• No results found

De invloed van het rijpheidsstadium op de opbrengst aan peulen en doperwten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van het rijpheidsstadium op de opbrengst aan peulen en doperwten"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

«AGENINGEN

JE INVLOED VAN HET R I J P H B I D S S T A D I U M OP DE OPBRENGST AAN PEULEN EN DOPERWTEN

Ir. P. Riepma Wzn.

(2)

3

-INHOUDSOPGAVE Biz. Inleiding- 5

I. Opzet van het onderzoek on weersgesteldheid °

II. Eijpheidsgraad on peulopbrenbst 9

III. Rijpheidsstadium on percentage van do peulopbrengst IV. Bijpheidsstadium on doporwtonopbrengst

18 20 V. Samenhang tussen rijpheidsstadium en do gemiddelde peul-en 26

doporv/tonopbrongst en de daaruit voortvloeiende prijsver-houding bij oogsten op uiteenlopend tijdstip

VI. Bijpheidsstadium en zeef sortering

33 VII. Do vooderwaarde van het afvalprodukt en van het gehele

gewas 34 Samenvatting .»

(3)

Ov^-r do samenhang tussen hot rijphoidsstadium van conserven—., doporwtuii on do opbrengst van poulon rosp. erwten v/as tot dusverre in ons land nog onvoldoende onderzoek verricht. Toch is deze zaak van veel belang omdat er een goede basis dient te zijn voor afre-kening bij de contractteelt, hetzij naar kg peul hetzij naar kg

doperwt per ha.

De in de Amerikaanse en Engelse literatuur voorkomende gege-vens bleken dikwijls minder goed bruikbaar voor Nederlandse omstan-digheden! bovendien werden als maat voor de rijpheid uiteenlopende grootheden gebruikt.

Meer aansluiting werd verkregen met de recent gepubliceerde resultaten van de Zweedse onderzoeker LENNaRT 0TT0SS0N (4)» die, evenals wij als maat voor de rijpheidsgraad, het Tm-getal heeft ge-bruikt. Het Tm-getal wordt vastgesteld met behulp van een tendero-raeter, een apparaat dat de weerstand meet diu ontstaat bij het door

een spieetrooster drukken van een monster rauwe doperwten. Dit ge-tal neemt toe naarmate de e nvt rijper wordt.

Uit de Angelsaksische literatuur en liet onderzoek van OTTOSSON (3) is bekend dat deze mechanische rijpheidsbepaling goed voldoet. Immers, er bestaat een zeer goede samenhang tussen Tm-getal en de chemische analyse waarbij de in alcohol onoplosbare bestanddelen, het zogenaamde A.I.3,-gehalte, wordt vastgestelde Het is voorts ge-bleken dat dit gehalte oen goede aanduiding geeft voor de organo-leptisch bepaalde kwaliteit.

De bepalingen van het Tm-getal, zeefsortering, percentage erwten van do peulopbreng'st en percentage zgn. platte peulen wer-den op het Kwaliteitslaboratorium voor Peulvruchten van het P . A . W . onder leiding van Mej. A . Veenbaas uitgevoerd.

De samenhang tussen rijpheidsgraad (Tm-getal) en opbrengst aan peulen en erwten werd wiskundig berekend door de heer J.Eeints van de Afdeling Wiskundige Bewerking en Statistiek van het P.A.W.

(4)

6

-I. OPZET 7_JI HET OiîDSBZOJII Sil .~j.ilSGIiSSaLBHEIP

Het aantal in het onderzoek opgenomen rassen varieerde van jaar tot jaar enigszins. Alleen Kelvedon Wonder was in de gehele onder-zoekperiode 1955 "tot en met 1959 in. cle serie betrokken. Een over-zicht van de beproefde rassen is in tabel 1 opgenomen.

Tabel 1. Overzicht van de beproefde rassen in de periode 1955 Vm

1959 + = wel opgenomen - = niet opgenomen """•-... Jaar

Bas

Kelvedon wonder Celaior Clause 50 Rondo Espoir de Gembloux Koroza 1955

+

+

+

-1956

+

+

+

+

— -1957

+

+

— _

+

-1958

+

+

_ —

+

-1959

+

— —

+

+

+

Alle proeven lagen op de proefboordorij "De Bou?;ing" te Bandwijk, op vrij zware rivierklei, met een slibgehalte van 49 "tot

De proefpercelen waren tamelijk fosfaat- en kali-arm. Het P-citroengetal lag tussen de v/aarden 9 en 11 j alleen perceel 7 komt mot P-citroen 17 beter voor do dag. De K-ECl-guhalten waren van, per-ceel tot perper-ceel vrij laag en schommelden tussen 0,012 en 0,015?°« Dit is van invloed op de toegepaste P- en K-bemesting, die, zoals uit tabel 2 blijkt, behoorlijk zwaar was.

Tabel 2. Overzicht van de fosfaat- en kalibemesting in de periode 1955 t/m 1959 iJaar Kg ?2^^/^a %8 ^ O / h a Voorvrucht

1955

1956

1957

1958

1959

85

85

120

75

150

200 vroege aardappelen, waarna wikken 200 suikerbieten

200 voederbieten l80 aardappelen 200 suikerbieten

Alle fosfaat werd in de vorm van superfosfaat toegediend, ter-wijl als kalimeststof k-40 werd gekozen.

De standdichtheid van de in de proef opgenomen rassen was, evenals de ontwikkeling van het gewas, in de regel goed. Alleen Kelvedon s/onder had in 1958 en in 1959 met resp. 60 en 67 planten per var een enigszins holle stand.

In de jaren 1955 V m 1957 werd het zaaizaad per rij afgewogenj

daarna werd gebruik gemaakt van een door de hoofdassistent A.J.A. van der Graaf voor het zaaien van erwten verbeterde constructie van de é'ó'nrijïge Thilot-zaaimachine. Hiermede werden goede resul taten.

(5)

7

-bereikt, terwijl aanzienlijk op manuran Icon worden bespaard.

Sr werd periodiek geoogst, waarbij werd getracht de rijpheids-stadia tussen "te jong" naar "rijp" te vangen, wat meestal gelukte. In de eerste jaren was de oppervlakte van do geoogste veldjes, die in duplo waren aangelegd, vrij klein, nl. 8 tot 10 m ^ in 1955 slechts 5 1/3 m • Dit hing samen met de beperkte capaciteit van de op het Kwaliteitslaboratorium gebruikte dorsmachine. In 1959 kon voor het eurst gebruik worden gemaakt van het te Randwijk geplaatste door do Firma Ledoux te Wageningen ontworpen proefvel ddprsg&rni tuur ,<dat een'nabootsing is van de in de praktijk werkende doperwtendorsma-chines ("viners"). De gedorste oppervlakte per veldje bedroeg in dat jaar 16' 2/3 m .

Van ieder veldje werd de bruto-opbren^st vastgesteld, waarna een ,gewasmonster van 3 kg werd gôaomen, Hiertoe werden willekeurig en

verspreid diverse plukjes van het drwtengewaè verzameld tot het ge-wicht van 3 kg werd bereikt, waarna alle peulen werden afgeplukt:en gewogen. Op het Kwaliteitslaboratorium werden door medewerksters van •Mej. À. Veenbaas deze peulen verder geanalyseerd..Bepaald werden

onder meers

1. gewicht aan erwten^ hieruit kon':hot percentage1 erwten van de

peulop-iaaigst; (= rendement) worden berekend. 2. Tm-getal van de e nvten

3. gewicht aan aangevreten, gebarsten, gekneusde en overige afwijkende erwten

4« het gewicht aan te jonge peulen (zgn. "platte peulen") 5. gewichtspercentage erwten in de diverse zeefmaten.

Het .erwteiigewaa van het iiottoveldje minus het monster werd ge-dorst, waarna de °rwtenopbrengst werd gewogen. Bij de 'omrekening op kg per are werd van deze opbrengst vermeerderd met die. van het

mon-ster, uitgegaan.

De peulopbrengst per are werd op twee verschillende manieren berekend3

a . Uitgaande van erwtenopbrengst en h e t rendement (^percentage

erwten van de poulopbrengst) dat u i t bepaling 1 kon worden v a s t

-g e s t e l d . Deze b e r e k e n i n

b

kan i n de volgende formule worden

u i t g e d r u k t »

n , . , erwtenopbrenqst . ,._ , . ,

Peulopbrengst « : — " - r —2— , x 100 of kortweq

renoemantspsreentage ^

P

v " 1%

x K

b . Uitgaande van h e t gewasmonster, waarbij de peulopbrengst van d i t

monster à 3 kg- werd omgerekend op de t o t a l e gewasopbrengst. In

formule!

n ' i L j. Totale qewasopbrenqst per veldje . , , , ,

Peulopbrenqst = - — r - r r1 -r a—r • • J~ x qewicht peul per monster

Gewicht monster r

• i j T L Qewasopbrenqst . , , , . • . , In ons geval dus: peulopbrengst = --*- 3— x gewicht peul per monster van o kg

of kortweg: Pv = p Qm

(6)

8

-7/eersgesteldheid tijdens de groeiperiode en de oogst

Een overzicht van de weersgesteldheid is in tabel 3 opgenomen. Tabel 3. Snkele gegevens over neerslag en temperatuur in de periode

1955 V

m

±959

i P e r i o d e jMaart |Ap_ril_ ;1 t/m 10 mei i l l t/m 20 mei 121 t/m 31 mei | 1 t/m 10 juni ;11 t/m 20 juni ;21 t/m 31 juni jjuni_ j 1 t/m 10 j u l i i l l t/m 20 j u l i ;21 t/m 31 j u l i iJu2i_ Neerslag in mm

Proefveld Randwijk(Bct.) nüSlf-fièS 1955 1956 1957 1958 1959 j 30,50 34,00 61,00 22,50 85,00 42 25j25 38J00 20,00 51,00 68,00 51 29,75 4,00 18,00 8,50 2,75: 50,25 12,25 18,00 17,00 2,50! 7,75 13,75 8,00 18,50 3,75: 87,75 30,00 44,00 44,00 9,00: 57 26,00 26,40 16,75 9,50 3,00i 25,50 40,30 15,00 6,00 - : 7,50 11,20 3,25 25,75 14,50; 59,00 77,90 35,00 41,25 17,50' 58 6,50 31,50 14,50 23J50 \ 38,75 93,00 26,50 22j00 3,75 23,50 35,75 60,00 ! 49,00 48,00 76,75 105,50 74

Gem.temperatuur in C en als etmaalqem, ;

De Bilt 19ÎÎ-MJS j 1955 1956, 1957 1958 1959 j : 1,9 5,4 8,4 2,3 7,0 1 4,9 | 8,4 5,7 8,5 6,4 9,9; 8,4 ; 11,7 12,3 7,4 12,7 12,5j. 8,1 10,0 12,8 11,4 14,0 i 10,1 14,2 10,7 12,6" 13,CJ 12,4 ! 10.0 12,2 10,3 12,3 13,4! 14.1 13,4 14,2 15,4 15y4i 12,9 12,0 18,2 14,3 13,9; . : 15,9 13,0 16,5 14,4 18,96 : 14,3 12,8 16,3 14,7 16,Ö 15,2 ! 15,3 17,0 20,4 16,9 . i 20,1 16,2 16,2 17,3 ! i 17,3 16,2 16,3 15,8 • ; 17,6 16,4 17,6 16,6 17,2 !

De neerslageijfers zijn afkomstig van de proef boerderij

"De Bouwing". De overige gegevens zijn ontleend aan het "Maandelijks Overzicht der weersgesteldheid van het K.N.M.I."

De weersomstandigheden in 1955 waren vrij normaal^ mei en juni waren aan de koude kant. Het seizoen 1956 kan als koud en somber

worden aangemerkt^ bijzonder opvallend is de grote neerslag in juni, vooral in de tweede decade.

De maaûâcaaapril t/m juni waren in 1957 aan de droge kant, ter-wijl de temperatuur, mei uitgezonderd, normaal of vrat aan de hoge kant was.

Het jaar 1958 was in het groeiseizoen, vooral in de maanden maart en april aan de koude kant. De neerslag was normaal of er be-neden, behalve in juli, toen, vooral in de laatste decade, veel regen viel.'

De weersgesteldheid in 1959 we uk geheel af van het normale beeld. Na een wat natte maart en april bleef het uitzonderlijk droog. De

temperatuur bleef in het gehele groeizeizoen duidelijk boven normaal. Gezien het gewas was de vochtvoorziening op deze rivierkleigrond feitelijk onvoldoende.

(7)

9 _

II. HIJPHaiDoGaA-fiJ) 3N PlilüLOPEEÜMGST • Verschillon'x- consorvonfabrioken passen uitbetaling toe op

basis van do peulopbrengst. Deze opbrengst wordt door de zgn. tarratio vastgesteld, waarbij het percentage peul van uit de-vrachten genomen monsters wordt bepaald. Uit dit percentage en liet totale op de weegbrug vastgestelde gewasgewicht,'kan dan de geleverde hoeveelheid peulen per vracht worden berekend.

De grootte van de peulopbrengst hangt? behalve van de hoedanig-heid van het gewas, mede af van de rijphoedanig-heid bij oogsten. Deze rijp-heid wordt uitgedrukt in het tcnderometer-gotal, afgekort Tm-getal, een maat voor de rijpheidsgraad van de doperwt.

Over de samenhang tussen Tra-getal en peulopbren-st v/as tot dusverre weinig bruikbaars gepubliceerd. De in 195a verschenen publikatie van de Zweed OTTOSSON (3) maakt hierop een uitzondering. 0TT0S30N verrichtte een uitvoerig en goed opgezet onderzoek. De in zijn publikatie opgenomen gegevens en de resultaten van ons onder-zoek demonstreren de betekenis van hot rijpheidsstadium (Tm-getal) voor de peulopbrengst, terwijl tevens de jaarinvloed goed tot

uiting komt , zoals blijkt uit tabel 4.

Tabel 4. Peulopbrongst in kg per are van enkele doperwtenrassen bij uiteenlopend Tm-getal. Berekend via het rendement. Pod yield of some green pe.a varieties at different ïswralue iJaar en ras jTm-qetal ! 90 il 00 ;110 1Z0 130 150 180 Kelvedon 1955 165 176 185 193 196 197 180 1956 161 181 196 206 212 207 162 Wonder 1957 165 179 191 200 206 209 193 1S58 142 178 204 219 226 (210) -1959 108 107 106 105 105 103 102 Celsior 1955 144 157 169 178 186 195 192 1956 1953 91 90 89 88 86 84 -168 178 187 194 200 208 207 Esp. À .Gembloux 1957 1953 142 144 147 150 152 157 164 116 120 125 130 135 144 158 1959 88 98 107 113 118 124 124 Cl a 1955 130 142 151 159 166 173 173 use 50 Rondo 1956 33 50 61 68 74 78 66 1959 . 89 97 ; 104 ! 109 ! 114 ; 120 ; 123 !

De specifieke invloed van het jaar op de opbrengst en het ver-loop van de opbrengst rnet toenemend Tm-getal is opmerkelijk. Vooral de beide extreme jaren I956 en 1959 toen de weersgesteldheid overdadig nat resp. droog v/a s 5 vallen, behalve bij Kelvedon Wonder hierbij als afwijkend op. De opbrengst van Kelvedon V/onder is door-gaans zoor hoog, onmiddellijk gevolgd'door Celsior. De lage opbrengst van Celsior in 1956, evenals dat van Clause 50, komt waarschijnlijk niet door een gestoorde peul zetting, maar is veel mee-r te wijten aan een onvoldoend uitgroeien van de jongste en door rotting van de oudste (eerstgevormce) peulen, il en aanwijzing hiervoor vindt men in fig. 1, waarin het percentage te jonge of platte peulen met

slecht of niet ontwikkelde zaden van Kelvedon «onder en Celsior in het jaar 1956 wordt vergeleken.

Duidelijk blijkt het verschil in vorming van onvolledig uitge-groeide peulen, v/aarbij Celsior ongunstig afsteekt bij Kelvedon Vlonder.

Het percentage te jonge peulen loopt van ja^j. tot jac,r uiteen, zoals blijkt uit enkele in tabel 5 opgenomen voorbeelden.

(8)

10

-90

Fig. 1. % te jonge of platte peulen in 1956

Z of pods which are too young or undevelopped in the year 1956 80 70 Celsior 60 50 ho 30 20 10

_L

Kelvedon wonder

+' "'.""T "t""

O L 80 90 100 110 120 130 140 150 160 170 180

(9)

Tabel 5«' Percentage platte peulen ia uiteenlopende jaren en bij op-lopend Tm-gotaL. De cijfers zijn afgerond.

Percentage of pods which, arc too young or Underdeveloped in different years and at increasing Tm-values

: *'*-.. u aar :Tm-getal... ! 90 iioo jllO a 20 ii 50 180 Kelvedon w'ond*. 1955 1956 19-57 5 18 8

5 11 . 4

3 7 2

0 5 1

0

4

0 4

-ÎT

1958

8

3

1

1

1

1959

2

1

0..

0

' 0

0

espoir de

1957

2

0

0

0

1958

50

35

25

18

8

• 3 Gembloux ; Colsior 1959rl956 1957 1958 12 ; 32 - 26 8 i 23 6 17 7 : 15 2 11 • 6 i 9 2 7 2 i 7 0 3 l i - 0 2 . De jaren-195° en 1958 kenmerken zich door ue:i koog percentage

platte peulen bij vroeg oogsten, terwijl in de overige proefjaren dit percentage aanzienlijk lager ligt. Het verband tussen de in ..tabel 3 'opgenomen gegevens van liet Weer en iiet uitgroeien van de

peulen is niet direct aanwijsbaar. Vermoedelijk speelt hierbij.de •temperatuur en misschien ook de neerslag een rol. Rasvorschillon 'zijn onmiskenbaar. Kelvedon '•'»onder hoeft blijkbaar het, vermogen

de in aanleg aanwezig-e peulen ;beter--te vullen dan Ilspoir de Gembloux

.en Celsior. Het is mogelijk dat de vroegheid van het ras hierbij van invloed is.

Opbrengstverloop en Tm-waarde

Een overzichtelijk be^ld van hot opbrengstverloop wordt ver-kregen door dit e,rafisch uit te. zetten tegen de Tm-waarde.

Hier-voor zijn gekozen het vroege kreuker-wtonras Kelvedon v/ondor en het laat rijpende, rondzadige- ras Espoir de Gembloux. Evenals in tabel 4 is in. fig. 2,3,4 ^n 5 ei-e opbrengst aan gevulde peulen verwerkt. Hier-bij is aangesloten aan cle Hier-bij do industrie gangbare methode, waarHier-bij bij het tarreren vai lewas alleen de met bruikbare erwten gevul-de peulen worgevul-den gewogen» •

: Bij Kelvedon v/onder (fig. 2 en 3) komt allereerst - het opbrengst-verloop in het jaar 1959 als geheel afwijkend van de overige jaren, naar voren. Sr treedt hier bij toenemende rijping reeds vroegtijdig een langzame opbrengstdaling, op. Door droogte en misschien hitte zijn de laatstgevormde poulótagos niet aan hun trek gekomen, waar-door een belangrijk: element voor e_n goede opbrengst kwam te vorr-vallen. De voor de omstandigheden van 1959 "te bereiken optimale produktie zou dan in de onderste étages zijn geconcentreerd en daar-door in een vroeg; stadium reeds zijn bereikt. Dé lichte daling bij het uitrijpeii is vermoedelijk aan uitdroging te wijten.

In de meer normale jaren zien we daarentegen aanvankelijk een sterke stijging van de peulopbren^st. Deze loopt, afhankelijk van het jaar tot Tm = 110 on Tm = 120 door, waarna -deze stijging

(10)

- 12

Tm~waardon dan eerst min of irieer constant of or treedt al spoedig oen geleidelijke daling op. Hot torapo van deze daling neemt, afhan-kelijk van hot jaar, bij hot af rijpen too. Br treedt bij het ouder worden blijkbaar vochtverlies op dat slechts gedeeltelijk door vorming van organische stof wordt gecompenseerd.

Geheel anders is het opbrengstverloop bij de rondzadige Espoir -de • Gembloux (fig. 3 en 4 ) . In 1957 en 1953 nam de opbrengst

regel-matig toe tot Tm 180 en wellicht ho6er. In 1959 lag het maximum bij

'\Tm 160 wat eveneens met de rondzadige -Hondo en in 1955 mot Clause 50 het geval was. Eond_zadi£o_rassen £ereijceji_bli^baajr_in oen later

riJ]jphc-i_d_ssjtadium_d2_ maximaal_te

^£^i_k£n_pe_ul_op_breng£t_dan_g£kreukt_-• z_adige_ras_sen. Hiervoor is niet direct een afdoende verklaring te geven, omdat een aantal nog onvoldoende bestudeerde factoren hierbij een rol spelen, zoalsi de watorbalans van peulwand en erwt en de om-vang en duur van de Qpnamo van bouv/stoff:en via de plant en de

af-gifte van deze Btoffen door de peulwand aan het zaad. Voor een beter inzicht in.dit geheel is uiteraard een andere opzet en meer funda-menteel onderzoek nodig.

Bij vergelijking van de beide berekeningsmethoden voor de peul-opbrengst blijkt dat de algemene lijn gehandhaafd blijft;; wel is soms een Verschil in niveau merkbaar, waarbij echter de algemene lijn ongeveer gehandhaafd blijft. Dit betekent dat met de keuze van de samenstelling en gewicht van het gewasmonster à 3 kg in ons'geval een redelijke benadering voor de berekening van de werkelijke peul-opbrengst werd verkregen. Dit geldt voor nettov^ldjes van 15 m en lager. Bij grotore oppervlakten verdient het aanbeveling een hier-mee evenredig groter gewasmonster te nemen of een veelvoud van 2 à

3 kg per Veldje. Bit biedt het perspectief van een vereenvoudiging van de opbrengstbepaling, wat in het bijzonder zou gelden voor bij-voorbeeld Interprovinciaal Eassenonderzoek, waarbij men in sommige gebieden reeds is gebaat met een globale benadering van de peulop-brengst.

Voor berekening van de geldelijke- opbrengst per oppervlakte-eenheid is onder meer een overzicht van de relatieve peulopbrengst over een bepaald Tm-traject nodig. Dit traject omvat de rijpheids-stadia waarin de industrie doperwteii oogst of laat oogsten«. Bij de keus van de basis voor de relatieve peulopbrengst is bij de gekreukt— zadige rassen, respectievelijk rondzadige rassen uitgegaan van de peulopbrengst bij Tm 110, resp. Tm 120, die afzonderlijk op 100 werd gesteld. Bij deze Tra-waarden is het stadium van optimale kwa-liteit juist gepasseerd. De kwakwa-liteit is' dan echter nog goed.

Als illustratie van de berekening van de relatieve peulop-brengst bij uiteenlopende Tm-waarden, nemen we Kelvedon »/onder bij Tm 90 en Tm 140 als voorbeeld. De werkelijke peulopbrengst bedroeg 166 resp. 208,5 kg per are, terwijl bij Tm 110, v/at als basis werd gekozen 191 kg peulen per are word geoogst. Deze 191 kg' wordt op 100 gesteld. De relatieve peulopbrengst bij Tm 90 en Tm 140 wordt dan resp.

Î5J - 86,9°/o en 2&& » 109,2^

Uit fig.6,7,8,91 blijkt dat de "poullijn" tamelijk vlak

ver-loopt. Hierop kom^n wij bij .een vergelijking met de erwtenopbrengst in hoofdstuk 5 nader terug.

(11)

IA v£> IN co cr> in m IA m m o\ cr* a* 0s- cri o 0> 0 > l A O N s -s - p m en o> V" 0) •Ö o • H t . 0) ft o •O C • r t (H CD •Ö C 0 S C o •Ö CD > H CD *: ' O • r l XI -P M M c CD b ,Q ft O H 3 CD 0 , rov c CD CM ht) • H ft. * O i n ON 1 m I A c^ ^~ •d o • r l t i CD ft O JC •P G • r l t, CD - 0 e o s c o •d CD > H CD ^ <n O •O H CD • r l >> •Ö O 0 . ft ^ B t i ö O 10 -p m ft c o o t. e o in rt « S - r l CD > b 0 ~ - ^ ca CD • H f . > <d w - p O CD CD t l £ 05 ^r f , O o -ft o hfl t i M <D ft C • r i m X -p co c bfl . r l C O T ) t i H .O CD ft - r l O ^ H 3 13 CD O O. 0 . UI 05 CD ft c« O CD hO cd • p c CD O t. CD s-** ft -P C CD a -p CD • ö cd C - H <D > t i w e« CD • H t i > cd Peulopbrengs t i n k g pe r ar e ( Po d yiel d i n k g pe r 0,0 1 hec t i n th e pod s . I ' l l o CM CM O O CM O O o o co o tN O O IA O -3" o O CM O O o CT* O CO o CO-o O co o o \0 o IA O o I A O CM O O O O CO o CM CM O o CM O C^ r-O CO •r O I N s -O vO c o I A T -O -* *r O CM O o o c^ o CO

(12)

- 14 - o 0^ o 03 CO I A O O o> I A Ö^ r-S +> I A I A O T 0) • d o • H t l o a o - d c • H X 3 O H J3 a © Ci o •n t, • H o ft w H O) M • r l •Ö ta N •ö c o t l 0) •ö ' n • H Ä P i/> bD C (1) t i J2 ft O H 3 0 Cu I A G <a -* to • H ÜH I A C^ V -1 I A u-\ C^ ' T •Ö 0 • H t i O o - p m c o e «i Cd 3 o M ö • H > •~s O u cd u 01 ft b0 O.X O J3 •P G •r\ X 3 O H JO a o o o n t l • H o o. w • d 0 T3 ai 0) ui 1 c 3 O u a .c P tu 0 • d H 0) • H >5 •d o a. G • H -P ül M C a> ju & o. 0 H 3 0) CU /—\ - p c <B B Q) •d c o t l 05 • H > w 0) h cd t l o co ft ó u o 0 • H > ^* O t, Ci -p o 0 £ V o »-o u 0 ft w M C • H •Ö H o • r l >> •Ö o Cu U) a Q) ft o 0 M cl P C 0) o t i 0) ft a> J C p ei • H > v_^ 0) tn (S - P O 01 .C <r o *" bO • H Pu O CO ft o bû t i a a> ft c • H bD - p t/1 G . " \ bO - H u) c -d O TS O t i H ft rQ ai O. - H O o >> s: o o O I A O Al O O O O CO O o • H Pu 3 T) O 0 C Cu Cu - H O CO 1 O 1 o 1 O I A I O O CA O O rA O 01 O o O o CO o o^ o CO o o v£) O I A O -4-o fA o CM O O o O CO o AJ O o o o^ o CO o o ^0

(13)

Het relatieve opbreiigstverloop van de gekreuktzadige rassen Kelvedoii Wonder en Celsior (fig. 6,7 °n bijlage l) is in de verschil-lende jaren niet gelijk. In tabel 6 wordt dit op overzichtelijke wijze aangetoond.

Tabel 6. Relatieve peulopbrengst van Kelvedcn Wonder bij vroeger resp. later oogsten dan Tra 110, Ontleend aan fig. 6. Relative pod yield of ICelvedon /onder b7- harvesting earlier resp. later than at Tm 110.

Jaar 1955 1956 1957 1958 1959 ..Tm-getal 90 88 83 86 70 (103) 100 95 92 94 87 101 110 1ÜÜ 100 100 100 100 120 104 106 105 108 99 130 106 109 108 : 111 9 9 i

Behalve in het abnormale jaar 1959? treden vooral in een vroeg

oogststadium duidelijke verschillen op tussen de relatieve opbrengsten. Het jaar 1958 met aanvankelijk oen laag opbrengstniveau springt

hier-bij meteon in het oog. De jaarlijkse spreiding van do opbrengst is in een vroeg stadium (Tm 90) het grootst.

Bij de afstelling van de prijs per kg peul op de opbrengst van Tm 110 loopt de teler of de fabrikant bij vroeg oogsten, b.v. bij Tm 90, meer kans dat hij niet aan zijn trek komt dan bij oogst op een later tijdstip. Dit geldt dan voor het geval dat een gemiddelde opbrengstcurve voor een aantal jaren - wat gebruikelijk is - als uitgangspunt is gekozen. Dit geldt in het bijzonder voor de zgn. gclegenheidsteler die het soms ook goed kan treffen, zoals dit b.v. met Kelvedon fonder in 1955 het geval zou zijn geweest. Maar voor

telers die geregeld doperwten voor de conservenindustrie verbouwen, is ook bij vroeg oogsten en een daaraan goed aangepaste prijs,

weinig geldelijk verlies te duchten. Immers, het nadeel in het ene jaar wordt door een voordeel in volgende jaren opgeheven. Bovendien is het vroeg afleveren van het erwtengowas aan de fabriek niet aan een bepaald bedrijf of boer gekoppeld, wat de nivellering versterkt.

De rondzadige rassen (fig. 8,9 en bijlage 2) v/ijken van de 'ge-kreuktzadige rassen weinig af. Do opbrengstcurve is 7.vat vlakker, de

opbrengst loopt wat langer door, terwijl de jaarlijkse spreiding-bij vroeger of later oogsten geringer is.

(14)

16 -I A I A CTl T3 • d c •ö o > •o d N -p a 3 01 •Ö a > cr> I A • H •P I A A 0 1 u d o >3 J3 P TS C O C O O > •ö o O T l O OJ o o o 0 1 o CO o I N vO O O L A O -* o rA O OJ ß o 0> CM U T £ i a a o • o H 3 0) a j a o - p > to o , A l . o E 01 +> s u +> o cd t i rH , 0 01 ft D ' H a o az ÏM c d O) a o • H P-, * 9 .C -P 01 t l . i - ' a <-. H 3 01 a u > ( ü • H - p d H 0 u: • d H o • H >> T i O a IL) > • H - P Cl H Cl UJ . H (11 • H > i d a a t ; o i CJ u M Cl ,n - p ^D to ; • H f t , 1

f/\ /

: : / •• : ^ / / / ' / / : / / : / / / : : U • : -1 \ 1 •

î

L'

:

\\

-'X:, \

\ \ \ \ ; ; \ -, "*-% ! ^ i

V.

''"•'-\\ '%. ^ ' • • • • \ ' " ' - • • ""' ''- ^ v ** • 1 1 1 ( 1 -— _ -: i i i o o A l O 0 ^ o CO o o KO o I A O O O <7> O co d -p o M i e o 3 H d > I e o - - t v-o N I V O l \ l H d - p Cl) W e f H

(15)

o o C\i IA O i LA 0 1 I A • H -P O I A O N 63 C ft O O t l t l 43. O. ft O H m a d - p 5 o O -P b.0 •Ö O C H d d • p o o H -P c . N CO W I A I A . I A 0 i . CTi 0 1 O 0 1 O CD O o 0) - d X 3 o • r-4 E CD C3 O ft V) W o bO • H - O d N T> O f , O -o c • d o > o • P Dl II bO £ O 0) CU ft S O H 1-1 3 T 3 CD -rl ft .O CD > O •rl -P d o ft co W d 0) ft •d o o m l d c 3 O t i O -p 60 t i ft O O O - r i 60 > •P - J O o . c -P d • r-\ O >> A j V" • d o S ft EH CD . p > d • H - P - d d H H CD CD -r4 CS >-l T3 c l C O CD X. -o »d t i H CD O X) - H û » j a x i ft o 3 o s > ft.H • • p " d ' O H H H O 0) o - H « œ >Î • c -p d en M en c -d o o t i ft ft CD O .C , -p o CM CD - P C S - H ti CD [/) ft d O CD C C H 0 o **?*•? o I A O O I A O 0J o o o O l o co o o o en o CO o [ > >£> o O I A O -tf O rA O C\J o CO o o ~J3 d •P CD hO I e 0) 3 H d > 1 e o O o o O i o co o l > vO o o I A o -* o CM

(16)

18

-III. B I J P H E I D S S T A D I I M m l-ISBO^NTi.GE SEKTEN VAK' DJ] P^IJLOPBRENGST Het percentage erwtoii van de peulopbrongst - of wol liet ronde-ment - varieert van jaar tot jaar. In fig. 10, 11 en 12 is het ver-loop hiervan in enkele jaren bij Kelvedon ."/onder; Gelsior en Espoir de Gembloux weergegeven.

Duidelijk blijkt dat in liet lagere Tm-traject het rendement aanvankelijk veelal tot Tm 100, snel toeneemt, waarna de stijging meestal, zij het in vertraagd tempo, bij hoger Tm-waarden regel-matig door gaat. Kelvedon Wonder laat dit verschijnsel het

duide-lijkst zien. Bij de rondzadige Espoir de Gembloux is dit overgangs-punt minder scherp en wordt in een later rijphoidsstadium bij onge-veer Tm 120 bereikt.

De invloed van het jaar op het rendement is vrij groot. Het jaar 1956 komt hierbij als zeer ongunstig naar voren, wat in mindere mate eveneens voor 1938 geldt. Wellicht hangt dit samen met de neer-slag, temperaturen of een combinatie van deze beide weursfactoren.

Het rendement van het rondzadige ras Espoir do Gembloux is in de regel lager dan dat van de kreukerwt Kelvedon Wonder,

(17)

19 -OJ - P 60 m G 13 0) u O, Q, 0) o x: H +3 OJ v - ; \ \ » to ; ; » • H : ; t , : \ • X \ 1 3 > O '. '• H *: -Q : a • •• \ 0) \ a \ 0 \ T ) \ fn \ • H O 0 . ui « 1 1 • 1 1 • .. -! -! \ \ \ ' — 'v \ \ \ \ ' i i i . o o o ' O I A O o • to, o O) 3 0> C a - H 0) 1/1 • d ö O) e o. d > c <D C 0 01 U +> bO S t l <M a> o 0) 01 60 bO cd ö +5 -P c c 0) o o o u u O CD 0 - 0 .

i

- p w bO C 0) fc, jQ a o 3 <D a Q 13 C d > c o • p S £-. a; ä-e in T) o 0 . O) s: - p c • H 1/1 d CD P . C 0) Q) t i to •1 "> -\ \ \ i • \ !i \ i :, \ i 1 O i : \ v • \ ; ' \ ;' \ : :! \ bO \ ; i i • H ; : , \ fr. ! il 1 : ; •• U \ • ;• i i! ; -i ; ;l ! \ ; '. : ; ' : \l \ '• 1' \ '• Ù • ' : » ; • '. V. \ '• *l \ '• * • \ \\\ \ ' • • l ' • \ \ \\ •. U f+ \ % £ "••• '•" C '• O S C o •Ö o > H a) 1 1 1 \ \ 4 \ \ • - . : , " % i \ " " • • . " ' . ^ t ~" '... 1 1 _ . "~ •— -t o o OJ o <3"> LA -£> I A l A C0 CT^ l A l A O 00 o o O • H U o • H m r-i 0) u o CT\ <r C5 00 r -O C^ Cil +^ (!) bO P. H <D 3 H d > I S EH H Ö •P O to I s O 00 o r~- VD o o I A O -* O I A O OJ O CO O r> vD o o I A ^ t o o to, o OJ

(18)

20

-IV. RIJPHEIDSSTADIUM 'M DOPSKWTENOPBREMGST

Het is bekend dat de doperwtenopbrongst behalve van ras en

groeifactoren, afhankelijk is van hot oogsttijdstip, anders gezegd, het rijpheidsstadium. Het oogsttijdstip wordt uiteraard meestal door de fabriek of commissionair vastgesteld. Dat betekent dat de rijp-heidsgraad en daarna de opbrengst ook binnen het voor de fabriek bruikbare traject uiteen kan lopen. Dit traject ligt indien hogere eisen aan de kwaliteit worden gesteld binnen vrij enge Tm-grenzen. Kelvedon Wonder is b.v. van Tm 90 tot Tm 130 voor de industrie

acceptabel. Onder sommige omstandigheden is het echter wel gebruike-lijk een bij hogere Tm-waarde geoogst produkt te verwerken. Dit is afhankelijk van de afzetmogelijkheden voor minder goede kwaliteiten wat van fabriek tot fabriek varieert| ook ce verwerking tot blik— of diepvrieserwt speelt hierbij een rol.

Over het verloop van de organoleptisch bepaalde kwaliteit bij toenemende rijpheid is'weinig gepubliceerd. Een uitzondering hierop is het artikel van Mej. A. V E E N B A A S (7), die deze samenhang uitvoe-rig en systematisch beschrijft. In de Angelsaksische literatuur vindt men eveneens velerlei gegevens over de kwaliteit, soms in samenhang met de rijpheid. Deze gegevens komen echter veelal op indirecte wijze tot stand. Hiertoe maakt men b.v. gebruik van de in de inleiding genoemde chemische analyse of mechanische methoden. Voor een indruk van het verloop van kwaliteit en opbrengst bij toe-nemende rijpheid, is fig. 13 opgenomen.

De kwaliteitslijn, die getrokken is aan de hand van gegevens van Mej. A. Veenbaas, gaat in ons geval bij een Tm-getal boven Tm 103 drastisch omlaag, terwijl de opbrengstlijneü in aoor^of nlnàer sterke mate blijven stijgen.

Het optimum voor de kwaliteit wordt blijkbaar in een aanzien-lijk vroeger stadium bereikt dan die van de opbrengst van peul en erwt. De kwaliteit loopt na het bereiken van haar optimum drastisch terug, terwijl de peul- en doparwtenopbrengst dan nog vrij lang — zij het in uiteenlopende mate - toeneemt en pas bij hogere Tm— waarden daalt.

Voor de bepaling van de prijsverhouding voor peul en erwt bij oogst in uiteenlopende rijpheidsstadia, wat in hoofdstuk 5 nader wordt besproken, is inzicht in het opbrengstverloop onontbeerlijk. De relatie tussen Tm-getal en opbrengst, waarvoor wij Kelvedon Wonder en Espoir de Gembloux weer als voorbeeld kiezen, is in fig. 14 en.

15 grafisch voorgesteld.

De opbrengst van de gekreuktzadige Kelvedon Wonder loopt al naar het jaar, aanmerkelijk in meer of mindere mate op en bereikt bij Tm I4O tot Tm 160 haar maximum, waarna een daling optreedt. Bij de ronde erwt Espoir de Gembloux is er echter tot Tm 180 weinig van een top te bemerken.

Over de oorzaak van dit verschil tussen de kreukerwt en ronde erwt tast men nog in het duister. Mogelijk hangt het uiteenlopend gedrag samen met de samenstelling van het zetmeel. Het is bekend dat het gehalte aan amylose bij kreukerwten in de regel aanzienlijk hoger ligt dan bij ronde erwten (l). Het schijnt dat amylose aan-vankelijk extra water vast kan houden. Dit kan een verklaring zijn van de waarneming dat kreukerwten in hot goede doperwtenstadium en bij lager droge-stofgehalte veelal produktiever zijn dan ronde erwten. Bij andere gewassen als voederbieten treft men analoge

(19)

130

Fig, 13. Schematische voorstelling van het verloop van de relatieve opbrengst aan peul, doperwt en de relatieve consumptie-kwa-liteit bij uiteenlopend Tm-getal. Ras: Kelvedon Wonder. Diagram of the course of the relative yield of pods, peas and the relative consumption quality at different Tin-values Variety: Kelvedon Wonder.

, — erwt (peas) 120 110 -100 Relatieve opbrengst Relative yield

'ZZSTi peul (pods)

kwaliteit (quality) (naar Veenbaas)

80 ' 90 100 110 120 130 Ï4Ö 150 Ï60

(20)

22 -<^ I A • <y~ o \ v - I A o a v--P M H I A - H I A - P C7> V I A I A o o • ö r -O • r l V t l O o - H a t . o o a • 0 « C X i • H +5 X C 3 • * 0 H X X) 3 a O G) H O X> a O <D T ) U t i 0) • r l - 0 o a u W •<-) w o o. C UI o w ÎH TS o) a r) a c o u s « • ö c c o o • ö S © > c H O a> T 3 ^ eu > ' O H • H 0) X> ^ -P 1 1 m o 60 es -a O H U 0) X I - r i o. >> o c es 0) <0 • p p . s EH ß <p r j ft (!) O U « U <1> h a u <a a bfl X G • H +> U) M ß <B t i X) a 0 c a> - p s t l w u f i t 1 I i j '° ; ' i : f rv ; ', \ \ ': \ \ \ Ö JC <r O ». o t l o ft 60 .* C • H •Ö H O • H >> CO 0 a c Cl) <u u o / IA IA C^ V v.0 m C)-> <r rs IA c^ T" en 1A cr> v o i n ö-> V -X 3 O . - I X) a 0) u o •a o a in • r ) o CO o o O L A O O ^ A O CM 60 • H fc. '-? f < Ö ' s *•_ t . t . " o cv O , ft bO 60 M X C C • H - r l - p i j U) H bO 0) C . H O >> t i X i cd ft CD o ft ö c x: CD c V H r g CU O (H t l » » O O c o •ö t . 0) a> > T) H C 0) o 60 • H Pu, O o o 0 ^ o co o ts. o o I A O -3- o ( A O

(21)

Verschijnsolen aa:i, ül. ÜGÜ hogor-e bruto-opbrongst bij rassen mot lager droge—stofgehalte.

H O C W Ü I het causaal vorband ontbreekt kan daarnaast nog worden ^odacht d,an oen fysiologisch ongolijktijdigo af rijping bij do boido behandelde orwtentypen.

Een duidelijker overzicht van kot vorloop van do erwtonop-brongst bij uiteenlopend Tm-getal wordt verkr^g^n door Verg.elijking van do relatieve erwtonopbrongst van de getoetste rassen, aie fig.16, 17, 18 en 19.

Het valt op dat in ket koude, sombere en natte groeiseizoen I956 bij allo rassen het optimum bij een lagere Tm-waardo wordt be-reikt dan in de overige gevallen, uitgezonderd Kelvedon Wonder in 1958. Het is mogelijk dat de fysiologische ontwikkeling van het zaad verdor was gevorderd dan door de tonderometor voor de rijpheid aangegeven waarde. Tevens moet rekening worden gehouden met verliezen door peulrot of het onvoldoend tot zijn recht komen van de jongste

pouldragendo étages. Het verschil tussen rond- en gekrouktzadige rassen, waarop reeds word gewezen, komt goed tot uiting.

De optimale opbrengst van Oelsior is wat verder naar de hoQere

Tm-waarden verschoven dan bij Kelvedon onder, v/aardoor dit ras wat dit betreft iets meer met de rondzadige rassen overeenkomt» Binnen een bepaalde groep zijn blijkbaar graduele verschillen in het op-brengstverloop mogelijk. Van de drie onderzochte rondzadige rassen geeft Clause 50 do indruk eerder aan de maximale opbrengst toe te

zijn dan Espoir de Gembloux en Rondo, waarvan het maximum bij oen hogere Tra-waarde ligt.

De spreiding van de relatieve opbrengst van jaar tot jaar iE het meest gangbare traject is vrij groot. Voor de gekrouktzadige resp. rondzadige rassen ligt dit traject ongeveer tussen Tm 90 tot Tm 130 en Tm 100 tot Tm 140, Voor een overzicht van deze spreiding is in tabel 7 als voorbeeld de relatieve opbrengst van enkele rassen bij enige Tn-waarden, opgenomen.

Tabel 7» Relatieve doperwtenopbrengst van enkele rassen bij uiteen-lopend Trs-geto.1 en in verschil! ua.de jaren.

Relative green pea yield of some varieties in different years at different Tm-valuos.

Kelvedon Wonder

Tm 1955 1956 1957 1958 1959

90 67 63 68 42 83

lOQ 85 82 85 74 92

H Q 100 100 100 100 100

120 112 114 111 117 IO7

13Q 123 123 121 127 113

Celsior

1955 I956 1957 I958

67 29 (85) 71

84 72 93 86

100 100 100 100

113 119 107 112

324 129 114 121

Esp. da Gembloux

I957 1958 I960

(90) 65 68

(94) 77 79

97 88 89

100 100 100 •

103 H I 107

Bij vroeg oogsten is do kans op een teleurstellende doperwten-opbrengst groter dan op een later tijdstip. Dit blijkt o.a. uit het gedrag van Kelvedon Wonder- in 1958 °& Celsior in 195'6j die bij Tm 90 toen slechts 42fo resp. 29% van do opbrengst haalden van die bij Tm 110, die op 100 werd gestold. Rondzadige rassen als Espoir de Gembloux laten eveneens in dezelfde zin verschillen zien. Het lijkt er enigszins op dat de omvang van de spreiding in het lagere Tm—

(22)

24 o CO o IN O vß U O • H . C* O I A O p w M G <B T ) CH H X ) 0 a-H 0 >•, c 0) ß p 0) s a t . o c O, Q 0 o • d f* hO 0 > Q) 0 > • H -rH P -P ö tö H rH ffi a> K œ I A I A 0 > <r vu I A 0"> T • H PH l > CC I A i r CT* CT v - V : I o C\J o o o o co o o o o o o 0> O CO o D- vD O I A O O -* O OJ o CO o o o vO c o o IA c o > 0) O J -o tA • p l/l N I « (1) fs X) ö. o « (1) p =5 iH O t i O T l 0) > O • H P (I) H (1) K Tl H ra • H >> 01 © o. c (1) (D U fill 0 > • H P crs r-\ O ix. LA v£> [>- CO CT> IA IA IA IA IA CT» CT^ Ö > (Ti <T* v- <r <r v T

V

o C\J O o o ON o co o I A O o o o o a-. o co o o o LA, o O OJ

(23)

o • H U O ft o xi to • H £1 O m -p Q S o o. o v-oo a\ I A I A CA OA o I A <r o -* ^~ o KA o I A O I A O (Al V O O O OA O co o o vO o o I A -3-O O CU G a cc CO V M • H " GL. I A vD I A l A a i CTA ' T <r 1 -P o c CO I A L W) c O ÛJ *Ö co f . rH 3 ,Q 0 d l ;} A O to 3 3 O. - H H rH O > i Ü U C <B d - p cp : & a ' u ' a c i O. 0 l o o i •O U i w , <3 > ai ; o > ; • H • H » -P -P " d d H H CD 0> a; « O -a c o i * . v u A OA \-i ó T l C O « 1 C"> CA \-1 O TS a o « i 1 t 1 o •n c 0 a 1 O 0) co co 3 3 ö d H . H U O \; / / \ j \ / • 7'. /\\ * ' • ' . . \ \ 1 1 X * -s "^ "-• \ i ' 1 ''•••'•• **>~ V ' ^ ^ \ ' • " - , * * " " " • • * , """*-"•,, 1 1 "'-"•N ^"^ -*^^ " * • « -^**'*^1-^ ^**"v"*--^ '•••• ^v" " ' ^ - « . "' -: ^*"^ ^ ... '"' ~, 1 i 1 1 -1H,_ 1 l ! o o v O o I A O KA O Ovl O O o o CO o \0 o I A o o o CM

(24)

26

-V. S-faliüNEAlfG TUSSEN RIJPHEIDSSTxEDIUII EN DE GEMIDDELDE PEUL- EN DOP"* ERWTENOPBRENGST EN DE D^BUIT VOORTVLOEIENDE PRIJSVERHOUDING BIJ OOGSTEN OP UITEENLOPEND TIJDSTIP

In de voorgaande hoofdstukken is het verloop vaii d^ peul- en doperwteiiopbrengst bij toenemende rijpheid behandeld. Het bleek dat vooral bij vroeg oogsten de variatie tussen de verschillende jaren nogal groot is.

Do opbrengstverschillen naar gelang de rijpheid maken het wen« selijk dat er een staffel in do kg-prijs wordt opgesteld. In prin-cipe zou ieder jaar en liefst per gebied en per ras een opbrengst-curve van de gecontracteerde erwten mosten worden vastgesteld. Dit zou dan vooral voor de zogenaamde golegcnheidstelers van belang zijlij immers, deze kunnen bij vroege levering in een bepaald jaar het tref-fen of schade lijden, wanneer een opbrenbstcurve, samengesteld uit

een gemiddelde van een aantal jaren, als basis voor afrekening dient. De vaststelling van een opbrengstcurve van jactr tot jaar -is echter in de praktijk vrij moeilijk uitvoerbaar, wat mede komt door het

feit dat de grondstof door verschillende, verspreid liggende fabrie-ken wordt verwerkt die alle uiteenlopende eisen, al naar gelang de

afzetmogelijkheden, aan het rasseiisortiment stellen, waaruit een uit-gebreide rassenscala resulteert.

Het is hierbij een gelukkige omstandigheid dat voor zover be-kend en ook uit dit onderzoek blijkt, er een min of meer principieel verschil tussen het gedrag Ven gekreuktzadige en rondzadige rassen bestaat, wat onder meer met de chemische structuur on de rijpings-fysiologie van deze beide groepen zal samenhangen. Sr werden, aanwij-zingen vorkregen dat binnen iedere groep afwijkingen naar de een of . andere kant kunnen voorkomen, wat in de toekomst bij enkele qua grooi-habitus stork afwijkende orwtentypon nader zou kunnen worden getoetst,

Bij vroegtijdig oogsten zou bij gelijke prijs per kg doperwt . pf peul de teler financieel achterop geraken met zijn collega die op een later tijdstip aflevert. Dit is door de industrie ondervangen door toepassing van een prijsklasse-systeem naar rijphoidsgraad of Tm-waarde. De vraag rijst nu welke prijsverhouding bij oogsten in uiteenlopende rijpheidsstadia moet worden aangehouden. 'we gaan er hierbij van uit dat de teler, wanneer deze aan de industrie bruik-bare erwten levert, de potentiële opbrengst van een perceel, onaf-hankelijk van de rijpheidsgraad, krijgt uitbetaald. Hiervoor is het verloop van de gemiddelde opbrengsten van peul en erwt uiteraard van groot belang. Dit verloop is weergegeven in fig. 20 en 21.

Bij onze verdere beschouwing laten we fig. 23 achterwege omdat de daarin opgenomen gemiddelde lijnen afwijken van het meer normale beeld. In deze grafiek kan namelijk de invloed van de afwijkende jaren 1956 en 1959 v/at te sterk naar voren komen, hoewel dit bij vergelijking met Espoir de Gembloux in fig. 22 nogal mee schijnt te vallen.

De verschillende reacties van peul en erwt bij toenemende rijp-heid is reeds in de hoofdstukken 2 en 4 uiteengezet. In de fig. 20

t/m 24 komt duidelijk naar voren dat het bereiken van de maximale opbrengst bij peul eerder wordt bereikt dan bij de erwt. Anders gezegd: de erwtenproduktie gaat nog een tijdlang geregeld door terwijl de peulopbrengst constant blijft of daalt.

(25)

a a • H > i 03 CO I A L A ff* & d • H > 1 G l L A o-\ v ~ tl o • H W H O u -p I A LA I A m C7> V -s ~ I • P LA t/1 LA to c^ C V" . 0! I t , -P X I C/1 ft 60 o r. c tt o o • H 0 H xs o C O o S - ö d c o X) u 0 a • > - ö H G 0) O fi c 4) O CO o d > fn H -P O CU « • r l d N •P O ti X w o XI O 0) 't) o G ^ 0) c -p - H 10 t l C O 0) EH S: ,Q +> a o tw o 0) . H H ' <i) 0) • a - H X) >> • H a c <D d to o e •p - p es nj (D <1> o CM • r i LA, ( H A i o. o t fi tl) b f l H (1) U XI H (1) • H >> C a l tl) H H <l> t i C O v O 1 A C ^ \~ ^ L A L A ffN 1 • p w M C 0 U X ! ft o r-l 3 • O t , a o - p o 10 > c 0) o • H g +> 01 d d r-l S 0) o « bC i l s -C\J faO • H fr, 1 Celsio r w d ta a. \ \ \ I \ \ \ 10 • Ö o a, \ 1 \ \ \ \ 1 27 -\ v V. "S

N

! 1 ! i 1 1 -— i l 1 o O OJ O o o 0 ^ o CO o r^- \0 o L A o O -* O C\J S-« CU • p to d bO - H c > 0) t l +> ß U) ft M O C C 0) <U SH •P X ! & ft t i O CO H ft 3 O o •Ö ft o tu > > O) 0) r! . r l -P -P d d H rH O ffl tx a t i (D - P ra c o a ra d O) 6 0 d • H > • P ra b ß C tt> t , X ) ft o H 3 0) ft CD > 0 • r l -P d H O cc: t t ! [ ' 1 O C\J bO • H &, 1 t i ü T 3 c O 5 c o • Ö o > r H O 1 t / l d o 0 . \ \ \ \ \ \ ra X) 0 a. : ï \ '\ \ \ ' \ ^ X '.

-\ v.

\ \ Î >

H

1 1 : \ \ '\N •*\ 1 " " • • • • ; V\ 1 • " • • • , ""\ ^"^V. 1 1 i ~" ' ' — - — • •. ~VfW1—-1 ~VfW1—-1 ! ._ -— ~_. o i£) O LA O O OJ O o o o> o X ) o o v O o o L A O -Cf O t A O OJ

(26)

28 -d ' M c -j - p h 0) O 10 6 0 O • r l - r l • Ö - P ö 0 N - r l • Ö M C d O > M K! 0) CD i H a CD .x xs c o O - d o c o a ui > ( • ö c c CD 3 - p o 01 h b ß c ai a> s u o x> io a O C M o CD -o n H r H 0) CD • d ' H • d > , • H e c a> d bO eu e CD > CD CD > • H - H - P - P d a r H r-i CD CD a a ( A CM c CD CM CM CM CM h f l ' • H ( x . •P CO bO C CD M X I a o c CD - P == H CD a o •d o > CD • r l • P d H o ce w bO c CD T 3 X I CD a -rH o > Î c CD d - p CD S a c-, CD C Q . CD M C CD t-, XI D . O O T) CD •P -P d d O) H H "3 " d CD CD rH H K a CD CD T) ' H •ri E C CD d bD O S 0 > CD CD > • r i -ri CD Ç> CtÇ - p 6 3 C CD H X 3 a o rH 3 5) a o > o CD ce C H O • P H to d bO O c CD -M T3 X I H a CD O ' H rH ^> 3 CD T 3 Cl O . O T ) P. O CD O . > Ü - P d co R !0 c • ^z Ü ta d • r l > w • P 10 bO C CD U X i ' a o H s CD a CD > CD • r i - P d H O a: i i c û m c^ v \^ c • Ö d o CK C O ,*-^ v O i n cr> s-+ L A i n ON r-^^ o l A CD 10 3 d H O C d > t H CD O V J l ' \ CTN v -v—' O 1 1 C o IX T i C a s-^ \U l A C'A V + LfN m c>-> v -•—• C ) L A O (0 3 d H C ) C M O C d CD t ; CD H a E ^ d M t o CD -p a 10 o C M o o B u) d d - H S > o bO T l CD d +> • H ri > H V - - 3 O - P r H co d bD Ü c o •• M T i X i r H a CD O - r i r H > 5 3 o - d a o a CD > CD CD > • r i - H • P - P d d r H r H CD CD ce ta m a CD eu X 3 O r H _ Espoi r d e Gem b co • d 0 Cu i : 3 • \ ; l ! | \ 1 \ * \ * ~' \ l '• \ * : \ * ' • \ \ '• \ ^-\ : -\ * ^ \ % ' \ ! \ S '• \ *^ \ * ' \ \\ V 1 1 «"\ \\\ '\ \ \V \ \ \ . \ 1 1 1 l ! —"~ I ! 1 1 o ^ j -o t o , o CM O T O o o (T-O CO O O O V D o o o CM

(27)

- 29 150! 130 110 "90 70-

50-Fig. 2k. Relatieve gemiddelde opbrengst van een aantal gekreuktzadige rassen, Relative mean yield of a number of wrinkled-seeded peas .

Relatieve gemiddelde op-brengst .

Relative mean yield .

/ / / X ~7-r • • ' • / /.. Erwt 'Pea Peul "Pod Naar O t t o s s o n D e r i v e d from O t t o s s o n 30- / 10 60 80 100 120 T m - g o t a l •}h0 160* 180 Tm-value

(28)

30

-Dit komt door het verder uitgroeien va:: dû erwt? terwijl de peul-wa;;d niet meer in gewicht toeneemt. In onze proeven werd de indruk verkregen dat pas tij hoge, buiten het voor de industrie geschikte trajectj het gewicht van de peuiwc.nd (doppen) door waterverlies langzaam afneemtc Bij voortgaande stijging van de erwtenopbrengst zou dit erop kunnen wijzen dat dan het eindprodukt? de erwt? nog

p r o f i t e e r t v a n u i t de peulwand o p g e n o m e n .opbouwstof f e n . Deze g e

-d a c h t e n g a n g w o r -d t v e r s t e r k t -door h e t o n -d e r z e e k v a n 0 T T 0 S S 0 N (j9 p a g . 75)? die ook h e t d r o g e — s t o f v o r l o o p v a n k o r r e l s en d o p p e n h e e f t n a -g e -g a a n .

V o o r de opstelling v a n een p r i j s s c h e m a voor peul. en erwt gaar-w e ervan u i t dat b i n n e n h e t voor de industrie bruikbare Trn-traject

o r w t e p e r c e l e n m e t eenzelfde potentieel o p b r e n g s t v e r m o g e n o n a f h a n k e -lijk v a n h e t r i j p h e i d s s t a d i u m dezelfde financiële b a t e n g e v e n .

D i t w o r d t v e r d u i d e l i j k t door de f i g u r e n 2ó e n 27? w a a r i n do opbrengst e n h e t d a a r b i j g e p a a r d g a a n d e p r i j s v e r l o o p v o o r h e t r a s E e l v e d o n "Jonder schematisch zijn v o o r g e s t e l d .

V a n d e onderzochte rassen k a n de p r i j s v e r h o u d i n g v a n peul

r e s p . doperwt b i j o o g s t e n i n u i t e e n l o p e n d stadium w o r d e n v a s t g e l e g d . V/e stellen h i e r b i j de prijs por k g b i j Tm 1 1 0 ( k r e u k e r w t e n ) of Tm

1 2 0 (ronde e r w t e n ) op 1 0 0 e n g a a n d a a r b i j n a m e t w ö l k e factor de

p e u l - e n d o p o r w t e n o p b r u n g s t b i j v r o e g e r of l a t e r o o g s t e n m o e t w o r d e n v e r m e n i g v u l d i g t om g e l i j k e financiële b a t e n per h a te v e r k r i j g e n . A l s v o o r b e e l d k i e z e n w e Celsior b i j Tm 9 0 . In d i t r i j p h e i d s s t a d i u m b e d r a a g t de opbrengst v a n de doperwt e n de peul r e s p . 71/0 c-n 90f° v a n

die b i j Tm 1 1 0 . S t e l l e n w i j de p r i j s per k g b i j Tm 1 1 0 eveneens op 1 0 0 d a n bedraagt de geldelijke opbrengst p e r oppervlakte-eonhe-id 1 0 0 x 1 0 0 = 1 0 0 0 0 e e n h e d e n . B i n n e n h e t v o o r de industrie bruikbare traject m a g de e i s - w o r d e n gesteld d a t de-ze geldelijke opbrengst p e r o p p e r v l a k t e e e n h e i d gehandhaafd b l i j f t . B i j een relatieve o p -b r e n g s t v a n 71/^ r e s p . $0% die w e v o o r de erwt en de peul b i j Tm 9 0

a a n t r o f f e n , r e s u l t e e r t hieruit een relatieve prijs p e r k g v a n r e s p . 10000 g, 10000 „;•„....,„ •,-,-,-.+ • ,+ -• -K- • m -nn — = r — °/c en —TTTT- % of I4I/0 en 111/^ t e n opzichte v a n aie b i j Tm 1 1 0 .

fi y u

P a s s e n w e d i t o o k b i j de overige Tm-wa^rden. t o e , d a n ontstaat tabel 8 .

Tabel 8 . Relatieve prijs p e r k g peul r e s p . doperwt b i j u i t e e n l o p e n d e T m - g o t a l l e n

Relative price p e r k g of p o d s resp„ g r e e n p e a s at d i f f e -rent Tin-readings. Tm 90 95. 100 105: 110: 115i 120 ! 125: 130; 135 i HO: Gokr Kelv erwt 163 138 122 110 100 94 89 85 82 80 79 euktzadïgs erwten Gclun peul 119 112 108 104 100 97 96 94 93 93 93 •onder Cclsidr : erwt pouï :141 111 I1Z7 108 ; :116 105 : :108 103 :

I100

loo

;

! 94 98 ; : 91 97 : : 87 95 • i 84 94 : : 81 93 i :. 79 92 : Gekreuktzadie rasten naar erwt 143 128 116 Ottosson peul 118

ni

107.5 107,5102 100 94 89 85,5 83 81 81 100 37,5 95 93,5 92,5 91,5 92,5

Rondz adige rassen Espoir de Gemblouif crwt 128 122 118 112 108 104 100 9T 93 91 _I?JL5. peul 114 111 108 106 104 103 100 99 97 96 94

(29)

• r i c u es P . > Ü a TJ o c o ta H ' H U 0) o o > M - p > U) - p 60 M c o co o H > ,£> P . -P O . H 3 û) H > Ö 0) (S • H -d p ri <i> H - d o u c CB P O M si o •d c c Ö o > s w c ß 0 • H T3 rH 'J ,-1 > û> r-t -P O m ü tn O T J O T H > XI o -p JC 3 o M w 0 •H +-> c a o E CD r H Ä 3 o a> w a vO CM c 0) LA CM # hO • H Pu u 0) • a c o •s c o •d CD > H 0) ;-.*; P Cd w eu o a •d c ci m • d o tx ^ H O •d H eu • H > 5 © > •r-*' •P Ci H CJ M O JC p M tH C • H • d 3 O x; IU <s > o s a M 60 d • H o 0) o • H En a m c • H •p rH S !/> O) M O £1 P P Ci .c p S o f-. tH •d C a a o H 3 O ft •ri >-> •d c c. m •H M a vO CM 60 • H CL, / O O I A O CM O O O Cv O co H ci p o M I S EH O o to o CM O o o o*. o co o o-o vD o LA o -* o CM O 3 a > I o O LA O O CM o o o o co o o o o LA o AJ

(30)

3r> £

-Uit tabel 8 blijkt dat bij do gekreuktzadige erwten de prijs-verhouding bij de gekozen ïm-waarden rasgewijs cocd overeenstemmen. Opvallend is hot overeenkomstig gedrag van Celsior en de uit de door 0TT0SS0N gevonden opbrengstcurve berekende prijsverhouding bij ge-kreuktzadige rassen. Bij het ras IColvedon i/onder komen de cijfers beneden Tra 100 wat hoger te liggen. De rondzadige Jspoir de Gembloux geeft in principe hetzelfde beeld als de gekreuktzadige rassen. Het prijsklasse-verloop is echter wat vlakker, waardoor de prijsverschil-len minder geaccentueerd zijn*

In overeenstemming met het verloop van de peulopbrengst bij uiteenlopend Tm-getal is die van de bijbehorende prijsklasse. Het verschil tussen de rassen is minder sprekend en relatief gering. Het langzamer verloop voor de prijsklasse van Tm tot Tm ton opzichte van die van de doperwton springt onmiddellijk in het oog.

Door de minder grote .jaarlijkse variatie ten opzichte van het gemiddeld beeld lijkt afrekening op peulopbre-ngst en Tm-getal aan-trekkelijker dan de methode waarbij de erwtenopbrengst tot basis voor de afrekening wordt genomen.

(31)

VI. BIJPHSIDSSTÜDIUÏ'Ï m ZS^SOKTERING

Hot is bekend dat de zeefsortering afhankelijk is vdn ras un

rijphoidsstadium. Daarnaast zijn de groeiomstandighed^n van invloedj over dit laatste is weinig gepubliceerd.

Bij het Interprovinciaal Bassenondorzoek (serie 194) werd de indruk verkregen dat de grondsoort soms do gewichtsverhouding' van de sorteringen beïnvloedt (3?4)« Daarnaast kunnen de grooiomstan-dighedeiiy die van jaar tot jaar verschillen van betekenis zijn. Dit blijkt uit bijlage 3S v/aar als voorbeeld het verloop van de

sortering bij oplopend Tm-getal van Kelvedon „'onder is opgenomen. in uiteenlopende jaren.

Tabel 9. Zeefsortering van Kelvedon /onder en Celsior bij Tra 110 in verschillende jaren

Sieve size distribution of Kelvedon .'."onder and Celsior at Tm 110 in different years Zeefsort tiring "C7,5 mm 7,5 tot 8,5 mm 8,5 tot 9,5 -9,5 tot 10,5 « > 10 " Kelv 1955 5 6 16 43 27 Ddon üonder 1958 1959 4 2 6 3 18 23 37 60 35 10 Celsior 1955 1958 7 10 10 12 36 36 44 40 2 3 Espoir de Geinbloux : 1956 1959 ; 35 22 i 42 48 22 29 ' : spoor spoor

-Tabel 9 toont aan dat bij een gelijk Tra-getal van jaar tot

jaar verschuivingen tussen de diverse zeefsorteringen mogelijk zijn. Dit komt vooral onder nogal afwijkende weersomstandigheden als in I959 "tot uiting« In hoever dit oen voor- of nadeel is voor de in-dustrie is zonder meer niet te zeggen. Dit hangt voor oen zeer groot deel samen met de afzetmogelijkheden en de wijze van verwerking van de fabriek en de daaruit voortvloeiende waardering voor de diverse fracties.

Tevens blijkt uit 'tabel 9 dat de gelijkmatigheid van het pro-dukt al naar h>t jaar uiteen kan lopen. In onze proef kwam b.v. Kelvedon Vonder wat dit betreft in 1959 heel wat beter naar voren dan in 1955 e n 1958»

De zeefsortering is zoals tabel 9 aangeeft sterk aan het ras gebonden.Espoir de Gembloux is aanzienlijk fijnkorre liger dan Celsior en Kelvedon Vonder, Om een hoog percentage doperwten te verkrijgen zal allereerst de rassenkeuze van belang zijn. Onder be-paalde omstandigheden zullen uitwendige factoren als grondsoort; klimaat, teeltraethodiek bij een bepaald ras verschuivingen tussen

de zeefsorteringen teweeg kunnen brengen. Deze verschuivingen zijn echter van minder betekenis dan die met behulp van de rassenkeuze kan worden bereikt.

(32)

34

-V I I . DS -VOSD^B/Ax.RD^ -VAN HET AF-VxiPBODTJKT ^ -VJ)T eriiillijij-2j Lrlii^-'-i

Na het dorsen blijft er een efmlprodukt over bestaande uit loof9 gemengd met doppen. Dit menöprodukt - in het vervolg

gemaks-halve met loof aangeduid - wordt veelal ^eënsiloerd. In sommige ge-vallen krijgt de boer het loof na h^t dorsen terug om het in te

kuilen. De moeste fabrieken nemen hot uitgedorste looi over en ver-kopen dit aan handelaren,, die het afzetten in do weidegebieden.

Een indruk van de hoeveelheid hiermee te winnen veevoeder kan v/orden verkregen door van de totaal geoogste groene massa do

erwtenopbrengst af te trokken, '„"o govon als voorbeeld de globale opbrengst aan loof van enkele rassen in uiteenlopende jaren.

Tabel 10. Globale loofopbrengst (= totaalopbron^st-erwtenopbrengst) in kg por are in verschillende jaren en bij verschillende Tm-waarden

Survey of the yield of green leaves and sterns (total yield minus peayield in different years and at diverse Tm-values

Tm 110 120 1^0 lbo Kelv 1955 290 260 235 160 id on \i I956 395 355 310 260 onder 1957 315 300 225 I85 1959 130 120 90 75 Oei 1955 345 315 275 255 sior I95Ô 335 330 300 27O Sspo 1957 335 330 290 255 ir de Ge 1956 340 340 330 275 mbloux\

Duidelijk blijkt dat de loofopbrengst bij het afrijpen daalt. Dit is begrijpelijk omdat naast verliezen bij het rijper worden b.v. door rot de vorming van nieuwe groene massa langzamer verloopt en op de duur achterwege blijfx, terwijl het gewas vocht en droge stof verliest. De waarde van het afvalprodukt als veevoeder kan uit de resultaten van het chemisch onderzoek worden afgelezen. Eiertoe zijn in de jaren 1955 e'^ 1956 enkele uitvoerige analysen aan loof-monsters verricht^ waarvan enkele resultaten hiervan zijn in tabel 11.

Tabel 11, Chemische analysen van loof'monsters in de jaren 1955 en. 1956 Chemical composition of the threshed out vines in the years 1955 an(i 1956

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De reeks publicaties “SOBANE – STRATEGIE Beheer van beroepsgebonden risico’s” heeft als doel deze strategie kenbaar te maken en aan te tonen hoe de strategie kan worden toegepast

m) er zich toe verbinden mee te werken aan een programma voor evaluatie van de medische praktijk, overeenkomstig nader door Ons te bepalen regelen. Onder meer dient erover gewaakt

Hierbij werd met drie groepen koeien gewerkt om de voedering van silage van voorjaarsgras en van herfstgras niet alleen onderling te kunnen vergelijken, doch tevens in staat te

Niet alleen kan op deze wijze zeer veel arbeid worden bespaard in een toch al drukke tijd, maar bovendien wordt door hakken en schoffelen maar al te vaak schade aan de

2n da maanden april, tooi en juni is niet veel regen gevallen# Mt had tot gevolg dat op bedrijf % een gedeelte Vaü dó boomgaard op 14 juni word geïrrigeerd'. Op bedril ÎIÏ witd

De behandelingen voor het uitplanten worden op dezelfde wijze als bij proef I uitgevoerd. De eerste bestuiving

Delaware en Indiana Polis vormden praktisch geen zijscheuten, Spider zeer weinig, Riviera Spider en Princess Ann juist zeer veel.. Bij Rivalry was de scheutvorming normaal, doch

In feite bleef op 70% der A-enBrbedrij- ven deze oppervlakte nagenoeg gelijk (minder dan 1 ha veranderd). In het westelijk deel veranderde er minder dan in het oostelijk deel -