in
de
omgeving
van
Nantes
en
Angers
(Frankrijk)
Arie+W. Janssen
De
geologie
was in hetalgemeen
meerdiépgravend,
dandiepgravend,
als ubegrijpt
wat ik bedoel. Echt onderzoek werd er niet ofnauwelijks
uitgevoerd
en het meeste veldwerk
beperkte
zich tot op verantwoordewijze
(dat
wèl!)
verzamelen van fossielmateriaal. Gróótzijn
de collecties die op dezewijze
ontstonden, maar het moet worden
gevreesd,
dat zeer veel ervan nog inongede-termineerde staat
bij
de verschillende leden thuis staat, en datgeldt
metname vooral voor de wat
fijnere
zeeffracties.Tijdens
de zomerexcursies in deAquitaine
werd enkele malen kennisge-maakt met locale
verzamelaars,
zoals bv. DidierGourgues
uitBordeaux,
of Mi-chel Folliot(nu
inTours),
en ook Daniël Ledon uit Versaillesgaf
regelmatig
"acte deprésence".
Wichel is inmiddels lid van de WTKGgeworden,
de anderenmoeten hiertoe
nog worden
overgehaald
!Hoewel de Aquitaine een
werkelijk
onuitputtelijk
gebied
is voor demol-luskenverzamelaar,
heb ik in1986,
samen met Wim Groeneveldgeprobeerd
omen-kele
vindplaatsen
in deomgeving
vanAngers
op te sporen, waar hetveelge-noemde "Redonien" ontsloten moest
zijn.
Enig
voorbereidend werk was hier algedaan
door FrankWesselingh,
die kans hadgezien
omtijdens
de vakantiezijn
vader naar enkele op de
geologische
kaart aangegevenvindplaatsen
tediri-geren. Ook heeft
hij
verscheidenevindplaatsen
op de fiets bezocht.Zijn
re-sultaten waren dermate interessant en de door hem verzamelde fauna's
bij
onsHet
begint
langzamerhand
min of meer traditie te worden dat deWerkgroep
ge-durende het vakantieseizoen haar leden de
mogelijkheid
biedt om tertiaireaf-zettingen
tebezichtigen
en te bemonsteren, die op wat grotere afstand vanhuis
liggen.
Zo werden al enkelejaren
achtereendergelijke
zomerexcursiesgeorganiseerd
in deAquitaine,
in ZWFrankrijk.
"Georganiseerd"
is misschieneen wat
groot
woord,
want veelorganisatie
kwam er niet aan te pas. De basiswerd steeds
gevormd
door enkeleleden,
diegedurende
een aantal weken op eencamping
(te
Sanguinet,
bij
Arcachon)
domicilie hielden,waarbij
het iedereenvrij
stond zichgedurende
kortere oflangere
tijd
bij
de groep te voegen.De
"basisgroep"
bestondaanvankelijk
uitFreddy
van Nieulande en Hans Keukelaar en hungezinnen,
lateruitgebreid
metondergetekende
en dezijnen.
Op
dezewijze
werd de groep steedsgroter,
waarbij
de zomerexcursie zichont-wikkelde tot een
happening,
waaraan ook deniet-geologisch
geïnteresseerde
gezinsleden
genoegen beleefden. Steeds werden enkeledagen
"geologie"
afge-wisseld met eenrustdag,
waaropsight-seeing
werdbedreven,
of waarop men hetverzamelde materiaal kon prepareren, uitwassen of sorteren,
precies
zoals het uitkwam. Velen zullen deze zomerexcursies als heelgezellig
enplezierig
inhun
herinnering
houden,
waarbij
decamping
inSanguinet
(met
al haar voor- ennadelen
!)
eenbelangrijke
rolspeelde,
niet in het minst door deaanwezigheid
van een
groot
zoetwatermeer, waar kinderen enwatersportliefhebbers
hun hartkonden
ophalen.
En,
wat ook zeerbelangrijk
is: steeds hadden dezó
onbekend,
datwij
injuli
1986 besloten om op weg naar deAquitaine
enkelevan deze
vindplaatsen
te bezoeken. De resultatenhiervan,
en de laterverza-melde
literatuurgegevens,
leidden ertoe, dat in 1987 degehele
zomer-excursiezich op deze
omgeving
heeftgericht.
Hierbij
bleek het nietmogelijk
om allelocaties vanuit één centrale
standplaats
te bezoeken en derhalve werd deexcursie
opgesplitst
in tweegedeelten,
één in deomgeving
van Nantes en éénbij
Angers.
En niet alleen het Redonien bleek vanbelang.
Ook waren er somszelfs zeer beroemde
ontsluitingen
in het Eoceen nogtoegankelijk.
Bij
het veldwerk in ditgedeelte
vanFrankrijk
is ééngroot
verschil metde
Aquitaine
opgevallen.
Bij
Bordeaux hebben defrequente
en vaakongeoor-loofde
graafacties
vanverzamelaars,
die het terrein ook nietaltijd
achter-laten zoals het
hoort,
bij
degrondeigenaren
bepaald
geensympathie
gewekt
voor de "collectionneurs" en maar al te vaak
zijn
belangrijke
ontsluitingen
gemarkeerd
metbordjes
als "défense de creuser" of "fouilles interdites".Bij
het vragen vantoestemming
wordtvrij
vaak "non"gehoord
en het is in hetal-gemeen
duidelijk
dat men de verzamelaars liever ziet gaan dan komen. Nietal-dus op de
plaatsen
waar we in 1987 waren:overal,
zonderuitzondering,
werdenwe welwillend te woord gestaan,
kregen
we zonder moeite degevraagde
toestem-ming
en vaak was ergrote
belangstelling
van deeigenaar,
die soms zelfs zovan ons bezoek was
gecharmeerd,
dat er spontaan een "café" of eenglas
koele wittewijn
werdaangeboden.
In enkelegevallen
leidde dit ertoe dat er opvrij
grote
schaal verzameld kon worden: "Vous pouvez faire la ce que vousvoulez",
met andere woorden: U doet daar maar wat U wilt ....!
HET REDONIEN
Er bestaan
vrij
veelpublicaties
over het z.g. Redonien van WestFrankrijk,
maar
gewoonlijk
berusten die op materiaal uitboringen.
Het hoeft geenbetoog,
dat
boringen
zeer interessant kunnenzijn,
maar als inontsluitingen
geïnte-resseerde verzamelaar heb
je
daarweinig
aan. Toch worden er in de literatuurook
regelmatig
ontsluitingen
genoemd,
waarnaar ik in deafgelopen
jaren
bij
collega's
inParijs
(Dr
Agnès
Lauriat-Rage)
al eensterloops
hadgeïnformeerd.
Steeds was het
antwoord,
dat er geenontsluitingen
meerzijn,
of dat het nietloonde de oude
ontsluitingen
nog te bezoeken. Deervaringen
van Frank haddenal
aangetoond,
dat dat slechtsgedeeltelijk
waar is: metenige
goede
wil eneen
stevige
schop
is er nog heel wat te bereiken. Vooraanzienlijk
graafwerk
zijn
we toch nog nooitteruggeschrokken
! Eengunstig
contact,
uitParijs
verkregen,
was in 1986 een teAngers
wonendegeoloog,
Dr.Gruet,
die ons aanenkele
vindplaatsgegevens
hielp.
De
voorbereidingen
voor de zomerexcursie van ditjaar
bestonden dan ookuit een
vrij
intensief zoeken naarliteratuurgegevens
overontsluitingen.
Vooral Wim Groeneveld heeft zich hier
uitgesloofd,
bv. ook door al vóór de excursie debeschikking
te hebben over denodige
topografische
kaarten. Uithet
hiervolgende
relaas zalblijken,
dat deverwachtingen
toch tehoog
gespannen waren. Buiten de al in 1986
gevonden
plaatsen
werd er maarweinig
nieuws ontdekt.De inmiddels befaamd
geworden
"excursie van drieopa's
en één heer" diein dit
voorjaar
gehouden
werd naar hetzelfdegebied,
heeft daaraan ook maaréén locatie kunnen
toevoegen.
Maar dat komt misschien doordat dit viertalzich,
te oordelen naar de inomloop
zijnde
verhalen,
niet uitsluitend tot deHet
begrip
"Redonien" isnogal
wijd.
Er wordenuiteenlopende
marieneaf-zettingen
meesamengevat,
voorkomend in deomgeving
van Nantes enAngers,
maarook elders in
Bretagne
en Normandië. De fauna's uit dieafzettingen
zijn
nogmaar
gedeeltelijk
gepubliceerd.
Van de mollusken bestaat er eengoede
verhan-deling
over de Bivalvia vanLauriat-Rage,
die daarnaast ook nog eengroot
ar-tikel schreef over de Astartidae. De
gastropoden
zijn
stiefmoederlijk
behan-deld in verscheidene kleinere
publicaties
door P.Brébion,
meestal in de vormvan
soortenlijsten
pervindplaats.
De meestuitvoerige
gegevens over degas-tropoden
zijn
vermoedelijk
te vinden inzijn
proefschrift,
dat echter niet isgepubliceerd.
Incidenteelzijn
er ook gegevens over anderediergroepen
gepu-bliceerd,
waarbij
vooral de otolieten aandacht hebbengekregen
(Lanckneus
&Nolf,
1979).
Het is wel
duidelijk,
dat met "Redonien"aangeduide
afzettingen
eenta-melijk
lang
tijdsinterval
omvatten,vermoedelijk
vanaf Laat Mioceen tot en methet
gehele
Plioceen,
misschien zelfs nog hetVroeg
Pleistoceen. Hetbegrip
moet nader worden
gedefinieerd,
terwijl
anderzijds
ook delitho-stratigrafie
nog een onderontwikkeld
gebied
is. Erzijn
voor de diverseafzettingen
nauwe-lijks
bruikbarebenamingen
te vinden.HET EOCEEN
De Eocene
afzettingen,
die vooral in deomgeving
van Nantes wordengevonden,
zijn
beter bekend dan die van het "Redonien". Vooral devindplaats
Leuitvoe-rige
behandeling
van de molluskenfauna door Maurice Cossmann. Deze en anderevindplaatsen
van Eocene ouderdomgolden
als"ontoegankelijk",
maar dat bleekter
plaatse
toch nietjuist
tezijn.
De ouderdom van de Eocene
afzettingen
bij
Nantes isenigszins
omstreden.Ze worden
gewoonlijk
aangeduid
als LutetienV,
of als"Biarritzien",
maar erzijn
aspecten
in de fauna's diewijzen
op een Bartonien-ouderdom. Delitho-stratigrafie
is. wat vaag, alle ontslotenafzettingen
wordenaangeduid
met"Falun du
Bois-Gouët",
hoewel er tochduidelijke
lithologische
verschillenzijn.
Een pas kort
geleden
ontdektevindplaats,
Saint-Aignan-Grand-Lieu,
werddoor ons
(met
veelmoeite)
herontdekt. Het zeer fraaie fossielmateriaal vandeze locatie heeft veel
goedgemaakt,
want het zonder veel succes zoeken naarin de literatuur
genoemde
vindplaatsen
verveelt heel snel.Bij
dezevind-plaats,
maar ookbij
diverseandere,
werd deervaring
opgedaan,
dat de in onzeomgeving
zonuttige
edelmanboor hiernauwelijks
is tegebruiken
door deaan-wezigheid
van zeercompact
grind
(bv.
"mica-schist")
in dedeklagen;
zócom-pact
dat weherhaaldelijk
ten onrechte meenden het vastegesteente
bereikt tehebben.
Al met al kan toch worden
gesteld,
dat de zomerexcursie 1987 een succesis
geweest,
méér voor het Eoceen dein voor het Redonien. Wellicht waren deverwachtingen
voor wat betreft dit laatste toch wat tehoog
gespannen. Ook ishet wel
duidelijk
geworden,
dat eenherhaling
van een zomerexcursie in ditgebied
niet erg zinvol is. Erblijven
stellig
nog heel wat interessanteont-dekkingen
mogelijk
in dezestreek,
maar voor eengrotere
groep deelnemers iseen
langer
verblijf
nietaantrekkelijk
meer. Een en ander is er dan ook dereden van, dat in 1988 wederom een aantal deelnemers naar de
Aquitaine
zaltrekken.
Pyrazus
fresvillensis
(Cossmann
&
Plssarro,
1902)
Saffrê,
Le Bois-GouëtLIJST VAN DEELNEMERS
De
volgende
personen hebbengedurende
kortere oflangere
tijd
(zie
data)
deelgenomen
aan de zomerexcursie 1987. Deverblijfplaatsen
warenrespec-tievelijk
van 4t/m
21juli
deCamping
du Lac teSavenay,
en van 21juli
toten met 3
augustus
deCamping
Municipal
te Bouchemaine(de
aanvankelijk
uit-gezóchte
camping
Lac de Maine inAngers
werd al snel door de groepverlaten,
wegens
talrijke
klachten).
Het totaal aantal van de deelnemers was
31,
waarvan er 14 direct in degeologie
zijn
geïnteresseerd.
Ditgeeft
duidelijk
aan, dattoekomstige
WTKGzomerexcursies voldoende
rekening
moeten houden met het feit dat voor veledeelnemers deze excursie een onderdeel is van hun
gezinsvakantie.
BESCHRIJVING VAN DE BEZOCHTE LOCATIES
Bij
elkevindplaats
wordt vermeld op welk kaartblad van detopografische
kaart1 ; 50.000 de
plaats
is te vinden. De coördinaten worden vermeld met eennauw-keurigheid
van ongeveer 50 m. Van elkevindplaats
wordt deligging
nog eensverduidelijkt
door dereproductie
van eenfragment
van detopografische
kaart.Ter
plaatse
isherhaaldelijk
gebleken
dat de door ons veelgebruikte
kaartop de schaal 1 : 50.000 soms
moeilijk
verkrijgbaar
is in de boekhandel. Kaarten op schaal 1 : 25.000zijn
er meestalwèl,
maar zezijn
vrij
prijzig
enje
hebter meer bladen van
nodig,
terwijl
de informatienauwelijks
meergedetailleerd
is.In de hier
volgende
opsomming
enbeschrijving
van deontsluitingen
wordeneerst de Eocene en
vervolgens
de Redonien-locatiesbesproken.
deelnemers aankomst vertrek
Anders
(Rob,
Tiny,
Ruth,
Volkert)
12.7 29.7Bor
(Peter)
25.7 31.7Dekker
(Nico.
Marijke)
9.7 30.7Folliot
(Michel,
Chantal)
25.7 25.7Carding
(Gerhard,
Ilse,
Silke,
Enno)
4.7 25.7Groeneveld
(Wim)
5.7 2.8Haselager
(Raymond)
25.7 31.7Janssen
(Arie,
Edith,
Michiel)
4.7 3.8Keukelaar
(Hans,
Leny,
Jeroen)
6.7 2.8Marquet
(Robert)
19.7 27.7Nieulande
(Freddy,
Teuni,
Erik)
7.7 31.7Pouwer
(Ronald)
21.7 31.7Ratinckx
(Albert,
Elie)
19.7 27.7van Santbrink
(Jan)
25.7 31.7Schutte
(Gerda)
25.7 3.8EOCEEN
1. Campbon
(dép.
LoireAtlantique),
Magouët.
Kaartblad XI-22
(Savenay).
Coördinaten: x =274,75
y =279,9.
Deze in de literatuur
regelmatig
genoemde
ontsluiting
was aan geen derdeelnemers bekend. Met
behulp
van de bekende coördinaten en de bewoners van denabij
gelegen
boerderij
La Richardais werd al snel eenplaats
gevonden
waar deafzettingen
zichtbaarzijn
in eenbeekinsnijding
waarvan de wandenkennelijk
kort
geleden
warenafgestoken,
in verband met deplaatsing
van tweeduiker-buizen onder een
landweg.
Onder ongeveer een meter kwartaire
afzettingen
bevindt zich eenenigszins
roodbruine
schelphoudende
zandlaag,
dietijdens
ons bezoek(de
eerste maal op10
juli)
tot ongeveer 30 cm boven het waterniveau ontsloten was. De fauna isniet
opvallend
rijk
(maar
dat valtbij
het uitzoeken van de residu's laterèrg
mee
!);
opvallend
zijn
b.v.talrijke
Mactridae en ookvrij
veel Cerithiidae.De
conserveringstoestand
van hetgrotere
materiaal isnogal
matig:
fragiel
ensoms
stevig
gerold.
Enkele
dagen
na het eerste bezoek(NB
op 14juli;
totgrote
verbazing
vande locale
bevolking
werd er op diedag
door onsgewerkt
!)
hadden we debe-schikking
over eengehuurde
motorpomp,
die wasgebruikt
op devindplaats
LeBois-Gouët. Door het af dammen van de beek lukte het om het
gedeelte
directonder de duikerbuizen
geheel
droog
te pompen, waardoor ook dediepere
lagen
bemonsterd kondenworden,
tot ruim een meter onder hetoorspronkelijke
water-niveau. Er bleek slechts
weinig
of geen verschil in de fauna's tezijn.
Deplaatselijke
jeugd
vermaakte zichbij
dezegelegenheid
met de vele honderdenkleine
visjes
(jonge
aaltjes
enmodderkruipers),
die in de laatstepoeltjes
na het pompen achterbleven.2.
Campbon
(dép.
LoireAtlantique),
Château de CoislinKaartblad XI-22
(Savenay).
Coördinaten: x =276,15
y =280,45.
Ook deze
vindplaats
wordt in de molluskenliteratuurregelmatig
genoemd,
maar het bleek niet
eenvoudig
tezijn
om eenontsluiting
te vinden.Uiteinde-lijk
maakte een bewoner van het kasteel ons attent op een pas gegravengreppel
aan de
westzijde
van het Chateau(zie
kaart),
waar inderdaad onder 30 cmteel-aarde een
lichtgekleurd
zand metenig
schelpmateriaal
werdaangetroffen.
De ophet oog
matige
conservering
en degeringe
hoeveelheid fossielen konbij
deaanwezigen
slechtsweinig
belangstelling
wekken en alleenFreddy
van Nieulandeen
ondergetekende
namen de moeite om een monster sediment mee te nemen. In detoekomst zal nog moeten
blijken
of dit inderdaadnuttig
isgeweest.
Bezoek-datum was 10juli.
3. Saffré
(dép.
LoireAtlantique),
Le Bois-GouëtKaartblad X-II-22
(Nort-sur-Erdre).
Coördinaten x =302,55
y = 283,85.Eén van de meest beroemde
vindplaatsen
van het Loire-Eoceen is zondertwijfel
Le Bois-Gouët. Een zeer fraaie ensoortenrijke
fauna moethier,
teoordelen naar de
monografie
vanCossmann,
te vindenzijn.
Helaasgold
delo-catie al sinds
jaar
endag
als niettoegankelijk
of verdwenen. Omdatje
nooitkunt weten, en ook omdat
je
dergelijke
verhalenaltijd
zelf moetcontroleren,
besloten we om toch maar een bezoek te
brengen
aanBois-Gouët,
eenbeslissing
waar we geen
spijt
vankregen.
Niemand van de deelnemers kende de
plaats,
dusstapten
we in hetgehucht
Bois-Gouët de eerste de beste
boerderij
binnen. De bewoonster bleek een zekereMadame Lebastard te
zijn,
die op het horen van het woord"géologues"
direct enthousiastreageerde
met "Ah oui, c'est pour lescoquillages,
bien sur ?".Zo'n
opmerking
geeft
deburger
moed,
die nog werd versterkt toen alleaan-wezigen
eerst op de koffie werdengenodigd.
Madame Lebastardgaf
onsgrif
toe-stemming
om watgraafwerk
te doen("aucun
problème"),
maar later bleekzij
niet eens de
eigenaar
van het terrein tezijn,
maar de SociétéGéologique
deFrance ! Zelfs bleek de
vindplaats
niet directbij
haar huis teliggen,
maarnabij
dat van debuurman,
die in het "maisonétagée"
woont(huis
met eenver-dieping
erop).
Ook dezeverleende,
zij
het zeerzwijgzaam,
denodige
mede-werking
en inoptocht
bereikten wedan,
volverwachting,
tenslotte degezochte
plaats.
Op
korte afstand van de weg, de D27,
bevindt zich eenvrij
diepe,
paskort
geleden
gegravenput
voor dedrinkwatervoorziening
van het vee. In deuitgegraven
grond
zijn
watschelpjes
zichtbaar. Verzamelen in deze put werdniet
aangemoedigd,
omdat het water schoon moestblijven.
Deeigenlijke
locatieligt
achter dezeput
en bestaat uit eensmerige
ondiepe
vijver,
vol metafge-vallen blad en dode
bomen,
kennelijk
al in geenjaren
door verzamelaarsbe-zocht. Met
behulp
van de handboor werd alvrij
snel eenplaats
gevonden
waaronder een
pakket
klei engeroerde
grond
hetgezochte
fossielniveau(nog)
aan-wezig
was.Vanwege
dehooggespannen
verwachtingen
werd een niet te kleingat
gegraven,
langs
de oever van devijver,
afmetingen
ruim 3 mlang
en1,50
mbreed. De
bovenlaag
bestaat uitgeroerde
grond
(ten
delekennelijk
al eerderdoorgezeefd
zand)
met veeldoorworteling
enklei,
alsmede een sterkwater-voerende
veenlaag
(zie
profieltekening).
Het Eocene zand bevatmerkwaardige,
groenachtige,
lichtkleiige
concentraties,
vermoedelijk
glauconitisch,
enopvallend
veel grove, nietgerolde
kwartsbrokjes.
Fossielen,
hoofdzakelijk
mollusken,
komen vooral voor inonregelmatige
nesten.Het hoeft geen
betoog,
dat er met veel enthousiasme werdgewerkt,
vooraltoen eenmaal de eerste fossielen
uitgezeefd
konden worden. Deaanwezige
fauna stelde onsbepaald
niet teleur. De verzameltechniek iseenvoudig:
door dediepte
van de putblijft
één man constant beneden om emmers te vullen. Eengoede
taakverdeling
bestaat dandaarin,
dat de verzamelaars bóven af en toeeen zeef uitwassen voor de man
benéden,
die verder nog het voordeel heeft afen toe een wat
groter
exemplaar
tebemachtigen
bij
hetuitgraven.
Het bleekdat het Eocene zand
buitengewoon
sterk watervoerend was en alspoedig
moest ermeer water dan sediment uit het
gat
wordenverwijderd.
Deze manier van werkenwerd al snel
onmogelijk
en dedaaropvolgende
dag
werd er eenmotorpotnp
gehuurd
waarvan we erg veel
plezier
hadden. Deuiteindelijk
(na
driedagen)
bereiktediepte
was ongeveer1,75
m beneden detop
van het Eocene zand.De
watervoering
van het sediment was zogroot,
dat opsommige
plaatsen
dewanden zeer
diep
onderspoelden
en ergrote,
gevaarlijke
holtenontstonden,
waaruit een vloed van water en zand(mèt
fossielen!)
tevoorschijn
kwam.Die-per graven werd daardoor
onmogelijk,
maar het instromende water voerde steedsopnieuw
sediment aan, totdat de situatiewerkelijk
tegevaarlijk
werd. Hetkostte veel
overredingskracht
om tenslotte de graver GerhardGarding
onbescha-digd
hetgat
uit tepraten.
Vantop
tot teen doornat en met zand bedektpro-beerde
hij
tot het laatst toe om nog zo'n fraaiePyrazus
of een Liotia tepakken
tekrijgen.
De boven beschreven actie vond
plaats
op11,
13 en 14juli,
maar op 30 en31
juli
waren er weer andere deelnemersgekomen,
die de wonderen vanBois-Gouët ook wel eens met
eigen
ogen wildenzien,
en derhalve werd er nog eentweede
gat
gegraven. Ditmaal waren er meermoeilijkheden
met debovenlaag,
steeds bleef nastorten. Ook toen hadden we de
beschikking
over eengehuurde
motorpomp,
die het echter op de tweededag
met verbrandekleppen
liet afweten.De
algehele
teleurstelling
klaarde terstond op, toenJaap
van der Voort enondergetekende
binnen drie kwartier met een andere pompopdaagden
(een
pres-tatie "in the middle of
nowhere",
waar we zelf verbaasd vanwaren),
die hetverder verzamelen de rest van de
dag
mogelijk
maakte.De
schelpconcentraties
in het Eocene zand bevinden zich vooral in detop
van de
afzetting,
maar daar bevat het zand relatiefweinig
gastropoden.
Meernaar onder ontbreken de
schelpnesten
en erzijn
meer slakken. De meeste vanBois-Gouët bekende soorten, als beschreven in Vasseur en
Cossmann,
hebben weinderdaad
gevonden,
inclusiefprachtige
Belosepia's
en demerkwaardige
inktvisVasseuria. Vele
gastropodensoorten
en mooigeconserveerde,
soms zeerdun-schalige
tweekleppigen
kwamen er in aantallentevoorschijn.
Er waren ooken-kele botten van zeekoeien
(Halitherium)
en Hans Keukelaarlegde
beslag
op eenprachtige
kies.Verzamelen op deze
plaats
zoalswij
dat dedengeeft
prachtige
resultaten,
al is het werk niet
geheel
zonder gevaar.Beter,
en zeker ook indiepere
lagen
verzamelen,
is alleenmogelijk
metbehulp
van eengoede
bronbemaling,
maar datis een kostbare en
moeilijk
teorganiseren
onderneming.
Saffrê, "Le Bois-Gouêt"ontsluiting 14 juli 1987
Potamides
(Potomidopsis)
ripaudi
(Vasseur,
in Cossmann,1898)
Saffrê,
Le Bois-Gouët4.
Saint-Aignan-Grand-Lieu
(Loire
Atlantique),
PierreAiguë
Kaartblad XII-24
(St.
Philbert-de-Grand-Lieu),
coördinaten: x =297,2
y =
243,4.
Het heeft ons
grote
moeitegekost
om dezevindplaats,
nog maarkortelings
ontdekt,
terug te vinden.Bij
onze eerstepoging,
op 16juli,
beschikten weweliswaar over de coördinaten van de
locatie,
maar niet over eentopografische
kaart,
waarop de coördinaten aangegeven waren. Wat we wel hadden was eengepu-bliceerd
kaartje
(copie
van eencopie
van-copie,
vermoedelijk),
waarop ruwweg te zien was waar ongeveergezocht
moest worden. Ook was nietduidelijk
of erinderdaad een
ontsluiting
was, of dat er ééngemaakt
moest worden. Er werdendus vele
handboorpogingen
gedaan,
dievolledig
zonder succesbleven,
vanwegede
rijkdom
aangesteentebrokken
in dedeklagen.
Na meer dan een halvedag
metzes man vruchteloos
bezig
tezijn
geweest werd deze eerstepoging
schoorvoe-tend opgegeven. Devolgende
dag
werden in Nantes de boekwinkelsafgestroopt,
op zoek naar de betreffende kaart.
Uiteindelijk
werd een 1 : 25.000 bladge-vonden,
waarop devindplaats
voorkwam.Op
18juli
trok derhalve dezelfdeploeg
wederom naar PierreAiguë
en opde
zorgvuldig
uitgemeten
plaats
werd de handboor degrond
ingedraaid,
tot eendiepte
van 30 cm.Dieper
wilde hetniet,
hóefde het ookniet,
want NicoDek-ker,
hetboorgekluns
méér dan zat, had watrondgelopen
endaarbij
een paarschelpjes
gevonden
! Wellicht kunt U zich voorstellen met welk enthousiasmedie werden
ontvangen.
Devreugde
kende geen grenzen meer, toen we achter eenbomenrij
verscholen eenvrij
grote
drinkput
aantroffen,
met op eendiepte
van2
meter,
nogjuist
boven dewaterspiegel,
een zeerfossielrijk
zand. Enkelestieren,
waarvoor dedrinkput
wasbedoeld,
kozenijlings
hethazenpad.
Laterbleek,
datFreddy
van Nieulande en Hans Keukelaar dezevindplaats
tweedagen
tevoren tot op enkele tientallen meters waren
genaderd,
maar zich toenvan-wege de stieren niet in de weide
gewaagd
hadden,
omdatFreddy
een roodjack
Het behoeft verder
nauwelijks
betoog,
dat dedrinkput
voor de rest vandie
dag
en ook devolgende
dag
niettoegankelijk
was voor de stieren. Eerstwerd
toestemming
gevraagd
enverkregen
van depachter,
die in dekasteel-boerderij
woont, ongeveer een km 0N0 van devindplaats
(op
hetkaartje
aan-gegeven met
"Chat.").
Volgens
hem moesten we wel watvoorzichtig
zijn
met die stieren, hoewel ze niet "méchant" waren.Hij
wistzijn
weetje
van degeologie,
want
volgens
hem waren er behalveschelpen
ook zeekoeiengevonden,
diehij
aanduidde met
"Halithériums",
de fransebenamingen
"sirène" of "lamantin"waren hem niet bekend. Toen ik hem een
compliment
maakte voorzijn
kennis vande
latijnse
naam antwoorddehij
"on voit du monde"(je
spreekt
wel eensiemand)
!De fauna van Pierre
Aiguë
ligt
aan de basisvan een ongeveer 2 m dik
pakket
klei met zeerveel mica-schist
grind,
waarin watverspeelde
Redonien-fossielen te vindenzijn.
De Eoceneaf-zetting
iszandig,
met zeer veel mollusken en,inderdaad,
regelmatig
botten vanHalitherium,
die zich mochten
verheugen
in eengrote
belang-stelling
van GerhardGarding,
tot zelfshij
er-mee overvoerd raakte. De molluskenfauna bestaat
overwegend
uittweekleppigen,
maar erzijn
ookwel fraaie
gastropoden
te vinden. In hetalge-meen
lijkt
de associatie wel wat op die van LeBois-Gouët,
maar erzijn
ookgrote
verschillen.In Pierre
Aiguë
is het fossielhoudende zand naaronder wat verkit en het sediment wordt
fossiel-loos.
Salnt-Aignan-Grand-Lleu,"Pierre AlguS" profiel vee-drlnkwaterput 18 Juli 1987
(Vasseur,
in Cossmann,1897)
Digitolabrum princeps
Saffré,
Le Bois-GouëtDe
drinkput
zag er, toenwij
arriveerden,
tamelijk
ongeroerd
uit.Dat was anders toen
wij
tweedagen
later
(voorlopig)
het verzamelwerk stopten. Het kostte nog heel watmoeite,
om dediepe,
langs
de wandengegraven
(en
óndergraven,
zoals Hans Keukelaargoed
duidelijk
werdge-maakt)
putten
weer op te vullen enom het
doorgezeefde
zand zogoed
enzo kwaad als het
ging
weer uit hetmidden van de
put
naar dezijden
tewerken. Al het werk had inmiddels echter wèl wat
opgeleverd.
Ik wil volstaan met deopmerking,
dat dé collecties van St.Aignan
inNeder-land
gezocht
moeten worden, of(op
twee
plaatsen)
in deBondsrepubliek
Duitsland ! Enkele later
gekomen
deelnemers hebben ook nog hunslag
geslagen
in een tweede verzamelactietegen het einde van de maand
juli.
REDONIEN
5. St. Julien-de-Concelles
(dép.
LoireAtlantique),
La ChauvelièreKaartblad XIII-25
(Vallet),
coördinaten: x =319,2
y =255,9.
Deze door Lanckneus & Nolf
(1979,
p.86)
vermeldevindplaats
werd in hetvoorjaar
door de al eerdergenoemde
élite-excursieteruggevonden.
De locatieligt
recht ten zuiden van deboerderij
"LaChauvelière",
langs
deZO-zijde
vande
asfaltweg,
nabij
een kleine gegravenvijver,
waarintalrijke
en zeerluid-ruchtige
kikkers. In eenparallel
aan de wegverlopende
sloot was hier eenfauna verzameld waarin fraaie
dubbelkleppige
Anadara's voorkomen.Bij
ons eerstebezoek,
op 6juli,
stond de sloot vol modder enwater,
be-dekt met een dichte
vegetatie
van Azolla. Verzamelen in deze sloot was nieterg
aantrekkelijk,
vooral ook omdat ik m'n laarzenvergeten
had. Er werd dus,ondanks de
rijkelijk
hoge
temperatuur
en hethoge
vochtgehalte
van de luchtbesloten om naast de sloot een
gat
temaken,
wat als voordeel bovendien nogheeft dat
je
kunt zien watje
doet. Er moestbijna
een metergrond
wordenaf-gegraven, voordat we het Redonien in situ
bereikten,
waarbij
o.a. eenkleilaag
met
grind
en stenen moest worden overwonnen. Ditgrindniveau
leverde later nogeen hoeveelheid
verspoelde
Redonienfossielen op, van een ander karakter dan de fauna die wedieper
aantroffen.De
uiteindelijk
aangetroffen
molluskenfauna isredelijk
goed
geconser-veerd,
met inderdaad veelAnadara-doosjes,
oesters en Pectinidae. In defijne
Ellobium
(Ellobium)
heberti
(Vasseur,
in Cossmann,1895)
Saffré,
Le Bois-Gouëtfracties komen wat meer soorten voor,
waarbij
een fraaie Hiniaopvalt,
enver-der vooral ook relatief
grote
exemplaren
van Fossarus costatus. Ondanks hetzware werk waren de deelnemers achteraf toch
blij
dat we inderdaad eengat
ge-graven
hadden,
want de residu's waren nu zeerredelijk
schoon en nietver-ontreinigd
met allerleiplantenafval
uit de sloot.Het reeds in
omloop
zijnde
materiaal van deze locatie werdaangeduid
metde
vindplaats
Le-Loroux-Bottereau,
maar Le Chauverauligt
juist
op hetgrond-gebied
van St. Julien-de-Concelles !St. Jullen-de-Concelles, "La Chauvellère"
6. St. Julien-de-Concelles
(dép.
LoireAtlantique),
L’AubinièreKaartblad XIII-25
(Vallet).
Coördinaten: x =318,9
y =255,7.
Deze in de literatuur
genoemde
vindplaats
kongemakkelijk
op de coördi-naten wordenteruggevonden,
maar veel resultaat had dat niet. Terplaatse
be-vindt zich nu
namelijk
eendiepe
vijver,
bij
het graven waarvan de fossielenoorspronkelijk
tevoorschijn
zijn
gekomen.
Deuitgegraven
grond
werd over hetomringende
terreinuitgespreid,
waar nu nog wel wat oesters en Cardita's tevinden
zijn.
Kennelijk
betrof het hier Redonien in eenfacies,
zoals we dieook
bij
La Chauvelièreverspeeld
vonden in dedeklagen.
Met een handboor werdnog
geprobeerd
te achterhalen hoediep
deafzetting
ligt,
maar ook hier leiddedit niet tot resultaat: stenen ! De meeste fossielen die we van deze
vind-plaats
te zienkregen
bevonden zich in eenmorsige
schoenendoos,
gemengd
metrecent
material,
in een schuur.Uiteindelijk
bleek de kersenboom nog het meestinteressante van deze locatie te
zijn.
7. Le-Loroux-Bottereau
(dép.
LoireAtlantique),
La PoivetièreKaartblad XIII-25
(Vallet),
coördinaten: x =321,25
y =252,6.
Gegevens
van dezevindplaats
waren eveneens uit de literatuurafkomstig
en de situatie is
vergelijkbaar
met die van devorige
locatie. Er werd eenvrij
diepe
vijver
aangetroffen,
waaruitkennelijk
destijds
de fossielenver-zameld werden. Met
enige
moeite werden in de vroegeruitgegraven
grond
nog watschelpjes
gevonden,
die de moeite van een bezoek echter niet lonen.-. Le Landreau
(dép.
LoireAtlantique),
LePigeon
BlancKaartblad
(niet
hierafgebeeld)
XIII-25(Vallet),
coördinaten: x =322,2
y =
251,1.
Hoewel "Le
Pigeon
Blanc" in de Redonien-literatuur eenvrij
bekende naamis,
mocht het ons ook hier niet lukken om ietsgeologisch
interessants bovende
grond
tekrijgen.
Handboren op dejuiste
plaats
had geenzin,
vanwege debekende
stenentroep,
of omdat de bewuste niveaus op tegrote
diepte
liggen.
Toen
uiteindelijk
ook het weer vervelendbegon
te doen gaven we lievergevolg
aan de
uitnodiging
van de"propriétaire"
van LePigeon
Blanc omzijn
resul-taten van de viticulture te testen.Hij
was nietgierig
met de Muscadet enverkocht dan ook
menig
flesje
(wat
wellicht ookzijn
bedoeling
wasgeweest).
Hij
had eenwerkelijk
imposante
collectiegereedschappen
op het
gebied
van dewijnbouw
en dat maakte alles met alles hetnegatieve
geologische
resultaataardig
goed.
Eén Redonien-fossiel was nog in het bezit van de bewoner: Ostreaedulis !
8.
Brigné
(dép.
Maine-et-Loire),
Brigneau
Kaartblad XV-23
(Thouarcé),
coördinaten: x =394,5
y =254,0.
Gegevens
over dezevindplaats
werden ons in 1986 verstrekt door Dr. Gruetin
Angers
en wezijn
er toen ook,zij
het met veelmoeite,
ingeslaagd
om dejuiste
p]ek
te vinden. In dezeomgeving
bevinden zich verscheideneSa-vignéen",
waarin weliswaar ook fossielen te vindenzijn,
maararagonitische
fossielen
zijn
steedsopgelost.
Zodoende vindje
alleen wat Pectinidae enoes-ters, ook echinodermen.
Op
hetkaartje
staat eendergelijk
groeve-complex
aan-gegeven met
"Carr.",
ten NNO vanBrigneau.
Wij
hebben ditcomplex
niet bezochtmaar wel verscheidene groeven ten NO van "Les Trois
Chopines",
juist
buiten derand van het hier gegeven
kaartje.
De
enige
plaats
metafzettingen
van Redonien-ouderdom diewij
hebbenge-vonden,
bevindt zich in eengroeve-complex
datligt
aan dewestzijde
van deweg van Les Trois
Chopines
naarBrigné.
Langs
denoordzijde
van hetcomplex
ligt
eenlandweg
met ruimeparkeergelegenheid
in de bermen. In deze groevenwerden eveneens harde kalken
geëxploiteerd
van de FaciesSavignéen,
die hieren daar als vertikale wanden nog
zijn
te zien. In het uitersteNW-gedeelte
echter bevindt zich een kleine
pluk
lichtgele,
fijne
zanden,
waaruit een Redo-nien-fauna komt. Deprofielhoogte
is ongeveer drie a viermeter,
de kwaliteitvan het materiaal verschilt
nogal
per niveau. Grote soortenzijn
erweinig
tevinden,
maar de residu's leveren interessant klein materiaal op.9.
Sceaux-d’Anjou
(dép.
Maine-et-Loire),
La PresselièreKaartblad XV-21
(Le
Lion-d'Angers),
coördinaten: x =378,55
y = 296,9.Frank
Wesselingh
had dezetamelijk
beroemdevindplaats
met succesbe-zocht,
watvorig
jaar
voor Wim Groeneveld enmij
reden genoeg was om zelf ookeens te gaan zien. De uiterst
vriendelijke
bewoner weesbereidwillig
deplaats
aan waar Frank had verzameld. Dicht
tegen
deboerderij
aanligt
een flinkeeendenvijver.
Aan detegenover
het huisliggende
zijde
van dezevijver
stakenwij
vorig
jaar
de oever wat af en groevenvervolgens
uit de bodem van devijver
sediment met fossielenop. Dit materialwas
natuurlijk
nogal
watver-ontreinigd
(vooral
met walnoten!),
maar leverde uiterst interessanteEen en ander was
natuurlijk
eengoede
reden om het ditjaar
watgroter
aan te
pakken
en dat isgoed
gelukt.
Enig
voorbereidend werk bleek al ongeveertien
dagen
tevorengedaan
tezijn
door de ons niet onbekende heren DaniëlLe-don en
Jacques
LeRenard,
diekennelijk
van hunaanvankelijke
voornemen om aanonze zomer-excursie deel te nemen hadden
afgezien.
Op
23juli
troffen Robert Marquet en Albert Ratinckx de restanten aan van hun bescheidenontginningen
enbreidden die nog wat uit. De
volgende
dag
hebben tien deelnemers zichingezet
om de fauna van Sceaux nu eens echt
goed
te verzamelen en hetaanvankelijke
gat
werduitgebreid
tot een omvang van 4 x 1,50 meter, aan deboerderij-zijde
van de
vijver.
Onder een
onwaarschijnlijk
harde klei met veelgrof
grind
werd hier eenheel licht verkit Redonien-sediment
gevonden,
waarin veel kleine molluskenaanwezig
zijn.
Hierondervolgt
een bandsteriele,
bruingrijs
gevlekte,
vetteklei. Onder deze klei wordt het sediment wat grover, ook de fossielen
zijn
gemiddeld
aanzienlijk
groter.
De watertoevloed is zogroot,
dat ook hieral-leen met succes verzameld kan worden als het
gat
met een pompdrooggehouden
kan worden. Het huren van een
pomp
gaf
inAngers
weinig
problemen.
Sctaux-d'Anjou,La Frassalltra profiel ontsluiting24/25 juli 1987
Het
spreekt
vanzelf dat erduchtig
verzameld werd: deeendenvijver
had ophet laatst een
waterdiepte
van nog slechts enkele centimeters, door al hetuitgewassen
sediment. Deeigenaar
nam de toch wel als"ravage"
aan te duidentoestand met welwillende blik op en toonde
grote
belangstelling
voor allespullen
die onderzijn
terrein bleken teliggen.
Toen hemuiteindelijk
eenfraaie
grote
haaietand werdaangeboden
was niets meer tegek
en kwam uiteraardook de reeds
gekende
Muscadet weer op de proppen.Het sediment bleek op een
diepte
van ongeveer een meter naar onder toesteeds sterker verkit te
zijn,
waardoordieper
gravenweinig
zin had. De ge-maakteontsluiting
heeft echter dermate veel en fraai materiaalopgeleverd
datniemand zich hierover
beklagen
zal. Desoortenrijkdom,
vooral ook in defijnere
fracties,
is enorm !10. St. Clément-de-la-Place
(dép.
Maine-et-Loire),
Le-Grand-ChauvereauKaartblad XV-22
(Angers),
coördinaten: x = 369,85 y =296,9.
Ook
deze,
in de literatuurvrij
goed
bekendevindplaats,
werdvorig
jaar
door Frank
Wesselingh
"herontdekt".Hij
stelde vast, dat er weliswaar geenontsluiting
is,
maar het sediment dat in 1963uitgegraven
werd ten behoeve vaneen
grote
vijver,
is hier en daar nog te vinden enhij
verzamelde eeninte-ressante fauna van
hoofdzakelijk
kleinesoortjes.
Wim Groeneveld en ikbezoch-ten Le-Grand-Chauvereau
begin
juli
vorig
jaar,
waarbij
wekampeerden
op hetweiland rond de
vijver.
Deeigenaar
van hetterrein,
Lherbette, en vooralzijn
vrouw
zijn
best in degeologie
van hun terreingeïnteresseerd
en madame be-waart nog eenredelijke
collectie fossielen van watgrotere
afmetingen,
des-tijds
verzameldbij
deuitgraving
van devijver.
Dit materiaal wordt aan elkebezoeker met
enige
trotsgedemonstreerd
enje
mag er soms ook wat vanuit-zoeken. Het
zijn
allervriendelijkste
mensen,hetgeen
alblijkt
uit het feitdat
hij
vorig
jaar
speciaal
voor ons een hoeveelheid fossielhoudend zand uitde
vijver
had laten graven, zonder te zeggen dat hetspeciaal
voor ons was.Dit
jaar
verzochtenwij
hem weerdaarom,
en alleen onderaandrang
stemdehij
ermee in dat we hem de onkosten daarvoor betaalden.
Op
zondag
26juli
werdzijn
terrein dan bevolkt met eengrote
groepver-zamelaars
(meer
dan 20man),
die metschoppen
en zeven(en
de"griepe"
vanHans
Keukelaar,
maar dat is een verhaalapart)
deberg
zand telijf
gingen.
Omdat dit materiaal onder water was
uitgegraven
bevatte het niet alleenfossielhoudend
zand,
maar ook flink watgrote
brokken vette klei en anderongerief,
wat het verwerken van het sediment nog niet zoeenvoudig
maakte. Defauna
echter,
die hiervoorkomt,
maakt deze ellende ruimschootsgoed,
want hoewel de soorten in hetalgemeen
kleinerzijn,
soms veelkleiner,
dan eencentimeter,
is desoortenrijkdom
fabelachtig
groot
en deconservering
uit-stekend. Grote soorten worden slechts
bij
uitzondering
gevonden,
wat voorsommigen
toch wel eenteleurstelling
was.Een zoektocht
langs
destrandjes
van devijver
leverde nog wataardige
soorten op,
gemiddeld
groter
dan wat hetuitgegraven
zandopgeleverd
had. Ditgeeft
goede
hoop
voor eenmogelijke
vergroting
van devijver,
die de heerLherbette voor 1988 in
gedachten
heeft. Mochten dieplannen
doorgaan,
dan zalhij
ons zeker waarschuwen.Op
het einde van dedag
werd degehele
groep binnenshuisgenodigd,
"col-lectie" van madame bewonderd en uiteraard werd er ook door diverse lieden
"iets
uitgezocht".
Ondergetekende
merkte voor de eerste maal een fraaieSca-phella
op, die nota bene eeninwendig
verdikte mondrand had. Ditexemplaar
ging,
naduidelijk
aarzelen van debezitster,
mee naar Leiden. Inmiddels heeftzij
van ons eenniet—van—echt—te-onderscheiden
afgietsel
ontvangen,
waar zezonder
twijfel
meeingenomen
is. Later bleekWim Groeneveld een
dergelijk
exemplaar
te hebben verzameld inSceaux-d'Anjou.
In de literatuurloopt
dezesoort wellicht onder de naam S.
lamberti,
wat uiteraardonjuist
is.Mijn
assistent Charles Barnard heeft in hetafgelopen
jaar,
tussenzijn
andere werkzaamhedendoor,
al heel wat materiaal van Le-Grand-Chauvereauuitgepikt,
zodat ik inmiddels eenaardig
beeld heb van wat er allemaal invoorkomt. Het soortenaantal is
overweldigend,
alleen al de Turridae omvatten velesoorten,
waarbij
erzijn
metprotoconch-typen
die ik in hetEuropese
Ter-tiair nog nooit heb
gezien.
Erzitten,
om een ander voorbeeld te geven, ten minstenegen soorten keverslakken in !
Dergelijke
feiten doen ons uitzien naarde
mogelijke
nieuweuitgraving
in1988,
die demogelijkheid
zal bieden on échtte verzamelen.
11. St. Clément-de-la-Place
(dép.
Maine-et-Loire),
Le-Grand-MoulinKaartblad XV-22
(Angers),
coördinaten: x =370,0
y =283,8.
In 1986 hebben Wim Groeneveld en ik
getracht,
op aanraden van A.Lauriat-Rage,
om deze vroegergepubliceerde
locatie te vinden. Dit bleek niet zomoei-lijk
tezijn.
Er werd een fraaievijver
gevonden
metaanzienlijke
waterdiepte.
Er was geen spoor vanenig
Redonien en geenschelpfragmentje
te vinden.12. St. Clément-de-la-Place
(dép.
Maine-et-Loire),
”La Fontaine Grésillouse”bij
LaThibergerie
Kaartblad XIV-21
(Segré),
coördinaten: x =369,1
y =
285,7.
Dr. Gruet te
Angers
hadmij
in 1986 over het bestaan van deze locatieverteld. Er moest vroeger Redonien ontsloten
zijn
geweest,
maar enkelejaren
geleden
was de "Fontaine"gebetonneerd
enhij
wist niet hoe het er nuuitzag.
Wel wist
hij
dat dejuiste
plaats
moeilijk
te vinden was en raadde dus aan ombij
de bewoners van LaThibergerie
of 1'Hotellerie(beide
nagelegen
boerde-rijen)
nadere informatie te vragen.Bij
het bezoek dat Wim Groeneveld en ikdaaraanvolgend
brachten op 6juli
1986 troffenwe het slecht. Op beide
boerderijen
was niemand thuis en duspro-beerden we op
eigen
kracht de"gïte"
te vinden. Dit bleef zonderenig
resul-taat en moest worden opgegeven. Ook Frank
Wesselingh
slaagde
er later niet inde bewuste
plek
te ontdekken,terwijl
in ditvoorjaar
de drie opa's en de heeróók al niemand thuis troffen.
Deze zomer was de "fontaine" dus al berucht en we hadden er niet veel
hoop
op. Datpakte
echtergeheel
andersuit,
want op 28juli
van ditjaar
troffen we de bewoner van La
Thibergerie,
de heer JulienNeveu,
thuis.Hij
had al van links en rechtsbegrepen
dat erbelangstelling
was voor de fontaine enwas
onmiddellijk
bereid ons dit fenomeen te demonstreren. Samen met hemdaal-den we achter het huis af in het
dal,
waarop Neveu verdween in een zeer dichtbegroeid
perseeltje.
Hierin bleek zich de "fontaine" te bevinden: niets meerdan een gewone
waterput,
bestaande uit betonnenputringen
met een deksel.Hij
gaf
ons directtoestemming
om naast de put eengat
te graven, waar ookvolgens
hem inderdaad fossiele
schelpen
moesten zitten. Devolgende
ochtend waren alledeelnemers aan de zomerexcursie present en na
grondige
verwijdering
fan debe-groeiing
werdbegonnen
met hetgraafwerk.
Dit nu, bleek nieteenvoudig.
Kenne-lijk
was rond de put zandaangebracht
en dat was dermate sterkwatervoerend,
dat
gerenommeerde
gravers óók nietdieper
kwamen danbijna
een meter. En datwas
duidelijk
onvoldoende. Zelfs toen er eenmotorpomp
wasaangevoerd
blevende wanden van het
gat
niet staan en de actie moest worden opgegeven. Dat isbehoorlijk
teleurstellend,
alsje
weet dat er een wellicht fraaie fauna vlakonder
je
voetenligt
enje
kunt er niet aan !Het idee ontstond om eens in de
waterput
tekijken,
want die zou wel totin het fossielhoudende zand reiken. Na
verwijdering
van een deel van deafdek-kende
platen
werd het binnen iets lichter en er bleekredelijk
helder water inte staan. Dit water wordt met een
pompslang
naar deboerderij
gevoerd
en dientals drinkwater voor het vee. Het lumineuze idee ontstond om, nu er toch
een-maal een
motorpomp
aanwezig
was, om al het water uit deput
te pompen en daneens beneden te gaan zien hoe een en ander er daar
uitzag.
Metenige
schroom heb ik dit idee aan de heer Neveuvoorgelegd
en, totmijn
opluchting;
hij
bleek dit een uiterst
acceptabel
voorstel te vinden.Ja,
zelfs washij
eren-thousiast over, want de
stroomvoorziening
vanzijn
bedrijf
wasuitgevallen
enhij
kon dus geen water oppompen, waardoorhij
aangewezen was op dewaterlei-ding,
wathij
voor het veeduidelijk
te duur vond. Dus reedhij
in eensnel-treinvaart
je
eengierkar
naarbeneden,
met het verzoek om die maar even metwater te vullen. Dat was snel
gebeurd
en toen deput
leeg
was isJaap
van derin de
put
(waaronder
een doderat),
en al snel werden er emmers vol metschelphoudend
sedimentopgehesen
enuitgewassen.
Water was er immersvoldoen-de. Jaap heeft aan deze actie inmiddels de naam
"grondmonster"
overgehouden
!Het materiaal dat
tevoorschijn
kwam uit deput
bleek echter niet eenkwaliteit te hebben zoals we die graag zien. De
soortenrijkdom
was nietgroot,
en de
conservering
was ronduitberoerd,
waarschijnlijk
doordat de constantedoorstroming
vankalkrijk
water in deput
de fossielen bedekt had met korsten.Er konden toch nog heel wat soorten worden herkend en een Astraea-soort was
zelfs
algemener
dan openige
anderevindplaats.
Ieder verzamelde wat van hetspul,
meer vanwege de moeite die we ervoorgedaan
hadden dan wegens dekwali-teit van het materiaal.
Inmiddels had de
gehele
familie Neveu zich in onzerichting
begeven
omdie malloten eens van
dichtbij
tebekijken.
Gelukkig
kwamen ze toen wejuist
aan het
opruimen
waren. Neveunodigde
ons uit om aansluitend nog eenbezoekje
te
brengen
aan eendichtbijgelegen
vroegeregranietgroeve,
diewerkelijk
impo-sant was om te zien. Toen
vervolgens
hetgehele
gezelschap
noguitvoerig
wasgefotografeerd
kon het hoofdstuk "fontainegrésillouse"
wordenafgesloten,
want erligt
geen gram onverkit sediment meer op de bodem van deput,
zodattoekomstige
acties hier geen enkele zin meer hebben.TEN SLOTTE
Graag
had ik ditverslag
besloten met eenlijst
van debelangrijkste
literatuur. Ik ben hierin echter nog onvoldoende thuis en dat kost dus
tijd.
Omdat de redactie van
"Afzettingen"
aandringt
opspoedige
copy-levering
zie ikdus
noodgedwongen
hiervanaf,
met de(enigszins
vage)
belofte "dat nog weleens te doen".
"La Fontaine GrFslIlouse"
La Thlbergerle, St. ClÉment-de-la-Place situatie op 29.4.1987