OEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEEIT ONDER GLAS, NAAIDWIJK.
Beïnvloeding van de aanleg van mannalijke en vrouwelijke bloemen bij komkommer.
door:
ir.A.A.M.Swep
=s==sxss£=s=s==xss&sBS8=a:a=a=asasB£Bsssss3xasa=EE=8ss=smsss=B3saxaB«
P
Pro^^t. nr< f-
li.
- 40Plaats ^ A* * &
Jaar » i9ö*Jfyj|
Beïnvloeding van de aanleg van mannelijke en vrouwelijke bloemen bij komkommer
Inleiding
Bij vrouwelijk bloeiende komkommerrassen komen in de praktijk en in verschillende proeven op het Proefstation in varierende verhoudingen manne lijke en vrouwelijke bloemen voor.
ïïit belichtingsproeven bij opkweek van gemengd bloeiende komkommer-planten blijkt de aanleg van vrouwelijke bloemen te varieren. Bij de win-terteelt(pootdatum rond 1 november) legt een gemengd bloeiende komkommer-plant naar verhouding meer vrouwelijke bloemen aan.
De verhouding van het aantal mannelijke en vrouwelijke bloemen wordt dus niet alleen genetisch bepaald, maar ondervindt ook invloed van milieu factoren. In een oriënterend proefje wordt de invloed van een aantal van deze omstandigheden nagegaan.
Opzet
De proef is opgezet in de variakas kap 8, met 5 planten per behande
ling. De behandelingen zijn t I. Normale lichtintensiteit (^+)
Yerminderde lichtintensiteit (L )
II. Hoge pH van het substraat (Ca+)
Lage pH van het substraat (Ca )
III. Hoog Stikstofniveau in het
substraat (N )
Laag Stikstofniveau in het
substraat (N )
IV. Gemengd bloeiend ras (Sporu van de Rui ter)
Vrouwelijk bloeiend ras (Vrouwelijke Hybride no 1 van Bruinsma) Alle mogelijke combinaties van deze behandelingen (totaal 16) zijn in de proef opgenomen en geplaatst volgens bijgaand schema (bijlage 1).
Uitvoering
Als substraat werd tuinturf gekozen (80 -85^0 organische stof) vanwege de lage, gemakkelijk te verhogen pH en het arm zijn aan minerale voedings stoffen. Gepoot werd in emmers van 10 liter inhoud. De plantjes werden in zuiver zand opgekweekt en als kiemplantjes uitgepoot in de emmers om de voorgeschiedenis zoveel mogelijk uit te schakelen. De tuinturf werd met
* de volgende stoffen bemest (per m ).
meststof
Ca+N+ Ca+n" Ca~N+ G af
meststof grond 1 grond 2 grond 3 grond 4
Dolomietkleimergel
0
M
4,0 kg 1,0 kg 1,0 kgDubbelsuperfosfaat 1,0 » 1,0 « 1,0 " 1,0 »
Crescal (14-10-14) 1,0 " 0,40 " 1,0 " 0,40 «
; ; J&ilëÉwnons alpe ter 0 , 5 0 » — 0 , 5 0 " —
Patentkali 0,40 " 0 » CO O 0,40 » O •k CO O
Gestreefd werd naar een gelijk K^O-gehalte voor alle gronden. Spore elementen werden in voldoende mate d.m.v. Crescal toegevoegd. Fosfaat werd in overmaat toegevoegd om eventuele verschillen in fosfaatinvloed te voor komen.
x
De toegevoegde hoeveelheid IT en K^O ( per m tuinturf) bedroeg dus onge veer s
N K2O
grond 1 en 3 240 g 210 g
grond 2 en 4 56 g 200 g
De pH-verschillen werden aangebracht door een verschillende bemesting met Dolomietkleimergel. De grond werd op de pootdatum en drie weken daarna bemonsterd. De lage lichtintensiteit werd verkregen door de helft van het kapje van boven en aan de zijkanten af te. schermen met enkel kaasdoek. Gedurende de gehele proef werden op verschillende tijdstippen van de dag
en verschillende bewolkingsgraden de lichtintensiteiten gemeten.
Evenals dagelijke de maximum- en minimumtemperatuur werden 's-morgens
om 9 uur en ts-middags om 2 uur de grond» en luchttemperatuur gemeten.
De zaaidatum was 26 juli, de pootdatum 2 augustus. Door de lage tempera tuur verliep de kieming traag. De bloemen zijn in de tweede en vierde week van september geteld.
4» Waarnemingen
4.1 Grondmonsteranalyse
datum grond
Koolzure-kalk PH gloeirest N K2° 2/8 1 1, 1$ 5,1 2,71°/ 181 mg/100 g 219 rag droge grond 2 1,2» 5,1 1,94" 41 fl 204 " 3 0,0" 4,2 2,43" 183 rt 202 " 4 0,0" 4,1 1,89" 54 it 216 »
De bemonstering op 20/8 gaf weinig inzicht in de gehalten aan de verschillende elementen, daar deze door verticaal transport (ver damping en uitspoeling) laagsgewijs sterk variëren. De verhouding, zoals bij bemonstering op 2/8 bleef echter bestaan.
4.2 Lichtintensiteit datum tijdstip bewolkingsgraad intensiteit in kas lux intensiteit onder kaas doek , lux reductie door kaasdoek 4/8 9.00 bewolkt 10.500 4.000 6296 5/8 12.00 zonnig 11.000 5.600 49$ 11/8 16.45 zonnig 10.000 5.750 43$ 12/8 11.30 zonnig 42.500 14.000 67$ 25/8 16.00 zonnig 20.000 6.250 69$ 27/8 10.30 licht bewolkt 22.500 10.000 56$ 27/8 13.30 zonnig 40.000 12.000 70$ 8/9 ? bewolkt 20.000 6.000 70$ 17/9 9.30 bewolkt 2.400 720 70$ 23/9 11.30 *? 14.400- 6.900 52$ 30/9 11.40 bewolkt 6.300 •1.800 71$
Door vervuiling neemt de lichtintensiteit onder kaasdoek af.
4.
4.3 Luchttemperatuur dagelijkse max.temp. dagelijkse min.temp. dagelijks te 9 uur dagelijks te 14 uur onder kaasdoek niet onder kaasdoek verscnilkaasdoek verschil niet kaasdoek
dagelijkse max.temp. dagelijkse min.temp. dagelijks te 9 uur dagelijks te 14 uur onder kaasdoek niet onder kaasdoek gemiddeld spreiding dagelijkse max.temp. dagelijkse min.temp. dagelijks te 9 uur dagelijks te 14 uur 2 3 , 5 - 3 0 , 0 ° c 12,0 - 18,5 17,0 - 22,0 21,0 - 33,0 26,0 - 37,0 12,0 - 18,5 18,0 - 26,5 20,5 - 37,0 - 4,0°C + 0,3 - 1,7 - 3,0 -6,0 tot + 1,0 -0,5 tot + 2,0 -4,5 tot + 0,5 -5,0 tot + 0,5 4.4 Relatieve luchtvochtigheid
De relatieve luctvochtigheid is niet gemeten, maar deze was onder kaasdoek, zeker overdag, steeds aanzienlijk hoger, van wege de verminderde invloed van het luchten.
4.5 Gewas
4.5.1 Vegetatieve groei
De groei onder kaasdoek was, vanwege de geringe lichtintensiteit veel gerekter, de zijscheutontwikkeling verliep trager en de bladdiameter was geringer.
In de ruimte zonder kaasdoek bleven de planten bij een lagere pH duidelijk achter in groei. Onder kaasdoek was dit in mindere mate het geval.
De planten in de grond met overmaat stikstof had den aanvankelijk kleinere bladeren, dan die met weinig stikstof. Het stikstof gebrek trad het eerst zichtbaar in de ruimte zonder kaasdoek. De planten met weinig stikstof in het substraat vertoonden onder kaasdoek bij de laagste pH het laatst stikstofgebrek. Als de planten stikstofgebrek gaan vertonen, vertraagt de groei zeer sterk. Het gewas wordt dan zeer hard en t aai.
Het ras Sporu ontwikkelt vroeger en forsere zijscheuten dan de Vrouwelijke Hybride no 1. Ondanks de voortdurend lagere dagtemperatuur onder het kaasdoek is bij nage noeg alle planten in die ruimte de kop verbrand. Dit verschijnsel kan dus alleen veroorzaakt zijn door de daar heersende hogere relatieve luchtvochtigheid, die
de verdamping van de plant verminderde en daardoor de bladtemperatuur deed oplopen.
4.5.2. Bloeiwijze
De mannelijke bloeiwijzen zijn klisters van 4 tot 10 of meer bloemen. De vrouwelijke bloemen komen soms soli
tair voor, maar meestal zijn er in een bladoksel twee vrouwelijke "bloemen aangelegd, waarvan er ee'n snel in groei achterblijft en meestal vroeg aborteert. Soms komen er in een bladoksel meer dan drie vrouwelijke bloembegin-selen voor. Dit aantal kan tot zes oplopen. Hoe meer vrouwelijke bloemen er in een klister verenigd zijn, des te groter is de kans,dat in een oksel van een blad aan eenzelfde zijscheut mannelijke bloemen voorkomen, zowel in een klister als solitair tezamen met twee vrouwelijke bloemen.
Naast een bladoksel kunnen soms ook nog bloemen
voorkomen in het oksel van een rank (homoloog met een blad) Meestal is dit dan een klister mannelijke bloemen ook bij een vrouwelijk bloeiend ras.
Opvallend is, dat zowel van de mannelijke, als van de vrouwelijke bloemen bij stikstofgebrek de bloembekleed-selen veel groter en veel steviger zijn. Ook de bloem is dan hard, fors en taai. De vrouwelijke bloemen hebben bij stikstofgebrek een groter, steviger vruchtbeginsel. Bij overmaat stikstof zijn de bloemen kleiner en zwakker. Vooral de mannelijke bloemen ontwikkelen zich bij stik stofgebrek sneller.
4.5.3. Aanleg van mannelijke en vrouwelijke bloemen.
4.5.3.1 Sporu
Onder lichtcondities van de zomer (poot-datum half maart - half augustus, daarbuiten zijn nog geen waarnemingen verricht) is de aan leg van bloemen aan de hoofdstengel bij Sporu gebonden aan een vrij strak patroon. Meestal is in het oksel van het eerste ware blad geen met het oog zichtbare bloem aanwezig (zeer vroege abortie ?). Midden in het oksel van het tweede blad staat een zijscheut ingeplant. Aan beide zijden daarvan bevindt zich een klister bloemen.
6. Vaak zijn dit aan "beide zijden een of meerdere vrouwelijke bloemen, soms aan ein zijde éSn of meerdere vrouwelijke "bloemen en aan de andere zijde een klister mannelijke bloemen. Minder vaak (10 - 20tfo van de planten) bevinden zich aan beide zijden mannelijke bloemen.
In het oksel van hst derde blad wordt
êia.
bloemklister aangelegd. Meestal zijn dit manne lijke bloemen, soms echter een of twee
vrouwelij-O 6
ke.-Daar boven, tot het 1o - 14 bladoksel vindt men slechts klisters mannelijke bloemen.
6 6
In het oksel van het 10 - 15 blad worden, meestal in een oksel £en of twee vrouwelijke bloemen aangelegd. Soms komen in twee en zelden in drie opeenvolgende bladoksels vrouwelijke bloemen voor. Daarboven worden, zeker tot het
30e blad (dit is tot boven de draad) nagenoeg
steeds klisters mannelijke bloemen aangelegd. Aan de zijscheuten is het patroon van de bloemaanleg minder strak, hoewel er enige regel maat te bespeuren is. In het eerste blaioksel
van de onderste 7-8 zijscheuten komen nage
noeg steeds vrouwelijke bloemen voor. In het
tweede tot 5-7 bladoksel van die zijscheuten
worden bijna steels klisters mannelijke bloemen aangelegd; in de volgende 1 of 2 bladoksels twee vrouwelijke bloemen, daarna weer 3-5 oksels
Q
Omannelijke bloemen etc. Vanaf de 7 - 8 zij scheut tot de draad worden nagenoeg steeds in de eerste twee bladoksels twee vrouwelijke bloe men aangelegd. Daarna wordt het patroon van de onderste zijscheuten gevolgd.
4.5*3«2. Vrouwelijke Hybride no 1.
In de praktijk komt, wat de verhouding van mannelijke en vrouwelijke bloemen betreft,
dit ras overeen met de rassen en M^q van
de Ruiter. Ook bij deze vrouwelijk bloeiende rassen is de bloemaa.nleg aan de hoofdstengel aan een bepaald patroon gebonden. In het eerste bladoksel van de hoofdstengel komt meestal geen
(zichtbaar) bloembeginsel voor. Is dit wel zichtbaar, dan is dit steeds vrouwelijk. In het ok3el van het
tweede blad worden, aan beide zijden van de zij scheut,
meestal vrouwelijke bloemen aangelegd, soms aan Sin zijde een mannelijke kLister. In het derde blad worden nog overwegend vrouwelijke bloemen aangelegd» In het
0 / 0 0
4 t/m 10 - 15 bladoksel treft men bijna steeds een klister mannelijke bloemen aan, daarboven worden nage noeg steeds vrouwelijke bloemen aangelegd. Vindt men hoger aan de hoofdstengel mannelijke bloemen, dan is deze klister ingeplant in het oksel van een rank.
Aan de zijscheuten — en dan nog meestal aan de onderste — komt op een steeds wisselende plaats hier en daar een klister mannelijke bloemen voor.
4«5*4. Beïnvloeding van de aanleg van mannelijke en vrouwelijke
bloemen.
Voor de plaats van de bloemen aan de hoofdstengel bij Sporu zie bijlage 1 A en 2. Onder kaasdoek (L"") is de kop
6
van de hoofdstengel ter hoogte van omstreeks het 15 blad verbrand. Laar de verschillen tussen de behandelingen om streeks die hoogte van de hoofdstengel zichtbaar worden en in die gevallen met een zijscheut, die in de eerste twee bladoksels bijna steeds vrouwelijke bloemen aanlegt, is ver der gegaan, wordt hier het behandelingseffect sterk verstoord.
Bij vergelijking van de behandelingen N"~ t.o.v. N+ bij Sporu onder normale lichtintensiteit valt op, dat het aantal
vrouwelijke bloemen aan de hoofdstengel na het twaalfde blad
bij de behandeling toeneemt. Bij de behandeling Ca"F~L+
is het aantal vrouwelijke bloemen geringer dan bij Ca+ïT"L+ (zie ook grafiek op bijlage 4)*
De vergelijking van Ca+N+ en Ca+IT van het ras Sporu
bij lage lichtintensiteit geeft resultaten in de zelfde rich ting als bij genoemde normale lichtintensiteit. Bij de ver gelijking van de behandelingen Ca"*U+ en Ca**N~ bij Sporu onde: lage lichtintensiteit treedt het storende effect van de brand-koppen op.
8
Vergelijkt men Ca"" N" L~ met Ca" N" L+ bij Sporu, dan valt op, dat bij L~ veel meer klisters mannelijke bloemen aan gelegd worden.
Bij het ras Vrouwelijke Hybride no 1 ie dezelfde ten dens waar te nemen (zie bijlage 3). N~ induceert meer man nelijke bloei t.o.v. N+, Ca" werkt ook in de richting van mannelijke bloei. Vooral de lage lichtintensiteit heeft ook een sterke toename van mannelijke bloemen tot gevolg.
Betrekt men de zijscheuten van de eerste orde hier bij dan treden verschillende complicerende invloeden op. a. De variabiliteit in de verhouding van mannelijke en vrouwelijke bloemen aan de zijscheuten is groter dan aan de hoofdstengel.
b. De verschillende behandelingen hebben tot gevolg, dat een aantal zijscheuten op met de behandeling varierende hoogte niet of slecht uitlopen.
c. Aan de zijscheuten onder aan de plant worden meer
mannelijke en minder vrouwelijke bloemen aangelegd t.o.v. de hogere zijscheuten. Toch treden ook hier de verschillen, veroorzaakt door de behandelingen, duidelijk naar voren. Het ras Sporu geeft het volgen de beeld :
Het aantal opeenvolgende oksels met vrouwelijke bloemen bedraagt bij N+ maximaal 2, bij N- kan dit tot 4 oplopen. Het aantal opeenvolgende bladoksels met mannelijke bloe men kan in de diverse behandelingen als volgt bedragen.
+ L L~ Ca+ N+ 1 - 5 3 - 1 4 Ca+ N" 1 - 2 1 - 9 Ca"" N+ 2 - 8 3 - 1 7 Ca" ir 2 - 4 2 - 7
Bij de Vrouwelijke Hybride no 1 komen aan de zij scheuten over de gehele plant (vooral onderaan) op ver schillende plaatsen klister, of solitair samen met 2 vrouwelijke bloemen, mannelijke bloemen voor. Soms vindt men in 4 - 5 opeenvolgende bladoksels mannelijke bloemen. In het volgende tabelletje wordt het percentage van de bladoksels weergegeven, waarin mannelijke bloemen voor komen.
L+
L-Ca+ N+ 10#
25%
Ca+ N~ 11# CD
Ca" N+ 15
fo
19'fo
Ga""
TS"
9
c/o
9%
Bij de behandeling Ca+ N~ L+ is het aantal mannelijke "bloemen relatief te hoog, daar hier de zijscheuten slecht ^ÎTtliepen, waardoor de onderste zijscheuten met een
gro-tçr aantal mannelijke bloemen domineerden.
^ Duidelijk wijst bij beide rassen de geringere licht« intensiteit in de richting van mannelijke bloei. Ook het effçcj van stikstofgebrek vindt men weer duidelijk terug. Het kalkeffect is onduidelijk.
5° Samenvatting en conclusie
In een oriënterend proefje werd de invloed van reductie van de lichtintensiteit en een verschil in kalk- (pü) en stikstofbemesting op de verhouding van mannelijke en vrouwelijke bloemen nagegaan. De volgende effecten werden door deze behandelingen verkregen.
a. Bij lage lichtintensiteit worden meer mannelijke bloemen aange legd.
b. De lage stikstofgift (N-gebrekssymptomen duidelijk zichtbaar) heeft een sterke verschuiving naar vrouwelijke bloei tot gevolg c. De hogere kalkgift (hogere pH) werkt waarschijnlijk verschuiving
in de richting van vrouwelijke bloemvorming in de hand.
De hierbeschreven effecten zullen in nauwkeuriger proeven nàder onder zocht worden. laaldwijk, 14 oktober 1965. De proefnemer, Ir. A.A.M.Sweep. Proefstation Naaldwijk januari 1966.
Bijlage 1. Ca" N"
L"
Y 16 Ca" N"L"
M 15 Ca" N+L"
V 14 Ca" N+L"
M 15 Ca+ l" L"Y
12 11 Ca+ N~ L" M 10 Ca+ N+ L~Y
Ca+ N+L"
M 9 8 Ca" N" L+ V 7 Ca" mm 1 L+ M 6 Ca" N+L
+Y
5 Ca" I+L
+ M Ca+ I" I*+Y
4 Ca+ I~ L+ M 5 2 Ca+ N+ L+Y
+ Ca N+ L+ M 1Ga"* « weinig kalk Ca+ » meer kalk in sub
straat
I*" « weinig stikstof !+ » veel stikstof in
substraat
L~ « weinig licht L+ • normale lichtinten
siteit
V a Vrouwelijke Hybride no 1.
BIJLAGE 2
O . X X X X X X X Xo x x x x x x x x x
O X X X X X X X X X O X X X X X X X X X O - X X X X X X X Xo x x x x x x x x x
o x x x x x x x x x
o x x x x x x x x x
o x x x x x x x x x
o x x x x x x x x x
x x x x x x x x x x
o x . x x x x x x x
O l X X X X X X X Xo x x x x x x x x x
x x x x x x x x x x
o x x x x x x x x x
o x .
X X X X X X X O . X X X X X X X Xo x x x x x x x x x
o x x x x x x x x x
x x L . x x x x x x
x l _ _ X X X X X
I - . X X X X X X X X I - X X X X X X X X X X X Xx i x x x x x x
X X X I X X Xx x l . S x x .
X X Xx x l
X X X X X X Xx x x x x x x
X X X X l- X X X X Xx l x x x x x x x
x . l . x x x X X X X
X l._ XXX XXXX X X Xl - x x x x x .
x x x x x x x x x x
x x x x x x x x x x
x x x x x x x x x x
X X X X X X X X - O X X X X X X- XX Xx x x x x x x x x x
x l
X X X- Xx x x x x x x x x
x x x x x x x x x x
x x x x x x x x x x
_ X _ _ _ XX X X X X X X X X X - . X X _ - X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X . X X X Xx x x x x x x x x x
X X X X X X X X X X X X X X X . X X X X . X X X X X X X X X X Xx
X X X X X X X X X X X • • -CaN
L Ca*N"
L X X .X XXX.. X- - X X X X X X . X X . Ca"N
V
Ca N LI : brandkop daarna met zijscheut varder gegaan