   Spain   Greece   Slovenia   Czech   R ep ub lic   Port ugal   Slovak  Republic   Hu ng ary   Es tonia   Pol and   G emi dd el d   B B P   in  U SD   0   5000   10000   15000   20000   25000   30000   0   10000   20000   30000   40000   50000   60000   70000   G emi dd el de  p ro po rt io ne le   immi gr at ie  

Gemiddeld  BBP  per  capita  in  USD  

0   2   4   6   8   10   12   14   16   18   Spain   Slovak  Republic   Pol and   Greece   Fra nce   Fin la nd   Ir eland   Italy   Es tonia   Hu ng ary   Port ugal   B el gi um   G er ma ny   Sweden   Slovenia   U ni te d   K in gd om   Czech   R ep ub lic   D en ma rk   Net herl ands   Au st ri a   Iceland   Norw ay   Switz er land   Lu xe mb ou rg   We rklo os he id sgr aad  

(28)

Grafiek 3.6. Relatieve relatie tussen immigratie en werkloosheidsgraad per Europees land.

Grafiek 3.7. Gemiddelde sociale besteding in USD per land.

Grafiek 3.8. Relatieve relatie tussen immigratie en sociale bestedingen per Europees land. 0   5000   10000   15000   20000   25000   30000   0   2   4   6   8   10   12   14   16   18   G emi dd el de  p ro po rt io ne le   immi gr at ie  

Gemiddeld  werkloosheidsgraad  in  procenten  

0   2000   4000   6000   8000   10000   12000   14000   Lu xe mb ou rg   D en ma rk   Sweden   Au st ri a   Fra nce   Norw ay   G er ma ny   B el gi um   Fin la nd   Italy   Net herl ands   Switz er land   U ni te d   K in gd om   Ir eland   Iceland   Spain   Slovenia   Greece   Hu ng ary   Port ugal   Czech   R ep ub lic   Es tonia   G emi dd el de  s oc ia le  b es te di ng en    per  capita   0   5000   10000   15000   20000   25000   30000   0   2000   4000   6000   8000   10000   12000   14000   G emi dd el de  p ro po rt io ne le     immi gr at ie  

(29)

Grafiek 3.9. BBP van Oostenrijk in dollars.

Grafiek 3.10. De groei van het BBP van Oostenrijk in procenten.  

 

Tabel A

Landcodes van landen in de OECD

Code Land Code Land

1 Austria 18 Portugal

2 Belgium 19 Slovak Republic

3 Czech Republic 20 Slovenia

4 Denmark 21 Spain

5 Estonia 22 Sweden

6 Finland 23 Switzerland

7 France 24 United Kingdom

8 Germany 25 Australia 9 Greece 26 Canada 10 Hungary 27 Chili 0   5000   10000   15000   20000   25000   30000   35000   40000   45000   50000   1988   1989   1990   1991   1992   1993   1994   1995   1996   1997   1998   1999   2000   2001   2002   2003   2004   2005   2006   2007   2008   2009   2010   2011   2012   2013   BBP  Oo ste nr ijk  i n  USD   -­‐2   0   2   4   6   8   10   1989   1990   1991   1992   1993   1994   1995   1996   1997   1998   1999   2000   2001   2002   2003   2004   2005   2006   2007   2008   2009   2010   2011   2012   2013   Groei  va n  het  B B P  in  procent en  

(30)

11 Iceland 28 Israel

12 Ireland 29 Japan

13 Italy 30 Korea

14 Luxembourg 31 Mexico

15 Netherlands 32 New Zealand

16 Norway 33 Turkey

17 Poland 34 United States

Land 1 tot en met 24 zijn Europese landen, land 25 tot en met 34 zijn niet Europese landen van de OECD.

Tabel B

Uitslag van de Hausman test (b) fixed (B) random (b-B) Difference sqrt(diag(V_b-V_B)) S.E. dgdp 1.453834 1.714018 -.2601841 .146668 unem -1.577583 -.1346734 -1.442909 .5111641 lnsoc -2.280294 -3.566856 1.286562 3.921121

b = consistent under Ho and Ha; obtained from xtreg B = inconsistent under Ha, efficient under Ho; obtained from xtreg Test: Ho: difference in coefficients not systematic

chi2(3) = (b-B)'[(V_b-V_B)^(-1)](b-B) = 8.57

Prob>chi2 = 0.0355*

* met een significantieniveau van 5% wordt de fixed effects methode gebruikt.

Tabel C

Fixed effects robuust regressie van 𝐼𝑚𝑚𝑖𝑔𝑟𝑎𝑡𝑖𝑒  𝑔𝑟𝑜𝑒𝑖!,!= 𝛽!+ 𝛼!+  𝛽!𝐵𝐵𝑃𝑔𝑟𝑜𝑒𝑖!,!+  𝛽!𝑤𝑒𝑟𝑘𝑙𝑜𝑜𝑠ℎ𝑒𝑖𝑑!,! +𝛽!ln  (𝑠𝑜𝑐𝑖𝑎𝑙𝑒  𝑏𝑒𝑠𝑡𝑒𝑑𝑖𝑛𝑔𝑒𝑛)!,!+ 𝑢!

OECD Europa Niet Europese landen in

de OECD BBP groei 1,453834* (0,001) 1,699297* (0,003) 0,5226973 (0,371) Werkloosheid -1,577583* -1,463478** -2,084972 *

(31)

(0,002) (0,012) (0,001) Ln( sociale bestedingen) -2,280294 (0,587) -4,582827 (0,432) 2,582714 (0,369) Constante 31,49659 (0,375) 51,3189 (0,310) -5,664135 (0,791) N 569 408 171 n 34 24 10 Prob > F 0,0000* 0,0002* 0,0162**

Notes: De waardes tussen haakjes zijn de p-waarden, N is het aantal datapunten, n is het aantal landen. * p<0,01, ** p<0,05

Tabel D

Fixed effects regressie met vertraging van 𝑙𝑛𝑖𝑚𝑚𝑖𝑔𝑟𝑎𝑡𝑖𝑒!,!= 𝛽!+ 𝛼!+  𝛽!𝐵𝐵𝑃𝑔𝑟𝑜𝑒𝑖!,!!! +  𝛽!𝑤𝑒𝑟𝑘𝑙𝑜𝑜𝑠ℎ𝑒𝑖𝑑!,!!!+  𝛽!𝑙𝑛  (𝑠𝑜𝑐𝑖𝑎𝑙𝑒  𝑏𝑒𝑠𝑡𝑒𝑑𝑖𝑛𝑔𝑒𝑛)!,!!!+ 𝑢!

OECD Europa Niet Europese landen in

de OECD L. BBP groei 1,611188* (0,004) 1,710194 ** (0,012) 1,12545 (0,193) L. werkloosheid 0,6407674 (0,272) 0,9629704 (0,153) -1,43408*** (0,055) Ln( sociale bestedingen) 0,8558056 (0,814) -1,803562 (0,704) 6,244455 (0,162) Constante -12,94904 (0,670) 7,739584 (0.848) -43,12759 (0,271) N 531 380 151 n 34 24 10 Prob > F 0,0122** 0,0665*** 0,0066*

Notes: De waardes tussen haakjes zijn de p-waarden, N is het aantal datapunten, n is het aantal landen. * p<0,01, ** p<0,05, ***p<0,1

(32)

Bibliografie

Aghion, P., & Howitt, P. (1994). Growth and unemployment. The Review of Economic

Studies, 61(3), 477-494.

Barcellos, S. H. (2010). The Dynamics of Immigration and Wages. Working Paper. Beer, D. J. (2011). Migratie [Update]. Nationaal Kompas Volksgezondheid (RIVM).

BBC News Migrant (2016, januari 28). Crisis: Dutch plan for return ferry to Turkey - BBC

News. Geraadpleegd op 2 februari 2016, van

http://www.bbc.com/news/world-europe-35426927

Boubtane, E., Coulibaly, D., & Rault, C. (2013a). Immigration, unemployment and GDP in the host country: Bootstrap panel Granger causality analysis on OECD countries. Economic Modelling, 33, 261-269.

Boubtane, E., Coulibaly, D., & Rault, C. (2013b). Immigration, Growth, and Unemployment: Panel VAR Evidence from OECD Countries. Labour, 27(4), 399-420.

Damette, O., & Fromentin, V. (2013). Migration and labour markets in OECD countries: a panel cointegration approach. Applied Economics, 45(16), 2295-2304.

Denayer, S. (2015, November 10). Geert Wilders: "Vluchtelingencrisis is islamitische

invasie". Geraadpleegd op 2 februari 2016, van

http://www.hln.be/hln/nl/960/Buitenland/article/detail/2451676/2015/09/10/Geert-Wilders-Vluchtelingencrisis-is-islamitische-invasie.dhtml

Dolado, J., Goria, A., & Ichino, A. (1994). Immigration, human capital and growth in the host country. Journal of population economics, 7(2), 193-215.

Dustmann, C., Fabbri, F., & Preston, I. (2005). The Impact of Immigration on the British Labour Market*. The Economic Journal, 115(507), F324-F341.

Europa-nu (2016, januari). Europese aanpak migrantenstromen. Geraadpleegd op 2 februari 2016, van

http://www.europa-nu.nl/id/vhcmelu5xgfm/europese_aanpak_migrantenstromen

Eger, M. A. (2009). Even in Sweden: the effect of immigration on support for welfare state spending. European Sociological Review, jcp017.

Fassmann, H., & Munz, R.. (1992). Patterns and Trends of International Migration in Western Europe.Population and Development Review, 18(3), 457–480.

http://doi.org/10.2307/1973654

Friedberg, R. M., & Hunt, J. (1995). The impact of immigrants on host country wages, employment and growth. The Journal of Economic Perspectives, 9(2), 23-44.

González-Gómez, M., & Giráldez, M. S. O. (2011). The causality between economic growth and immigration in Germany and Switzerland. The Economic and Social Review, 42(3), 271-287.

Hárs, Á., Balogi, A., Bernát, A., Feischmidt, M., Kováts, A., Nyíri, P., ... & Zakariás, I. (2009). Immigration countries in Central and Eastern Europe. The Case of Hungary. IDEA Working Paper, 12.

Heiland, F. (2003). The collapse of the Berlin Wall: Simulating state-level East to West

German migration patterns (pp. 73-96). Physica-Verlag HD.

Heck, W., & Leijendekker, M. (2015, September 15). Dit is wat je moet weten om de

vluchtelingencrisis te begrijpen. Geraadpleegd op 2 februari 2016, van

http://www.nrc.nl/nieuws/2015/09/14/dit-is-wat-je-moet-weten-om-de-vluchtelingencrisis-te-begrijpen

Hu, W. Y. (2000). Immigrant earnings assimilation: estimates from longitudinal data. American Economic Review, 368-372.

Islam, A. (2007). Immigration unemployment relationship: The evidence from Canada*.

Australian Economic Papers, 46(1), 52-66.

(33)

Company.

Kahneman, D., & Deaton, A. (2010). High income improves evaluation of life but not emotional well-being. Proceedings of the national academy of sciences,107(38), 16489-16493.

Kesler, C., & Bloemraad, I. (2010). Does immigration erode social capital? The conditional effects of immigration-generated diversity on trust, membership, and participation across 19 countries, 1981–2000. Canadian journal of political science, 43(02), 319-347.

Morley, B. (2006). Causality between economic growth and immigration: An ARDL bounds testing approach. Economics Letters, 90(1), 72-76.

Muysken, J., & Ziesemer, T. H. (2013). A permanent effect of temporary immigration on economic growth. Applied Economics, 45(28), 4050-4059.

Nardelli, A. (2015, November 8). Angela Merkel’s stance on refugees means she stands alone

against catastrophe. Geraadpleegd op 2 februari 2016, van

http://www.theguardian.com/commentisfree/2015/nov/08/angela-merkel-refugee- crisis-europe

Pedersen, P. J., Pytlikova, M., & Smith, N. (2006). Migration into OECD countries 1990-2000. Immigration and the Transformation of Europe. Cambridge University Press,

Cambridge.

Pedersen, P. J., Pytlikova, M., & Smith, N. (2008). Selection and network effects—Migration flows into OECD countries 1990–2000. European Economic Review, 52(7), 1160-1186.

Pissarides, C. A. (1990). Equilibrium unemployment theory. MIT press

Rinke, A. (2016, January 30). Germany's Merkel says refugees must return home once war is

over. Geraadpleegd op 2 februari 2016, van

http://www.reuters.com/article/us-europe-migrants-germany-refugees-idUSKCN0V80IH

Stevens, J. (2016, February 01). Landfill Lesbos-style: Astonishing drone pictures show TEN

ACRES of dumped life jackets - as it emerges 35 TIMES more refugees have landed in Greece compared to this time last year. Geraadpleegd op 2 februari 2016, van

http://www.dailymail.co.uk/news/article-3426430/Piled-high-like-landfill-site- Thousands-life-jackets-dumped-migrants-Lesbos-figures-35-TIMES-landed-Greece-compared-time-year.html

Torr, P. H., & Murray, D. W. (1993). Outlier detection and motion segmentation. In Optical

Tools for Manufacturing and Advanced Automation(pp. 432-443). International

Society for Optics and Photonics.

Trading economics (n.d.). European Union GDP Per Capita | 1960-2016 | Data | Chart |

Calendar. Geraadpleegd op 2 februari 2016, van

http://www.tradingeconomics.com/european-union/gdp-per-capita

UNHCR (2015, December 18). UNHCR rapport bevestigt een wereldwijde toename aan

gedwongen migratie in de eerste helft van 2015. Geraadpleegd op 2 februari 2016, van

http://www.unhcr.nl/media/persberichten/2015/artikel/194339ed7965ee06aaa502cba5 67a81a/unhcr-rapport-bevestigt-een-wereldwi.html

Van Amersfoort, H., & Van Niekerk, M. (2006). Immigration as a colonial inheritance: Post-colonial immigrants in the Netherlands, 1945–2002. Journal of Ethnic and Migration

Studies, 32(3), 323-346.

Van der Laan, S. (2015, April 20). Zo opereren de 'mensenhandelaren des doods'. Geraadpleegd op 2 februari 2016, van

http://www.elsevier.nl/Buitenland/achtergrond/2015/4/Zo-opereren-mensenhandelaren-des-doods-1749880W/

(34)

Vluchtelingenwerk (2015, September 17). Bescherming in Europa. Geraadpleegd op 2

februari 2016, van http://www.vluchtelingenwerk.nl/feiten-cijfers/cijfers/bescherming-europa

Wilders, G. (2015, October 14). Inbreng Geert Wilders bij vluchtelingendebat (14-10-2015). Geraadpleegd op 2 februari 2016, van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Tndíen in een economie niet wordt geproduceerd, doch consumptie ~eschiedt door verhruik van een uitputtelijke voorraad dan is die economie gedoemd te verdwijnen op het moment van

De vraag die in het publieke debat over en in het onderzoek naar de effectiviteit en ontwikkeling van corporate governance moet worden gesteld, is of er bij degenen die nu de

Aandeelhouders wensen een bepaald rendement (rentier opportunity cost), dat niet los kan worden gezien van de lucratieve investeringen in financiële activitei- ten.

Een Ministerie van Internationale Sociale Zaken, zoals voor- gesteld door de huidige Minister van Ontwikkelingssamenwerking - overigens een benaming die wel past

Aandeelhouders wensen een bepaald rendement (rentier opportunity cost), dat niet los kan worden gezien van de lucratieve investeringen in financiële activitei- ten.

This research is built upon the social identity (Tajfel &amp; Turner, 1979) and person- organisation fit theories (Judge &amp; Cable, 1997) and adds current

Uit zijn analyse van de gemiddelde groei over de periode 1960-1985 voor 98 landen blijkt dat elk van beide maatstaven significant negatief is gecorre-I. 14 Daarmee is het terrein

Een theoretische implicatie heeft betrekking op het feit dat het onderzoek aantoont dat de woningbouwproductie op de lange termijn beïnvloed lijkt te worden door