• No results found

Vijftienjarige proef met stalmest op perceel 5 van de proefboerderij te Borgercompagnie (ouden dalgrond met 11 procent humus)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vijftienjarige proef met stalmest op perceel 5 van de proefboerderij te Borgercompagnie (ouden dalgrond met 11 procent humus)"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Biz.

Inleiding 449

1919—1922, proef met tien objecten, waaronder stalmest 449

1923—1933, „ „ twintig „ „ „ 455

1934—1939, „ „ „ „ , stalmestnawerking 478

Samenvatting van de stalmestwerking en -nawerking 493

Vooronderzoek in de jaren 1917 en 1918 493

De jaren 1919—1922 493

1923—1933 493

1934—1939, stalmestnawerking 495

De onbemeste objecten 498

De nawerking van het onbemest laten van twee objecten in de jaren 1919

tot en met 1933 502

Het humusgehalte van den grond 502

5) ) ) S5 5>

(2)

AFKORTINGEN

stm = stalmest

km = kunstmest

ch = chilisalpeter

nas = natronsalpeter

za = zwavelzure ammoniak

sup = superfosfaat

si = thomasslakken meel

pk = patentkali

k-40 = kalizout 40 %

k-20 = „ 20 %

(3)

RIJKSLANDBOUWPROEFSTATION TE GRONINGEN

V I J F T I E N J A R I G E P R O E F MET STALMEST OP

PERCEEL 5 VAN DE PROEFBOERDERIJ TE

BORGER-COMPAGNIE (OUDEN DALGROND MET 11 % HUMUS)

DOOR

C. MEIJER

(Ingezonden 10 September 1940)

INLEIDING

Deze proef is een onderdeel van de proef, die men in de verslagen van

de Proefboerderij te Borgercompagnie als proef B vindt aangeduid en die

later het registratienummer Pr 13 ontving.

In 1917 en 1918 had een vooronderzoek naar de gelijkmatigheid van

den grond plaats. Men zie het Verslag over het jaar 1918 van de

Proef-boerderij te Borgercompagnie, blz. 30—34. De opbrengstbepalingen toonden

aan, dat de zuidhelft van het proefveld minder vruchtbaar was dan de

noordhelft. Op blz. 32 vindt men de uitspraak: „Verder zal dit proefveld,

dat een „statisch" onderzoek betreft, aan betrouwbaarheid moeten winnen,

door de cultuur over een periode van enkele jaren te beschouwen. Gebleken

is wel, dat dit veld bruikbaar is, al zal men altijd voor oogen moeten

houden,-dat afwijkingen van 10 % nog niet dadelijk aan verschil in bemesting mogen

toegeschreven worden."

1919—1922

In 1919—1922 had de proef plaats op veldjes van 11 X 11 m, waarvan

per veldje de opbrengst van 1 are werd bepaald. De proef werd in drievoud

genomen.

Bij proefnemingen, waar stalmest met kunstmest vergeleken wordt, is

het altijd moeilijk de hoeveelheden, die men vergelijken zal, vast te stellen.

Blijkt stalmest beter of minder goed te werken dan kunstmest, dan behoeft

dit nog niet op een specifieke eigenschap van stalmest te wijzen. Slechts

als een bepaalde invloed van stalmest veelvuldig blijkt, mag men tot een

conclusie komen.

(1) A 311

(4)

450

1919, aardappelen, Eigenheimer

Objecten. x) 1. za, sup pk. 2. „ , „ , „ , m. 3. ch, „ , 4 en 5. stm, p k . 6. ch, si, pk. ' • 55 5 55 5 55 5 " * ' 8. za, „ , „ . " • 55 5 55 5 » ) ^ 1 ' 10. Onbemest. Bemesting

Stikstof. Voor zoover de objecten geen stalmest ontvingen of onbemest

bleven, werden ze m e t 60 kg/ha stikstof bemest op 8 Mei.

Fosforzuur. 72 kg/ha op de betreffende objecten; slakkenmeel op 20

De-cember, superfosfaat op 14 Maart.

Kali. Op alle veldjes, behalve die t o t het object „onbemest" behoorden,

werd 143 kg/ha K20 gegeven als patentkali op 14 Maart.

Kalk. De betreffende objecten kregen Limburgsche mergel naar 6400 kg/ha

zuivere koolzure kalk op 19 December 1918.

Stalmest werd op 26 Februari n a a r 40 ton/ha aangewend. Opmerkingen tijdens den groei

Op de stalmestveldjes viel de lichtere kleur v a n het loof direct in h e t oog; aanvankelijk was het loof weelderiger, later verdween dit onderscheid.

De onbemeste veldjes waren door den schralen stand onmiddellijk t e herkennen.

Opbrengst. Zie tabel 1.

Wij v a t t e n alle kunstmestobjecten samen, o m d a t ze weinig in opbrengst verschilden. Tevens geven wij de gemiddelde opbrengst der betreffende veldjes in 1917 en 1918, toen alle veldjes v a n het toekomstige proefveld dezelfde bemesting (kunstmest) kregen.

I n 1917 en 1918 brachten deze drie groepen veldjes vrijwel evenveel op.

(5)

T A B E L 1

Objecten en aantal veldjes per object

I n 1919 kunstmest; 21 veldjes . . . . I n 1919 stm + pk; 6 veldjes . . . . I n 1919 onbemest;

Vooronderzoek van het proefveld; alle toekomstige objecten kregen dezelfde

bemesting 1917 haver korrel q/ha 32,6 31,3 33,2 stroo q/ha 62,6 63,1 61,8 hl-ge w. kg 44,4 44,0 43,7 1918 aardappelen, Thorbecke knol-len q/ha 305,8 310,0 310,7 zet-meel /o 16.9 17,1 17,1 zet-meel q/ha 51,8 53,0 53,0 Opbrengst in 1919, Eigenheimer knol-len q/ha 247,6 262,0 172,3 zet-meel /o 17,8 17,2 18,0 zet-meel q/ha 44,1 45,0 31,1

In 1919 ontliepen volledig kunstmest en stalmest + pk elkaar niet veel.

De opbrengst is laag, wat bij slechts 60 kg/ha N in kunstmestvorm of slechts

40 ton/ha stalmest niet behoeft te verwonderen.

Onbemest brengt slechts 67,7 % van de knollen en 69,8 % van het)

zetmeel op dat kunstmest en stalmest + pk gemiddeld opbrachten.

1920, witte haver, zegehaver

Objecten

Zie 1919, doch lees voor pk, k-20 en voor stalmest, stalmest-nawerking.

Bemesting

Stikstof. Voor zoover de veldjes niet op stalmestnawerking lagen of

onbemest bleven, werden ze met 60 kg/ha stikstof bemest op 10 April.

Fosforzuur. 72 kg/ha op de betreffende veldjes; slakkenmeel op 1

De-cember, superfosfaat op 20 Februari.

Kali. Op alle veldjes, behalve die tot het object „onbemest" behoorden,

werd 160 kg/ha K

2

0 gegeven als kalizout 20 % op 9 December.

OjrmerJcingen tijdens den groei

De haver op stalmestnawerking was dadelijk lichter van kleur dan op

de volledig' met kunstmest bemeste veldjes. Eind Mei waren de planten

ook korter. Het onbemeste object stond nog armoediger.

(6)

452

Ook tusschen de kunstmest-objecten onderling waren verschillen te zien.

Daar ze per slot van rekening alle ongeveer evenveel opbrachten, gaan wij

er hier niet nader op in.

Oogst

De armoedige objecten „stalmestnawerking" en „onbemest" werden

15 Juli gezicht, de andere 21 Juli.

Opbrengst. Zie tabel 2.

Nawerking stalmest + k-20 brengt slechts 69 % van de korrel en 65 %

van het stroo en kaf op, dat volledig kunstmest gaf. Onbemest 52,6 % van

de korrel en 52,4 % van het stroo en kaf.

De nawerking van 40 ton/ha stalmest aan de voorvrucht bleek dus totaal

onvoldoende.

T A B E L 2

Objecten en aantal veldjes per object

Nawerking van stm + k-20; 6 veldjes Onbemest in 1919 en 1920; 3 veldjes Opbrengst in 1920, zegehaver korrel q/ha 36,7 25,3 19,3 stroo en kaf q/ha 60,1 39,1 31,5 hl-gewicht kg 49,5 50,9 50,3

1921, suikerbieten

Objecten

Zie 1919, doch drie der stalmestveldjes ontvingen dit jaar za + sup; kali

werd als k-20 gegeven.

Bemesting

Stikstof. Voor zoover de veldjes geen stalmest kregen of onbemest bleven,

werden ze met 120 kg/ha stikstof bemest op 7 Mei.

Fosforzuur. 72 kg/ha op de betreffende veldjes; slakkenmeel op 31

De-cember, superfosfaat op 25 April.

Kali. Op alle veldjes, behalve die tot het object „onbemest" behoorden,

werd 200 kg/ha kali gegeven als kalizout 20 % op 6 Mei.

Stalmest. Het betreffende object (1919 stm, 1920 nawerking, beide

(7)

Opmerkingen tijdens den groei

Den lOden Mei kwamen de bieten op en hadden al dadelijk v a n vreterij van aaskeverlarven t e lijden; den 26sten Mei brak een wolkbreuk los, die in 20 minuten 36,2 m m water aanbracht. Deze stortvloed veroorzaakte een afstroomen van het hemelwater in zuidelijke richting, waardoor de plantjes, die juist op één gezet waren, op de zuidelijke veldjes gedeeltelijk onder het afspoelend zand bedolven werden. Van deze beschadiging hebben de bieten zich niet hersteld. De sterke droogte, die daarop volgde, h a d t e n gevolge, d a t geheele plekken kaal bleven.

Toch waren er in de m a a n d J u n i duidelijk verschillen waar t e nemen. E e n aanteekening, op den 28sten gemaakt, vermeldt, dat de gemergelde veldjes zeer gunstig tegen de ongemergelde afstaken. Vooral waren de m e t zwavelzuren ammoniak behandelde nummers, die tevens in December 1918 mergel hadden ontvangen, vergeleken met de enkel met zwavelzuren ammoniak behandelde, goed en voorlijk ontwikkeld. Op de zuidelijke, door de wolkbreuk zoo sterk beschadigde, perceeltjes, waren het eveneens de in 1918 bemergelde, die zich het best herstelden.

De aanhoudende droogte en felle warmte (op sommige dagen meer d a n 30° C, in de lucht gemeten) hebben de voorlijke veldjes sterk geschaad. Op alle veldjes begonnen de buitenste bladeren spoedig slap t e hangen, verdorden daarna en gaven aan het gewas, speciaal op de beste veldjes, een treurig aanzien.

Opbrengst

Bij het berekenen der gemiddelde opbrengsten hebben wij gemeend de zuidelijkste der drie parallellen telkens buiten beschouwing t e moeten laten, o m d a t deze door zoo duidelijk aanwijsbare oorzaak geleden had. Voor de opbrengst zie men tabel 3. H e t suikergehalte werd slechts v a n zes objecten bepaald. Van al deze zes was het ongeveer 21 % .

H e t stalmestobject bracht wat minder op dan de beste kunstmestobjecten. De objecten, die drie jaar lang zwavelzuren ammoniak zonder mergel kregen, bleven reeds in opbrengst achter. I n het bijzonder geldt dit voor object 8, d a t nauwelijks meer opbracht d a n onbemest. Dit moet a a n t e groote zuurheid van den grond worden toegeschreven.

1922, winterrogge, Petkuser

Bemesting

Stikstof. Behalve object 5 (nawerking van de in 1921 gegeven stalmest)

(8)

T A B E L 3 Objecten N°. Omschrijving Opbrengst in 1921, suikerbieten bieten q/ha suiker-gehalte

°/

/o 9 10 za, sup „ , „ , nawerking mergel ch, „

1919 stm, 1920 nawerking, 1921 za, sup 1919 „ , 1920 „ , 1921 s t m . . ch, slak „ , „ , nawerking mergel za, „ „ , „ , nawerking mergel onbemest in 1919 t/m 1921 k-20 k-20 k-20 k-20 k-20 k-20 k-20 k-20 k-20 242 300 268 289 281 297 309 195 270 192 20,8 21,7 21,0 21,3 21,1 20,9

Fosforzuur. 72 kg/ha op de betreffende veldjes ; slakkenmeel op 27 October,

superfosfaat op 1 April.

Kali. 214 kg/ha als kalizout 20 % op 27 October, behalve op het

on-bemeste object.

Gezaaid 2 November.

Opmerkingen tijdens den groei

Ongeveer met Kerstmis kwam de rogge boven den grond.

Op 1 Mei werd aangeteekend, d a t de onbemeste veldjes aan volslagen armoede leden. Ook object 5 (nawerking v a n stalmest) stond niet best, de rogge leed duidelijk gebrek.

H e t zuidelijke parallel veldje v a n object 1 (4 jaar lang za-sup, zonder mergel) vertoonde Hooghalensche ziekte, wat evenwel niet in de opbrengst bemerkbaar was.

Oogst

4 en o Augustus werd de rogge gezicht.

Opbrengst. Zie tabel 4.

Daar de met stikstof en fosforzuur in den vorm v a n k u n s t m e s t bemeste objecten niet al t e veel in opbrengst van elkaar afweken, v a t t e n wij deze t e zamen en vergelijken ze m e t de nawerking v a n in 1921 gegeven stalmest en met onbemest.

De nawerking van de 40 ton/ha stalmest, die op 12 April 1921 gegeven werd, bleek geheel onvoldoende, hoewel volledig m e t kali bemest werd.

Onbemest bracht nog slechter op. (6) A 316

(9)

T A B E L 4 Objecten Opbrengst in 1922, rogge, Petkuser korrel q/ha stroo en kaf q/ha hl-gewicht kg I n 1922 volledig k m

Nawerking van in 1921 gegeven stm + k-20 Onbemest in 1919 t/m 1922 32,6 19,8 14,0 44,8 28,0 20,8 67 67

1923—1933

Verandering van proefplan

Het proefplan werd veranderd, waartoe de veldjes ieder in een

noord-en enoord-en zuidhelft verdeeld werdnoord-en. Daardoor ontstondnoord-en 20 objectnoord-en, ieder

van 3 parallellen. Zij werden object „1 Noord", „1 Zuid", enz. genoemd.

5 Noord en Zuid kregen in 1923/1933, afgezien van mergel op 5 Noord,

als eenige bemesting stalmest en in 1932 en 1933 mangaansulfaat.

10 Noord en Zuid bleven onbemest, behalve mergel op 10 Noord en

mangaansulfaat in 1932 en 1933.

Object 4 kreeg na 1919 geen stalmest meer en werd in de kunstmestserie

opgenomen.

Een aantal der kunstmest-objecten kreeg mergel of bloem van zwavel

om een serie van acht kalktoestanden te bereiken. De noordelijke helften

der veldjes kregen dan chili- of zuivere natronsalpeter, de zuidelijke helften

zwavelzuren ammoniak. Ander verschil in bemesting werd niet gemaakt.

In tabel 5 vindt men de pH's van de op 21 September 1923 genomen

grondmonsters.

1923, aardappelen, Kampioen

Bemesting

Stikstof. Voor zoover de veldjes geen stalmest kregen of onbemest

bleven, werden ze met 90 kg/ha stikstof bemest op 28 April.

Fosforzuur werd niet gegeven.

Kali. Ruim 100 kg/ha als patentkali op 3 Mei.

Kalk. Op 7 Maart werd een aantal veldjes bemergeld.

(10)

n a a r 55 ton/ha. I n deze stalmest werden analyses verricht. Gevonden werd:

Stikstof t o t a a l 0,7 % Fosforzuur oplosbaar in mineraalzuur 0,2 % Kali oplosbaar in water 0,5 % Kalk oplosbaar in mineraalzuur 0,3 % Vocht t o t luchtdroog 76,0 %

55 t o n zouden dus per ha kunnen aanbrengen:

Stikstof totaal 385 kg

Fosforzuur totaal 110 Kali oplosbaar in water 275

Kalk totaal 165 Luchtdroge stof 13200 Makkelijk ter beschikking staand water 41800

De fosforzuurbemesting met de stalmest was dus karig; de kalibemesting zeer rijk.

Bewerking

Wij vermelden hier alleen de wijze waarop de mergel door den grond werd gewerkt. Zij werd den 7den Maart uitgestrooid. 10 Maart werd de grond m e t den cultivator bewerkt en 23 Maart geëgd. Op 29 en 30 Maart werden de aardappelen ondergeploegd. Men k a n aannemen, d a t door deze bewerkingen de mergel door de bovenste acht centimeter v a n de bouwvoor kwam, terwijl deze 12 à 15 cm dik is.

Opmerkingen tijdens den groei

De m e t stalmest bemeste objecten toonden v a n h e t begin af een mooi gewas en kregen de beste loofontwikkeling. Dit loof was aanmerkelijk lichter v a n kleur d a n op de objecten, die chili of zwavelzuren ammoniak hadden ontvangen.

De onbemeste veldjes stonden heel slecht.

Op de kunstmestobjecten kregen de planten weinig loof en was het gewas erg onregelmatig.

Opbrengst. Zie tabel 5.

Wij rangschikken de opbrengsten bij iedere bemesting volgens de p H . H e t valt op, d a t de objecten 2, 7 en 9, die in December 1918 en Maart 1923

(11)

T A B E L 5 Objecten p H van de bouwvoor op 21 Sept. 1923 *) 4,80 5,00 5,13 5,15 5,95 6,45 7,00 7,15 4,30 4,55 4,55 4,85 5,60 6,25 6,50 6,75 5,00 5,70 4,80 5,85 aanduiding van het object 1 Noord 4 3 8 6 9 2 7 ,, ,, »

Opbrengst in 1923, aardappelen, Kampioen

knollen q/ha zetmeel gehalte /o gewicht q/ha Met chilisalpeter 249 241 265 254 270 238 235 229 17,9 17,1 17,5 17,3 17,0 15,4 16,1 14,1 44,7 41,5 46,4 44,0 46,0 36,5 37,9 32,5 Met zwavelzuren ammoniak

1 Zuid 3 „ 4 , 8 , 6 , 9 , 2 , 7 , 5 Zuid 5 Noord 10 Zuid 10 Noord 223 253 239 241 253 231 231 227 18,5 18,1 17,8 18,0 17,1 15,7 16,2 14,8 41,5 45,8 42,6 43,4 43,3 36,2 37,3 33,5 Met stalmest 290 305 17,3 17,5 50,1 53,4 Onbemest 165 163 19,5 19,1 32,2 31,1 schurftcijfer 1 2 1 2 2 4 4 5 0 1 0 0 1 4 4 4 % 2 2 1 1

bemergeld werden, erg schurftige aardappelen hebben geleverd. Deze h a d d e n ook een lager onderwatergewicht d a n de andere aardappelen. Werkelijke zetmeelbepalingen werden niet verricht. Schakelen wij deze objecten uit, d a n blijkt, d a t de met kunstmest bemeste veldjes 84 % v a n de hoeveel-heid knollen en 85 % van de hoeveelhoeveel-heid zetmeel leverden, die de stalmestveldjes opbrachten. De cultuurchef der proef boerderij schreef dit destijds toe aan de z. i. voor Kampioen t e geringe hoeveelheid stikstof van 90 kg/ha.

x) Deze pH-bepaling geschiedde met de waterstof electrode ; in de latere jaren werd de p H der grondmonsters met de chinhydroneleetrode bepaald.

(12)

458

Vergelijken wij stalmest met kunstmest bij ongeveer gelijke pH, dan

vinden wij wat tabel 6 weergeeft.

T A B E L 6 Objecten Stalmest bij p H 5,00 Stalmest bij p H 5,70 „ za „ „ 5,60 Opbrengsten in 1923, aardappelen, Kampioen knollen q/ha 290 241 305 270 253 zetmeel. gehalte /o 17,3 17,1 17,5 17,0 17,1 gewicht kg 50,1 41,5 53,4 46,0 43,3 schurft-cijfer 2 2 2 2 1

Of als wij de gemiddelde opbrengsten der beide stalmestobjecten op

100 stellen, hetgeen men in tabel 7 vindt.

T A B E L 7

Objecten

Stalmest bij p H 5,00

Kunstmest met chili bij p H 5,00

„ za „ p H 5,60 Opbrengsten in 1923, aardappelen, Kampioen gewicht knollen 97,5 81,0 102,5 90,8 85,0 zetmeel gehalte /o 17,3 17,1 17,5 17,0 17,1 gewicht 96,8 80,2 103,2 88,9 83,7 schurft-cijfer 2 2 2 2 1

100 = 29714 q/ha knollen en 51,75 q/ha zetmeel.

1924, wierboonen, Mansholt's

Bemesting

Kunstmestveldjes. Stikstof werd niet gegeven. Fosforzuur 60 kg/ha als

fosforzure voederkalk op 22 Maart. Kali 100 kg/ha als kalizout 40 % op

21 Maart.

(13)

Bewerkingen

Eind November 1923 werd het proefveld ter diepte van de bouwvoor

geploegd. Op 22 Maart werd het met den cultivator bewerkt. Op 24 Maart

werden de boonen gezaaid.

Opmerkingen tijdens den groei

De stalmestveldjes stonden bijzonder goed.

Oogst

Omstreeks half Augustus werden de boonen gezicht.

Opbrengst. Zie tabel 8.

T A B E L 8 Objecten p H van de bouwvoor op 3 Sept. 1924 aanduiding van het object Opbrengs wierboonen, boonen q/ha 1923 chili, 1924 geen stikstof 4,75 4,95 5,10 5,15 5,70 6,10 6,40 6,65 1 Noord 4 3 8 6 9 7 2

,

,

,

,

,

'

13,2 17,8 16,7 16,5 18,8 22,0 18,2 25,5 1923 zwavelzure ammoniak, 1924 geen 4,50 4,70 4,80 4,95 5,45 6,05 6,35 6,55 1 Zuid 4 „ 3 „ 8 „ 6 ., 9 „ 7 „ 2 „ 9,3 13,7 12,5 16,3 20,7 22,8 19,2 22,0 Stalmest 5,10 5,85 5 Zuid 5 Noord 24,7 28,2 Onbemest 4,60 5,35 10 Zuid 10 Noord 10,3 17,0 j in 1924, Mansholt's stroo en peulen q/ha 18,5 23,5 19,0 20,2 23,2 22,3 20,8 26,2 stikstof 14,0 17,7 16,2 20,0 22,7 24,2 22,2 23,3 30,0 32,5 13,7 16,7

(14)

Bij de kunstmestseries werden de betere boonenopbrengsten pas bij

pH 5,45 en hooger verkregen. Vergelijken wij stalmest met kunstmest bij

ongeveer gelijke pH, dan vinden wij wat tabel 9 weergeeft; of eenigszins

afgekort, wat tabel 10 te zien geeft. Stalmest bracht bij gelijke pH 1,33 à

1,47 maal zooveel op als kunstmest. Men bedenke daarbij, dat de

stalmest-objecten met de 55 ton/ha stalmest een flinke stikstof- en kalibemesting

kregen, terwijl de kunstmestobjecten geen stikstof en matig kali ontvingen.

T A B E L 9 Objecten 1923 chili „ „ 4,95 1923 „ „ „ 5,10 1923 „ „ „ 5,15 1923 za „ , 4,95 1923 chili „ „ 5,70 1923 „ „ „ 6,10 1923 za ., „ 6,05 Opbrengst in 1924, wierboonen, Mansholt's boonen q/ha 24,7 17,8 16,7 16,5 16,3 28,2 18,8 22,0 22,8 Stroo en peulen q/ha 30,0 23,5 19,0 20,2 20,0 32,5 23,2 22,3 24,2 T A B E L 10 Objecten Opbrengst inl924, wierboonen, Mansholt's boonen q/ha Stroo en peulen q/ha Stalmest bij p H 5,10 k m bij p H ± 5,04 . Stalmest bij p H 5,85 k m bij p H ± 5,95 . 24,7 16,8 28,2 21,2 30,0 20,7 32,5 23,2

1925, suikerbieten

Bemesting

Kunstmestveldjes. Stikstof 96 kg/ha. Fosforzuur 100 kg/ha als fosforzure

voederkalk op 21 April. Kali 250 kg/ha als kalizout 40 % op 21 April.

(15)

Bewerkingen

Omdat onder het perceel, waarop het proefveld gelegen is, het veen vrij

vast was, en de gewassen er nogal eens aan droogte leden, werd het in begin

November 1924 achter den gewonen ploeg aan met een ondergrondsploeg

bewerkt, waardoor ongeveer een laag van 12 cm veen werd losgemaakt.

Opmerkingen tijdens den groei en opbrengst

Op 27 Mei werden verscheidene veldjes door stuiven beschadigd. Deze

werden met koolrapen bijgepoot en hun opbrengst kan dus niet meetellen.

Zoodoende bleven er van de objecten 1 Noord en Zuid, 2 Noord en Zuid,

3 Noord en Zuid, 6 Noord en Zuid en 8 Noord slechts 2 veldjes per object

over en van 4 Noord en Zuid slechts één veldje per object. Voor de opbrengsten

zie men tabel 11. Wij geven hier gemiddelden per object, behalve van 1 Zuid,

daar hier het verschil der twee parallellen te groot was.

T A B E L 11 Objecten p H van de bouwvoor op 30 Oct. 1925 aanduiding van het object Opbrengst in 1925, suikerbieten bieten q/ha suiker

°/

/o opbrengst q/ha 5,05 5,20 5,30 5,40 5,70 6,20 6,40 6,75 4,40 4,60 4,60 4,80 4,95 5,25 5,95 6,10 6,25 5,50 5,90 Met natronsalpeter 1 Noord 4 „ 3 „ 8 6 9 7 2 „ 263 361 366 363 433 414 406 457 Met zwavelzuren ammo 1 Zuid 1 „ 4 „ 3 „ 8 „ 6 „ 9 „ 2 „ V „ 44 251 263 231 361 404 399 412 383 Met stalmest 5 Zuid 1 440 5 Noord 479 17,9 18,8 18,5 18,8 18,7 18,3 18,9 18,7 niak 17,0 17,8 19,2 18,1 18,4 18,8 18,7 18,9 18,7 18,2 18,2 46,8 67,9 67,7 67,9 80,7 75,6 76,7 85,3 7,5 44,7 50,5 41,8 66,5 75,9 74,5 77,7 71,4 79.9 87,4 4,90 5,50 10 Zuid 10 Noord Onbemest 92 265 17,6 18,8 16,3 49,9

(16)

Vergelijken wij stalmest met kunstmest bij ongeveer gelijke p H , d a n vinden wij wat tabel 12 weergeeft.

T A B E L 12 Objecten „ „ „ 5,40 „ •• .. „ 5,70 Stalmest bij p H 5,90 „ „ „ 6,20 Opbrengst in 1925, suikerbieten bieten q/ha 440 366 363 433 479 433 414 399 suiker % 18,2 18,5 18,8 18,7 18,2 18,7 18,3 18,7 opbrengst q/ha 79,9 67,7 67,9 80,7 87,4 80,7 75,6 74,5

Stalmest heeft bij gelijke p H meer opgebracht. H e t is natuurlijk de vraag hoe dit geweest zou zijn als wij meer stikstof in k u n s t m e s t v o r m gegeven hadden.

1926, witte haver, zege

Bemesting

Kunstmestveldjes. Stikstof 60 kg/ha op 20 Maart. Fosforzuur 100 kg/ha

op 11 Maart als fosforzure voederkalk. Kali 100 kg/ha op 11 Maart als kali-zout 40 % . K a l k en zwavel. Om een beter verloop in de kalktoestanden v a n de objecten t e krijgen, kreeg een aantal veldjes mergel of bloem v a n zwavel op 8 Maart.

Stalmestveldjes. Op 17 en 18 Februari werd stalmest gegeven n a a r

27,5 ton/ha. H e t was gemengde mest v a n 8 à 9 stuks hoornvee en 2 paarden m e t vrij veel strooisel v a n aardappelloof en stroo.

H e t object 5 Noord kreeg kalkmergel op 8 Maart.

Onbemeste veldjes. H e t object 10 Noord kreeg kalkmergel op 8 Maart. Bewerkingen

N a d a t in den herfst v a n 1925 bieten en koolrapen waren geoogst, werd het proefveld gevalgd. 3 F e b r u a r i werd de grond met den cultivator bewerkt, daarna enkele malen geëgd en vervolgens op 18 Februari ter diepte v a n de bouwvoor geploegd (omdat de winter t e vroeg inviel, had dit niet meer op de gebruikelijke wijze in den herfst k u n n e n geschieden). Op 12 Maart werd de haver gezaaid en ingeëgd.

(17)

Opmerkingen tijdens den groei

Op 20 April was de zuidelijke parallel v a n object 1 Zuid zeer duidelijk Hooghalensch ziek, terwijl meerdere met zwavelzuren ammoniak bemeste veldjes de neiging vertoonden om geel t e worden. De stalmestveldjes waren toen bijzonder goed, de overige gewoon.

Op 3 Mei waren de objecten 1 Zuid, 3 Zuid en 8 Zuid erg geel, evenals de zuidelijke parallel v a n object 4 Zuid. De overige veldjes hadden een normale kleur. Later verdwenen de tegenstellingen. Men zag dus, dat in het begin de veldjes m e t lagen kalktoestand en bemesting met zwavelzuren ammoniak sterk achterbleven en later bijkwamen. I n het eind trad, d a n k zij het gunstige vochtige weer, sterk herstel op en ontwikkelde de haver zich goed, behalve op de zuidelijke parallel van object 1 Zuid, waar de haver t e ziek was.

De stalmestveldjes, die aanvankelijk veel beloofden, werden matig en de onbemeste veldjes bepaald slecht.

Opbrengst

Zie tabel 13, of voor de vergelijking van stalmest m e t kunstmest bij ongeveer gelijke p H nog beter tabel 14 en gemiddeld tabel 15.

T A B E L 13 Objecten p H van de bouwvoor op 31 Aug. 1926 aanduiding van het object 4,75 5,10 5,10 5,65 6,05 6,45 6,80 6,85 1 Noord 3 4 8 6 9 2 7 ", Met : 4,55 4,95 5,10 5,25 5,55 6,20 6,50 6,65 1 Zuid 3 „ 4 „ 8 „ 6 „ 9 ,, 7 ., 2 „

Opbrengst in 1926, witte haver, zege

korrel q/ha stroo en kaf q/ha Met chilisalpeter 40 39 39 40 40 40 41 41 74 73 71 69 68 69 71 65 ,wavelzuren ammoniak 36 40 39 38 40 40 41 41 76 75 74 70 70 65 64 68 hl gewicht kg 50 49 50 49 51 50 50 50 47 48 49 49 50 50 50 50

(18)

464

T A B E L 13 (Vervolg) Objecten p H van de bouwvoor op 31 Aug. 1926 aanduiding v a n het object

Opbrengst in 1926, witte haver, zege

korrel q/ha stroo en kaf q/ha hl gewicht kg 5,45 6,15 5 Zuid 5 Noord Met stalmest 37 37 56 56 49 50 4,95 5,95 10 Zuid 10 Noord Onbemest 22 22 33 30 4 6 % 47 T A B E L 14 Objecten

Kunstmest met chili bij p H 5,10 „ „ „ 5,65 za „ „ 5,10 „ „ „ 5,25 „ „ „ 5,55

Kunstmest m e t chili bij p H 6,05 „ za „ „ 6,20

Opbrengst in 1926, witte haver, zege

korrel q/ha 37 39 40 39 38 40 37 40 40 stroo en kaf q/ha 56 71 69 74 70 70 56 68 65 hl-gewicht kg 49 50 49 49 49 50 50 51 50 T A B E L 15 Objecten

Opbrengst in 1926, witte haver, zege

korrel q/ha 37 39 37 40 stroo en kaf q/ha 56 71 56 66 y2 hl-gewicht kg 49 49 y2 50

so y

2

Bij gelijke pH bracht stalmest dus iets minder korrel en nogal wat minder

stroo op. De vochtgehalten van liet stroo werden niet bepaald.

(19)

De stalmestbemesting van 27,5 ton/ha is dus aan den lagen kant geweest,

niettegenstaande in ]923, 1924 en 1925 ook met stalmest werd bemest naar

respectievelijk 55, 55 en 60 ton/ha.

1927, aardappelen, Eigenheimer

Bemesting

Kunstmestveldjes. Stikstof 90 kg/ha op 30 April. Fosforzuur 75 kg/ha

als fosforzure voederkalk op 11 Maart. Kali 250 kg/ha als patentkali op

12 Maart. Kalk. Op 3 Mei ontving een aantal veldjes kalkmergel. Zwavel.

Op 3 Mei ontving een aantal veldjes bloem van zwavel.

Stalmestveldjes. 60 ton/ha stalmest op 26 Februari. Het was gemengde

mest van 8 stuks hoornvee en 2 paarden.

Het noordelijke object ontving kalkmergel op 3 Mei.

Onbemeste veldjes. Het noordelijke object ontving kalkmergel op 3 Mei.

Bewerkingen. De op 26 Februari gegeven stalmest werd met den greep

door den grond gewerkt.

Op 22 en 23 Maart werden de aardappelen achter den ploeg gepoot. Op

20 April en 2 Mei werd geëgd. Op 4 Mei werd het perceel op rillen gelegd,

op 17 Mei weer vlak geëgd. Op 27 Mei stonden de aardappels in rijen en

werd geschoffeld, op 28 Mei geëgd. Op 1 Juni viel 32,2 mm regen, die den

grond volkomen dichtslempte. Na al de bewerkingen, die mede ten doel

hadden gehad eerst den grond voor bemergeling en bezwaveling geschikt

te maken en later mergel en zwavel door den grond te mengen, zal de

grond vóór den regen wat fijner dan normaal geweest zijn en daardoor extra

zijn dichtgeslempt. Op 3 en 13 Juni werd met den schoffelploeg de grond

weer losgemaakt. Daarna werd nog eenige malen het onkruid bestreden.

Den 8sten Juli werden de planten aangeaard. Het is niet gelukt de structuur

weer goed te krijgen. Ook Juli en Augustus waren nat.

Opmerkingen tijdens den groei

Zie wat over den hevigen regen op 1 Juni bij „Bewerkingen" gezegd werd.

Ook later regende het meer dan normaal.

Gedurende den geheelen zomer bleek, dat bij te lagen kalktoestand ook

aardappels geen zwavelzuren ammoniak kunnen verdragen.

Bij object 1 waren de met zwavelzuren ammoniak bemeste veldjes (pH

na den oogst 4,30) veel achter bij de met natronsalpeter bemeste veldjes

(pH na den oogst 4,50) en hadden een abnormaal donkere kleur.

Bij object 3 vertoonde zich hetzelfde, doch in wat mindere mate (za na

den oogst pH 4,55, natronsalpeter na den oogst pH 4,70).

(20)

Bij object 4 was nog een klein verschil op t e merken (za na den oogst p H 4,95, natronsalpeter na den oogst 5,25).

Bij de kunstmestobjecten m e t hoogeren kalktoestand werden geen ver-schillen tusschen bemesting met natronsalpeter en met zwavelzuren ammoniak waargenomen.

Bij de objecten met stalmest en de onbemeste objecten waren de veldjes met hoogeren kalktoestand iets beter dan die m e t lageren kalktoestand.

Oogst

Den 7den September werden de aardappelen gerooid.

Opbrengst

Zie tabel 16 ; of voor vergelijking van stalmest met kunstmest bij ongeveer gelijke p H nog beter tabel 17.

T A B E L 16 Objecten p H van de bouwvoor op 24 Sept. 1927 4,50 4,70 5,25 5,45 6,05 6,35 6,85 6,95 4,30 4,55 4,95 5,25 5,65 6,15 6,70 6,75 5,45 6,35 4,75 6,10 aanduiding van het object 1 Noord 3 4 8 6 9 2 7 A 1 Zuid 3 „ 4 8 6 9 2 7 , , , , , . 5 Zuid 5 Noord 10 Zuid 10 Noord

Opbrengst in 1927, aardappelen, Eigenheimer

knollen q/ha zetmeel /o q/ha Met ehilisalpeter 244 241 240 259 235 224 241 220 17,7 17,1 17,2 16,8 15,7 16,0 16,8 15,8 43,2 41,2 41,5 43,8 37,1 35,7 40,4 34,7 let zwavelzuren ammoniak

157 206 213 242 225 192 229 195 18,1 17,8 16,9 17,3 16,3 16,1 17,0 15,4 28,3 36,7 36,1 42,1 36,8 31,0 38,9 30,0 Met stalmest 171 1 16,1 1 27,5 194 | 15,9 | 31,0 Onbemest 43 51 18,0 16,7 7,9 8,4 schürf tcij fer 0 0 0 1 2 % 2 % 2 % 3 % 0 0 0 1 1 2 2 3 1% 2 0 2 %

(21)

T A B E L 17 Objecten Stalmest bij p H 5,45 „ „ „ 5,45 ., za „ „ 5,25 „ „ „ „ „ 5,65. . . . .

Kunstmest met chili bij p H 6,35 „ za „ „ 6,15 Opbrengst in 1927, aardappelen, Eigenheimer knollen q/ha 171 240 259 242 225 194 224 192 zetmeel /o 16,1 17,2 16,8 17,3 16,3 15,9 16,0 16,1 q/ha 27,5 41,5 43,8 42,1 36,8 31,0 35,7 31,0 schurft-cijfer 1% 0 1 1 1 9 ^ 3 2

Bij vergelijking van stalmest bij pH 5,45 met kunstmest bij pH 5,25

à 5,65 ziet men, dat kunstmest aanmerkelijk meer opbrengt dan stalmest.

Wij geven dit hieronder nog even weer.

Bemesting Stalmest. . . . Kunstmest 1) . k m met za . . p H op 24 Sept. 1927 5,45 ± 5,40 ± 5,45 Opbrengst knollen q/ha 171 242 234 zetmeel /o 16,1 16,9 16,8 q/ha 27,5 41,1 39,5 schürf tcij fer 1% 1

Stalmest gaf meer schurft.

Bij pH 6,35 was er een gelijk gericht, maar minder groot verschil in

opbrengst tusschen stalmest en kunstmest met chilisalpeter.

Kunstmest met za bij pH 6,15 bracht evenveel op als stalmest bij pH 6,35.

De slechte opbrengst zal wel aan de slechte structuur en den

over-matigen regenval zijn toe te schrijven.

1928, winterrogge, Petkuser

Bemesting

Kunstmestveldjes. Stikstof 60 kg/ha op 24 Maart. Fosforzuur 100 kg/ha

als fosforzure voederkalk op 3 April. Kali 120 kg/ha als zwavelzure kali

op 3 April.

1) Gem. van kunstmest met chili en km met za.

(22)

Stalmestvéldjes. Deze werden dit jaar niet bemest. Bewerking

Op 10 en 11 October werd ter diepte van de bouwvoor geploegd en op 11 October werd de rogge gezaaid.

Opmerkingen tijdens den groei

Op 26 October stond de rogge boven den grond en begon spoedig d a a r n a verschillen t e vertoonen, en wel deze, d a t de e x t r a zure veldjes slechter waren dan de minder zure of meer alcalische.

Begin April viel in het bijzonder de zuidelijke parallel v a n 1 Zuid op {pH op 9 Augustus 1928 3,8, bemest m e t za). De rogge was er roodbruin v a n kleur. Men kreeg den indruk, d a t de planten dood zouden gaan, w a t d a n ook voor een groot deel geschiedde. De opbrengst bleef ver achter.

De middelste parallel v a n 1 Zuid (pH op 9 Augustus 1928 4,3) was ook roodbruin v a n kleur, m a a r toch was hier de s t a n d veel beter; dit veldje gaf d a n ook een bijna normale opbrengst.

Oogst

Op 30 J u l i werd de rogge gezicht.

Opbrengst

Zie tabel 18 en voor de vergelijking van de nawerking v a n stalmest m e t kunstmest bij dezelfde p H tabel 19. Vooral bij de lagere p H (5,20) bleef de opbrengst bij kunstmest t e n achter. Ook nu is het dus weer duidelijk, d a t de nawerking v a n een volle stalmestbemesting, in dit geval 60 ton/ha, a a n de voorvrucht gegeven, op veenkolonialen grond niet voldoende is om een daarop volgend graangewas een vollen oogst t e doen geven.

Dit is in dit geval t e opmerkelijker, o m d a t ook in 1923, 1924, 1925 en 1926 met stalmest bemest werd, zoodat de betreffende objecten in de j a r e n 1923 t o t en m e t 1927 t e zamen 257y2 ton/ha stalmest kregen.

1929, aardappelen, Kampioen

Bemesting

Kunstmestveldjes. Stikstof 124 kg/ha op 13 Mei. Fosforzuur 103 kg/ha

als fosforzure voederkalk op 27 Maart. Kali 244 kg/ha als patentkali op 28 Maart. Kalk. Op 22 September 1928 ontving een a a n t a l veldjes kalkmergel. Zwavel. Op 22 September 1928 ontving een a a n t a l veldjes bloem v a n zwavel.

Stalmestvéldjes. 60 ton/ha stalmest op 4 April. H e t was gemengde mest

v a n 6 stuks hoornvee en 2 paarden.

H e t noordelijk object ontving kalkmergel op 22 September 1928. (20) A 330

(23)

T A B E L 18 Objecten p H v a n de bouwvoor op 9 Aug. 1928 aanduiding van het object

Opbrengst in 1928, winterrogge, Petkuser

korrel q/ha stroo en kaf q/ha hl-gewicht kg 4,75 4,85 5,35 5,60 5,85 6,35 6,60 6,75 Noord Met natronsalpeter 38,50 39,65 38,15 38,90 38,55 38,50 40,75 39,65 69,65 68,55 70,75 70,75 70,40 71,85 75,55 74,45 73,7 74,0 73,3 72,7 74,7 74,0 74,0 73,7 4,10 4,35 4,70 5,05 5,45 6,00 6,35 6,35

Met zwavelzuren ammoniak

1 Zuid 28,85 53,35 3 „ 38,15 64,80 4 „ 38,85 69,25 34,80 60,00 6 „ 37,40 67,05 9 „ 35,55 65,20 38,55 71,15 37,75 73,35 71,3 73,3 74,3 74,7 73,7 74,0 73,7 74,0 5,20 5,95

Nawerking van stalmest

Zuid I 23,35 I 36,70 Noord 28,55 52,20 73,3 73,3 4,55 5,90 10 Zuid 10 Noord Onbemest 15,15 15,55 24,80 26,65 73,3 73,0 T A B E L 19 Nawerking Kunstmest Nawerking Kunstmest " van met v a n met " Objecten stalmest natronsalp. za stalmest natronsalp. za bij p H „ „ » » bij p H bij p H " " 5,20. . 5,35. . 5,05. . 5,45. . 5,95. . 5,85. . 6,00. . Opbrengst in korrel q/ha 23,35 38,15 34,80 37,40 28,55 38,55 35,55 1928, winterrogge stroo en kaf q/ha 36,70 70,75 60,00 67,05 52,20 70,40 65,20 h l Petkuser gewicht kg 73,3 73,3 74,7 73,7 73,3 74,7 74,0

(24)

470

Onbemeste veldjes. Het noordelijk object ontving kalkmergel op 22

Sep-tember 1928.

Grondbewerking

Op 10 en 11 April werden de aardappelen achter den ploeg gepoot.

Grondbewerking en verpleging hadden plaats zooals in de Veenkoloniën

gebruikelijk is. Den 5den Juli werd aangeaard.

Oogst

18—23 September werden de aardappelen gerooid.

Opbrengst

Zie tabel 20 en voor de vergelijking van stalmest met kunstmest bij

dezelfde pH tabel 21. De stalmestveldjes wijken in opbrengst niet al te

zeer van de kunstmestveldjes af. Ook de schurftgraad der knollen is van

dezelfde orde.

TABEL 20 Objecten p H van de bouwvoor op 13 Sept. 1929 aanduiding van het object

Opbrengst in 1929, aardappelen, Kampioen

knollen q/ha zetmeel /o q/ha schürf tcijfer Met natronsalpeter 4,25 4,60 4,70 5,05 5,45 5,75 6,45 6,55 3,80 4,10 4,25 4,50 4,95 5,25 5,90 6,05 5,05 6,05 Noord 1 Zuid 3 4 8 6 416 419 419 420 413 379 352 330 19,1 18,4 18.6 18,1 18,0 16,8 14,0 13,2 79,6 77,1 77,9 75,9 74,2 63,7 49,0 43,8 1,0 1,3 1,7 1,8 1,7 3,3 5,0 5,0 Met zwavelzuren ammoniak

5 Zuid 5 Noord 356 385 396 407 411 373 349 350 19,4 19,1 19,0 19,0 18,7 16,8 14,0 13,8 Met stalmest 378 I 18,0 373 15,4 69,0 73,5 75,3 77,5 76,9 62,7 48,9 48,6 68,2 57,4 1,0 1,2 1,5 2,0 1,5 3,7 4,9 4,7 2,0 4,0 4,55 5,75 10 Zuid 10 Noord Onbem 169 132 est 19,6 15,5 33,5 20,1 2,0 3,7

(25)

TABEL 21

Objecten

Stalmest bij p H 5,05

Kunstmest met natronsalp. bij p H 5,05. . „ „ za „ „ 4,95. . Stalmest bij p H 6,05

Kunstmest m e t zwav. am. bij p H 6,05 . .

Opbrengst in 1929, aardappelen, Kampioen

knollen q/ha 378 420 411 373 350 zetmeel /o 18,0 18,1 18,7 15,4 13,8 q/ha 68,2 75,9 76,9 57,4 48,6 schurft-cijfer 2,0 1,8 1,5 4,0 4,7

1930, zomergerst, goudgerst

Bemesting

Kunstmestveldjes. Stikstof 80 kg/ha op 27 Maart. Fosforzuur 100 kg/ha

als forforzure voederkalk op 6 Maart. Kali 200 kg/ha als kalizout 40 % op

7 Maart.

Stalmestveldjes. 60 ton/ha stalmest op 27 Februari. Het was gemengde mest

van 7 à 8 stuks hoornvee en 2 paarden.

Grondbewerking

Op 7 en 8 November 1929 werd ter diepte van de bouwvoor geploegd.

De stalmest werd met den greep door den grond gewerkt. Op 8 Maart werd

gecultivaterd en op 10 Maart de gerst gezaaid en den volgenden dag ingeëgd.

Opmerkingen tijdens den groei

Op 28 April werd aangeteekend : „Opvallend achter zijn de objecten 1 Zuid

en 3 Zuid, en het middelste veldje van 4 Zuid."

Dit zijn alle veldjes met een lagen kalktoestand en bemest met za.

Oogst

14 Juli werd de gerst gezicht.

Opbrengst

Zie tabel 22 en voor de vergelijking van stalmest met kunstmest bij dezelfde

pH tabel 23. Stalmest brengt bij gelijke pH gemiddeld wat minder korrel

en aanmerkelijk minder stroo op. Daaruit blijkt dat 60 ton/ha stalmest + de

nawerking van een evengroote hoeveelheid aan de voorvrucht (aardappelen)

niet te veel geweest is. Men zie ook het goede hl-gewicht van de

stalmest-veldjes.

(26)

TABEL 22 Object p H van de bouwvoor op 18 Juli 1930 aanduiding van het object

Opbrengst in 1930, zomergerst, goudgerst

korrel q/ha stroo en kaf q/ha hl-gewicht kg Met natronsalpeter 4,60 5,75 10 Zuid 10 Noord 11,3 16,6 16,5 19,0 4,90 5,10 5,35 5,55 5,95 6,30 6,85 6,85 4,00 4,35 4,60 4,90 5,35 5,85 6,25 6,40 5,40 6,25 , 1 Noord 3 4 8 6 9 2 7 34,2 36,7 37,4 36,3 36,3 37,0 38,8 34,3 51,4 54,0 58,5 57,8 58,1 60,1 59,8 59,1 Met zwavelzuren ammoniak 1 Zuid 3 „ 4 „ 8 „ 6 „ 9 „ 2 „ 7 „ 7,3 18,9 28,8 34,2 38,9 37,6 38,7 36,4 Met stalmest 5 Zuid [ 33,6 5 Noord 1 35,2 Onbemest 11,9 27,3 39,4 49,1 55,9 53,1 56,3 53,9 40,9 44,8 69 70 69,5 70 69 69,5 69 68,5 67 69 69,5 70,5 70 70,5 69,5 69,5 71 71 66 69 T A B E L 23 Objecten

Kunstmest m e t natronsalp. bij p H 5,35 „ „ zwav. am. „ „ 5,35 Stalmest bij p H 6,25

Kunstmest met natronsalp. bij p H 6,30 „ „ zwav. am. „ „ 6,25

Opbrengst in 1930, zomergerst, goudgerst

korrel q/ha 33,6 37,4 38,9 35,2 37,0 38,7 stroo en kaf q/ha 40,9 58,5 55,9 44,8 60,1 56,3 hl-gewicht kg 71 69,5 70 71 69,5 69,5

(27)

1931, aardappelen, Triumf

Bemesting

Kunstmestveldjes. Stikstof 120 kg/ha op 6 Mei. Fosforzuur 100 kg/ha

als forforzure voederkalk op 31 Maart. Kali 200 kg/ha als kalizout 40 % op

19 September 1930. Kalk. Op 9 September 1930 ontving een aantal veldjes

kalkmergel. Zwavel. Op 9 September 1930 ontving een aantal veldjes bloem

van zwavel.

Stalmestveldjes. 60 ton/ha stalmest op 26 Maart. Het noordelijk object

kreeg kalkmergel 9 September 1930.

Onbemeste veldjes. Het noordelijk object kreeg kalkmergel op 9 September

1930.

Bewerking

De aardappelen werden 7 en 8 April gepoot en op 25 Juni aangeaard.

Opmerkingen tijdens den groei

De stalmestveldjes droegen een goed gewas „met de bekende

stalmest-kleur". Het loof was dus eenigszins geelgroen met kunstmest vergeleken.

Oogst

9 September werd met rooien begonnen.

Opbrengst

Zie tabel 24 en voor de vergelijking van stalmest met kunstmest bij dezelfde

pH tabel 25.

60 ton/ha stalmest had dus dezelfde uitwerking als een kunstmestbemesting

met 120 kg/ha stikstof.

T A B E L 24 Objecten p H van de bouwvoor op 1 Sept. 1931 5,00 5,25 5,45 5,75 6,05 6,55 6,90 7,15 aanduiding van het object 1 Noord 3 4 8 6 9 2 V Opbrengst in 1931 knollen q/ha aardappelen, zetmeel /o Met natronsalpeter 296 313 338 346 332 322 276 244 15,3 15,5 15,6 15,8 15,9 15,1 14,7 14,1 q/ha 45,5 48,5 52,7 54,7 52,8 48,6 40,5 34,6 rriumf schurftcijfer 1.2 1,2 1,0 1,2 1,3 2,3 2,8 3,7

(28)

T A B E L 24 (Vervolg) Objecten p H van de bouwvoor op 1 Sept. 1931 aanduiding van het object

Opbrengst in 1931, aardappelen, Triumf

knollen q/ha zetmeel 0/ /o q/ha schürf tcij fer 4,20 4,50 4,75 5,10 5,40 5,95 6,30 6,40 5,30 6,30

Met zwavelzuren ammoniak 1 Zuid 3 5 Zuid 5 Noord 254 256 289 309 323 323 286 269 16,3 15,5 16,0 16,3 16,5 16,1 15,1 14,8 Met stalmest 345 1 15,9 306 14,7 41,4 39,8 46,3 50,4 53,1 52,0 43,3 39,9 54,7 44,9 1,0 1,2 1,2 1,0 1,2 2,3 3,0 4,2 1,0 2,5 4,75 6,05 10 Zuid 10 Noord Onbem 130 130 est 18,4 18,3 24,0 23,8 1,0 1,7 TABEL 25 Objecten

Opbrengst in 1931, aardappelen, Triumf

knollen q/ha zetmeel /o q/ha schurft-cijfer Stalmest bij p H 5,30

Kunstmest met natronsalp. bij p H 5,25. „ „ 5,45.

„ 5,10. „ 5,40. zwav. am.

Stalmest bij p H 6,30

Kunstmest met natronsalp. bij p H 6,05.

„ „ 6,55. „ „ zwav. am. „ „ 6,30. „ „ 6,40. 345 313 338 309 323 306 332 322 286 269 15,9 15,5 15,6 16,3 16,5 14,7 15,9 15,1 15,1 14,8 54,7 48,5 52,7 50,4 53,1 44,9 52,8 48,6 43,3 39,9 1,0 1,2 1,0 1,0 1,2 2,5 1,3 2,3 3,0 4,2

1932, wintertarwe, Robusta

Bemesting

Kunstmestveldjes. Stikstof 70 kg/ha op 15 Maart. Fosforzuur 100 kg/ha

als fosforzure voederkalk op 26 Februari. Kali 200 kg/ha als kalizout 30 %

op 25 Februari. Mangaan 100 kg/ha mangaansulfaat op 15 April.

(29)

Stalmestveldjes. 30 ton/ha stalmest op 29 September 1931. Deze mest

kwam van een boerderij, waar ongeveer 10 stuks hoornvee en 3 paarden werden gehouden. Hij bevatte veel stroo.

Mangaan 100 kg/ha mangaansulfaat op 15 April.

Onbemest. Mangaan 100 kg/ha mangaansulfaat op 15 April. Bewerking

Op 26 en 27 September werd ter dikte v a n de bouwvoor geploegd. De stalmest werd op 29 September m e t den greep door den grond gewerkt. D a a r n a werd geëgd.

Den 6den October werd de tarwe gezaaid en op 7 October ingeëgd. 13 April werd geschoffeld en 15 April loodrecht op de rijen geëgd.

Opmerkingen tijdens den groei

De tarwe stond 22 October in rijen. Zij k w a m goed door den winter. N a h e t geven v a n de stikstof kwamen verschillen.

Oogst

4 Augustus werd de tarwe gezicht.

Opbrengst

Zie tabel 26 en voor de vergelijking v a n stalmest m e t kunstmest bij dezelfde p H tabel 27.

Met 30 ton/ha stalmest werd aanmerkelijk minder korrel en veel minder stroo geoogst dan met kunstmest bij dezelfde p H , hoewel de voorvrucht (aardappelen) met 60 ton/ha stalmest was bemest.

TABEL 26 Objecten p H van de bouwvoor op 29 Aug. 1932 aanduiding van het object

Opbrengst in 1932, wintertarwe, Robusta

korrel q/ha stroo en kaf q/ha hl-gewicht k g Met natronsalpeter 4,95 5,15 5,35 5,60 5,95 6,25 6,65 1 Noord 3 4 8 6 9 2 7 37,1 36,6 37,3 34,3 36,1 36,4 36,5 36,5 76,3 77,8 80,0 72,3 81,0 82,3 86,3 81,6 75,1 75,6 75,1 75,4 74,9 74,3 73,0 73,8

(30)

476

T A B E L 26 (Vervolg)

Objecten Opbrengst in 1932, wintertarwe, Robusta

p H van de bouwvoor op 29 Aug. 1932 aanduiding van h e t object korrel q/ha stroo en kaf q/ha hl-gewicht kg 4,40 4,55 4,80 5,05 5,55 5,95 6,35 6,45 5,40 4,75 5,90 Zuid

Met zwavelzuren ammoniak 18,6 22,6 31,0 31,1 34,3 30,8 33,8 34,1 5 Zuid 5 Noord 10 Zuid 10 Noord Met stalmest 27,9 26,5 Onbemest 10,8 7,9 54,4 59,1 68,1 66,9 75,6 73,3 76,2 76,2 55,1 51,7 26,3 26,4 79,8 75,4 75,9 75,7 74,9 74,7 74,6 73,9 75,0 75,9 73,3 72,9 T A B E L 27 Objecten

Kunstmest met natronsalp. bij p H 5,35. . „ „ 5,60. . „ „ zwav. am. „ „ 5,55. . Stalmest bij p H 6,25

Kunstmest met natronsalp. bij p H 6,25. . „ „ zwav. am. „ „ 6,35. . Opbrengst in 1932, wintertarwe, R o b u s t a korrel q/ha 27,9 37,3 34,3 34,3 26,5 36,4 33,8 stroo en kaf q/ha 55,1 80,0 72,3 75,6 51,7 82,3 76,2 hl-gewicht kg 75,0 75,1 75,4 74,9 75,9 74,3 74,6

1933, aardappelen, Thorbecke

Bemesting

Kunstmestveldjes. Stikstof 120 kg/ha op 28 April. Fosforzuur 100 kg/ha

als fosforzure voederkalk op 25 Maart. Kali 200 kg/ha als kalizout 40 % op

7 September 1932. Mangaansulfaat 100 kg/ha op 9 Juni.

Stalmestveldjes. 60 ton/ha stalmest op 25 Maart. Dit was een oude

stroo-rijke mest zonder mestreuk.

(31)

Onbemeste veldjes. Mangaansulfaat 100 kg/ha op 9 Juni.

Bewerkingen

De normale veenkoloniale bewerkingen werden verricht. De aardappelen

werden 28 en 29 Maart gepoot.

Opmerkingen tijdens den groei

Aan het eind van den groei was het loof van de veldjes met hooge pH

en van alle stalmestveldjes lichtgroen van kleur.

Oogst

21 en 22 September.

Opbrengst

Zie tabel 28 en tabel 29 voor de vergelijking van stalmest met kunstmest

bij gelijke pH.

T A B E L 28 Objecten p H van de bouwvoor op 28 Sept. 1933 4,95 5,15 5,30 5,45 5,75 6,15 6,50 6,75 4,05 4,25 4,45 4,70 5,05 5,40 5,85 5,95 5,30 6,10 4,50 5,65 aanduiding van het object 1 Noord 3 4 8 6 9 2 7 ", A 1 Zuid 3 „ 4 8 6 9 2 7

,

,

,

,

,

i 5 Zuid 5 Noord 10 Zuid 10 Noord

Opbrengst in 1933, aardappelen, Thorbecke

knollen q/ha zetmeel

%

Met natronsalpeter 340 368 384 383 403 385 376 355 16,2 16,4 16,7 16,9 17,0 17,4 17,1 17,2 'et zwavelzuren ammoniak

203 205 267 314 353 346 365 347 17,0 16,9 16,5 16,4 16,7 17,2 17,5 17,5 Met stalmest 366 1 15,7 359 | 16,3 Onbemest 135 151 16,7 18,4 q/ha 55,1 60,2 64,2 64,7 68,5 66,8 64,1 61,1 34,5 34,6 44,1 51,6 58,9 59,6 64,0 60,8 57,4 58,5 22,7 27,7 schürf tcij fer 1,0 0,7 0,5 0,7 1,3 1,3 2,3 1,2 0,2 0,3 0,4 0,3 0,8 1,3 1,5 1,1 1,2 1,7 0,1 1,0

(32)

TABEL 29

Objecten

Kunstmest met natronsalp. bij p H 5,30. . „ „ 5,45. . „ „ zwav. am. „ „ 5,40. . Stalmest bij p H 6,10

Kunstmest met natronsalp. bij p H 6,15. . ,, „ zwav. am. „ „ 5,95. .

Opbrengst in 1933, aardappelen, Thorbeeke

knollen q/ha 366 384 383 346 359 385 347 zetmeel % 15,7 16,7 16,9 17,2 16,3 17,4 17,5 q/ha 57,4 64,2 64,7 59,6 58,5 66,8 60,8 schurft -cijfer 1,2 0,5 0,7 1,3 1,7 1,3 1,1

K u n s t m e s t met natronsalpeter brengt bij ongeveer gelijke p H meer knollen op dan stalmest of kunstmest m e t zwavelzuren ammoniak.

H e t zetmeelgehalte m e t stalmest is lager d a n m e t kunstmest. 1934—1939

Verandering van het proefplan

I n 1934 en volgende jaren werd geen stalmest meer gegeven. De vroegere stalmestobjecten werden nu volledig met kunstmest bemest, waarbij de stikstof als zwavelzure ammoniak werd gegeven. Hetzelfde geschiedde met de vóórdien onbemeste objecten. I n 1934 en volgende jaren k u n n e n wij dus de nawerking op het gewas v a n „ s t a l m e s t " en „ o n b e m e s t " nagaan.

1934, zomertarwe, van Hoek

Bemesting

Stikstof 70 kg/ha op 20 Maart. Fosforzuur 100 kg/ha als fosforzure voeder-kalk in October 1933. Kali 200 kg/ha als kalizout 40 % in October 1933. Kopersulfaat 75 kg/ha op 17 Maart. Mangaansulfaat 100 kg/ha op 19 April.

Bewerkingen

Half October werd geploegd en twee dagen later werd Julianatarwe gezaaid. Eind Februari bleek dit gewas zóó slecht te staan, d a t besloten werd het door zomertarwe t e vervangen. Daarom werd het land eind Februari met den cultivator bewerkt, geëgd en halfbooms geploegd. Op 5 Maart werd de zomertarwe gezaaid. Verder werd bewerkt zooals ter plaatse gebruikelijk is.

Opmerkingen tijdens den groei

Den 4en Mei werd aangeteekend, d a t een tijgering van de bladschijven was waar t e nemen t o t aan p H 5,4 (bepaald in eind September 1933) bij de

(33)

met zwavelzuren ammoniak bemeste veldjes en bij het zuurste met

natron-salpeter bemeste veldje (pH 4,7).

Oogst

Den 18en Augustus werd de tarwe gezicht.

Opbrengst

Zie tabel 30 en voor de vergelijking van de nawerking van stalmest met

objecten van gelijke pH, welke geen stalmest ontvingen, tabel 31.

T A B E L 30 Objecten p H van de bouwvoor op 24 Aug. 1934 aanduiding van het object Opbrengst in 1934, zomertarwe, van Hoek

korrel q/ha stroo en _ kaf q/ha hl-gewicht kg Nader grondonderzoek milli-aequivalenten uit-wisselbaar ') per 100 gr

geheel drogen grond calcium magnesium Stikstof 2) in den geheel dro-gen grond /o 5,15 5,35 5,50 5,65 5,95 6,30 6,70 6,90

Kunstmest met natronsalpeter 4,7 9,3 1 Noord 3 4 8 6 9 2 7 40,3 43,3 44,1 44,1 43,2 41,5 40,0 38,8 64,9 69,7 71,5 67,4 68,6 68,5 67,8 66,4 81,4 81,0 80,8 81,0 81,4 80,3 79,1 80,3 0,58 0,76 0,34 0,35

Kunstmest met zwavelzuren ammoniak 3,95 4,20 4,45 4,65 5,00 5,45 5,90 6,00 5,15 6,05 4,40 5,60 1 Zuid 3 „ 4 „ 8 „ 6 „ 9 „ 2 7 „ 12,1 14,1 28,8 34,2 42,4 39,2 41,3 38,9 24,6 29,6 48,6 52,4 66,5 65,5 66,1 64,8 79,2 79,5 80,1 81,1 81,1 79,8 80,4 81,2 17,2 0,62

Kunstmest met zwavelzuren ammoniak, vroeger stalmest 5 Zuid I 48,9 I 77,0 I 81,9 I 7,7 I 1,36 5 Noord | 45,8 | 72,7 | 81,0 | 14,7 | 1,74

Kunstmest met zwavelzuren ammoniak, vroeger onbemest 10 Zuid 10 Noord 31,5 38,2 51,8 59,2 81,7 81,0 0,37 0,37 0,35

1) Bepaald als oplosb. in 0,1 n zoutzuur.

(34)

480

TABEL 31

Objecten

km met za, vroeger stm, bij p H 5,15 . . . . k m met nas, bij p H 5,15

„ „ za, „ „ 5,00 k m met za, vroeger stm, bij p H 6,05 . . . . k m met nas, bij p H 5,95

„ „ za, „ „ 6,00

Opbrengst in 1934, zomertarwe, van Hoek

korrel q/ha 48,9 40,3 42,4 45,8 43,2 38,9 stroo en kaf q/ha 77,0 64,9 66,5 72,7 68,6 64,8 hl-gewicht kg 81,9 81,4 81,1 81,0 81,4 81,2 Nader grondonderzoek Milli-aequivalenten uitwisselbaar per 100 gr

geheel drogen grond calcium 7,7 4,7 7,9 14,7 9,3 17,2 magnesium 1,36 0,58 0,55 1,74 0,76 0,62 Stikstof in den geheel dro-gen grond /o 0,37 0,34 0,35 0,35 0,37

Bij lagere pH brengt het object, dat vroeger stalmest kreeg, meer op.

Bij hoogere pH is dit in mindere mate het geval.

Nader grondonderzoek geeft aan dat de objecten, die vroeger stalmest

kregen, geen hooger stikstofgehalte hebben dan die, welke steeds met enkel

kunstmest bemest werden. Wel hebben ze een veel hooger gehalte aan

uit-wisselbaar magnesium.

1935, aardappelen, Thorbeeke

Bemesting

Stikstof 120 kg/ha op 25 April. Fosforzuur 100 kg/ha als fosforzure

voeder-kalk op 20 en 21 Maart. Kali 200 kg/ha als patentkali op 20 en 21 Maart.

Kalk. De objecten 7 Zuid en 10 Noord ontvingen kalkmergel op 18 October

1934. Zwavel. De objecten 3 en 4 Noord ontvingen bloem van zwavel op

18 October 1934. Mangaansulfaat 100 kg/ha op 11 Juni.

Bewerkingen

31 Augustus en 1 September 1934 werd de tarwestoppel ondiep geploegd.

6, 10 en 12 September werd geëgd. Op 18 October, nadat mergel en bloem van

zwavel waren gegeven, werd het proefveld 10 à 12 cm diep met den cultivator

bewerkt en daarna tweemaal geëgd.

27—29 Maart werden de aardappelen achter den ploeg gepoot. Op 27 Juni

werden de planten aangeaard.

Oogst

(35)

Opbrengst

Zie tabel 32 en in tabel 33 de vergelijking van de nawerking van stalmest

met objecten van gelijke pH, welke geen stalmest ontvingen.

Bij lage pH (4,80 à 4,95) was er geen verschil in opbrengst tusschen de

drie in tabel 33 vergeleken bemestingswijzen.

Bij pH 5,50 bracht kunstmest met natronsalpeter het meest op.

Tusschen kunstmest met zwavelzuren ammoniak, vroeger stalmest en

steeds kunstmest met zwavelzuren ammoniak was bij dezen zuurgraad

geen verschil.

T A B E L 32 Objecten p H van de bouwvoor op 30 Sept. 1935 aanduiding v a n het object Opbrengst in 1935, aardappelen, Thorbeeke knollen q/ha zetmeel /o q/ha schurft-cijfer Nader grondonderzoek Milli-aequivalenten uitwisselbaar per 100 gr

geheel drogen grond calcium magnesium

Kunstmest met natronsalpeter 3,90 4,25 4,95 5,50 5,55 6,10 6,45 6,65 3 Noord 4 1 8 6 9 2 1 392 412 431 437 432 395 396 380 17,1 18,0 18,9 18,0 17,9 18,3 17,7 17,6 67,0 74,2 81,2 78,5 77,1 72,3 70,4 66,8

%

%

1 % 2 2 2>/2 3 3 % 4,11 6,50 10,13 0,69 0,64 1,08

Kunstmest met zwavelzuren ammoniak 3,95 4,05 4,25 4,50 4,85 5,10 5,45 6,60 1 Zuid 3 „ 4 „ 8 „ 6 „ 9 „ 2 „ 7 „ 358 371 389 414 423 392 388 364 17,9 18,2 18,5 18,6 18,5 18,5 18,5 18,5 64,1 67,3 72,1 77,0 78,1 72,6 72,0 67,3

y

2

Vz

%

I Ü i 2 % 2 % 3 6,86 13,36 0,45 0,60 4,80 5,50

Kunstmest met zwavelzuren ammoniak, vroeger stalmest

5 Zuid 5 Noord 433 393 18,1 18,3 78,4 71,8 2y2 6,71 12,32 0,79 1,54 4,40 6,25

Kunstmest met zwavelzuren ammoniak, vroeger onbemest

10 Zuid 10 Noord 348 326 18,7 19,0 65,2 62,1

(36)

T A B E L 33

Objecten

km met za, vroeger stm, bij p H 4,80

k m met nas, bij p H 4,95 „ za, „ „ 4,85 k m met za, vroeger stm,

bij p H 5,50

k m met nas, bij p H 5,50 „ , „ „ 5,55 „ „ za, „ „ 5,45 Opbrengst in 1935, aardappels, Thorbecke knollen q/ha 433 431 423 393 437 432 388 zetmeel /o 18,1 18,9 18,5 18,3 18,0 17,9 18,5 q/ha 78,4 81,2 78,1 71,8 78,5 77,1 72,0 schurft -cijfer l'A i 2*4 2 2 2 % Nader grondonderzoek milli-aequivalenten uitwisselbaar per 100 gr

geheel drogen grond calcium 6,71 4,11 6,86 12,32 6,50 10,13 13,36 magnesium 0,79 0,69 0,45 1,54 0,64 1,08 0,60 Nader grondonderzoek

Bij nader grondonderzoek v a n mengmonsters v a n eenige objecten bleek, d a t de grond, die vroeger stalmest kreeg, het meeste uitwisselbare magnesia b e v a t t e . Bij lage p H was slechts met steeds kunstmest met za een groot ver-schil. Men zie de tabellen 32 en 33.

1936, zomergerst, goudgerst

Bemesting

Stikstof 70 kg/ha op 18 Maart.

Fosforzuur 100 kg/ha als fosforzure voederkalk op 15 November 1935. Kali 200 kg/ha als kalizout 40 % op 15 November 1935.

Mangaansulfaat 100 kg/ha op 24 April. Bewerkingen

25 en 26 November 1935 werd het proefveld ter diepte v a n de bouwvoor geploegd. 4 Maart werd met den cultivator bewerkt en 9 Maart de gerst gezaaid.

Opmerkingen tijdens den groei

H e t gewas kwam goed op, behalve op de zuurste veldjes, waar de stand zeer hol was. Eind Mei t r a d e n legeringsverschijnselen in het gewas op, die

(37)

in lateren tijd nog sterker tot uiting kwamen. De beste veldjes legerden,

terwijl minder goede veldjes rechtop bleven staan.

Oogst

Op 22 Juli werd de gerst gezicht, behalve op een viertal der zuurdere

veldjes, waar het pas op 25 Juli geschiedde.

Opbrengst

Zie tabel 34 en voor de vergelijking van de objecten, die vroeger stalmest

kregen, met de objecten met gelijke plî, die geen stalmest ontvingen, tabel 35.

Bij gelijke pH bracht kunstmest met zwavelzuren ammoniak, vroeger

stalmest, meer op dan steeds alleen kunstmest met zwavelzuren ammoniak.

Daar de grondmonsters niet bewaard werden, kon geen nader grondonderzoek

worden verricht.

T A B E L 34 Objecten p H van de bouwvoor op 25 Aug. 1936 4,45 4,60 5,05 5,40 5,80 6,15 6,55 6,70 4,10 4,20 4,50 4,60 4,90 5,25 5,75 6,85 5,00 5,60 4,50 6,70 aanduiding van het object

Opbrengsten in 1936, zomergerst, goudgerst

korrel q/ha stroo en kaf q/ha hl-gewicht kg Kunstmest met natronsal peter

3 Noord 4 1 8 6 'J 2 7 9,2 21,0 28,0 30,8 31,9 31,2 28,7 29,3 24,5 43,8 48,6 51,4 48,9 45,9 47,6 45,9 60,6 61,5 66,1 70,1 69,6 68,9 68,5 69,7 Kunstmest met zwavelzuren ammoniak 1 Zuid 3 „ 4 „ 8 „ 6 „ 9 „ 2 „ 7 „ 2,8 3,0 12,0 18,0 24,4 27,2 28,3 28,8 9,4 8,5 39,8 33,4 40,4 41,0 40,7 43,8 63,3 64,1 61,2 64,4 65,8 69,3 69,7 70,0 Kunstmest met zwavelzuren ammoniak, vroeger stalmest 5 Zuid 1 31,5 1 47.4 1 68,0 5 Noord 1 32,3 | 47,7 | 69,7 Kunstmest met zwavelzuren ammoniak, vroeger onbemest

10 Zuid 10 Noord 11,4 29,5 24,1 43,8 66,6 69,5 duizend- korrel-gewicht g 25,2 25,2 26,9 31,2 30,2 30,6 29,8 31,8 27,7 26,2 24,3 27,0 26,0 27,2 30,8 31,7 29,7 30,9 28,6 31,3

(35) A 345

(38)

484

TABEL 35

Objecten

k m met za, vroeger stm, bij p H 5,00. . . „ „ nas bij p H 5,05

„ „ za „ „ 4,90 „ „ „ „ „ 5,25

k m m e t za, vroeger stm, bij p H 5,60. . . „ „ „ „ 5,80 „ „ za „ „ 5,75 Opbrengsten in 1936, zomergerst, goudgerst korrel q/ha 31,5 28,0 24,4 27,2 32,3 30,8 31,9 28,3 stroo en. kaf q/ha 47,4 48,6 40,4 41,0 47,7 51,4 48,9 40,7 hl-gewicht kg 68,0 66,1 65,8 69,3 69,7 70,1 69,6 69,7 duizend- korrel-gewicht g 29,7 26,9 26,0 27,2 30,9 31,2 30,2 30,8

1937, aardappelen, Eigenheimer en Triumf

Op de oosthelft van ieder veldje werden Eigenheimer-, op de westhelft

Triumf-aardappelen verbouwd.

Bemesting

Stikstof 120 kg/ha op 27 April.

Fosforzuur 100 kg/ha als fertiphos op 5 October 1936.

Kali 200 kg/ha als kalizout 40 % op 5 October 1936.

Mangaansulfaat 100 kg/ha op 1 Juni.

Bewerkingen

Op 31 Maart werden de Eigenheimer-, op 1 April de Triumf-aardappelen

achter den ploeg gepoot.

Opmerkingen tijdens den groei

De aardappelen kwamen goed op en stonden 18 Mei in rijen. Gedurende

de geheele groeiperiode waren tusschen de beide variëteiten vrijwel geen

verschillen te zien. Aan het eind van de groeiperiode zag het gewas er niet

zeer fraai uit. Er trad een geelachtige verkleuring met zwart-bruine vlekken

op de blaadjes op, die vooral op de zuurste veldjes sterk tot uiting kwam.

Oogst

De aardappelen werden 8 en 9 September gerooid.

Opbrengst

Zie tabel 36 en voor de vergelijking van de objecten, die vroeger stalmest

kregen, met de objecten met gelijke pH, die geen stalmest ontvingen, tabel 37.

(39)

m < o 0 s •a fi •n fi & H M fi © ft ft a •a C3 r~ CO C l fi 4 ^ M) u J 3 ft. O fi -^ x> o iente n er 10 0 g gron d & CL, £ • • j j M fi câ G CT1 a i S* Q ^ 3 T ! « ' S -"? 'S -^ •"S ^ <+-t s #2 H o

s

„a fi to y

s

. 3 ' M fi s S "a t i n &•< fi :s. -g'5 m S o a -fi c r< S c £ n *3 ° © C fi O -fi W J ' _ .2 s -3 -fi 0 — . c w J * +^ M £ r2 o S 4 ^ fi -fi a fi c3 cS •S ë ci / \ fi - H — S g a & — 0 i-O t o © © CS Cl o f CC xC"t x j ^ \ M s j ) -O^ x^t* x ^ X T ^ . - N 1 ^ - H \ - ^ i - N «"•- , - N « v X H 0 0 O W H © h

-•t" îft* irf io" »o" »O »o" io"

CO ï > O o" o" o"

o r- -<f r-" <N" O" x ^1 x ^4 \ N -<T* xTt* xT^ "-x^ x*^1 ^ H ^ H ^ - i M CO (M O <M X O O »O O a d oi* o d c l w o f—i c^i ^H i—i co •*+ ^ co

Tf LO « (M M O X X C O C Û C D C C O I > Cl lXl Ol CO »O i—t t> o; CS <M " t C S - ^ t - t - i O t O t O I-HI—i Ol <N Ol Ol CN Cl S r-H rH H Cl H O Q0 -I1' IO M >—i Ol Ol Ol c e t - o o o c o r - c i - ^ o " C D to" co' to to" io to"

io »o uo I-H to Ci to •—I f - O 0 0 C 0 O M > C D

C O ^ H X C O O I M ^

" - * T j 4 l Q » O t O t D t O t D

r-^ t-" to" to" to" i > to" t ^

O t * «5 O H OJ M M i - f r t f f î T j i o o c c t - i r î p H M r - ( r H F H ( M M ( M IS • ^ T ^ - ^ ^ - ^ T j i i O t D t - cs o " o " —I T f • * * Ï * Ö 5^ © 5 - y c< £ ;*> £ S c io t -^ H »O TT* *•# O l O t o t o i—i i—i t o l O O GO O l CM 4 J g Q i S? O o, *-» f t f n ? s e TO t ~ ^+. co r-H CO CO - * O I O — i-H O OS o — <N » 0 s 0} s? <0 OB S ^ ca CO l O r~ r~ o-i CO o <M O r~ co CO « s M S> S) S OD s ^ l > • * o OJ CO CO l O CsJ o q T * QO CO CM l O CM fi>3 2 ° 3 °

(40)

T A B E L 37

Objecten

k m met za, vroeger stalmest, bij p H 4,85

k m met nas bij p H 4,85 . . . . „ „ „ „ „ 4,90 . . . ,

» za „ „ 4,95 . . . . k m met za, vroeger stalmest, bij

p H 5,85

k m met nas bij p H 6,05 . . . . „ „ za „ „ 5,40 . . . . „ „ „ „ 6,30 . . . . Opbrengst in 1937, aardappelen Eigenheimer "o Ö q/ha 321 175 205 269 311 306 277 252 zetmeel % 17,7 15,8 16,7 17,4 16,7 16,3 16,6 17,2 q/ha 56,9 27,6 34,3 47,0 52,0 50,1 45,9 43,4 S a A S i to ü 1 % 0 2 % 1 2 % 3 % Triumf "o .S q/ha 256 142 193 247 285 277 253 236 zetmeel /o 16,2 14,6 15,6 17,0 16,0 15,7 16,8 16,8 q/ha 41.5 20,8 30,1 42,0 45,7 43,3 42,5 39,5 'S

<*

UI o % iy2 i % 2 % 2 % 2V2 3 % Nader grond-onderzoek milli-aequivalenten uitwisselbaar per 100 gram geheel drogen grond calcium 7,1 2,9 3,9 7,9 10,4 12,3 12,7 16,4 magne-sium 0,7 0,5 0,6 0,6 0,9 0,9 0,7 0,9

Bij p H 4,85, kunstmest met zwavelzuren ammoniak, vroeger stalmest, bracht Eigenheimer meer knollen en zetmeel op d a n met de p H overeenkomt. Bij Triumf is dit slechts ten opzichte v a n kunstmest met natronsalpeter het geval.

Bij den hoogeren verzadigingsgraad v a n den grond verschillen de p H ' s der objecten t e veel om een oordeel uit te spreken.

Groote verschillen in uitwisselbaar magnesiumgehalte van den grond zijn er tusschen de objecten met gelijke p H niet.

1938, zomergerst, Kenia

Bemesting

Stikstof 70 kg/ha op 11 Maart.

Fosforzuur 100 kg/ha als fertiphos op 2 Maart. Kali 200 kg/ha als kalizout 40 % op 2 Maart. Mangaansulfaat 100 kg/ha op 19 April. Bewerkingen

10 en 11 November werd ter diepte van de bouwvoor geploegd. 2 Maart werd het proefveld m e t den cultivator bewerkt. D a a r n a werd m e t fosforzuur en kali bemest. 3 Maart werd de gerst gezaaid en 4 Maart ingeëgd.

Opmerkingen tijdens den groei

I n het eerste gedeelte v a n den groei was de stand slechts matig. Op 12 April werd aangeteekend, d a t het gewas nogal v a n den wind geleden h a d en

(41)

veel gele bladpunten vertoonde. Op de zuurste veldjes bleef de gerst direct achter, terwijl ook de stand holler was. Begin Mei was de groei op de veldjes met hooge p H vrij welig t e noemen. Een betere stand ging gepaard met een donkerder kleur. E e n sterke reactie v a n de gerst op de p H v a n den grond kwam hier duidelijk t o t uiting. De veldjes met de hoogste p H stonden be-vredigend, doch bij een geringe daling bleef h e t gewas te licht v a n kleur. Beneden p H 4,5 kwamen veel gele bladpunten voor. Op de zuurste veldjes stond het gewas geel en sprietig en zóó slecht, d a t bij het eggen de planten sterk leden. H e t eggen is daarop nagelaten, hetgeen, mede t e n gevolge v a n den hollen stand, op de zuurste veldjes veel onkruid gaf.

Half J u l i bleek de stand v a n het gewas t o t p H 6,0 beter t e worden, terwijl beneden p H 5,0 het gewas sterk verminderde. De zuurste veldjes droegen practisch geen gerstplanten.

Oogst

29 J u l i t o t 9 Augustus werd de gerst gezicht. I n het algemeen gesproken waren de veldjes m e t hooge p H het eerst zichtklaar. N a 1 Augustus werden nog slechts veldjes met p H onder 5 gezicht. 16 veldjes gaven geen opbrengst. De vroegere stalmestveldjes met lage p H werden iets eerder gezicht dan met hun p H overeenkomt.

Opbrengst

Zie tabel 38 en voor de vergelijking van de objecten, die vroeger stalmest kregen, met de objecten m e t gelijke p H , die geen stalmest ontvingen, tabel 39.

TABEL 38 Objecten p H van de bouwvoor op 18 Aug. 1938 aanduiding v a n het object

Opbrengst zomergerst, Kenia, 1938

korrel q/ha stroo en kaf q/ha hl-gewicht k g duizend- korrel-gewicht g Nader grondonderzoek milli-aequivalenten uitwisselbaar per 100 g

geheel drogen grond

Ca Mg 4,65 4,75 4,90 5,35 5,60 5,95 6,15 6,50 3 Noord 4 1 8 6 9 2 7 Kunstmest met 7,5 16,9 27,3 34,3 34,0 31,8 28,9 32,6 43,3 46,4 43,8 40,8 39,6 41,8 natronsalpeter 53,5 56,0 62,9 65,6 65,8 66,4 66,3 66,4 22,9 23,0 30,1 33,4 34,0 34,6 33,7 33,9 3,02 3,87 6,71 8,36 0,38 0,49 0,60 0,60

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Onderhoudt materialen en middelen zorgvuldig en zorgt dat materialen en informatie per klant bij elkaar blijven - Werkt bij de vervaardiging van het model volgens de afspraken met

De beginnende beroepsbeoefenaar vraagt een kenteken aan en geeft dit door aan de klant samen met andere gegevens die de klant nodig heeft voor het verzekeren van het

Evenmin gaat dat voor elke weers- gesteldheid, die men binnen het heersende klimaat zou kunnen verwachten, nog afge- zien van het feit dat men deze kennis toch niet in praktijk

Zo is bij (aansprakelijkheid wegens) schending van de MiFID II-gedragsregels de Nederlandse civiele rechter volgens ons niet verplicht om een vermoeden van causaal verband aan te

Our study tries to assess the effect of precipitation changes (years 2001-09) on the amount of goods consumed annually and ultimately on the probability of being poor. The change

Gebruik energie tijdens melken voor het koelen zal door extra voorgekoelde melk sterk verlaagd worden.. Voorkoelwater voorkoelen Gelijk aan melk voorkoelen met

Een kwaliteitsboom die zich succesvol gevestigd heeft, gaat volgens de QD-strategie door drie fases voordat deze gekapt en vermarkt kan worden: de kwalificeringsfase, waarin

Noteert nauwkeurig zijn bevindingen en schrijft een volledige rapportage van het onderhoud aan de motorfiets, met daarin alle uitgevoerde werkzaamheden, arbeidstijd en de verwerkte