• No results found

Regionale verschillen in geldopbrengsten van onverwarmde tomaten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Regionale verschillen in geldopbrengsten van onverwarmde tomaten"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

I r . A . P . V e r h a e g h

REGIONALE VERSCHILLEN IN G E L D O P B R E N G S T E N VAN ONVERWARMDE TOMATEN

Mededelingen en O v e r d r u k k e n \ t^'s >--_ | j ; j ö 6 N o . 1 7 - i n , «BUOIH« * • .A L a n d b o u w - E c o n o m i s c h Instituut C o n r a d k a d e 175 - Den Haag - T e l . : Cl.41.61

O v e r d r u k uit: "Tuinbouw m e d e d e l i n g e n " van de D i r e c t i e b e d r i j f s o n t w i k -keling van het M i n i s t e r i e van Landbouw en V i s s e r i j , j a a r g a n g 3 2 , N r . 9 , b l z . 3 9 3 - 3 9 7

(2)

P r o b l e e m s t e l l i n g

Het is een bekend feit dat geografische verschillen in natuurlijke om-standigheden en in technische, economische en menselijke factoren van grote invloed zijn op de vestigingsplaats van bedrijven. Ook in Neder-landse tuinbouwkringen is dit onderwerp en met name de fenologie, d.i. de leer van de invloed van klimaat en bodem op de groei van planten en dieren, dan ook vele malen onderwerp van discussie geweest. 1)

Tot nu toe is het vraagstuk van de betekenis van de vestigingsplaats-factoren voor tuinbouwbedrijven uitsluitend kwalitatief benaderd. Meer inzicht in dit vraagstuk kan worden verkregen door de vestigingsplaats-factoren en hun invloed op het bedrijfsresultaat te kwantificeren. Deze factoren zijn echter moeilijk meetbaar en vaak onderling correlerend.

Ze vormen een complex geheel.

Uit vorige LEI-onderzoekingen is gebleken dat de verschillen in op-brengstniveau - d.w.z. uiteenlopende geldopbrengsten per eenheid van oppervlakte bij gelijke plantdatum - één van de belangrijkste oorzaken zijn van verschillen in bedrijfsuitkomsten in de glastuinbouw. 2)

Deze onderzoekingen betroffen echter een bepaald gebied. Voor het onderzoek naar de vestigingsfactoren in de tuinbouw is het echter nood-zakelijk om de opbrengstniveaus van de diverse tuinbouwgebieden met el-kaar te vergelijken. Blijken er opmerkelijke verschillen in opbrengstni-veau te zijn tussen de geografisch uiteenlopende gebieden dan kunnen hieruit belangrijke conclusies worden getrokken inzake de meest gunsti-ge vestigingsplaats.

In dit artikel is uitsluitend het opbrengstniveau van de koude tomaat in de diverse gebieden vergeleken. Diverse overwegingen hebben tot deze keuze geleid, nl. de belangrijke plaats die de tomaat in de Nederlandse tuinbouw inneemt, de geografische spreiding van de glastomatenteelt, de als glasprodukt geringere afhankelijkheid van de weersomstandigheden

(beheerste watervoorziening en luchting). Terloops zij hier opgemerkt dat een onderzoek naar regionale verschillen in de teelt van

stooktoma-ten binnenkort zal worden gepubliceerd.

Wat het onderzoek naar onverwarmde tomaten betreft, zijn in de tuin-bouwgebieden Westland, Noord-Groningen, Huissen en Vleuten, de op-brengsten en het gebruik van belangrijke materialen in de jaren 1963-'66 vastgesteld op bedrijven met onverwarmde tomaten. Het tuinbouwgebied van Noord-Limburg kon eerst in 1964 in het onderzoek worden betrok-ken.

G e l d o p b r e n g s t e n p e r r e g i o

De verschillen in brutogeldopbrengsten per 100 m2 glas tussen de on-derzochte gebieden zijn vrij groot. In het Westland zijn deze aanmerke-lijk hoger dan in de overige gebieden (tabel 1, zie blz. 4).

(3)

T3 I—I bJO Jfi1 "> rH Ol a Q . o CD ai W> <N S o o r H CU a c a> a i S O

1

ai •S Î -> C O c cu co bJD C ' tu S-i a o o M O +-> 3 . O m T 3 I-H CU T i S O . Q ai c OD C •i-i a o rH Ü I •a ÎH o o 2? S X! .2 » £ £ a ™ to & M O O o> ff) r H i - l I N Ol O i - l I N T " ( N ( N U î ff) O O m co co co r H r H I t > co i oo <N Tt< i - I CO c o t > l O ( N r H <N I N 0 0 ff) O O os co m in i o oo co co r H CN t - co I <N O CM o o m in 50 O oo t> t - o ff) O r H CM oo co ff) ff) IN 00 oo co in oo oo oo oo oo I ff) m i co o ff) r H i - l I N t - ff) O 0 0 00

3

ai rH «O > co co ,co co o o rH rH CO T* CD CO ff) ff) r-l rH 3 -D 01

s>

3 ai ö co co co co O ff) rH r-l co •* CO CO Ol O rH rH en en ai C CO CD CO CD O ff) co - * C D CD ff) ff) t - ff) i-i oo CO I N t - r-l ( N r H CO CO m T * oo o co co r H CO ff) 0 0 co co r H CO ff) 0 0 CO CO 0 0 ff) co I ff) ff) co m m m t -CO <N r H t > m - * cu bB bO C •r-t •5 § O ra CU . Q C CU '3 u CU e cu cu •a c cu

•° a .

ü ai « •i3 cu "•* Ö S M S O >H O •" ai *^ S Il J 3

•*

s

ä

T3 ai 5 -S ^f £ CU <N S* eu eu « T l „ O 2 - g * CD C D CO C D ff) ff) r-1 r H r H ai w ai co • * "S <o co P ff) ff) H H H !H U ai cu a a +-> -4H» c3 a i o . . . O A ft

(4)

De gunstigere resultaten in het westen zijn - zowel bij vroeg geplante als bij laat geplante tomaten - in hoofdzaak een gevolg van de grotere produktie in de eerste maand(en) van de oogstperiode (tabel 1) en van een betere kwaliteit van het aangevoerde produkt tot uitdrukking komend in een hoger percentage export (tabel 3).

Tabel 2. Gemiddelde kg-opbrengsten van onverwarmde tomaten per 100 m2 glasoppervlakte Oogstvóór 1 augustus 1963 t/m 1966 1964 t/m 1966 Totaal 1963 t/m 1966 1964 t/m 1966 Westland vroeg 370 385 982 951 laaf 140 153 931 983 Noord-Limburg vroeg laat 280 112 942 946 Vleuten vroeg laat 281 92 310 94 872 903 867 911 Noord-Groningen vroeg laat 214 240 860 895 56 66 850 858 Huissen vroeg laat 209 56 242 68 833 804 823 787 1) Plantperiode eind maart tot 24 april.

2) Plantperiode 24 april tot 15 mei.

Tabel 3. Gemiddelde export van onverwarmde tomaten in % van de pro-duktie Oogst vóór 1 augustus 1963 t/m 1966 1964 t/m 1966 Totaal 1963 t/m 1966 1964 t/m 1966 Westland

J)-vroeg 97 97 92 92 Ta-aT" 96 94 89 90 Noord-Limburg vroeg -94 -82 laat -83 -73 Vleuten vroeg 85 86 74 76 laat 84 84 72 70 Noord-Groningen vroeg 86 86 77 77 laat 80 79 70 71 Huissen vroeg laat 70 71 70 69 59 58 60 56 1) Plantperiode eind maart tot 24 april.

(5)

De geldopbrengsten per eenheid van oppervlakte tussen de bedrijven in een regio variëren aanzienlijk. Bovendien lopen de opbrengsten per bedrijf van j a a r tot j a a r sterk uiteen. We hebben nu ter-wille van diep-gaander inzicht in de regionale verschillen het materiaal onder één noe-mer gebracht. De uitkomsten van de individuele bedrijven in alle gebie-den zijn daartoe in de figuren 1 en 2 (zie blz. 7) uitgedrukt in procenten van het jaargemiddelde van het Westland.

Uit de grafieken komt, behalve de spreiding van de geldopbrengsten, tevens het niveauverschil tussen de gebieden tot uitdrukking. Uit figuur 1 blijkt b.v. dat t.a.v. de vroeg geplante tomaten, 85% van de bedrijven in Noord-Groningen een geldopbrengst behalen die lager ligt dan het gemid-delde van het Westland. De positie van de overige gebieden is op analoge wijze te berekenen.

Van gebied tot gebied zijn er verschillen in het gebruik van de diverse kastypen, in r a s , in oppervlakte, in plantdatum etc. Door middel van fac-toranalyse zijn de invloeden per gebied van de belangrijkste verschillen onderzocht. Het bleek dat verschillen in kastype en kleine verschillen in plantdatum aanzienlijke invloed hebben op de geldopbrengsten. Ten einde een beter inzicht in de geografische verschillen te verkrijgen, is de in-vloed van de verschillen in kastypen en in plantdatum uitgeschakeld. Uit tabel 4 blijken de verschillen in bruto-opbrengsten in de diverse gebieden bij gelijk kastype (alle Venlo-warenhuizen) en gelijke plantdatum (resp. 10 en 30 april) via regressielijnen bepaald.

Tabel 4. Brutogeldopbrengsten per 100 m2 glasoppervlakte van tomaten in onverwarmde Venlo-warenhuizen (gld)

Westland

Noord-Limburg Vleuten

Noord-Groningen Huis sen

1963/1966 1964/1966 plantdatum 10/4 30/4 690 530 560 530 plantdatum plantdatum 10/4 30/4 10/4 30/4 450 450 430 400 440 440 plantdatum plantdatum 10/4 30/4 10/4 30/4 430 420 360 340 430 410 350 320 D e i n v l o e d v a n h e t w e e r

Verschillen in de vroegheid van de oogst (aantal kilogrammen geoogst vóór 1 augustus) en in kwaliteit, veroorzaken grote verschillen in totale geldopbrengsten in de diverse regio's.

De oogstvroegheid in een bepaald gebied is van j a a r tot j a a r echter niet gelijk. In het Westland b.v. was de gemiddelde kilogramopbrengst per 100 m2 van tomaten vóór 1 augustus geoogst, in 1964 veel groter, nl. 466 kg, dan in de jaren 1963, 1965 en 1966 toen de kg-opbrengst r e s p . 326, 316 en 372 bedroeg.

Volgens het K.N.M.I. "Maandelijks overzicht der weersgesteldheid" zijn de maanden april t / m juli in de jaren 1963 en 1965 over het geheel genomen koud en somber geweest. In 1966 Iaat de zon in deze maanden

(6)

Spreiding van de geldopbrengsten van onverwarmde tomaten in de verschillende gebieden (geldopbrengsten uitge-drukt In procenten van het jaargemiddelde van het Westland 1963 t / m 1966)

Figuur 1 Westland Vleuten Huissen Groningen Limburg Figuur 2

plantperiode 24 april tot 15 mei

10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 percentages van totaalaantal waarnemingen

10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 percentages van totaalaantal waarnemingen

(7)

verstek gaan. In 1964 valt het weer mee.

De invloed van deze weersverschillen op de ontwikkeling van het to-matengewas weerspiegelen zich duidelijk in het verloop van de vroegheid van de oogst. De kwantitatieve opbrengsten liggen in de koude jaren 1963 en 1965 het laagst. In 1964, het.gunstigste j a a r betreffende het weer, werden de meeste kilogrammen voor 1 augustus binnengehaald.

De tomaat stelt strenge eisen aan de temperatuur; meestal zal de nachttemperatuur niet beneden 14 C en de temperatuur overdag niet be-neden 18 C mogen dalen. 3) Een indruk van het temperatuurverloop in diverse gebieden in Nederland geeft tabel 5.

Tabel 5. Gemiddelde minimum- en maximumtemperatuur (C) van april t / m juli van de 5 hoofdstations

1963 1964 1965 1966 1963 1964 1965 1966 Den Helder 9,4 10,2 9,3 10,1 14,7 15,8 14,2 15,2 Minimumtemperatuur Eelde 7,3 7,7 7,4 8,1 De Bilt Vlissingen 8,0 9,7 8,6 10,7 7,8 9,9 8,6 10,4 Maximumtemperatuur 17,1 18,0 16,1 17,6 17,5 15,7 18,5 16,7 16,7 15,1 17,9 16,0 Beek L 8,8 9,1 8,3 9,4 18,1 19,7 16,9 18,4 Gem. min. temp. 8,6 9,3 8,5 9,3 Gem. max. temp. 16,6 17,7 15,8 17,0 Bron: K.N.M.I. "Maandelijks overzicht van de weersgesteldheid".

Het verschil tussen de voor tomaten noodzakelijke minimumnachttem-peratuur (14 C) en de feitelijke nachttemminimumnachttem-peratuur, is veel groter dan het verschil tussen voor tomaten noodzakelijke minimumdagtemperatuur (18 C) en de werkelijke minimumdagtemperatuur. Het is daarom te v e r -wachten dat onder deze omstandigheden vooral de minimumtemperatuur invloed heeft op de oogstvroegheid. 4) Onder normale omstandigheden (14 ' s nachts, 18 overdag) is de vroegheid van de oogst afhankelijk van zowel de dag als de nachttemperatuur. Verkerk 5) vond een sterke c o r -relatie tussen de gemiddelde temperatuur (d.i. een som van de nacht- en dagtemperatuur) en de vroegheid van de oogst.

(8)

o o o in Tf co o o co V * £ » ü! R h O CD M P. CU S

=1

(N Ö HP Ifï i - H A

1

•K £ Wl K g S • J T j O c M> O r i i •o Z. !2& SS -53 ^3 ta O m "ft -'S

'Bi

v?

(9)

We hebben getracht de groeiomstandigheden voor de koude tomaat te karakteriseren met de gemiddelde minimumtemperatuur van de maanden

april tot en met juli.

Om de verschillen in groeiomstandigheden per jaar en per gebied tot uitdrukking te brengen zijn in figuur 3 (zie blz. 9) de kg-opbrengsten per 100 m2 (zelfde kastype en plantdatum) voor 1 augustus geoogst gerela-teerd aan de minimumtemperaturen uitgedrukt in procenten van de nor-male (1931 t / m 1960) temperatuur te De Bilt. Weerstation Naaldwijk is representatief gesteld voor produktiegebied Westland en station Venlo voor Noord-Limburg. De temperaturen voor Vleuten en Noord-Groningen zijn via isothermen berekend.

Gezien de teelttechnische afwijkingen van het gebied Huissen is dit ge-bied niet verder verwerkt.

Uit deze figuren blijkt dat de kg-opbrengst per 100 m2 (geoogst vóór 1 augustus) in hoge mate afhankelijk is van de minimumtemperatuur. We kunnen nu stellen dat verschillen in minimumtemperatuur tussen de ge-bieden tot gevolg hebben dat de vroegheid van de oogst in de gege-bieden niet gelijk i s . Gebieden met een relatief hoge minimumtemperatuur en daardoor een natuurlijke vroegheid van de oogst, zullen van de hogere prijzen in het begin van het seizoen een beter gebruik kunnen maken. Bovendien ontstaat door de oogstvervroeging bij gelijke teeltbeëindiging -een ruimere oogstperiode.

C o n c l u s i e

De brutogeldopbrengst van de onverwarmde tomatenteelt is sterk af-hankelijk van de kg-opbrengsten vóór 1 augustus. Deze kg-opbrengsten houden in sterke mate verband met de minimumtemperatuur, die niet a l -leen van j a a r tot j a a r varieert, maar die ook permanent van gebied tot gebied verschilt.

Afhankelijk van deze verschillen in minimumtemperaturen zal daarom ook de concurrentiepositie van de diverse gebieden uiteenlopen. In gebie-den met onverwarmde tomatenteelt, welke relatief hoge

minimumtempe-raturen hebben - gebieden die meer naar het zuiden en westen van ons land zijn gelegen - is de concurrentiepositie van de koude tomatenbedrij-ven dan ook sterker dan in de overige gebieden met onverwarmde toma-tenteelt.

(10)

LIJST VAN GERAADPLEEGDE LITERATUUR 1) Dr.ir. J . J . Post:

"Klimaatverschillen en de tuinbouw", Mededelingen Directie Tuin-bouw, 16 (1953), blz. 649-653.

W.J. Sängers:

"De geschiktheid van het Nederlandse klimaat voor groenteteelt", Me-dedelingen Directie Tuinbouw, 16 (1955), blz. 159-186 en 213-233. M. Prins:

"Tuinbouwvestiging: Dringend vraagstuk met talrijke facetten", Mede-delingen Centraal Bureau, 44e jaargang, januari 1960, blz. 7-12. "Vraagstukken betreffende de tuinbouwvestiging", Mededelingenblad Landbouwschap 1961 No. 4.

"Tweede nota over de ruimtelijke ordening in Nederland", Staatsdruk-kerij- en Uitgeversbedrijf, 's-Gravenhage, 1966.

2) Ir. D. Meijaard:

"Oorzaken van verschillen in bedrijfsuitkomsten in de glastuinbouw", L.E.I.-studie No. 16.

3) J.H. Groenewegen:

"DeTomaat"blz.76, N.V. Uitgevers-Mij W.E.J. Tjeenk Willink Zwolle/ 1963.

4) M. Scharringa:

"Voortgezet onderzoek naar de nachtelijke minimumtemperaturen op 10 cm hoogte boven verschillende bodemoppervlakten te De Bilt", 1959; K.N.M.I.-verslagen V-121 (R 111-276-1963).

Dr. J.P.M. Woudenberg en d r s . E.M. de Jong van Meeteren: "Metingen van de minimumtemperatuur op 10 cm hoogte in de voor-jaarsmaanden van 1957 en 1959 t / m 1964 in het Westland en De Kring" (1967): K.N.M.I.-verslagen V-192-111 (R 111-302-1967).

5) K. Verkerk:

"Temperature, Light and the Tomato" blz. 185 t / m 190 II. Veenman en Zonen - Wageningen - 1955.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze vormen van gebruik zijn in dit N2000-plan vrijgesteld van de vergunningplicht in het kader van de Wet Natuurbescherming, mits het gebruik niet wijzigt ten opzichte van

Het institutionele bestel in Utrecht was bijzonder gunstig voor de stadhouder, omdat deze door het regeringsreglement van 1674 grote invloed had 1..

Maar zelfs als de waarde voor uitkomst 2 niet meegenomen zou worden en er puur alleen maar gekeken zou worden naar de kosten van opname in een zorginstelling dan nog zou er door de

Nurses are able to integrate education, self-management support, motivational interviewing and treatment of risk factors in outpatient consults or daily care to support patients

neming of afdeling / dienst / departement in de loop van het voor. gaande jaar te maken

De mbo-verpleegkundige verkrijgt snel inzicht in de eigen kracht, mogelijkheden, ziektegeschiedenis en de zorgbehoefte van de zorgvrager door een gesprek te voeren en verbindend

Bij deze berekeningen zijn wij, zonder wijzigingen, uitgegaan van de kwantitatieve gapeyons, die in ons rapport no 92, Onderzoek naar de kostprijzen van enkele soorten 1- , 2- on

De Medewerker printmedia controleert tijdens het productieproces regelmatig de kwaliteit van het product en stelt indien nodig de machine en/of de apparatuur tijdig bij. Hij