AFZETTINGEN WTKG 33(4),2012 80
Paasexcursie
2012,
Zuid
Touraine, Indre-et-Loire, Frankrijk
Leonard Vaessen ¹
De deelnemerswarenDavidBaron,Tonvan
Eijden,
Colinvan
Elderen,
Paulus deGraaf-Rutteman,
BenenJokeNie-land,
Eddy Spijkerman,
Henk-JanvanVlietenLen Vaes-sen.Eddy
wasdeze keer decontactman inNederland, bij
wie menzich kon opgevenenLen deed devoorbereidin-genter
plaatse.
Pauvrelay,
gemeentePaulmy
Zaterdag
7april
om 10uur washet verzamelen op decam-ping
vanGrandPressigny.
Van hieruitzijn
wegezamenlijk
naarde negen kilometer
noordelijker gelegen
oude groevebij Pauvrelay,
in degemeentePaulmy gereden.
Hier konden wevrij
terecht. Voor de kleine groeve kon ik deze keer geentoestemming krijgen.
In de oude groeve is echter dezelfdeafzetting
ontsloten als in dekleine,
ermoestalleenwatmeer gegraven wordenombij
delagen
tekomen.In de
zandgroeves
hierbij
hetgehucht Pauvrelay zijn
de ‘sa-blescoquilliers grossiers’
vande faciesPontilévienontsloten,
dezezijn afgezet tijdens
hetLanghian,
Midden Mioceen. Voor meerstratigrafische
details ziemijn
artikel uit 2007. Tussen de oudeende kleine groeve,ligt
nogeenhelegrotezandaf-graving
waarvandeexploitatie
verledenjaar
isgestopt.Hetbetredenvandeze
afgraving
isaltijd
tenstrengsteverbodengeweestenis datnunog. Erstaanzoveel borden inenrond de groeve die dit aangeven dat het niet slim is dezete
nege-ren.Deze
zandput
wordtnudichtgestort
metpuin
enklei. Dewestelijke
ennoordelijke
wandvande oude groevezijn
nog
goed toegankelijk
enineenheerlijk zonnetje
werderstevig
gegravenengezeefd (foto
1en2).
Deoostelijke
wand vande groeve isbegroeid
enhet stonkervreselijk
vanwege eendassenburcht dieerisgevestigd.
Indezegroeveiseenpakket kalkhoudende,
grijs-gele,
slechtgesorteerde
grove zandenontsloten,
soms zelfszeergrof
met nestenstenen; vuursteen, verkiezelde kalkstenenen somssponzengeëro-deerd uit het
onderliggende
Senoon. Groteexemplaren
van deoesterCrassostraeagryphoides
komen hierin ookregel-matig
voor.Verder veelafgerolde
ennietafgerolde
schel-pen,bryozoën
enkoraaltjes
meteenLanghian
ouderdom. Restenvanvertebraten,
zowel land alsmarien, zijn
zeld-zaam. Toch
zijn
er hiertijdens
de excursie wel enkelehaaientandjes gevonden.
De molluskenvanPauvrelay
be-staanuit benthischevormen, onder andere bivalven soor-tendie
tijdens
hun levenaanhard substraat vastzitten zoals Arcanoaebiangulina (D’Orbigny, 1852),
Barbatiavincen-ti
(CoufTon,
1905),
Barbatia barbata(Linnaeaus,
1758),
Barbatiapolymorpha (Mayer, 1868),
Striarca lactea(Lin-naeus,1758),
Chamagryphoides Linnaeus,
1758,Cardita crassaLamarck,
1819;
of endobionten(ingegraven
in hetzand)
zoals Anadara turoniensis(Dujardin, 1837),
Glycy-meristuronica
(Mayer, 1868), Glycymeris
nummaria(Lin-naeus,
1758), Glycymeris
texta(Dujardin,
1837),
Venus subrotundaDefrance,
1828. VanGlycymeris
bimaculata(Poli 1795)
worden meestal alleenmaarbrokstukken ge-vonden. In destenenkan Barnea sp. wordenaangetrolfen.
Bij
deverspeelde gastropoden zijn
vooralconussen ency-praea’s populair bij
verzamelaars. Kleineexemplaren
van Conusdujardini Deshayes,
1845 komenregelmatig
voor en somskomteenexemplaar
van eencypraea(Schilderia
sp.)
uit het zandtevoorschijn, begeleid
metvreugdekreten
vande
gelukkige
vinder.De niet
verspeelde gastropoden zijn
vanhet benthischetype.De DiodoraenPatellasoorten leefden
vastgehecht
op destenenvande
klifkust,
evenalsSerpulorbis
arenariusen an-dere Vermetidae. Deaanwezigheid
vanPotamideswijst
op eenabnormaalzoutgehalte.
Dat dezesoorteninPauvrelay
redelijk geconserveerd zijn,
nieterggerold,
duidt opeenkorttransport ineen
hoog energetisch
milieu.Alleswijst
erop dat deLanghian
faluns inPauvrelay zijn afgezet langs
een kust bestaande uit Senoonkliffenmeteenmin ofmeerstei-le
helling
ineen(sub)tropisch
klimaat(Lecointre
1947).
2(rechtsonder).Pauvrelay.Gravenindewestelijke groeve-wand.Ookde excursieleider(voorgrond)kon hetweerniet
lat-enomzakken te vullen.(Foto EddySpijkerman)
Enkele
jaren geleden
kon ik nog zeggen Paasexcursienaar het Loirebekken(Vaessen, 2007)
omdatweook nogvind-plaatsen
inde faciesSavignien
enfacies Pontilévien had-dentennoordenvande Loire enrond Manthelan.Helaas,die
zijn
ernietmeer. Slechtstweevindplaatsen zijn
nogtoegankelijk,
eenbij
FèrriereLargon
en eenbij Pauvrelay
in degemeentePaulmy.
Beide in dezuidelijke
Touraine. Dat waswel anders toen we in 1976voorde eerstekeerin het Loirebekkenneerstreken,toen haddenwe minstens tien locatiester
beschikking.
Maartoenwaren weookmetveel meermensen,overde 30. In 2007 haddenwe nog
vijf
vindplaatsen
terbeschikking
en waren wemet20 verzame-laars. Ditjaar
waren we metnegen verzamelaars. Je kuntdus zeggen dathet aantal
vindplaatsen
zich heeftaangepast aanhet aantalexcursiegangers.
Of is hetsomsandersom?In 1976zaten alle excursiedeelnemers op de
camping
in GrandPressigny
intentenofcaravan(zie
foto instukje
van Anton Janse inAfzettingen
33(1),
pag. 16).Nu zatener tweedeelnemersin een vandetweehuisjes
die sinds kortop deze
camping
staan(zie
foto 2 oppagina
16 van An-ton’sstuk),
twee stondenerop decamping
meteencam-per, tweezaten erin eenhotel in Tours
(60
kmnoordelij-ker)
tweezatenerineenhotel in Chatelierault(35
kmten westen vanhetexcursiegebied)
enéén,
de excursieleideren nu
verslaglegger, sliep
gewoon thuis in PetitPressigny,
midden in het
excursiegebied.
1 (rechtsboven).Pauvrelay, Paulmy.Overzichtoverde oude groeve. Paulus ligtop dewestelijk helling. Figuurtjebovenin netonder de rand vannoordelijkehellingis Henk-Jan. (Foto
AFZETTINGEN WTKG 33(4), 2012 82
Les
Verdaux, gemeente
FerrièreLarçon
Na de lunch vertrok het hele
gezelschap
naarhet acht ki-lometernaarhetoostengelegen
FerrièreLarpon.
Devind-plaats bij
FerrièreLarpon ligt
ongeveertweekilometertennoordoostenvanhet
dorp,
rechts vande D96richting
Es-ves-le-Moutier.Ongeveer
200metervoorbij
deafslag
naar deboerderij
‘LaPlacette’ iseenkleine
zandweg
naarrechts die uitkomtopeenverwilderdgrasland bij
eenbosje.
Hetbosje ligt
ineenoude groeve. In ditbosje zijn
in de wan-denvandevoormalige
groevegatengegravendoor verza-melaars. Ook buiten hetbosje zijn
gatentevindenenwellinksachterin op het
grasland (foto 3).
Deze locatie wordtaangeduid
als Les Verdaux(zie
Vaessen 2007voor meerdetails).
Ook hierzijn
de ‘sablescoquilliers grossiers’
van de facies Pontilévienontsloten.Inde tuin van de
boerderij
‘La Placette’ligt
ook nogeenkleine groeve waarin de facies Pontilévien is ontsloten, maarik
kreeg
deze keer weergeentoestemming
om erte verzamelen.Nuwaren erbijen necrgcslrckcn
endiemoch-ten niet verstoord worden. In 2009
kreeg
ik geentoestem-ming
omdaterwaterin de groeve stondendat werd door detwee
paarden
als drinkwatergebruikt.
In 2007was ditwaterdooronze
graaf-
enzeefactiviteitenernstig
vervuild zodathet
lange tijd
door depaarden
niet als drinkwater kon wor-dengebruikt.
Nu stondergeenwatermaarzatenerbijen
endie
zijn tegenwoordig
heilig
verklaard. Dollfus &Dautzenberg
(1902)
geven op
pagina
25 vanMemoire27een
profiel
van de oude groevebij
‘La Gran-de Varenne’ welkenet ten oostenvan‘La Placette’lag.
Hetlijkt
eropdat hetpakket
datnuin ‘La Placette’ nogtezienis de “Sables blanc
fin,
aBryozoaires” zijn
meteendiktevan3,50meterenhet
pakket
datnunogtezien isbij
‘Les Verdaux’ de “Sablesgrossier,
Jaunatre,aVenus clatharata”zijn, i
Venus clatharataDujardin,
1837 iseenjunior
syno-niemvoor Venus subrotundaDefrance,
1828. Deze komt inderdaadredelijk
veel voor in ‘Les Verdaux'. Daarnaast ook veelsoortendieweookinPauvrelay gezien hebben,
al-leen is de conservatietoestand hier veelbeter,nietzogerold.
De zandenzijn
hierwaarschijnlijk
ineenwatrustiger
mili-euafgezet,
ineenbaaiafgeschermd
vandegolven
enstro-ming (Lecointre
1947).
Wat hiermeervoorkomtzijn
kleine Muricidae zoals:Hexaplex bourgeoisi (Toumouër,
1875),
Ocenebra vindobonensisligeriana (Toumouër, 1875),
Spi-nucellaangulata (Dujardin, 1837),
Favartiasuboblonga
(D’Orbigny,
1852)
ennatuurlijk
veel trivia’senregelmatig
eencypraea,somszelfvanbehoorlijke afmetingen.
Wat ikvoorbij
zag komenwasin iedergeval
eenfraaiexemplaar
vanSchilderia columbaria(Lamarck,
1822)
en van Schil-deria decorticata(Defrance, 1826).
Eenvandezewas ze-kerbij mij
in de zeefterechtgekomen
als ik nietwas voor-3. LesVerdaux,FerrièreLargon.Met z’nallen in hetgatin hetgrasland. (Foto EddySpijkerman)83 AFZETTINGEN WTKG 33(4),2012
gekropen bij
het vullenvandezeven,nu wasJoke degelukkige
enkonik slechtstandenknarsend toezien.Tja, eigen
schuld dikke bult heet dat dan. Door hetregelmatig
vindenvanzo’n mooie cypraea isEddy
ter
plekke
bekeerd totKALK, daarvoor deedhij
al-leenmaar aan vandiezwartepinnetjes.
Op
foto 4 is datduidelijk
tezien. Haaientandenzijn
zeer zeldzaam op deze
vindplaats,
dus het zeefïana-tismemoetwelvoorKALKzijn.
Tollaatin de
namiddag
werderstevig doorgewerkt.
Daarna werderdooreendeelvande groep in het
stam-café ‘Bar
Préhistorique’
in GrandPressigny
nogeenbiertje gedronken
omhet stof wegtespoelen.
Meigné-le-Vicomte
/Channay-sur-Lathan
Zondagochtend zijn
DavidenColin vanuitTournaar een vande laatstevindplaatsen
metFaciesSavignien
gegaan. Het
is,
of betergezegd
was,eengrotezandaf-graving
net tenoostenvanMeigné-le-Vicomte.
Daar waarde D3 uit derichting Channay-sur-Lathan
overgaat in de D140naarMeigné, ligt
detoegangtotde groeve.Tij-dens de excursievan2009wasdeze groeve nog in
bedrijf.
Nu troffen DavidenColin alleen nog wat
storthopen
aan en wasde groeve zelfnagenoeggeëgaliseerd. Op
destort-hoop
vondenzenogwatfragmenten
en eenbijna
heleGi-gantopecten
ligerianus (Dollfuss
&Dautzenberg,
1906)(foto 5).
De ouderdomvanditmateriaal iswaarschijnlijk
ook
Langhian (Courville
&Bongrain 2003).
Derestvan degroep
ging
weernaarFerrièreLanjon
om hier verdertegraven opjacht
naarSchilderia’senander4. LesVerdaux,Ferrière Largon.Eddyhardop weg naareenprachtigeCypraea,vanKALK !!(Foto ColinvanElderen)
Gigantopecten ligerianus (Dollfuss&
Dautzenberg, 1906)uit de groevebijMeigné-le-Vicomptemetfacies Savignien (Langhian).(FotoColin vanElderen)
AFZETTINGEN WTKG 33(4), 2012 84
mooi
spul. Tegen
demiddag
kwamen DavidenColinook aan.JokeenBen hieldenhet in deloop
vandemiddag
voorgezien
engingen
eenbezoekbrengen
aanhet kasteel van GrandPressigny
metzijn prachtige
collectieaan prehis-torischewerktuigen
vanvuursteen. De streek rond GrandPressigny
staat netalsRijkholt
inZuid-Limburg
bekendomzijn werkplaatsen
waartijdens
het Neolithicumwerktuigen
uitvuursteen werdengemaakt
dieoverheel WestEuropa
verspreid zijn teruggevonden
innederzettingen
uit dietijd.
Derest bleef nogtottegendeavond,onder eenheerlijk
voorjaarszonnetje
zakken vullen in ‘LesVerdaux’.Colinen David vertrokken toennaarhun hotel in Touren
twee-de
paasdag
weerrichting
Nederland.Eddy
enPauluszoch-tenhun hotel in Chatelleraultweerop enkeerden tweede
paasdag
ookterugnaarhuis.Zondagavond
werdenRieja (mijn
vrouw)enikuitgenodigd
om op kostenvan de excursiedeelnemersvan een
etentje
te
genieten bij
hetrestaurant ‘Chez Grand Ma’ inGrandPressigny,
dit werd in dank aanvaard. Het diner werdge-nuttigd
in hetgezelschap
vanJoke, Ben,
TonenHenk-Jan.Nogmaals
dank hiervoor.Op
tweedepaasdag
vertrokken ook de deelnemers die in GrandPressigny
zatenhuiswaarts.Determineren
Bij
het determinerenvandeuitgebreide
falunfauna kan voor de Bivalviagebruikt
wordengemaakt
van; Dollfus,G.-F & Ph.
Daulzenberg,
1902-1920.Conchyliologic
du MiocèneMoyen
du Bassin de laLoire,Mém Soc. Géol. FrancePaleontologie,
Mém. 27.Aangevuld
met Glibert M. & L. van dePoel,(1965-1970).
Les Bivalvia fossiles duCénozoïque étranger,
deel 1-6,Verhandelingen
Kon.Belg.
InstituutvoorNatuurwetenschappen,
tweedereeks,
delen77,81,82,83en84. Voor de modernere nomencla-tuur en omdefoutjes
vanD&Dtecorrigeren.
Voor de
Gastropoda
kangebruikt gemaakt
wordenvan:Gli-bert, M., 1949en1952.
Gastropodes
du Miocène moyen du Bassin de laLoire,2delen. Verhandelingen
Kon.Belg.
InstituutvoorNatuurwetenschappen,
tweedereeks,deel 30endeel 46. In dit werkvoert
hij nogal
eensonnodig
nieuwesoortenenondersoorten inen
vergiste hij
zich weleens.Ditcorrigeert hij grotendeels
inzijn
serie‘Gastropodes
fossi-les duCénozoïque’ (Glibert,
M.1960-1963,
7delen).
Ver-handelingen
Kon.Belg.
InstituutvoorNatuurwetenschap-pen, tweedereeks,delen
61,63,68,69,70, 73,74.
Moder-nere literatuur zal echter ookgeraadpleegd
moeten wor-denvoordejuiste
modernenaamgeving
vande generaenomtaxonomische
slippertjes
tecorrigeren.
InAfzettingen
heb ikonlangs
deconussenalgereviseerd
(Vaessen,2010).
Onlangs
verscheen in Cainozoic ResearcheenartikelvanFehse&
Grego (2012),
waarin ook de EratoidaevanhetLanghian
van het Loirebekken worden behandeld. In dit artikelstaatbij sommige vindplaatsen
in hetLoiregebied
dat deafzettingen
een Serravallian ouderdomhebben,dit is echter nietzo.Alle midden-mioceneafzettingen
van ge-noemdevindplaatsen
in het Loirebekken hebbeneenLang-hian ouderdom.
Glycymeris insubrica,
G. cor, G. violacescens of tochG. nummaria?Frcddy
vanNieulande(2009)
heeft inAfzettingen
deGly-cymerididae
vande Loire behandeld. In dit stuk wordt,watik hierboven
Glycymeris
nummaria(Linneaus, 1758)noemnog
Glycymeris
insubrica(Brocchi,
1814) genoemd
enstaatdenaamG. nummaria
bij
desynoniemen
evenals denamen G.cor(Lamarck, 1805)
enG. violascens(Lamarck,
1819),
in deze laatstenaamziteen
spelfout
diemeervoorkomt in deliteratuur,
zie later.Waaromnoemik dezesoortnu
Glycymeris
nummaria(Lin-neaus,
1758)?
Dit is innavolging
van Markus Huberdie inzijn Compendium
ofBivalves, 2010uitgegeven
doorConchBooks,
Hackenheim,
oppagina
580 hetvolgende
schrijft
over de taxonomievan dezesoort,dieoverigens
nog steeds
algemeen
in de Middellandse Zee voorkomt(originele
tekst in hetEngels).
“De taxonomie is
hoogst
verwarrendenin het verledenzijn
veelnamengebruikt
Reeve(1843) gebruikte
Pectunculus violascens(err.pro P. violacescensLamarck,
1819);
Hidal-go
(1867) gebruikte
Pectunculusgaditanus; Lamy (1912)
gebruikte, gebaseerd
op fossieleMNHN-Parijs
types, Pec-tunculuscorLamarck, 1905;Nicol(1945) gebruikte
Glycy-meris nummaria
(Linnaeus, 1758); Pope
&Goto(1994)
ge-bruikten Arca insubricaBrocchi, 1814. TenslotteCLEMAM
gebruikt violacescens,
maarzetervier ouderenamenmetvraagtekens bij:
nummariaenpallens
vanLinnaeus,
Cardi-um gaditanCardi-um
Gmelin 1791 eninsubricaBrocchi,1814).”
(Bij
controlevan de CLEMAN gegevens op 6-11-2012 bleek PectunculuscorLamarck 1805 ookmeteenvraag-teken in deze
lijst
te staan(LV)).
Huber
schrijft
verder:“Hier is Arca nummaria
Linnaeus,
1758geselecteerd
als de valide oudstenaam:- Linnaeus korte
originele beschrijving (OD)
isaccuraatgenoegom de karakteristieke
eigenschappen
van eenjuveniel
mediterraanexemplaar
teherkennen.- In doos 165
gemarkeerd
als nummaria in de LondonLinnean
Society Collection,
eenenkeleklep,
met inktgemerkt
152, representeert hetholotype.
-Nicol
(1945)
enDodge (1952)
gevenduidelijk
toedat nummariaenviolacescens identiekzijn.
EchterDodge
negeerde
deanalyse
vanLamy (1912)
endeuitspraken
vanNicolenaccepteerde
denaam vanLinnaeusniet.Hij
dachteenstabiele nomenclatuurbetervandienstte
zijn
door denaamviolacescensvanLamarckte
gebruiken.
Tegenwoordig blijkt
datDodge
metzijn
‘non-decision’ de stabiliteit in gevaarbrengt,
zoalsblijkt
uit de vier(5
LV) vraagtekens
in CLEMAM. Door de Londense ty-pesvanLinnaeusteaccepterenwordt het irrelevant of er aangetwijfeld
moet worden of Gmelin’sgaditanum
uit 1791 hetzelfdeis,of Lamarckscoruit 1805een va-lide eerderenaam was enof insubricavanBrocchiuit1814eeneerderenaam was voor
violacescens,
ditsta-biliseert de nomenclatuurvandeze soort.”
TotzoverdetextvanMarkus Huber in
zijn
85 AFZETTINGEN WTKG 33 (4),2012
Aangezien
bovenstaandeverhandeling betrekking
heeft op eenrecenteMiddelandseZeesoortis het nog de vraagof de fossielen uit het Mioceenvande Touraine onder de-zelfdenaamgevangen kunnen worden. Dit
lijkt mij
hetgeval
want behalvedenaam Cardiumgadilanum
Gme-lin, 1791 duiken alle anderenamenop in de literatuur die
gaatoverde bivalven-faunavanhet Midden Mioceenvan de Touraine. Gliberten vande Poel
(1965) gebruiken
al denaamGlycymeris
nummaria(Linnaeus,
1758)
evenalsAgnès Lauriat-Rage (1981)
en noemencor,insubricaen violacescens alsjongere synoniemen.
Latenwehopen
dat erdoor hetgedegen
werkvanHubereeneinde isgekomen
aandit taxonomisch
probleem.
Literatuur
CLEMAM:
http://www.mnhn.fr/base/malaco.html,
CLE-MAM-authoritative database of the marine mollusca ofEurope
andsurrounding
areas. Hostedby
MNHM, Paris,concepted by Jacques
Le Renard.Courville,
Ph.&M.Bongrain,
2003. LesPectinidae miocè-nesdes faluns(Ouest
de laFrance).
Intérétsbiostrati-graphiques
des associations. -Annales dePaléontolo-gje
89: 125- 151.Dollfus, G.-F & Ph.
Dautzenberg,
1902.Conchyliologie
duMiocèneMoyen
du Bassin de la Loire.-Mém Soc.Géol. France
Paléontologie,
Mém.27,2 parties.
Fehse,
D.,& J.Grego,
2012. Contributionstoeratoid sys-tematics(Mollusca, Gastropoda, Trivioidea),
5. MiddleMiocene,
BadenianEratoidae from Borsodbóta(Hunga-ry).
- Cainozoic Research 9(1);
15-63.Glibert,
MaximeetLuc vande Poel 1965. Les Bivalves Fossiles duCénozoïque Etranger.
I PalaeotaxodontaetEutaxodonta.- Mémoires Mus.
Roy.
Hist. Nat.Belg.
Série2,Fase 77: 112 p. Bruxelles.
Huber, Markus,
2010.Compendium
of Bivalves. 901 p 1 CD.ConchBooks, Hackenheim, Germany.
Lauriat-Rage, Agnès
1981. Les Bivalves du Redonien.-Mém. du Mus. Nat. D’Hist. Nat. Nouvelle
série,
SérieC,
lomeXLV,173 p., 16planches.
Paris.Lecointre, G.,
1947. LaTouraine, géologie régionale.
250 p., 2de druk 1978.Uitg.
Herman,Paris.Nieulande, Freddy
van, 2009.Samenvatting
vandelezing
over
Glycymerididae
vanhet Loiregebied, gehouden
op 22 november 2008.-Afzettingen
WTKG 30(1):27-31. Vaessen,Leonard 2007. De ‘Faluns’van het Loirebekken.-