• No results found

Discriminatie onder Adolescente Moslims

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Discriminatie onder Adolescente Moslims"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Discriminatie onder Adolescente Moslims

De Relatie tussen Drie Vormen van Ervaren Discriminatie en Probleemgedrag onder Adolescente Moslims in Nederland

F.K. van Beek Universiteit Leiden

Masterscriptie

Faculteit Sociale Wetenschappen Clinical Child and Adolescent Studies Orthopedagogiek

Universiteit Leiden F.K. van Beek 0739812 Januari 2013

(2)

2 The aim of this study was to examine the relationship between personal perceived discrimination, group perceived discrimination and perceived barriers with internalizing and externalizing problem behavior among Muslim adolescents in the Netherlands. The sample consisted of 62 respondents aged from 14 to 21. The results show a significant difference between the prevalence of personal perceived discrimination and group perceived discrimination. The respondents report more group perceived discrimination, as expected. Also a significant relationship between perceived barriers and

externalizing problem behavior is found. Respondents that report more perceived barriers have scores that indicate more externalizing problem behavior. Explanations for the results are discussed as well as suggestions for future research and implications.

Keywords: perceived discrimination; problem behavior; muslim adolescents

Moslims in Nederland ervaren relatief vaak discriminatie (Coenders, Boog, & Dinsbach, 2010). Ze krijgen te maken met de negatieve beeldvorming die autochtone Nederlanders over hen hebben

(González, Verkuyten, Weesie, & Poppe, 2008; Van der Noll, Poppe, &Verkuyten 2010); er zijn onder autochtone Nederlanders bijvoorbeeld zorgen over islamitisch extremisme en veel Nederlanders vermoeden dat moslims niet willen integreren in de samenleving (Pew Research Center, 2005). Het ervaren van discriminatie staat niet op zichzelf. Het lijkt hand in hand te gaan met negatieve gevolgen voor de fysieke en psychische gezondheid (Williams & Mohammed, 2009). De impact van

discriminatie op moslims van de adolescentenleeftijd is wellicht nog groter, aangezien zij de reden achter de discriminatie niet vanzelfsprekend begrijpen (Van Geel & Vedder, 2009). Helaas lijken er zich in het onderzoek naar discriminatie een aantal problemen voor te doen op het gebied van de definiëring en uiteenzetting van het begrip discriminatie. Dit onderzoek tracht discriminatie duidelijker te omkaderen en deelt het op in drie vormen om zo een meer genuanceerd beeld te geven van de samenhang tussen discriminatie en de psychische gezondheid bij adolescente moslims.

Discriminatie en Gezondheid

De ervaringen die allochtone moslims hebben met discriminatie kunnen een negatieve invloed hebben op hun fysieke en psychische welbevinden. Uit een review van Williams en Mohammed (2009) blijkt dat discriminatie negatieve fysieke en psychische gevolgen kan hebben. Fysieke gevolgen zijn bijvoorbeeld klachten op het gebied van bloed en vaten, (chronische)

gezondheidsklachten en vermoeidheidsklachten. Psychische klachten zijn met name depressieve- en angstsymptomen, symptomen van een posttraumatische stressstoornis, oppositioneel gedrag,

afwijzend gedrag en een laag zelfbeeld. Andere onderzoeken vinden gelijke resultaten wat betreft de samenhang tussen discriminatie en de gezondheid (Jasinskaja-Lahti, Liebkind, & Perhoniemi, 2006; Paradies, 2006; Paradies & Cunningham, 2012). De samenhang tussen ervaren discriminatie en problemen op psychisch gebied is sterker dan tussen ervaren discriminatie en fysieke problemen (Pascoe & Richman, 2009; Williams, Neighbors, & Jackson, 2003).

(3)

3 De wijze waarop ervaren discriminatie samenhangt met gezondheidsproblemen is niet geheel duidelijk. Reeds bekend is dat ervaren discriminatie voor een stress reactie kan zorgen en samenhangt met de prevalentie van meer ongezond gedrag zoals alcoholgebruik (Pascoe & Richman, 2009). Daarnaast lijken er een aantal factoren te zijn, zoals de afwezigheid van controle en zich machteloos voelen, die een mediërende functie hebben op de relatie tussen ervaren discriminatie en de psychische gezondheid (Paradies & Cunningham, 2012). Onderzoek naar mediërende factoren valt niet in het kader van het onderhavige onderzoek, maar er zal wel een onderscheid worden gemaakt tussen verschillende vormen van discriminatie om beter uit een te kunnen zetten hoe het samenhangt met psychisch welbevinden.

Definitie van Discriminatie en Moeilijkheden in Onderzoek

Hoewel er veel onderzoek is gedaan naar de gevolgen van discriminatie op de fysieke en mentale gezondheid, worden een aantal problemen zichtbaar. Een probleem van onderzoek naar discriminatie is dat meldingen van discriminatie niet altijd als feitelijk zijn vast te stellen. Dit kan komen doordat men ontkent te discrimineren of zich niet bewust is van de discriminatieve inhoud van zijn acties of woorden. Daarnaast zijn de gemelde ervaringen van discriminatie niet representatief voor het geheel, slechts een klein deel van de incidenten wordt gemeld bij de instanties (Coenders, Boog, & Dinsbach, 2010). Men moet daarom uit gaan van de subjectiviteit van persoonlijke ervaringen van discriminatie, ook wel ervaren discriminatie genoemd. De term wordt in vele onderzoeken gebruikt, maar over de definitie en het gebruik van deze term lijkt geen consensus te zijn (Paradies, 2006).

Boog en Dinsbach (2010) geven aan dat discriminatie over het algemeen wordt beschreven als ‘het ongelijk behandelen van mensen of groepen mensen op basis van persoons- of groepskenmerken die niet ter zake doen’ (p.25). Deze definitie geeft een verdeling aan tussen een enkele persoon of een groep mensen die wordt gediscrimineerd. Het onderscheid is belangrijk om resultaten te kunnen vergelijken. Er zijn onderzoeken die specifiek onderzoek doen naar de persoonlijk ervaren discriminatie (Huynh & Fuligni, 2012; Jasinskaja-Lahti, Liebkind, Jaakkola, & Reuter, 2006;

Jasinskaja,-Lahti, Liebkind, & Perhoniemi, 2006; Jasinskaja-Lahti, Liebkind, & Solheim, 2009). Deze vorm van discriminatie betreft de discriminatie die men ervaart als op de persoon gericht waarbij een oordeel wordt gegeven waaruit een ongelijke behandeling of oordeel blijkt die is gebaseerd op religieuze- of etnische achtergrondkenmerken. Daarnaast zijn er ook onderzoeken waaruit niet duidelijk blijkt of er met het gebruik van de term ‘ervaren discriminatie’ een onderscheid wordt gemaakt tussen persoonlijke- en groepservaren discriminatie (Phinney, Madden, & Santos, 1998). Discriminatie waarbij de respondent ervaart dat de etnische groep als geheel niet gelijk wordt gesteld aan andere etnische groepen of autochtonen is groepsgerichte ervaren discriminatie. Onderzoeken die wel een onderscheid maken kunnen afzonderlijke effecten van een bepaalde vorm van discriminatie op de fysieke en psychische gezondheid vaststellen (Barry & Carlos, 2003; Bourguignon, Seron, Yzerbyt, & Herman, 2006; Carvallo & Pelham, 2006; Foster & Matheson, 1999). Bourguignon et al. (2006)

(4)

4 vinden in hun onderzoek bijvoorbeeld dat persoonlijk ervaren discriminatie vaak samenhangt met een lager zelfvertrouwen en dat groepsgerichte ervaren discriminatie juist positief samenhangt met

zelfvertrouwen. Als verklaring benoemen zij dat de groepservaren discriminatie er voor kan zorgen dat men zich minder alleen voelt, in tegenstelling tot persoonlijk ervaren discriminatie waarbij een gevoel van uitsluiting kan ontstaan. Daarnaast is uit meerdere onderzoeken gebleken dat etnische

minderheidsgroepen de neiging hebben om discriminatie eerder te herkennen en toe te wijzen op groepsniveau dan op persoonlijk gebied. Dit wordt ook wel de ‘Personal/Group Discrimination Discrepancy’ genoemd (Dion & Kawakami, 1996; Ruggiero, 1999; Taylor, Wright, Moghaddam, & Lalonde, 1990).

Verwachte Toekomstige Discriminatie

Een derde vorm van discriminatie die in dit onderzoek wordt onderscheiden, en van belang is met het oog op de zich ontwikkelende adolescent, is de verwachte toekomstige discriminatie. De verwachte toekomstige discriminatie (‘perceived barriers’) is te omschrijven als de verwachting die een respondent heeft om in de toekomst discriminatie te ervaren, bijvoorbeeld met betrekking tot zijn opleiding, werk en relaties. Onderzoek naar verwachte toekomstige discriminatie is voornamelijk afgenomen om verschillen met betrekking tot geslacht en etnische minderheden vast te stellen (Kenny, Blustein, Chaves, Grossman, & Gallagher, 2003; Lipshits-Brazlier & Tatar, 2012; Luzzo, 1993; Luzzo & McWhirter, 2001; McWirther, 1997; Swanson & Woitke, 1997). Met betrekking tot verwachte toekomstige discriminatie onder allochtone adolescenten is uit onderzoek naar voren gekomen dat zij minder betrokken zijn op hun school en minder gemotiveerd om carriere op te bouwen wanneer zij in de toekomst verwachten discriminatie mee te maken (Kenny et al., 2003). Daarnaast is er een

negatieve samenhang tussen verwachte toekomstige discriminatie en coping. Hoe meer men verwacht discriminatie te zullen ervaren hoe slechter men er mee omgaat (Lipshits-Brazlier & Tatar, 2012).

Huidig Onderzoek

Dit onderzoek tracht een antwoord te kunnen formuleren op de volgende onderzoeksvraag: Is er een samenhang tussen persoonlijk ervaren discriminatie, groepsgerichte

discriminatie en verwachte toekomstige discriminatie en internaliserend en externaliserend probleemgedrag onder islamitische adolescenten?

Op basis van het voorgaande literatuur onderzoek worden de volgende verwachtingen geformuleerd. Adolescente allochtone moslims in Nederland ervaren discriminatie die samenhangt met probleemgedrag. Wanneer men discriminatie ervaart is er de neiging om het te herkennen en toe te schrijven aan de groep waar men deel van uitmaakt (Dion & Kawakami, 1996; Ruggiero, 1999; Taylor, Wright, Moghaddam, & Lalonde, 1990). Groepservaren discriminatie komt om die reden vaker voor dan persoonlijk ervaren discriminatie. Persoonlijk ervaren discriminatie hangt samen met

(5)

5 een lager zelfvertrouwen (Bourguignon, Seron, Yzerbyt, & Herman, 2006), om die reden is de

verwachting dat persoonlijk ervaren discriminatie zal samen hangen met internaliserend probleemgedrag. Met betrekking tot groepservaren discriminatie kan vanuit de literatuur geen verwachting worden geformuleerd. De verwachte toekomstige discriminatie zal een samenhang laten zien met internaliserend en externaliserend probleemgedrag: de aanwezigheid van verwachte

toekomstige discriminatie hangt samen met minder betrokkenheid op school, minder motivatie om een carrière op te bouwen (Kenny et al, 2003) en een minder functionele copingsstrategie (Lipshits-Brazlier & Tatar, 2012).

(6)

6 Methode

Steekproef

Het vergaren van de data voor dit onderzoek heeft plaatsgevonden door de afname van vragenlijsten bij leerlingen van allochtone afkomst op middelbare scholen in Nederland, met name in de Randstad. In totaal hebben 69 islamitische adolescenten en jongvolwassenen de vragenlijst

ingevuld. Na het verwijderen van vragenlijsten die onvolledig, niet of onduidelijk zijn ingevuld blijven er 62 over. Het grootste deel van de leerlingen is van Nederlandse afkomst (75.8%). Van de leerlingen is 40.3% vrouwelijk en 59.7% mannelijk. De leeftijd van de leerlingen varieert van 14 tot en met 21 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 17.6 jaar ( SD= 1.26).

Procedure

De middelbare scholen zijn telefonisch en per e-mail benadert met de vraag tot toestemming bij het afnemen van de vragenlijsten. Nadat toestemming was verkregen is een informed consent brief meegegeven aan de leerlingen voor hun ouders. Kort daarna is er in de klas door de leerlingen een vragenlijst ingevuld, waarbij klasgenoten, de leerkracht en de onderzoeker aanwezig waren. Het invullen van de vragenlijst duurde ongeveer 30 minuten. Voor en tijdens het invullen van de

vragenlijsten is de leerlingen verzocht om de vragenlijst alleen in te vullen en hun vragen te richten tot de leerkracht of de onderzoeker. Tevens zijn de leerlingen er op gewezen dat het invullen van de vragenlijsten en het verwerken van de informatie, volledig anoniem gebeurt. De vragenlijsten zijn afgenomen in de periode februari tot en met juli 2012.

Instrumenten

Naast vragen met betrekking tot achtergrondinformatie ( leeftijd, geslacht, geboren in welk land, vader en moeder geboren in welk land, onderwijsniveau, godsdienst) wordt er in dit onderzoek gebruik gemaakt van de stellingen met betrekking tot discriminatie ervaringen en internaliserend en externaliserend probleemgedrag.

Discriminatie. De 12 stellingen met betrekking tot discriminatie kunnen worden beantwoord op een 5 punts Likert schaal met ‘helemaal oneens’, ‘beetje oneens’, ‘weet niet/neutraal’, ‘beetje eens’ en ‘helemaal eens’ als antwoord mogelijkheden.

Persoonlijk ervaren discriminatie. Er zijn 4 stellingen met betrekking tot de persoonlijk

ervaren discriminatie als moslim. Een voorbeeld hiervan is ‘Ik ben gediscrimineerd omdat ik moslim ben’. Cronbach’s alpha is α= .780.

Groepsgerichte ervaren discriminatie. 4 stellingen hebben betrekking op de groepsgerichte

ervaring als moslim in Nederland. Bijvoorbeeld: ‘Moslims in Nederland worden vaak oneerlijk behandeld’. Cronbach´s alpha op deze items is α= .848.

(7)

7

Verwachte toekomstige discriminatie. Er zijn 4 stellingen met betrekking tot de discriminatie

die de moslim verwacht te ervaren in de toekomst, bijvoorbeeld: ‘Ik zal moeilijker aan een baan komen dan mensen die geen moslim zijn’. Cronbach´s alpha op deze items is α= .904.

Probleemgedrag. De stellingen waarmee wordt vastgesteld of er sprake is van internaliserend of externaliserend probleemgedrag zijn overgenomen van de Nederlandse vertaling van de Strengths and Difficulties Questionnaire (Van Widenfelt, Goedhart, Treffers & Goodman, 2003). Dit is een vragenlijst met acceptabele psychometrische eigenschappen, die wordt gebruikt om vast te stellen of er sprake is van psychosociale problemen. De originele vragenlijst bestaat uit 5 subschalen. Echter, in het huidige onderzoek is gebruik gemaakt van de subschalen internaliserend en externaliserend

probleemgedrag uit de met 3 subschalen. Goodman, Lamping en Ploubidis (2010) raden het gebruik van 3 schalen aan wanneer een niet-klinische populatie wordt gebruikt. Het geeft een duidelijker beeld van de constructen internaliserend en externaliserend probleemgedrag en de data kan makkelijker met elkaar vergeleken worden. De stellingen kunnen worden beantwoord met een 3 punts Likert schaal, waarbij de antwoordmogelijkheden ‘niet waar’, ‘een beetje waar’ en ‘zeker waar’ zijn.

Internaliserend probleemgedrag. De subschaal internaliserend probleemgedrag is een

samenvoeging van de subschalen ‘emotionele problemen’ en ‘problemen met leeftijdsgenoten’ en bestaat uit 10 stellingen, bijvoorbeeld: ‘Ik heb vaak hoofdpijn, buikpijn, of ik ben misselijk’. Cronbach´s alpha op deze items is α= .631.

Externaliserend probleemgedrag. De externaliserende subschaal bestaat uit 10 stellingen en is

een samenvoeging van de subschalen ‘gedragsproblemen’ en ‘hyperactiviteit’, bijvoorbeeld: ‘Ik ben rusteloos, ik kan niet lang stilzitten’. Cronbach´s alpha op deze items is α= .745.

(8)

8 Resultaten

Data screening

De data is gecontroleerd op uitbijters. Er is sprake van een uitschieter onder de variabele externaliserend probleemgedrag. Deze waarde is in vergelijking met de antwoorden op de andere vragenlijsten een hoge score, maar wordt als acceptabel beschouwd gezien de maximale score op deze variabele. De gestandaardiseerde skewness en kurtosis zijn binnen de grenzen van -3 en +3 waarmee een normaal verdeling van de data wordt gesuggereerd. Daarnaast geeft de Shapiro-Wilk test waarden van boven .9 aan, wat suggereert dat de data normaal verdeeld is. Op basis van het voorgaande wordt de data in dit onderzoek als normaalverdeeld beschouwd. Zie Tabel 1 voor een weergave.

Tabel 1

Statistische achtergrondgegevens van de gebruikte variabelen

M SD Zskew Zkurt % missing Out-liers Kolm.-Smirn. Shapiro- Wilk. Persoonlijk ervaren discriminatie 3.24 1.16 -.30 -1.78 4.8 0 .097, p = .200 .954, p=.025 Groepservaren discriminatie 3.77 1.00 - 1.70 -.71 9.7 0 .109, p=.097 .929, p=.003 Verwachte toekomstige discriminatie 2.76 1.24 .34 -1.45 6.5 0 .112, p=.066 .937, p=.005 Internaliserend probleemgedrag 1.51 .30 1.40 -1.09 0 0 .123, p=.020 .954, p=.021 Externaliserend probleemgedrag 1.58 .37 2.01 -.39 0 1 .122, p= .023 .955, p=.023

Verschil tussen Persoonlijk- en Groepservaren Discriminatie

Uit Tabel 1 is op te maken dat de respondenten meer groepsdiscriminatie ervaren dan persoonlijke discriminatie. Om vast te stellen of er sprake is van een significant verschil tussen deze twee waarden is een gepaarde t-toets gedaan. Er blijkt sprake te zijn van een significant hogere score op de groepservaren discriminatie in vergelijking met de persoonlijk ervaren discriminatie (t(53) -4.145, p < .001). De respondenten ervaren dus meer discriminatie gericht op de groep dan op de persoon.

Tabel 2 geeft de correlaties weer die in het huidige onderzoek zijn gebruikt. Hieruit is op te maken dat er sprake is van een significant verband tussen de drie vormen van discriminatie. Een

(9)

9 toename in het ervaren van discriminatie gericht op de persoon gaat samen met een toename in het ervaren van discriminatie gericht op de groep. Een toename in de ervaren discriminatie gericht op de groep gaat samen met een toename in de verwachte toekomstige discriminatie.

Daarnaast blijkt een significante samenhang tussen internaliserend probleemgedrag en externaliserend probleemgedrag. Wanneer het externaliserend probleemgedrag toeneemt, neemt ook het internaliserende probleemgedrag toe.

Tabel 2

Correlaties van de gebruikte variabelen

1 2 3 4 5

1 Persoonlijk ervaren discriminatie -

2 Groepservaren discriminatie .64** -

3 Verwachte toekomstige discriminatie .73** .72** -

4 Internaliserend probleemgedrag -.06 -.25 -.08 -

5 Externaliserend probleemgedrag .07 -.10 .20 .40* -

* p < .01, ** p <.001.

Regressie Analyse

Vervolgens is met gebruik van een meervoudige regressie analyse gekeken of de onafhankelijke variabelen met betrekking tot discriminatie een voorspellende waarde kunnen hebben op het ontstaan van internaliserend en/of externaliserend probleemgedrag. Vanwege de hoge correlaties tussen de onafhankelijke variabelen is hierbij tevens gekeken naar de aanwezigheid van multicollineariteit. De ‘Variance Inflation Factor’(VIF) is voor alle drie de variabelen kleiner dan 10 (Myers, 1990) en de Tolerance factor is groter dan .20 (Menard, 1995) (zie Tabel 3). Deze bevindingen geven aan dat er geen sprake is van multicollineariteit.

Uit de regressieanalyse komt naar voren dat er geen significant verband is waarin de drie vormen van discriminatie een voorspellende functie hebben voor internaliserend probleemgedrag (R² = .062, F(3, 48) = 1.05, p = .378). Met betrekking tot externaliserend probleemgedrag is tevens geen significant verband naar voren gekomen (R² = .112, F (3, 48) =2.02, p = .123).

Er is wel een significant verband gevonden voor de voorspellende waarde van toekomstig verwachte discriminatie op externaliserend probleemgedrag. Dit betekent dat een toename van verwachte toekomstige discriminatie meer externaliserend probleemgedrag als gevolg heeft.

(10)

10 Tabel 3

Meervoudige Regressie tussen persoonlijk- en groepservaren discriminatie en verwachte toekomstige discriminatie en internaliserend en externaliserend probleemgedrag

B SE β t p VIF Tolerance internaliserend (const.) 1.784 .175 10.176 Persoonlijk .018 .056 .068 .319 .751 .43 2.35 groep -.101 .063 -.330 -1.600 .116 .46 2.18 toekomst .019 .058 .079 .332 .751 .35 2.88 externaliserend (const.) 1.643 .202 8.146 pers -.039 .064 -.128 -.613 .543 .43 2.35 groep -.103 .073 -.283 -1.409 .165 .46 2.18 toekomst .157 .067 .541 2.341 .023 .35 2.88

(11)

11 Discussie

In dit onderzoek is nagegaan of verschillende vormen van discriminatie op verschillende wijzen samenhangen met internaliserend en externaliserend probleemgedrag. Uit eerder onderzoek is gebleken dat het ervaren van discriminatie een negatieve invloed kan hebben op de gezondheid, met name de psychische gezondheid (Jasinskaja-Lahti, Liebkind, & Perhoniemi, 2006; Paradies, 2006; Paradies & Cunningham, 2012; Pascoe & Richman, 2009; Williams & Mohammed, 2009; Williams, Neighbors, & Jackson, 2003). De moeilijkheid bij het onderzoek naar discriminatie is dat niet altijd eenzelfde invulling gegeven wordt aan het begrip ervaren discriminatie. Het onderhavige onderzoek heeft getracht dit onderscheid te maken en na te gaan of en hoe verschillende vormen van

discriminatie samenhangen met internaliserend en externaliserend probleemgedrag.

Persoonlijk- en Groepservaren Discriminatie

Uit de resultaten is naar voren gekomen dat discriminatie gericht op de groep waartoe men behoort, significant vaker wordt ervaren in vergelijking met persoonlijk ervaren discriminatie. Dit is in overeenstemming met de verwachting, een verklaring voor dit resultaat is de Personal/ Group

Discrimination Discrepancy, waarmee de tendens wordt aangegeven om discriminatie eerder te herkennen en toe te schrijven aan de groep in plaats van persoonlijk op te vatten (Dion & Kawakami, 1996; Ruggiero, 1999; Taylor, Wright, Moghaddam, & Lalonde, 1990). Er is geen significant verband gevonden tussen persoonlijk- en groepservaren discriminatie en internaliserend en externaliserend probleemgedrag. Met betrekking tot de groepservaren discriminatie waren er voor het huidige onderzoek geen verwachtingen gesteld. Dat persoonlijk ervaren discriminatie niet samenhangt met internaliserend probleemgedrag komt niet overeen met de verwachting. Dat er geen significant resultaat is gevonden kan mogelijk liggen aan de grootte van de steekproef (N=62). Een andere verklaring is dat de drie vormen van ervaren discriminatie, zoals het in dit onderzoek is gemeten, niet vergelijkbaar zijn met de wijze waarop ervaren discriminatie in andere onderzoeken is gemeten (). (Huynh & Fuligni, 2012; Jasinskaja-Lahti, Liebkind, Jaakkola, & Reuter, 2006; Jasinskaja,-Lahti, Liebkind, & Perhoniemi, 2006; Jasinskaja-Lahti, Liebkind, & Solheim, 2009; Phinney, Madden, & Santos, 1998).

Verwachte Toekomstige Discriminatie

Uit de resultaten blijkt een significant resultaat voor de samenhang tussen verwachte

toekomstige discriminatie en externaliserend probleemgedrag. Adolescente moslims die verwachten in de toekomst discriminatie mee te maken met betrekking tot werk, geven meer externaliserend

probleemgedrag aan. Uit de literatuur kwam niet duidelijk naar voren welke vorm eventueel

probleemgedrag zou aannemen met betrekking tot verwachte toekomstige discriminatie (Kenny et al., 2003; Lipshits-Brazlier & Tatar, 2012; Luzzo, 1993; Luzzo & McWhirter, 2001; McWirther, 1997;

(12)

12 Swanson & Woitke, 1997). De grootte van de steekproef kan een verklaring zijn voor de gevonden resultaten. Een andere verklaring, die ook de andere twee vormen in beschouwing neemt, zal in het volgende worden besproken want het is tevens een beperking aan het huidige onderzoek.

Beperkingen en toekomstig onderzoek

Naast de algemeen bekende beperkingen van sociaal wetenschappelijk onderzoek, zijn een aantal andere beperkingen van dit onderzoek naar voren gekomen. Ten eerste is dit onderzoek uitgegaan van een redelijk simpel verband tussen ervaren discriminatie en psychisch welbevinden. Al eerder is aangegeven dat uit onderzoek is gebleken dat er mediërende factoren zijn die van invloed zijn op de samenhang tussen ervaren discriminatie en psychisch welbevinden (Paradies & Cunningham, 2012; Pascoe & Richman, 2009). Sociale ondersteuning kan als protectieve factor werken op de samenhang tussen ervaren discriminatie en het welbevinden (Jasinskaja-Lahti, Liebkind, &

Perhoniemi, 2006) en een positieve invloed hebben op de ervaren discriminatie; hoe meer ouderlijke ondersteuning, hoe minder discriminatie wordt ervaren en hoe groter het zelfvertrouwen (Jasinskaja-Lahti & Liebkind, 2001). Toekomstig onderzoek die de uiteenzetting van ervaren discriminatie kan aanhouden en sociale ondersteuning en andere mogelijk protectieve factoren kan toevoegt, wordt aangeraden.

De respondenten in dit onderzoek hebben aangegeven moslim te zijn. Hiermee is echter niet vastgesteld of zij actief en met regelmaat de moskee bezoeken of hoe zij verder hun geloof vorm geven. Het is voor te stellen dat strenger gelovige moslims ervaren verder cultureel af te staan van de autochtonen en meer discriminatie ervaren. Het kan zijn dat de respondenten van dit onderzoek zich niet konden vinden in de stellingen over persoonlijk- en groepservaren discriminatie uit de vragenlijst, omdat zij zich niet echt moslim voelden. Met betrekking tot de stellingen over verwachte toekomstige discriminatie konden zij zich wellicht wel vinden, omdat zij zich voor kunnen stellen als moslim herkend te zullen worden, terwijl zij zich dat misschien niet voelen. Het externaliserend

probleemgedrag kan dan worden geïnterpreteerd als een reactie van onvrede. Een zelfde soort samenhang wordt geopperd door Shadid (1995), waarbij wordt toegevoegd dat het externaliserende probleemgedrag zich richt op de samenleving die verantwoordelijk wordt gehouden voor de verwachte discriminatie. Daarnaast gaat het definiëren van ‘de moslims’ als één groep voorbij aan de

verschillende factoren als afkomst, taal en cultuur en is generalisatie in onderzoek daarom onterecht (Shadid, 2012). Vervolgonderzoek zal hier met betrekking tot moslims, maar tevens bij onderzoek naar andere groeperingen, rekening mee moeten houden.

Implicaties

Verwachte toekomstige discriminatie hangt samen met het psychisch welbevinden. Dit onderzoek heeft aangetoond dat adolescente moslims die verwachten in de toekomst te worden

(13)

13 gediscrimineerd, vaak externaliserend probleemgedrag vertonen. Hoewel in dit onderzoek geen samenhang is gebleken tussen andere vormen van discriminatie en psychisch welbevinden, is er een begin gemaakt met het omkaderen en uiteenzetten van het begrip ervaren discriminatie. Hierdoor wordt het mogelijk om meer precies in te kunnen spelen op een maatschappelijk probleem. Een adolescente moslim die veel persoonlijke discriminatie heeft ervaren en als gevolg depressieve symptomen laat zien heeft een andere vorm van hulp nodig dan een adolescente moslim die veel gedragsproblemen laat zien omdat hij ervan overtuigt is dat hij in de toekomst toch geen kans meer heeft op een goede carrière omdat hij moslim is. Voor de ontwikkeling, de betrokkenheid bij onderwijs en de motivatie om een carrière op te bouwen is het voor adolescente moslims belangrijk dat zij ondersteuning krijgen in het omgaan met discriminatie en vooroordelen vanuit de samenleving.

(14)

14 Literatuur

Barry, D.T. & Carlos, M.G. (2003). Cultural, self-esteem, and demographic correlates of perception of personal and group discrimination among east asian immigrants. American Journal of Orthopsychiatry, 73, 223-229.

Boog, I. & Dinsbach, W. (2010). H1 Inleiding. In: Boog, I., Dinsbach, W., van Donselaar, J., & Rodrigues, P.R. (red.). Monitor Rassendiscriminatie 2009 (pp. 25-32). Universiteit Leiden: Anne Frank Stichting.

Bourguignon, D., Seron, E., Yzerbyt, V. & Herman, G. (2006). Perceived group and personal discrimination: differential effects on personal self-esteem. European Journal of Social Psychology, 36, 773-789.

Carvallo, M., & Pelham, B.W. (2006). When fiends become friends: the need to belong and perceptions of personal and group discrimination. Journal of Personality and Social Psychology, 90, 94-108.

Coenders., M., Boog, I, & Dinsbach, W. (2010) H2 Discriminatie-ervaringen. In: Boog, I., Dinsbach, W., van Donselaar, J., & Rodrigues, P.R. (red.). Monitor Rassendiscriminatie 2009 (pp. 33-74). Anne Frank Stiching: Universiteit Leiden.

Dion, K.L., & Kawakami, K. (1996). Ethnicity and perceived discrimination in Toronto: another look at the Personal/Group Discrimination Discrepancy. Canadian Journal of Behavioural Science, 28, 203-213.

Foster, M.D., & Matheson, K. (1999). Perceiving and responding to the personal/group discrimination discrepancy. Personality and Social Psychology, 25, 1319-1329.

González, K.V., Verkuyten, M., Weesie, J., & Poppe, E. (2008). Prejudice towards muslims in the Netherlands: testing integrated threat theory. British Journal of Social Psychology, 47, 667-685.

Goodman, A., Lamping, D.L., & Ploubidis, G.B. (2010). When to use broader internalizing and externalizing subscales instead of hypothesized five subscales on the strengths and

difficulties questionnaire (SDQ): Data from British parents, teachers and children. Journal of Abnormal Child Psychology, 38, 1179-1191.

Huynh, V.W., & Fuligni, A.J. (2012). Perceived ethnic stigma across the transition to college. Journal of Youth and Adolescence, 41, 817-830.

(15)

15 Jasinskaja-Lahti, I., & Liebkind, K. (2001). Perceived discrimination and psychological adjustment

among Russian-speaking immigrant adolescents in Finland. International Journal of Psychology, 36, 174-185.

Jasinskaja-Lahti, I., Liebkind, K., & Perhomieni, R. (2006). Perceived discrimination and well-being: a victim study of different immigrant groups. Journal of Community and Applied Social Psychology, 16, 267-284.

Jasinskaja-Lahti, I., Liebkind, K., & Solheim, E. (2009). To identify or not to identify? National disidentification as an alternative reaction to perceived ethnic discrimination. Applied Psychology: An International Review, 58, 105-128.

Jasinskaja-Lahti, I., Liebkind, K., Jaakkola, M., & Reuter, A. (2006). Perceived discrimination, social support networks, and psychological well-being among three immigrant groups. Journal of Cross-Cultural Psychology, 37, 293-311.

Kenny, M.E., Blustein, D.L., Chaves, A., Grossman, J.M., & Gallagher, L.A. (2003). The role of perceived barriers and relational support in the educational and vocational lives of urban high school students. Journal of Counseling Psychology, 50, 142-155.

Lipshits-Braziler, Y., & Tatar, M. (2012). Perceived career barriers and coping among youth in Israel: Ethnic and gender differences. Journal of Vocational Behavior, 80, 545-554.

Luzzo, D. A. (1993), Ethnic Differences in College Students' Perceptions of Barriers to Career Development. Journal of Multicultural Counseling and Development, 21, 227-236.

Luzzo, D. A., & McWhirter, E. H. (2001), Sex and Ethnic Differences in the Perception of Educational and Career-Related Barriers and Levels of Coping Efficacy. Journal of Counseling & Development, 79, 61–67.

McWhirter, E.H. (1997). Perceived barriers to education and career: ethnic and gender differences. Journal of Vocational Behavior, 50, 124-140.

Menard, S. (1995). Applied logistic regression analysis. Sage university paper series on quantitative applications in the social sciences, 07-106. Thousand Oaks, CA: Sage.

Myers, R. (1990). Classical and modern regression with applications (2nd edition). Boston, MA: Duxbury.

Paradies, Y. (2006). A systematic review of empirical research on self-reported racism and health. International Journal of Epidemiology, 35, 888-901.

(16)

16 Paradies, Y., & Cunningham, J. (2012). The DRUID study: Exploring mediating pathways between

racism and depressive symptoms among indigenous Australians. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 47, 165-173.

Pascoe, E.A., & Richman, L.S. (2009). Perceived discrimination and health: A meta-analytic review. Psychological Bulletin, 135, 531-554.

Pew research center (2005). Support for terror wanes among muslim publics: Islamic extremism: common concern for muslim and western publics. The Pew Global Attitudes Project, Washington DC. Verkregen op 22 september 2012, van:

http://www.pewglobal.org/files/pdf/248.pdf

Phinney, J.S., Madden, T., & Santos, L.J. (1998). Psychological variables as predictors of perceived ethnic discrimination among minority and immigrant adolescents. Journal of Applied Social Psychology, 28, 937-953.

Ruggiero, K.M. (1999). The Personal/Group Discrimination Discrepancy: extending Allport’s analysis of targets. Journal of Social Issues, 55, 519-536.

Shadid, W.A. (1995). Cultuurverschil en maatschappelijke marginaliteit. In M.P. Banton & L. Hamidi (Eds.). Met het oog op de toekomst: bunder ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Landelijk Bureau Racismebestrijding (LBR), 1985-1995 (pp. 27-48). W.E.J. Tjeenk Willink.

Shadid, W.A. (2012). Methodologische kanttekeningen bij een onderzoek onder moslims in Nederland. Interculturele Communicatie. Verkregen van

http://www.interculturelecommunicatie.com

Swanson, J.L., & Woitke, M.B. (1997). Theory into practice in career assessment for women: assessment and interventions regarding perceived career barriers. Journal of Career Assessment, 5, 443-462.

Taylor, D.M., Wright, S.C., Moghaddam, F.M., & Lalonde, R.N. (1990).. Personality and Social Psychology Bulletin, 16, 254-262.

Van der Noll, J., Poppe, E., & Verkuyten, M. (2010). Political tolerance and prejudice: differential reactions toward muslims in the Netherlands. Basic and Applied Social Psychology, 32, 46-56.

Van Geel, M., & Vedder, P. (2009). Perceived discrimination and psychological adjustment of immigrants. A review of research. In I. Jasinskaja-Lahti & T. Anna Mähönen (Eds.).

(17)

17 Identities, intergroup relations and acculturation: the cornerstone of intercultural

encounters (pp. 179-190). Helsinki: Gaudeamus Helsinki University Press.

Van Widenfelt, B.M., Goedhart, A.W., Treffers, P.D.A., & Goodman, R. (2003). Dutch version of the strengths and difficulties questionnaire (SDQ). European Child & Adolescent Psychiatry, 12, 281-289.

Williams, D.R., & Mohammed, S.A. (2009). Discrimination and racial disparities in health: evidence and needed research. Journal of Behavioral Medicine. 32, 20-47.

Williams, D.R., Neighbors, H.W., & Jackson, J.S. (2003). Racial/Ethnic discrimination and health: findings from community studies. American Journal of Public Health, 93, 200-208.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar het probleem is alleen dat tegenwoordig allerlei uiterst zinvolle en moreel noodzakelijke kritiek op onderdrukkende praktijken (meis- jesbesnijdenis, kritiek op

• Uit voorliggend onderzoek blijkt dat jongeren die zelf discrimineren hun gevoelens ten opzichte van Nederlanders van Afrikaanse herkomst onder andere baseren op wat zij tot

van redelijkheid en billijkheid; maar als men dat eenmaal doet loopt men de kans het hele stelsel te ontwrichten. Dat stelsel heeft nl. alleen maar een

Vooroordelen kunnen vervelende gevolgen hebben wanneer mensen ernaar handelen of niet openstaan voor een persoon, omdat hun mening al vaststaat.. Dat maakt vooroordelen

In deze Monitor gaat het over ervaren discriminatie, waarover de Meldpunten, de politie Eenheid Noord-Nederland en het CRM meldingen ontvingen in 2020.. Over een aantal

Maar de diversiteit van onze Nederlandse preferenties sugge- reert ook dat voorkeuren niet zo onveranderlijk zijn. Wat de boer niet kent, eet

Minder bureaucratie betekent bij politie meer discriminatie Na de rellen in de Schilderswijk is er behoefte aan duidelijke instructies en regels voor agenten, schrijven Sinan Çankaya

Het VN-Vrouwenverdrag heeft 'rechtstreekse werking', zo heeft de Hoge Raad beslist en dus mag geen enkele politieke partij vrouwen uitsluiten van politieke functies, ook niet als