• No results found

En of het werkt: voorzichtige verschuiving van traditionele rol richting de professionele vrouw : longitudinale inhoudsanalyse naar beeldvorming omtrent vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt met betrekking tot de polit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "En of het werkt: voorzichtige verschuiving van traditionele rol richting de professionele vrouw : longitudinale inhoudsanalyse naar beeldvorming omtrent vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt met betrekking tot de polit"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

En of het werkt: voorzichtige verschuiving van

traditionele rol richting de professionele vrouw

Longitudinale inhoudsanalyse naar beeldvorming omtrent vrouwenemancipatie op de

arbeidsmarkt met betrekking tot de politieke en media-agenda’s

Anouk Donkers

Studentnummer 10324011 Universiteit van Amsterdam

Master’s Thesis Graduate School of Communication P.H.J. Schafraad

Woordenaantal: 6149 Inleverdatum: 30 juni 2016

(2)

Inleiding

“Die vraag komt heel ouderwets op mij over,” reageert de heer Nicolaï, CEO bij een groot Nederlands bedrijf, wanneer NOS de vragen die topvrouwen altijd gesteld worden eens voorlegt aan de mannen aan de top: “Hoe combineer jij je drukke baan eigenlijk met je privéleven?” (NOS, 2016). Het illustreert dat vrouwenemancipatie nog in volle gang is. Mannen en vrouwen lijken, als het op werk aankomt, niet als gelijken te worden gezien.

Vrouwenemancipatie is ‘het streven naar gelijke positie van mannen en vrouwen in de maatschappij’ (Ancona, 1975). Uit de Emancipatiemonitor 2016 (SCP & CBS, 2016) blijkt dat nog grote ongelijkheid tussen mannen en vrouwen bestaat. De arbeidsparticipatie van vrouwen blijft achter, net als de financiële onafhankelijkheid, de hoogte van het salaris en de aanstellingen in manager- en topfuncties.

Mogelijk valt deels de media de achterliggende positie van vrouwen te verwijten. Vanuit constructionistisch perspectief wordt aangenomen dat de massamedia een grote rol spelen in de constructie van de sociale werkelijkheid (Scheufele, 1999) door het framen van de werkelijkheid in een voorspelbaar patroon (McQuail, 1994). Frames die sterk verankerd liggen in cultuur, zoals stereotypen, veranderen hooguit geleidelijk over tijd (Van Gorp, 2007; Goffman, 1981). Dat kan in deze maatschappelijke kwestie problematisch zijn, omdat eerder is aangetoond dat vrouwen aanhoudend in verband worden gebracht met het huishouden (Gaszo, 2004, Nosek, Banaji & Greenwald, 2002), en niet met de arbeidsmarkt (Cejka & Eagly, 1999). Wanneer de traditionele rol van de vrouw nog dominant aanwezig is in de berichtgeving in de media zal binnen de maatschappij geen besef zijn van de noodzaak van vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt.

Ondanks de strijd op het gebied van vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt al jaren (politiek) gaande is, onder andere merkbaar door de noodzaak voor de tweejaarlijkse emancipatiemonitor, is op wetenschappelijk vlak niet eerder een studie gewijd aan de

(3)

zichtbaarheid en beeldvorming van vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt. Deze thesis is daarom noodgedwongen explorerend.

In deze longitudinale studie wordt allereerst onderzocht in hoeverre het onderwerp vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt en stereotyperende frames voorkomen in de media op basis van krantenartikelen. Om betekenis te kunnen geven aan framing over een lange tijdsperiode is het zinvol om frames in onder andere politieke en sociale context te plaatsen (Vliegenthart, 2012, Van Gorp, 2007). Mogelijk heeft de beeldvorming in de media een verband met de politieke agenda omtrent vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt. Eerder zijn wederzijdse invloeden tussen de media-agenda de politieke agenda aangetoond (Van Aelst & Vliegenthart, 2014, Vliegenthart et al., 2016). Om die reden worden naast krantenartikelen ook kamervragen geanalyseerd. Daarnaast wordt de sociale werkelijkheid op basis van participatiecijfers naast de politieke en media-agenda geplaatst. Zo wordt zichtbaar of de agenda’s de sociale werkelijkheid weerspiegelen.

Samenvattend wordt in deze thesis gepoogd om in het licht van de werkelijke arbeidsparticipatiecijfers inzicht te geven in of vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt op de media-agenda en politieke agenda staat, of deze agenda’s elkaar beïnvloeden en in hoeverre sprake is van framing van de vrouw binnen deze maatschappelijke kwestie. De hoofdvraag van deze masterthesis is: “Op welke manier is sprake van beeldvorming omtrent vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt met betrekking tot de politieke en media-agenda’s in de periode van 2007 tot en met 2016?”

(4)

Theoretisch kader

Media en politieke agenda over vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt

Vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt is een maatschappelijke kwestie. Vrouwen hebben een aantoonbaar zwakkere positie op de arbeidsmarkt (SCP & CBS, 2016). In de maatschappij kunnen verschillende actoren, waaronder de media en politiek, actief bezig zijn met deze kwestie. Wanneer de media berichten over vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt, staat het onderwerp op de media-agenda. Ditzelfde geldt voor de politiek: als men aandacht schenkt aan het onderwerp, staat het op de politieke agenda. De media-agenda en de politieke agenda zijn in te delen in twee niveaus (McCombs & Shaw, 1972). Het eerste niveau betreft de onderwerpen die aan bod komen. Het tweede niveau omvat hoe over de onderwerpen wordt gesproken. Daarmee wordt bedoeld welk deel van het onderwerp wordt belicht. De uitgave van de tweejaarlijkse emancipatiemonitor van het SCP en het CBS zou kunnen duiden op regelmatige aandacht voor de kwestie vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt op zowel de media als politieke agenda. Door het ontbreken van empirisch onderzoek naar de zichtbaarheid van het onderwerp vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt, zijn geen hypothesen te stellen op basis van theorie over de mate van aandacht voor de maatschappelijke kwestie op beide agenda’s. Logischerwijs zijn ook geen uitspraken te doen over de verwachte manier waarop het onderwerp belicht wordt op beide agenda’s. Onderzoeksvragen 1 en 1.1 zijn opgesteld.

RQ1 In welke mate is er aandacht voor vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt in artikelen en kamervragen?

RQ1.1 Is daarbij een verschil tussen de thematische frames arbeidsparticipatie, financiële ongelijkheid en vrouwen in de top?

(5)

Vanuit het sociaal-constructionisme wordt gesteld dat verschijnselen in de werkelijkheid bestaan uit sociale constructies. Deze sociale constructies ontstaan in een collectief dynamisch proces, waarin individuen en groepen actief deelnemen en informatie putten uit verschillende informatiebronnen waaronder de media (Berger & Luckmann, 1966, Van Gorp & van der Goot, 2009). De media zorgen met hun taak van informatievoorziening voor een continue stroom aan berichten, waarbij selectie en constructie noodzakelijk is in de huidige informatiemaatschappij (Van Gorp, 2006). Entman (1993) definieert deze selectie en constructie als ‘framing’: “[selecting] some aspects of perceived reality and make them more salient in a communicating text, in such a way as to promote a particular definition of a problem, causal interpretation, moral evaluation, and⁄or treatment recommendation for the item described’’ (p. 52). Vanuit de constructionistische hoek is kritiek op deze wijdverspreide definitie omdat in deze definitie framing te nauw wordt gezien als (intentioneel) onderdeel van enkel het productieproces van nieuws. Liever wordt framing gezien als een onvermijdelijk, lang niet altijd intentioneel proces (Van Gorp, 2007, Vliegenthart 2012, Vliegenthart & Van Zoonen, 2011) dat bestaat uit interacties tussen een viertal niveaus (Van Gorp, 2006). Het eerste niveau is het tekstuele niveau. Dat betreft de frames die worden gehanteerd door de media. Het tweede niveau is het cognitieve niveau. Dat zijn de reeds aanwezige frames in de hoofden van het publiek en mediamakers (ook wel schemata genoemd). Het derde niveau, het extramedia niveau, is het discours van de framesponsors, wat onder andere de geuite frames van sociale en politieke actoren inhoudt (Carragee & Roefs, 2004). Tot slot is er nog het macroniveau, ook wel macrostructuur genoemd, van gedeelde en bestaande ideeën in een cultuur. In het samenspel van deze vier niveaus worden frames, de inhoudelijke kenmerken van nieuws (Vliegenthart & Van Zoonen, 2011), geconstrueerd.

(6)

Frames en cultuur: genderstereotypes Frames en schemata

Frames zijn niet los te zien van cultuur, zoals van Gorp (2006) aanstipt met zijn vierde interactieniveau, de macrostructuur, van het framingproces. Wanneer frames door een grote groep worden aangenomen, raken deze, op macroniveau, verankerd in een cultuur (Entman, 1993, Zald, 1996). Van Gorp (2006) noemt cultuur het potentieel van frames. Doordat frames sterk samenhangen met geldende normen in een cultuur blijven frames volgens Van Gorp (2006) “onopgemerkt, sluimerend aanwezig en hebben ze een sluipende impact” (p. 253). Dat resulteert in beïnvloeding van het publiek bij het interpreteren en evalueren van maatschappelijke kwesties (Entman, 1993, Gamson, 1992, Van Gorp, 2006, Tuchman, 1978) en het toekennen van oorzaken en verantwoordelijkheden (Scheufele, 2000). Zo toonde Sotirovic (2000) aan dat het patroon van mediagebruik van invloed is op de frames die men hanteert bij het denken aan een publiek issue.

Alhoewel beïnvloeding passief klinkt, is het proces verre van passief. De massamedia kunnen met hun informatievoorziening van grote impact zijn op het collectieve proces van sociale constructies maar tegelijkertijd ook van kleine invloed (Scheufele, 1999), omdat een individu onafhankelijk betekenis geeft aan verschijnselen door het cognitieve verschijnsel schemata. Schemata is een verzameling van geleidelijk ontwikkelde, steeds complexer wordende kennis die verwant is aan persoonlijke gebeurtenissen en gevoelens daarbij (Wicks, 2001). Onder begeleiding van schemata verwerkt een individu informatie. Deze actieve rol van de ontvanger in het framingproces noemt Van Gorp (2006) het cognitieve niveau. Voor betekenisgeving is er continu een interactief proces tussen frames en schemata (Benford & Snow, 2000). Wanneer frames in een cultuur verankerd zijn, komen de frames ook terug in de schemata van de individuen die onderdeel uitmaken van deze cultuur. Frames die sterk gelieerd zijn aan cultuur zijn onder andere waarden, mythen en

(7)

stereotyperingen (Van Gorp, 2006). In dit onderzoek ligt de nadruk op genderstereotyperingen.

Genderstereotypering

In de basis is gender een geïnstitutionaliseerd systeem van sociale gebruiken voor het opsplitsen van mensen in twee categorieën, namelijk mannen en vrouwen, en het creëren van ongelijke sociale relaties op basis van dit verschil (Ridgeway & Correll, 2004). Gender is een sociale constructie waarbij eigenschappen worden toebedeeld aan beide seksen, met name door sterk verankerde culturele opvattingen over gender (ook wel stereotypes genoemd) en het effect van deze culturele opvattingen in wat Ridgeway en Correll (2004) ‘social relational contexts’ noemen. Onder social relational context valt iedere situatie waarin een individu zichzelf definieert in relatie tot anderen om een situatie te begrijpen en te handelen. Dit kan in een dagelijks gesprek zijn, maar ook een krantenartikel valt hieronder.

Gender illustreert het potentieel van de media om een sterk effect te hebben door het samenspel van frames en schemata. De sterke culturele opvattingen over gender zijn frames en in de social relational context is het individu een actieve, onafhankelijke, ontvanger mede door schemata. Wanneer een frame zoals een genderstereotype sterk gelieerd is aan cultuur, en de verzender en ontvanger van een boodschap dezelfde cultuur hebben, wordt het frame onbewust overgenomen (Van Gorp, 2007). Vanwege het culturele motief van genderstereotypering is de verwachting dat stereotypering in zowel krantenberichten als kamervragen voorkomt. Hypothese 1.1 en 1.2 zijn opgesteld.

H1.1: Er is sprake van stereotyperende frames in krantenberichten H1.2: Er is sprake van stereotyperende frames in kamervragen

(8)

Bij ‘vrouwelijk’ of ‘mannelijk’ heeft men direct een associatie. Zo worden vrouwen gezien als warm en mannen als competent (Fiske, Cuddy, Glick & Xu, 2000). In een grootschalige survey werd wetenschap en carrière aan mannen gelinkt en kunst en familie aan vrouwen (Nosek, Banaji & Greenwald, 2002). In overeenstemming met deze bevindingen blijkt uit onderzoek van Cejka en Eagly (1999) dat voor succes in een baan met aanzien een mannelijke persoonlijkheid en mannelijke cognitieve eigenschappen als essentieel werden gezien. Een baan met een hoog salaris werd in verband gebracht met een mannelijke persoonlijkheid.

Uit een analyse van krantenberichten uit 2000 tot en met 2002 over ongelijkheid op de werkvloer blijkt dat de man als kostwinner werd neergezet, waar bij de vrouw de zorgzame persoonlijkheid centraal stond (Gaszo, 2004). Vergelijkbare stereotypen zijn ook zichtbaar op televisie (Emons, Wester & Scheepers, 2010). Op basis van deze bevindingen is hypothese 2 opgesteld.

H2: Het stereotyperende frame positieve vrouwelijke persoonlijkheidskenmerken is het meest gebruikte stereotyperende frame in kamervragen en krantenberichten over vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt

Frames in maatschappelijke context

Carragee en Roefs (2004) concluderen expliciet dat de sociale en politieke context in framingonderzoek wordt verwaarloosd. Van Gorp (2006, 2007) pleit voor een meer sociologische insteek van framingonderzoek. Voor het verloop van het framingproces is het volgens hem van belang in welke historische, economische, politieke en sociale context het plaatsvindt. Met aandacht voor de context kan bovendien betekenis worden gegeven bij frame variation, een thema binnen framingonderzoek waarbij framing over een bepaalde periode

(9)

wordt bekeken (Vliegenthart, 2012).

Politieke context

Binnen de constructionistische stroming van framing wordt gesteld dat framing niet alleen door media-actoren, maar ook door sociale actoren en individuen wordt gedaan, bewust of onbewust (Vliegenthart, 2012). De politieke elite is hierbij van groot belang (Carragee & Roefs, 2004). Een frame is een onderdeel van politieke argumenten, journalistieke normen en het discours van sociale groepen. Op maatschappelijk niveau kunnen frames invloed hebben op besluitvorming, collectieve acties en politieke socialisatie, het proces waarbij het individu onder andere politieke kennis opdoet (De Vreese, 2005).

De dynamiek tussen politiek en de media is veel onderzocht, met name door het eerste niveau, de besproken onderwerpen, en het tweede niveau, gehanteerde frames omtrent de onderwerpen (McCombs & Shaw, 1972), van de politieke en media-agenda met elkaar te vergelijken. In de relatie tussen media en politiek is sprake van een zeer hoge mate van wederzijdse afhankelijkheid. Media hebben invloed op de politiek agenda (Roggeband & Vliegenthart, 2007, Van Aelst & Vliegenthart, 2014, Vliegenthart et al., 2016), al blijkt die invloed wel afhankelijk van het onderwerp en is het parlement eerder geneigd de media te volgen dan de regering (Walgrave, Soroka & Nuytemans, 2008). Ook is aangetoond dat de media de politiek volgt (Hänggli & Kriesi, 2010, Roggeband & Vliegenthart, 2007, Van Aelst & Vliegenthart, 2014). Op basis van dit voorgaande onderzoek is hypothese 3 opgesteld, waarbij ook expliciet gekeken wordt naar het eerste niveau (H3.1) en het tweede niveau (H3.2) van de agenda’s.

H3: Er is een verband tussen de politieke agenda en de media-agenda met betrekking tot het onderwerp vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt

(10)

H3.2: Is er een verband tussen beide agenda’s wat betreft stereotyperende frames Sociaaleconomische context

Met onderzoek naar frame variation is aangetoond dat frames, met name deze die in cultuur verankerd zitten zoals stereotypen, hooguit geleidelijk veranderen over tijd (Van Gorp 2007; Goffman, 1981). D’Angelo (2002) toonde aan dat frames voor lange tijd de berichtgeving in het nieuws kunnen domineren. De verschuiving in framing, hoe minimaal dan ook, laat zien dat frames geen statische concepten zijn (Carragee & Roefs, 2004).

Vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt is een maatschappelijke kwestie met voorzichtige progressie. Zo is, ondanks de financiële crisis, de netto arbeidsparticipatie van vrouwen in de afgelopen tien jaar (van 2007 tot en met 2016) licht gestegen van 59,6% naar 61,2%. In deze periode is het aandeel van financieel onafhankelijke vrouwen ook iets gestegen van 45,8% naar 48,4% (CBS, 2016).

Het is dan ook niet verwonderlijk dat met de sociaaleconomische context van aanhoudende emancipatie stereotyperingen rondom vrouwen, anders dan stereotyperingen rondom mannen, relatief dynamisch blijken te zijn. Vrouwen worden met toenemende mate als masculien gezien, met name wat betreft persoonlijkheidskenmerken (Diekman & Eagly, 2000, Lopez-Zafra, Garcia-Retamero, Diekman & Eagly, 2008).

Uitgaande van het sociaal-constructionisme is in het dynamische en collectieve proces van betekenisgeving door media-actoren en politieke actoren een samenhang met de werkelijke participatiecijfers. Dat zou kunnen betekenen dat de zichtbaarheid van het onderwerp vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt en de gehanteerde frames op beide agenda’s in de loop van tijd een trend laten zien die verband heeft met de werkelijke participatiecijfers. Hypothese 4, 4.1 en 4.2 zijn opgesteld.

(11)

H4: Er is een verband tussen de zichtbaarheid van het onderwerp vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt op beide agenda’s en de toenemende emancipatie

H4.1 Er is een verband tussen thematische frames op beide agenda’s en de werkelijke arbeidsemancipatie

H4.2 Er is een verband tussen het gebruik van stereotyperende frames op beide agenda’s en de werkelijke arbeidsemancipatie

Methode

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, is een longitudinale inhoudsanalyse van krantartikelen en kamervragen uitgevoerd.

Steekproef

Om uitingen omtrent vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt op de politieke en media-agenda inzichtelijk te krijgen, zijn kranten en ingediende kamervragen onderzocht. Kranten dienen, meer dan dat televisie dat doet, als nieuwsbron (Van Aelst & Vliegenthart, 2014), en ingediende kamervragen laten zien waar aandacht aan wordt geschonken in het parlement. De steekproef van kranten omvat de vijf grootste betaalde landelijke kranten van Nederland, namelijk het Algemeen Dagblad, De Telegraaf, de Volkskrant, Trouw en NRC Handelsblad (Nationaal Onderzoek Multimedia, 2016). Er is bewust geen onderscheid gemaakt tussen type kranten om een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van de manifestatie van het onderwerp vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt in dagbladen.

Omdat de onderzochte maatschappelijke kwestie met haar oorzaken diepgeworteld zit in de cultuur, namelijk genderstereotypering (Van Gorp, 2007), zijn de daar uit voortvloeiende frames die onderzocht worden relatief statisch. Door in dit onderzoek een tijdsperiode van tien jaar aan te houden, van 1 januari 2007 tot en met 1 december 2016, is de

(12)

verwachting dat mogelijke verschuivingen in de frames toch zichtbaar worden.

In de database LexisNexis werden de relevante krantenartikelen gefilterd met de zoektermen “vrouw! W/25 (bedrijf! OR arbeids!) AND emancip!” (N = 734). In totaal bevatten 602 krantartikelen daadwerkelijk het onderwerp vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt zoals geoperationaliseerd. Deze krantenartikelen werden opgenomen in de data-analyse. De ingediende kamervragen zijn in de online database1 van de overheid geselecteerd op arbeidsvraagstukken met de zoekterm “vrouw” (N = 61). In totaal waren 45 kamervragen relevant. Deze werden onderdeel van de data-analyse.

Codeboek & coderen

Het codeboek is voor een groot deel op een constructionistische manier opgesteld. Dat wil zeggen dat op inductieve wijze data is bestudeerd om te achterhalen waarover werd gesproken omtrent vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt. Zo werd de maatschappelijke kwestie vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt gedefinieerd en werden drie thematische frames opgesteld.

Het codeboek is daarnaast ontwikkeld op basis van de stereotyperende frames van Cejka en Eagly (1999). In een pre-test zijn deze frames aangehouden en verder inductief uitgewerkt door toevoegingen en afbakening van de operationalisering.

Door het gebruik van Qualtrics is het codeboek een overzichtelijke vragenlijst die per krantenartikel of kamervraag doorlopen wordt. Het codeboek is in te zien in bijlage 2. Er is door 1 codeur gecodeerd. De stabiliteit van het codeboek is gemeten door tien procent van de krantenartikelen sample (n = 73) en kamervragen sample (n = 10) opnieuw te coderen. De betrouwbaarheid voor iedere variabele was voldoende (Kappa >.70). Een overzicht van alle

(13)

uitkomsten van de intracodeurbetrouwbaarheid staat in tabel 2 in de bijlage.

Variabelen

De eerste variabele meet of sprake is van het onderwerp vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt in een onderzoekseenheid. De variabele vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt is een dichotome variabele (0=niet aanwezig, 1=aanwezig). De variabele is aanwezig als vrouwenemancipatie (enkel in relatie tot de arbeidsmarkt) ter sprake komt. Dit is breed op te vatten, zowel binnen thema’s (financiële gelijkheid, arbeidsparticipatie of vrouwen in topfuncties), als los van de thema’s. Dit frame is ook aanwezig bij benoeming van ongewenst gedrag naar vrouwen op de werkvloer, discriminatie van vrouwen op de arbeidsmarkt en alles over de combinatie van zwangerschap en werk.

Drie thematische frames omtrent vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt zijn als dichotome variabelen (0=niet aanwezig, 1=aanwezig) opgenomen in het codeboek. Financiële gelijkheid betreft (on)gelijke beloning van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt. Mate van arbeidsparticipatie omvat alle uitingen omtrent de mate van betaalde arbeid van zowel allochtone als autochtone vrouwen. Vrouwen in topfuncties betreft het al dan niet bereiken van (management)functies door vrouwen in de top van bedrijven, de politiek of overheid. Er zijn tien stereotyperende frames die volgens het genderstereotype dimensies model van Cejka en Eagly (1999) gebaseerd zijn op drie kenmerken: uiterlijk, persoonlijkheid en cognitieve vaardigheden. De frames hebben enkel betrekking op een vrouw, vrouwengroeperingen of vrouwen in het algemeen. Ieder frame is geconstrueerd tot een dichotome variabele (0=niet aanwezig, 1=aanwezig). De stereotyperende frames zijn in tabel 3 in de bijlage weergegeven. Aan de variabele stereotyperende frame positieve vrouwelijke persoonlijkheidskenmerken met betrekking tot het huishouden zijn drie variabelen omtrent

(14)

wenselijkheid van dit frame gekoppeld. Deze variabelen op intervalniveau meten of letterlijk wordt aangegeven of het frame gewenst is of niet. Er zijn drie variabelen: Ongewenst, als het stereotyperende frame als niet wenselijk wordt beschouwd, Gewenst, als het stereotyperende frame als wenselijk wordt beschouwd en Neutraal, als geen uitspraken worden gedaan over de wenselijkheid van het stereotyperende frame. Per onderzoekseenheid wordt geteld hoe vaak de variabele positieve vrouwelijke persoonlijkheidskenmerken met betrekking tot het huishouden voorkomt. Vervolgens wordt het aantal stereotyperende frames onderverdeeld in de drie variabelen Gewenst, Ongewenst en Neutraal.

Resultaten

In figuur 1 is te zien dat kranten enige aandacht hebben geschonken aan het onderwerp vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt (n = 602) in de periode van 2007 tot en met 2016. Afgezet tegen het gemiddeld aantal krantartikelen per jaar (M = 60.2, SD = 26.77) is een licht dalende trend te zien. Er zijn in de tijdsperiode van 2007 tot en met 2016 weinig kamervragen (n = 45) gesteld omtrent dit onderwerp (M = 4.5, SD = 3.24).

Figuur 1 Vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt als onderwerp

In krantenartikelen met vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt als onderwerp werd in 86,71% van de gevallen minstens één van de drie thematische frames (mate van

119 91 61 53 40 34 59 41 66 38 1 5 11 5 1 3 5 1 8 5 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 Krantenartikelen Kamervragen

(15)

arbeidsparticipatie, vrouwen in topfuncties en financiële afhankelijkheid) besproken. Bij kamervragen was dit 73,33%.

Het thematische frame mate van arbeidsparticipatie kwam in 63,62% van de krantenartikelen aan bod, gevolgd door het thematische frame vrouwen in topfuncties (43,85%) en het thematische frame financiële gelijkheid (11,96%). Bij kamervragen is de volgorde van de mate van besproken thematische frames gelijk, maar kwamen de thematische frames relatief minder voor met respectievelijk 28,89%, 22,22% en 13,33%.

In figuur 2 is zichtbaar hoe de thematische frames in verloop van tijd voorkomen in krantenartikelen. Er is een te laag aantal kamervragen om hiervoor de thematische frames visueel inzichtelijk te maken over de tijdsperiode. De aandacht voor het thematische frame financiële onafhankelijkheid in krantenartikelen was de gehele periode nagenoeg constant. De overige thematische frames, mate van arbeidsparticipatie en vrouwen in topfuncties, namen globaal gezien in de loop van de tijd af, waarbij de daling van het thematische frame mate van arbeidsparticipatie het sterkste is. Een zichtbare trend is dat de aandacht voor de drie thematische frames van zeer verdeeld naar nagenoeg gelijk is gegaan.

Er was sprake van stereotyperende frames in krantenartikelen, maar nauwelijks in kamervragen. 65,45% van de krantenartikelen met het onderwerp vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt bevatte minstens één stereotyperend frame (n = 394). Bij kamervragen was dit 6,67% (n = 3). Verwacht werd dat in zowel krantenartikelen als kamervragen sprake is van

0% 20% 40% 60% 80% 100% 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Vrouwen aan de top Mate van arbeidsparticipatie Financiële ongelijkheid

(16)

stereotyperende frames. In krantenartikelen was inderdaad sprake van stereotyperende frames. Hypothese 1.1 werd aangenomen. Omdat stereotyperende frames minimaal voorkwamen in

kamervragen, werd hypothese 1.2 verworpen.

In tabel 1 is zichtbaar in hoeveel procent van de krantenartikelen met het onderwerp ‘vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt’ een stereotyperend frame voorkomt. Kamervragen zijn niet getoond omdat het slechts drie kamervragen betrof met een stereotyperend frame. Stereotyperende frames over uiterlijke kenmerken komen nauwelijks voor in krantenartikelen. Het stereotyperende frame cognitieve vaardigheden kwam alleen regelmatig voor als het om mannelijke cognitieve vaardigheden ging. Stereotype persoonlijkheidskenmerken werden enkel veel beschreven als het ging om positieve persoonlijkheidskenmerken. Het gebruik van de meest gehanteerde stereotyperende frames in krantenartikelen over tijd is te zien in figuur 3. De verwachting dat het stereotyperende frame positieve vrouwelijke persoonlijkheidskenmerken het meest voorkomt in zowel krantenartikelen als kamervragen is juist, al is wel sprake van een daling over tijd, zoals

Tabel 1

Percentage krantenartikelen over onderwerp ‘vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt’ met stereotyperende frames 2007-2016 (n = 602)

Genderstereotyperingen %

Mannelijke uiterlijke kenmerken 0,16

Vrouwelijke uiterlijke kenmerken 7,48

Positieve mannelijke persoonlijkheidskenmerken 22,59 Positieve vrouwelijke persoonlijkheidskenmerken

Met betrekking tot het huishouden 51,33

Met betrekking tot carrière 3,16

Negatieve mannelijke persoonlijkheidskenmerken 0,50 Negatieve vrouwelijke persoonlijkheidskenmerken 6,64

Mannelijke cognitieve vaardigheden 14,78

(17)

zichtbaar in figuur 3. Van alle krantenartikelen over vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt bevat ruim de helft dit stereotyperende frame. Bij krantenartikelen met ten minste één stereotyperend frame, bevatte 83,25% van de krantenartikelen het stereotyperende frame positieve vrouwelijke persoonlijkheidskenmerken. Bij kamervragen was dit 100%. Hypothese 2 werd aangenomen.

Naar aanleiding van hypothese 3 werd de correlatie tussen de media-agenda en politieke agenda getoetst door het berekenen van de product-moment correlatie (Pearson’s r) op maandniveau tussen de intervalvariabelen aantal kamervragen en aantal krantartikelen. Er werd, zoals voorspeld met hypothese 3, een redelijk verband gevonden tussen de politieke en de media-agenda met betrekking tot het onderwerp vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt,

r (111) = .31, p < .01. Uit een aanvullende kwalitatieve analyse bleek dat in 86,67% van de kamervragen werd verwezen naar een nieuwsbericht. Andersom werd geen duidelijk patroon gevonden. Kamervragen en de thematische frames die hierin centraal stonden werden nauwelijks opgevolgd door kranten. De invloed van mediaberichtgeving op de politieke

Figuur 3 Percentage krantenartikelen met stereotyperende frames 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Positieve vrouwelijke persoonlijkheidskenmerken Positieve mannelijke persoonlijkheidskenmerken Mannelijke cognitieve vaardigheden

(18)

agenda is ook statistisch onderzocht. Het verband tussen de onafhankelijke intervalvariabele aantal krantartikelen en de afhankelijke intervalvariabele aantal kamervragen werd getoetst met een regressiemodel dat significant was, F (1, 110) = 11.36, p < .001. Krantartikelen bleken een zwakke voorspeller (R2 = .09) van kamervragen, b* = .31, t = 3.37, p < .001, 95% CI [.02, .07].

Door het lage aantal kamervragen kon een correlatie tussen zowel thematische frames als stereotyperende frames op beide agenda’s niet worden onderzocht, zoals initieel bedoeld was bij hypothese 3.1 en 3.2. Om toch iets te kunnen zeggen over het verband tussen frames in krantenartikelen en kamervragen, is niet inhoudelijk gekeken naar kamervragen maar is het aantal kamervragen aangehouden als afhankelijke variabele.

Er bleek een significante correlatie op maandniveau tussen twee thematische frames (vrouwen in topfuncties en financiële gelijkheid) in krantenartikelen en het aantal kamervragen. Omdat eerder bij hypothese 3 een causaal verband tussen krantartikelen en kamervragen werd aangetoond, is bij de significante correlaties een regressieanalyse gedaan.2 Het regressiemodel met het thematische frame vrouwen in topfuncties was significant F (1, 89) = 5.70, p = .019, evenals het regressiemodel voor het thematische frame financiële gelijkheid, F (1, 89) = 5.04, p = .027. Het thematische frame vrouwen in topfuncties bleek de sterkste, maar alsnog zwakke, voorspeller van het aantal kamervragen, (R2 = .06) b* = .25, t = 2.39, p = .019, 95% CI [.01, .13], gevolgd door het thematische frame financiële gelijkheid (R2 = .05), b* = .23, t = 2.24, p = .027, 95% CI [.01, .13]. Het thematische frame mate van arbeidsparticipatie bleek geen significante voorspeller van het aantal kamervragen. Hypothese 3.1, waarin een verwacht verband tussen beide agenda’s op basis van thematische frames werd aangehouden, werd aangenomen.

2

Er is niet gekozen voor een meervoudige regressieanalyse omdat lege maanden (wanneer zowel het thematische frame als kamervragen niet voorkwamen) er per correlatie uit zijn gefilterd.

(19)

Een verband tussen gehanteerde stereotyperende frames op beide agenda’s zoals gesteld in hypothese 3.2, werd net zoals hypothese 3.1 door een tekort aan kamervragen niet gevonden. Ook kon niet worden aangetoond dat het type stereotyperende frame in krantenartikelen correleert met het aantal kamervragen. Van de drie meest voorkomende stereotyperende frames bleek geen enkele significant gecorreleerd met het aantal kamervragen. Dit is getoetst met Pearson’s r . Hypothese 3.2 werd verworpen.

Hypothese 4 onderzocht het mogelijke verband tussen maatschappelijke ontwikkeling in de vorm van werkelijke netto arbeidsparticipatie (CBS, 2017) en gehanteerde frames omtrent vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt op zowel de politieke als media-agenda. Door een te laag aantal kamervragen is een verband tussen de politieke agenda en de netto arbeidsparticipatie niet te toetsen, dat geldt ook voor de hypothesen 4.1 en 4.2. Voor de media-agenda werd geen significante correlatie gevonden met Pearson’s r tussen het aantal frames (stereotyperende frames en thematische frames) en de netto arbeidsparticipatie. Hypothese 4 werd verworpen.

Hypothese 4.1 veronderstelt een verband tussen gehanteerde thematische frames en de netto arbeidsparticipatie. Omdat de netto arbeidsparticipatie jaarcijfers zijn, zijn de drie typen thematische frames omgezet naar jaartotalen om de correlatie tussen de intervalvariabelen te kunnen toetsen met Pearson’s r. Het thematische frame financiële gelijkheid had een sterk negatief verband met de jaarlijkse netto arbeidsparticipatie r (9) = -.72 p = .019. De media-aandacht voor het thematische frame financiële gelijkheid daalde licht tussen 2007 en 2016, terwijl de jaarlijkse netto arbeidsparticipatie iets toenam. Ondanks dit significante verband werd hypothese 4.1 grotendeels verworpen, omdat voor de overige thematische frames en de thematische frames in kamervragen geen verband kon worden aangetoond met de netto arbeidsparticipatie.

(20)

werd getoetst met Pearson’s r. Er werd voor de drie meest voorkomende stereotyperende frames geen correlatie gevonden met de netto arbeidsparticipatie. Hypothese 4.2 werd verworpen.

Additionele analyse

Het meest voorkomende stereotyperende frame in de berichtgeving, positieve vrouwelijke persoonlijkheidskenmerken met betrekking tot het huishouden, is aanvullend onderzocht op het sentiment door te kijken in welke mate dit frame gewenst of ongewenst werd bedoeld ten opzichte van vrouwen. In 20,97% van de keren dat het frame werd gehanteerd, bleek letterlijk aangegeven dat het frame gewenst is. In 17,78% werd letterlijk aangegeven dat het frame ongewenst is. In figuur 4 is een trend van de wenselijkheid van het stereotyperende frame vrouwelijke persoonlijkheidskenmerken omtrent het gezin zichtbaar. Waar eerder het stereotyperende frame meer als wenselijk dan onwenselijk werd gezien, is dit in de loop der jaren verschoven. Sinds 2013 wordt het frame meer als onwenselijk dan als wenselijk gezien. 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 Gewenst Ongewenst

Figuur 4 Sentiment rondom stereotyperende frame vrouwelijke

(21)

Conclusie en discussie

In dit onderzoek naar framing van een maatschappelijke kwestie is vanuit een constructionistische perspectief geprobeerd om een contextueel sterk kader te plaatsen. Zo werden frames over een langer tijdsverloop onderzocht. Ook werden economische gegevens in de vorm van de netto arbeidsparticipatie van de vrouw meegenomen. Bovendien werden frames van meerdere actoren, namelijk journalisten en politici, onderzocht. Het is een antwoord op Vliegenthart, (2012), Van Gorp (2006, 2007) en Carragee en Roefs (2004) die respectievelijk pleitten voor een longitudinale studie naar frames en meer aandacht voor de maatschappelijke context en de politieke elite bij frames.

Deze inhoudsanalyse maakt trends op het gebied van beeldvorming van vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt op de media-agenda en politieke agenda inzichtelijk die anders, door de sterke samenhang met verankerde stereotyperingen in de cultuur (Van Gorp, 2007) niet zichtbaar waren geweest. Het onderzoek heeft geleid tot inzicht in op welke manier sprake is van beeldvorming omtrent vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt met betrekking tot de politieke en media-agenda’s in de periode van 2007 tot en met 2016.

Beeldvorming blijkt, alhoewel met een dalende trend, voornamelijk aanwezig op de media-agenda, die een relatief kleine invloed heeft op de politieke agenda. Het aantal nieuwsberichten en het thema van deze nieuwsberichten omtrent vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt heeft beperkte invloed op het aantal kamervragen erover. Dit causale verband tussen media en politiek is, ondanks de zwakte ervan, in lijn met eerdere bevindingen (Van Aelst & Vliegenthart, 2014; Vliegenthart et al., 2016; Roggeband & Vliegenthart, 2007). Het helpt dus om media-aandacht te genereren om een grote maatschappelijke kwestie als vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt op de politieke agenda te krijgen. Dat blijkt ook nodig, want een opvallende uitkomst is dat het thema vrouwenemancipatie op de

(22)

arbeidsmarkt weinig voor komt op de politieke agenda. Er worden weinig kamervragen gesteld over het onderwerp, en als dat dan gebeurt, is nauwelijks sprake van beeldvorming. Met name stereotyperende frames komen bijna niet voor.

Op de media-agenda blijkt beeldvorming, op basis van thematische frames en stereotyperende frames, wel aanwezig, al neemt het geleidelijk af. In 2007 en 2008 werd veruit het meest gepubliceerd over vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt. Er wordt het meest geschreven over het thema mate van arbeidsparticipatie, al zwakt dat in de loop van de jaren af en krijgt ieder thema uiteindelijk gelijke aandacht. Vrouwen worden vooral beschreven aan de hand van de traditionele, zorgende rol in en rondom het huishouden. Dat laatste ligt in lijn met eerder onderzoek waaruit blijkt dat vrouwen worden gelinkt aan het huishouden (Nosek, Banaji & Greenwald, 2002; Gaszo, 2004; Emons, Wester & Scheepers, 2010). De traditionele rol voor de vrouw wordt echter steeds meer als ongewenst gezien. Er kan voorzichtig gesteld worden dat vrouwen minder worden gezien als (enige) verantwoordelijke voor de zorg van het gezin en verdere familie. De overige twee meest voorkomende stereotyperende frames zijn mannelijk, namelijk positieve mannelijke persoonlijkheidskenmerken en mannelijke cognitieve vaardigheden. Het laatste stereotyperende frame stijgt al jaren licht maar consequent. Eerder werd aangetoond dat vrouwen met toenemende mate met mannelijke persoonlijkheidskenmerken worden geassocieerd (Diekman & Eagly, 2000, Lopez-Zafra, Garcia-Retamero, Diekman & Eagly, 2008). Vrouwen worden vaker beschreven als intelligent en kundig. Het lijkt alsof de professionele vrouw met toenemende mate, al dan niet schoorvoetend, wordt geaccepteerd.

De ‘hoogtij jaren’ (2007 en 2008) met veel aandacht voor het onderwerp vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt in de krant zijn, na aanvullend onderzoek, waarschijnlijk grotendeels te verklaren door slechts één actor: econome, juriste en publiciste

(23)

Heleen Mees. Mees zweept het debat over de verdeling van werk en zorg op met opiniestukken in NRC Handelsblad (waaronder Mees, 2007) en een feministisch boek (Mees & Jager, 2007) waarin ze pleit voor meer en op hoger niveau werkende vrouwen. In 2007 en 2008 wordt in kwaliteitskranten Trouw, NRC en de Volkskrant een scherp debat gevoerd over met name ‘deeltijdfeminisme’ (Knols, 2007; Drayer 2007), waarin Mees “de aanjager van de derde feministische golf” (Mat, 2008) wordt genoemd. In 2007 en 2008 wordt in 20% van de krantenartikelen letterlijk gerefereerd naar Mees. De indirecte invloed van Mees’ scherpe uitspraken zoals “Nederlandse vrouwen zijn zo schaapachtig” (Bouma, 2007) is vermoedelijk nog groter. Na 2008 is Mees grotendeels van het strijdtoneel verdwenen, en met haar het hoge aantal artikelen over arbeidsparticipatie op de arbeidsmarkt. In 2013 is nog een piek zichtbaar in krantenartikelen over de mate van arbeidsparticipatie. Helaas is daarvoor geen aantoonbare aanleiding gevonden. De piek in 2015 van krantenartikelen over vrouwen aan de top is mogelijk te verklaren door minister Bussemaker die in maart 2015 een omstreden database voor topvrouwen lanceert (VNO-NCW, 2015). De Tweede Kamer verzette zich tegen deze database (Bosboom, 2015).

Ondanks het beleid op vele vlakken de arbeidsparticipatie van de vrouw raakt, neem bijvoorbeeld de alsmaar veranderende subsidie voor kinderopvang (Herderscheê, 2015), worden weinig kamervragen over vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt gesteld. Deze bevinding was onvoorzien door de explorerende aard van dit onderzoek. Het zorgde ervoor dat sommige hypothesen niet getoetst konden worden. Waarom weinig kamervragen worden gesteld over deze maatschappelijke kwestie, is onduidelijk. De overhand aan mannen in de Tweede Kamer (twee derde van de Tweede Kamer is man (NOS, 2017)) kan van invloed zijn op de prioritering van het onderwerp. Bij nader onderzoek bleken kamervragen over onderwerpen als borstvoeding op het werk (Langkamp, 2009), arbeidsverzuim bij vruchtbaarheidsbehandelingen (Arib & Timmer, 2009, Van Gent, 2009) en discriminatie van

(24)

zwangere vrouwen op de arbeidsmarkt (Karabulut, 2014) enkel door vrouwelijke politici gesteld.

Kamervragen zijn slechts één vorm van kamerstukken en het blijkt niet voldoende om het politieke discours inzichtelijk te krijgen. Mogelijk is in kamerbrieven of notulen van vergaderingen en debatten meer zichtbaarheid en beeldvorming van het onderwerp vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt. Het is iets waar in vervolgonderzoek naar kan worden gekeken.

Niet alleen is het politieke discours moeilijk te ‘vangen’, hetzelfde geldt voor de sociaaleconomische context, waarvoor in dit onderzoek de werkelijke netto participatiecijfers van vrouwen werden gehanteerd. Het thematische frame financiële gelijkheid blijkt als enige frame gecorreleerd met deze werkelijke participatiecijfers. De berichtgeving over financiële gelijkheid nam iets af, terwijl de arbeidsparticipatie in dezelfde periode iets toenam. Dat voor slechts één frame een correlatie werd gevonden, hoeft niet te zeggen dat de agenda’s de werkelijkheid over het algemeen niet goed representeren. Mogelijk was de periode van tien jaar niet voldoende om met de jaarcijfers van de netto arbeidsparticipatie van vrouwen een trend te laten zien. Vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt is veelomvattend. Er zijn meerdere cijfers die delen van de huidige werkelijke stand van zaken representeren, zoals het percentage vrouwen in het management, raden van bestuur en raden van commissarissen en het percentage vrouwen dat financieel onafhankelijk is. In dit onderzoek is helaas geen ruimte geweest om verder in te gaan op de representatie van de ‘werkelijke cijfers’ op de agenda’s. In vervolgonderzoek kan hier uiteraard wel aandacht aan worden besteed.

Eén van de geanalyseerde krantenartikelen bevatte de volgende constatering: “Er is iets vreemds aan de hand met het vele onderzoek naar arbeidsmarktvraagstukken en de combinatie arbeid en zorg: het gaat steeds over vrouwen, mannen blijven buiten beeld.” (Wesseling, 2008). Deze constatering raakt de zwakte van dit onderzoek. In dit onderzoek is

(25)

enkel gefocust op de vrouw door te kijken naar thematische frames en gehanteerde stereotyperende frames omtrent vrouwen. Dat geeft een goed beeld van hoe de beeldvorming omtrent vrouwen is, maar in een breder perspectief van de maatschappelijke kwestie is het zonde dat de man niet aan bod komt. De man is immers minstens zo’n groot onderdeel van vrouwenemancipatie. Voor vervolgonderzoek is het dan ook zeker aan te raden om de zichtbaarheid en beeldvorming rondom beide seksen met betrekking tot deze maatschappelijke kwestie te onderzoeken.

Nu in dit onderzoek is aangetoond dat het zin heeft om op de media-agenda te komen om uiteindelijk iets op politiek vlak te bereiken, en gezien de stappen die nog gezet moeten worden wat betreft vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt, is het interessant om in de toekomst op extramedia niveau het publieke discours beter te analyseren door niet alleen de uitspraken, maar ook de bronnen van deze uitspraken te coderen. Zo wordt duidelijk welke actoren zwaargewichten zijn in het publieke debat omtrent vrouwenemancipatie en door wie vooruitgang wordt geboekt. Het wordt bovendien sterk aangeraden om onderscheid te maken tussen verschillende groepen vrouwen. Met name bij laagopgeleide vrouwen (migranten en autochtoon) blijft de arbeidsparticipatie achter (CBS, 2016). Worden zij benoemd? Hoe worden zij weggezet? En door wie? Dat schetst vermoedelijk een ander beeld over vrouwen en vrouwenemancipatie dan het debat over ‘deeltijdfeminisme’, wat vooral over de hoogopgeleide vrouw gaat. Het zijn nuances die dit onderzoek helaas niet biedt, maar die wel zinvol kunnen zijn voor meer inzicht en vooruitgang in het publieke debat over vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt.

Vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt gaat langzaam, maar gestaag. Het werkt om deze maatschappelijke kwestie onderwerp van gesprek te laten blijven, met name op de media-agenda. Via de media-agenda kan uiteindelijk via de politieke agenda vooruitgang worden geboekt. Laat de actoren zich bewust zijn van de traditionele stereotypering van de

(26)

vrouw, die zo diep in onze cultuur geworteld zit, en vermijd of ontkracht deze. Blijf professionele vaardigheden van de vrouw, die nu als stereotype mannelijke kenmerken worden gezien, benoemen. Houd de zichtbaarheid van het onderwerp hoog en beïnvloed de beeldvorming van de vrouw positief.

(27)

Referenties

Aelst, P. van., & Vliegenthart, R. (2014). Studying the tango: An analysis of parliamentary questions and press coverage in the Netherlands. Journalism Studies, 15(4), 392-410. Arib, K., & Timmer, M. (2009, 26 maart). Vragen van de leden Arib en Timmer (beiden

PvdA) aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over arbeidsverzuim in verband met vruchtbaarheidsbehandelingen.

[Kamervraag]. Geraadpleegd op 29 juni 2017, van

http://www.officielebekendmakingen.nl

Ancona, H. D. (1975). Vrouwenemancipatie; een onderzoeksterrein. Sociologische Gids, 22(4), 254-263.

Benford, R. D., & Snow, D. A. (2000). Framing processes and social movements: An overview and assessment. Annual review of sociology, 26(1), 611-639.

Berger, P. L., & Luckmann, T. (1966). The social construction of reality: A treatise in the sociology of knowledge. New York: Anchor Books.

Bosboom, J. (2015, 7 april). Tweede Kamer tegen databank voor topvrouwen. Het Financieele Dagblad. Geraadpleegd op 28 juni 2017, van https://fd.nl/economie-politiek/1099535/tweede-kamer-tegen-databank-voor-topvrouwen

Bouma, J. (2007, 5 juli). ‘'Nederlandse vrouwen zijn zo schaapachtig'; Heleen Mees: Hoogopgeleide vrouwen verkwanselen hun talent als ze niet werken. NRC Handelsblad, p. 3.

Carragee, K. M., & Roefs, W. (2004). The neglect of power in recent framing research. Journal of communication, 54(2), 214-233.

Cejka, M. A., & Eagly, A. H. (1999). Gender-stereotypic images of occupations correspond to the sex segregation of employment. Personality and social psychology bulletin, 25(4), 413-423.

(28)

D'angelo, P. (2002). News framing as a multiparadigmatic research program: A response to Entman. Journal of communication, 52(4), 870-888.

Diekman, A. B., & Eagly, A. H. (2000). Stereotypes as dynamic constructs: Women and men of the past, present, and future. Personality and social psychology bulletin, 26(10), 1171-1188.

Drayer, E. (2007, 25 oktober). ‘Weg met de verwende prinsesjes’. Trouw, p. 11.

Emons, P., Wester, F., & Scheepers, P. (2010). He works outside the home, she drinks coffee and does the dishes: gender roles in fiction programs on Dutch television. Journal of Broadcasting and Electronic Media, 54(1), 40-53.

Entman, R. M. (1993). Framing: Toward clarification of a fractured paradigm. Journal of communication, 43(4), 51-58.

Fiske, S. T., Cuddy, A. J., Glick, P., & Xu, J. (2002). A model of (often mixed) stereotype content: competence and warmth respectively follow from perceived status and competition. Journal of personality and social psychology, 82(6), 878.

Gazso, A. (2004). Women's inequality in the workplace as framed in news discourse: refracting from gender ideology. Canadian Review of Sociology/Revue canadienne de sociologie, 41(4), 449-473.

Gent, I. van. (2009, 20 maart). Vragen van het lid Van Gent (GroenLinks) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over werkgevers die moeilijk doen als hun

werknemer ivf-behandelingen moeten ondergaan. [Kamervraag]. Geraadpleegd op 29 juni 2017, van http://www.officielebekendmakingen.nl

Goffman, E. (1981). A reply to Denzin and Keller. Contemporary Sociology, 10(1), 60–68. Gamson, W. A., Croteau, D., Hoynes, W., & Sasson, T. (1992). Media images and the social

(29)

Gorp, B., van. (2006). Een constructivistische kijk op het concept framing. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap, 34(3), 246-256.

Gorp, B. van. (2007). The constructionist approach to framing: Bringing culture back in. Journal of communication, 57(1), 60-78.

Gorp, B., van. & Goot, M. van der. (2009). Van Frankenstein tot de Goede Moeder: de inzet van frames in de strategische communicatie over duurzaamheid. Tijdschrift voor

Communicatiewetenschap, 37(4), 303-316.

Hänggli, R., & Kriesi, H. (2010). Political framing strategies and their impact on media framing in a Swiss direct-democratic campaign. Political Communication, 27(2), 141-157.

Herderscheê, G. (2015, 8 september). Kabinet gooit roer om en stimuleert kinderopvang. de

Volkskrant. Geraadpleegd op 29 juni 2017, van

http://www.volkskrant.nl/binnenland/kabinet-gooit-roer-om-en-stimuleert-kinderopvang~a4137457/

Karabulut, S. (2014, 27 maart). Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over discriminatie van zwangere vrouwen op de arbeidsmarkt. [Kamervraag]. Geraadpleegd op 29 juni 2017, van

http://www.officielebekendmakingen.nl

Knols, K. (2007, 7 april). ‘Ik heb het gevoel van de jaren zeventig helemaal te pakken’. de Volkskrant, p. 10.

Langkamp, M. (2009, 9 maart). Vragen van het lid Langkamp (SP) aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Jeugd en Gezin over het belang van borstvoeding. [Kamervraag]. Geraadpleegd op 29 juni 2017, van

(30)

Lopez-Zafra, E., Garcia-Retamero, R., Diekman, A., & Eagly, A. H. (2008). Dynamics of gender stereotypes and power: A cross-cultural study. Revista de Psicologia Social, 23(2), 213-219.

Mat, J. (2008, 3 maart). Ambitieuze powerfeministe met extreme meningen;

Heleen Mees, criticaster van hoogopgeleide vrouwen met een deeltijdbaan, conformeert zich niet graag aan de norm. NRC Handelsblad, p. 2.

McCombs, M. E., & Shaw, D. L. (1972). The agenda-setting function of mass media. Public opinion quarterly, 36(2), 176-187.

McQuail, D. (1994). Mass communication theory: An introduction (3rd ed.). Thousand Oaks, CA: Sage.

Mees, H., & Jager, R. (2007). Weg met het deeltijdfeminisme!: over vrouwen, ambitie en carrière. Nieuw Amsterdam.

Mees, H. (2007, 18 april). Vrouwen, werk eens wat meer! Dat zou ons zestig miljard euro extra groei per jaar opleveren. NRC Handelsblad, p. 7.

Nationaal Onderzoek Multimedia. (2016). Geraadpleegd op 10 juni 2017 van

https://dundas.reports.nl/NOM/Dashboard/Dashboard?guidinput=231a35ed-94f6-4f6e-a362-141a32fee97b

NOS. (2016, 10 maart). Wij stelden topmannen de vragen die topvrouwen altijd krijgen. Geraadpleegd op 28 juni 2017, van http://nos.nl/op3/artikel/2091917-wij-stelden-topmannen-de-vragen-die-topvrouwen-altijd-krijgen.html

NOS. (2017, 6 februari). ‘Te weinig vrouwen in de Tweede Kamer’. Geraadpleegd op 29 juni 2017, van http://nos.nl/op3/artikel/2156852-te-weinig-vrouwen-in-de-tweede-kamer.html

Nosek, B. A., Banaji, M., & Greenwald, A. G. (2002). Harvesting implicit group attitudes and beliefs from a demonstration web site. Group Dynamics: Theory, Research, and Practice, 6(1), 101.

(31)

Ridgeway, C. L., & Correll, S. J. (2004). Unpacking the gender system a theoretical perspective on gender beliefs and social relations. Gender & society, 18(4), 510-531. Roggeband, C., & Vliegenthart, R. (2007). Divergent framing: The public debate on

migration in the Dutch parliament and media, 1995–2004. West European Politics, 30(3), 524-548.

Scheufele, D. A. (2000). Agenda-setting, priming, and framing revisited: Another look at cognitive effects of political communication. Mass Communication & Society, 3(2-3), 297-316.

Scheufele, D. A. (1999). Framing as a theory of media effects. Journal of communication, 49(1), 103-122.

Sociaal en Cultureel Planbureau, Centraal Bureau voor de Statistiek. (2016). Emancipatiemonitor 2016. Geraadpleegd op 28 juni 2017, van

http://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2016/Emancipatie monitor_2016

Sotirovic, M. (2000). Effects of media use on audience framing and support for welfare. Mass Communication & Society, 3(2-3), 269-296.

Tuchman, G. (1978). Making news: A study in the construction of reality. New York: Free Press.

Vliegenthart, R. (2012). Framing in mass communication research–an overview and assessment. Sociology Compass, 6(12), 937-948.

Vliegenthart, R., & Zoonen, L. van. (2011). Power to the frame: Bringing sociology back to frame analysis. European Journal of Communication, 26(2), 101-115.

Vliegenthart, R., Walgrave, S., Baumgartner, F. R., Bevan, S., Breunig, C., Brouard, S., ... & Palau, A. M. (2016). Do the media set the parliamentary agenda? A comparative study in seven countries. European Journal of Political Research. 55(2), 283-301.

De Vreese, C. H. (2005). News framing: Theory and typology. Information Design Journal & Document Design, 13(1).

(32)

VNO-NCW. (2015, 4 maart). Database topvrouwen van start met 295 kandidaten [Blog]. Geraadpleegd op 28 juni 2017, van

https://www.vno-ncw.nl/nieuws/database-topvrouwen-van-start-met-295-kandidaten

Walgrave, S., Soroka, S., & Nuytemans, M. (2008). The mass media's political agenda-setting power: A longitudinal analysis of media, parliament, and government in Belgium (1993 to 2000). Comparative Political Studies, 41(6), 814-836.

Wesseling, L. (2008, 22 november). Hij doet de hond en zij verzorgt de vier kinderen. Trouw, p. 14.

Wicks, R. H. (2001). Understanding audiences: Learning to use the media constructively. Mahwah, NJ: Erlbaum.

Zald, M. N. (1996). Culture, ideology, and strategic framing. In D. McAdam, J. D. McCarthy, & M. N. Zald (Eds.), Comparative perspectives on social movements: Political

opportunities, mobilizing structures, and cultural framing (pp. 262–274). Cambridge, U.K.: Cambridge University Press.

(33)

Bijlage 1 Aanvullende tabellen

Tabel 2

Resultaten intracodeurbetrouwbaarheid (n = 83)

Variabelen Kappa

Onderwerp vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt Thematische frames

Financiële gelijkheid

Mate van arbeidsparticipatie Vrouwen in topfuncties Stereotyperende frames

Mannelijke uiterlijke kenmerken

.90 .85 .84 .82 .80 .85 .70

Vrouwelijke uiterlijke kenmerken .78

Positieve mannelijke persoonlijkheidskenmerken .74

Positieve vrouwelijke persoonlijkheidskenmerken

Met betrekking tot het huishouden .73

Met betrekking tot carrière .70

Negatieve mannelijke persoonlijkheidskenmerken .70

Negatieve vrouwelijke persoonlijkheidskenmerken .72

Mannelijke cognitieve vaardigheden .72

Vrouwelijke cognitieve vaardigheden

Wenselijkheid van stereotyperende frame positieve vrouwelijke persoonlijkheidskenmerken met betrekking tot het huishouden

.73

(34)

Tabel 3

Operationalisatie van stereotyperende frames (met betrekking tot een vrouw / vrouwengroeperingen / vrouwen in het algemeen)

Stereotyperende frames Operationalisatie

Mannelijke uiterlijke kenmerken

Atletisch, robuust, ruw, gespierd, lang, fysiek krachtig, gespierd, fysiek sterk

Vrouwelijke uiterlijke kenmerken

Mooi, sexy, prachtig, sierlijk, zachte stem, schattig, petite. Als vrouwelijk uiterlijk letterlijk besproken wordt, opmerking over kleding van vrouw, opmerking over vrouwelijke aspecten van het uiterlijk (haren, oogopslag etc., nagellak)

Positieve mannelijke persoonlijkheidskenmerken

Competitief, durfal, lef, niet gemakkelijk onder de indruk, dominant, avontuurlijk, presteert onder druk, moedig, machtig, carrièregericht (drukke baan, pittige baan), ambitieus, bedrijf gestart/opgezet, ondernemer, gedreven, kostwinner

Positieve vrouwelijke persoonlijkheidskenmerken

Hartelijk, sympathiek, teder, gevoelig, verzorgend, sentimenteel, warm, behulpzaam naar anderen, sociaal, begripvol, meewerkend, vriendelijk, bemoedigend, outgoing, bescheiden

Met betrekking tot het huishouden

Wanneer één van de bovenstaande persoonlijkheidskenmerken wordt genoemd in combinatie met gezin/kinderen. Bij iedere letterlijke link naar kinderen/een kind (thuisblijven bij kind, activiteiten met kind, werk gecombineerd met kind) of gezin, bij iedere letterlijke link met het huishouden (zoals de was, koken, aanrecht).

Met betrekking tot carrière

Wanneer één van de bovenstaande persoonlijkheidskenmerken als positief wordt gezien specifiek voor in het bedrijfsleven, team en/of arbeidsfunctie, ongeacht niveau.

Negatieve mannelijke persoonlijkheidskenmerken

Egoïstisch, vijandig, cynisch, arrogant, opschepperig, hebzuchtig, dictatoriaal, gewetenloos

Negatieve vrouwelijke persoonlijkheidskenmerken

Geen ruggengraat, goedgelovig, slaafs-, maakt zich ondergeschikt aan anderen, zeurderig, klagend, kieskeurig, onderdanig (slachtoffer), kattig/kijven

Mannelijke cognitieve vaardigheden

Analytisch, wiskundig, goed met cijfers, exact, goed in redeneren / abstracties / oplossen van problemen, kwantitatief geschoold, kennis, empirisch onderzoek, expert, deskundig, professional, intelligent, competent.

Vrouwelijke cognitieve vaardigheden

Fantasierijk, intuïtief, artistiek, expressief, opmerkzaam, verbaal sterk, creatief, smaakvol, niet competent

(35)

Bijlage 2 Meetinstrument

Codeboek vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt in nieuwsartikelen en kamervragen

Q1: Wat is het nummer van het krantenartikel/ de kamervraag?

Q2: Wordt in het algemeen gesproken over vrouwenemancipatie op de arbeidsmarkt? (Nee = einde survey)

0 = Nee 1 = Ja

Q3: Type bron? (0 = naar Q5) 0 = Kamervraag

1 = Krantenartikel Q4: Uit welke krant? 1 = AD

2 = NRC

3 = de Volkskrant 4 = Telegraaf 5 = Trouw

Q5: Wat is de datum? (DD/MM/YYY)

Q6: Wordt een issue besproken (Mate van financiële gelijkheid / mate van arbeidsparticipatie / vrouwen in topfuncties / overige)? (Nee = naar Q12) 0 = Nee

1 = Ja

Worden onderstaande issues besproken? Q7: Mate van financiële gelijkheid 0 = Nee

1 = Ja

Q8: Mate van arbeidsparticipatie 0 = Nee

1 = Ja

Q9: Vrouwen in topfuncties 0 = Nee

1 = Ja

Q10: Overige (Nee = naar Q12) 0 = Nee

1 = Ja

(36)

Q12: Is er sprake van stereotyperende frames? (Nee = einde survey) 0 = Nee

1 = Ja

Komen onderstaande stereotyperende frames voor? Q13: Mannelijk uiterlijk 0 = Nee 1 = Ja Q14: Vrouwelijk uiterlijk 0 = Nee 1 = Ja

Q15: Mannelijke persoonlijkheid positief 0 = Nee

1 = Ja

Q16: Vrouwelijke persoonlijkheid positief (met betrekking tot het huishouden) 0 = Nee

1 = Ja

Q17: Vrouwelijke persoonlijkheid positief (met betrekking tot carrière) 0 = Nee

1 = Ja

Q18: Mannelijke persoonlijkheid negatief 0 = Nee

1 = Ja

Q19: Vrouwelijke persoonlijkheid negatief 0 = Nee

1 = Ja

Q20: Mannelijke cognitieve vaardigheden 0 = Nee

1 = Ja

Q21: Vrouwelijke cognitieve vaardigheden 0 = Nee

1 = Ja

Indien Q16 = ja

Is dit stereotyperende frame gewenst? Q22: Aantal gewenst

Q23: Aantal ongewenst Q24: Aantal neutraal Indien Q17 = ja

(37)

Q25: Aantal gewenst Q26: Aantal ongewenst Q27: Aantal neutraal

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De ervaringen die in dit experiment werden opgedaan met de vast-aantal-trialsmethode waren zeer positief. De methode bleek goed hanteerbaar. De leerlingen hadden qeen problemen met

“Om de werkgelegenheidsgroei gelijke tred te laten houden met de economische groei moet er een aantal fundamentele maatregelen genomen worden”, aldus de directeur van

Tegen het einde van de proef werden eveneens oogstrijpe vruchten be­ monsterd en onderzocht- In tabel 9 zijn de gevonden

De uitkeringsgerechtigde werklozen zijn de niet-werkende werkzoekenden met een werkloos- heidsuitkering van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA). Zij bieden zich aan

Met de doorstroom naar werk verwijzen we naar de personen die op 31 december 2005 niet aan het werk en op 31 december 2006 wel aan het werk waren, ten opzichte van alle

In een regio waar de meerderheid van de werkgelegenheid zich in KMO’s situeert, is inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van het per- soneelsbeleid in deze bedrijven een

Figure 5.6: Plot of the Sensor Node Idle State Supply Current as Measured by the Sensor Node and the Tektronix DMM4050 Precision Digital Multimeter for 10 Nodes Descriptive

Wanneer recente en historische gegevens specifiek voor een bepaalde vissoort worden opgevraagd om in de databank te kunnen inbrengen, kunnen andere fiches worden gebruikt waarop ook