• No results found

In hoeverre zijn de sociale normen van jongeren van invloed op offline en online pestgedrag?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "In hoeverre zijn de sociale normen van jongeren van invloed op offline en online pestgedrag?"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

In hoeverre zijn de sociale normen van jongeren van invloed op offline en online pestgedrag?

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education Universiteit van Amsterdam A. Machiels 11986417 Begeleidster: M. Hensums Tweede beoordelaar: MSc. I. Wissink Amsterdam, augustus 2019

(2)

Abstract

Offline and online bullying is a big problem for Dutch youth what may lead to terrible consequences. Although researchers suggest that bullying is caused by individuals, it could be the case that bullying is a process that develops in a social group. Less is known about how group dynamics influence bullying behavior. Therefore, the current study focused on the influence of social norms by offline and online bullying behavior. During six focus groups (N = 50; M age = 13,46; SD = 1,14), participants were having a conversation with each other where they could share experiences and opinions. Results shows that bullies have a higher social status. Considering their higher social status, it´s normal to not intervene. Another social norm is that spectators think it’s normal to not intervene because they believe you can’t stop bullying. The norm ruled by friends is that you can’t intervene when they are bullying, you have to support them. Spectators like to adjust themselves to the bully instead of the victim. The difference between the influence of social norms on offline and online bullying is depending on the public or anonymous character. The same social norms like to play a role as by offline and public online bullying. Follow-up research can focus on the influence of social norms by offline and online bullying. Interventions based on social norms of youth by offline and online bullying can be innovate, so bullying can be decreased.

(3)

In hoeverre zijn de sociale normen van jongeren van invloed op offline en online pestgedrag?

Steeds vaker lezen we in Nederland artikelen over jongeren die zich van het leven beroven ten gevolge van offline en online pestgedrag (NOS, 2017). In 2018 heeft 5% van de jongeren in het middelbaar onderwijs in Nederland aangegeven dat zij slachtoffer zijn van pestgedrag (Nelen et al., 2018). Deze slachtoffers hebben een grotere kans op fysieke en emotionele problemen (Bond, Carlin, Thomas, Rubin, & Patton, 2001). Pestgedrag is dus een groot probleem onder Nederlandse jongeren wat tot verschrikkelijke consequenties kan leiden.

Hoewel onderzoekers suggereren dat pestgedrag ontstaat door individuen, zou het ook kunnen zijn dat pestgedrag een proces is dat ontstaat in een sociaal netwerk. Er is nog weinig bekend over de invloed van groepsnormen met betrekking tot pestgedrag. Daarom wordt er in deze studie gekeken wat de invloed van sociale normen zijn op offline en online pestgedrag van jongeren. Door middel van kwalitatief onderzoek wordt onderzocht welke sociale normen volgens jongeren een belangrijke rol spelen bij pestgedrag. Doordat jongeren vanuit hun ervaring en eigen beleving in een groep vertellen over pestgedrag ontstaan er mogelijk nieuwe inzichten op het gebied van sociale normen en de invloed hiervan op de rolverdeling van jongeren. Met behulp van huidig onderzoek kan er in de toekomst worden ingespeeld op de behoeftes van jongeren bij het inzetten van antipest-interventies.

Pestgedrag

Een van de meest geciteerde definities van pesten is die van Olweus (1993), hij stelt dat er sprake is van pesten wanneer de pester het slachtoffer herhaaldelijk en langdurig blootstelt aan negatieve handelingen. Pesten is een vorm van agressie waarbij één of meer personen bewust schade toebrengen aan een ander. Daarnaast is er sprake van machtsongelijkheid tussen de dader en het slachtoffer van pestgedrag. Deze machtsongelijkheid tussen dader en

(4)

slachtoffer kan ontstaan door fysieke of sociale disbalans (Olweus, 1993). Het slachtoffer van pestgedrag is meestal niet in staat om zich te verdedigen (Dijkstra et al, 2007).

Een belangrijk onderscheid dat gemaakt dient te worden is het verschil tussen plagen en pesten. Waar plagen wordt beschouwd als een grap uithalen binnen een vriendschappelijke sfeer, is de intentie van pesten om iemand te kwetsen (Van den Broeck, 2006). Pesten onderscheidt zich van plagen door het ‘moedwillig plegen van negatieve en bewuste handelingen’ (Elamé, 2013). In tegenstelling tot plagen kan pesten tot ernstige gevolgen leiden voor slachtoffers, daders en toeschouwers van pestgedrag (Salmivalli & Peets, 2009).

De consequenties van pestgedrag bij jongeren zijn vaak van grote invloed op hun leven. Er kunnen zowel op korte als op lange termijn fysieke, emotionele, schoolse, psychologische en sociale problemen ontstaan bij slachtoffers (Juvonen & Gross, 2005). De gevolgen die

slachtoffers van pesten ervaren zijn voornamelijk emotioneel, het pestgedrag wordt makkelijk uitgelegd als ‘het was maar een grapje’. Ook slachtoffers kunnen zich hier achter verbergen voor anderen (Teräsahjo & Salmivalli, 2003). Terwijl slachtoffers de meeste gevolgen

ondervinden van pestgedrag, lijken ook daders negatieve gevolgen te ervaren van pestgedrag. Zo blijkt dat dader zijn van pestgedrag een voorspeller is voor middelenmisbruik en crimineel gedrag op latere leeftijd (Veenstra, Huitsing, Dijkstra, & Lindenberg, 2008). Het is daarom van belang om pestgedrag te verminderen zodat de consequenties ten gevolge van pestgedrag minder negatieve invloed hebben op het leven van jongeren.

Online pestgedrag

Door de opkomst van internet en sociale media speelt naast offline pestgedrag ook online pestgedrag een steeds grotere rol onder jongeren (Rivers, Poteat, & Noret, 2008). Deze manier van pesten wordt cyberpesten genoemd (Slonje & Smith, 2008). In 2016 bleek dat ongeveer 9% van de 15- tot 18-jarige jongeren in Nederland via het internet wordt

(5)

vaker slachtoffer zijn van cyberpesten dan jongens in dezelfde leeftijdscategorie. Daarnaast maakt maar 1 op de 7 jongeren een melding wanneer zij slachtoffer worden van cyberpesten waardoor het werkelijke aantal slachtoffers ogenschijnlijk hoger is.

Net als bij traditioneel pesten (Olweus, 1993), is online pestgedrag een agressieve, bewust negatieve handeling van een groep of individu over een langere periode tegen een slachtoffer die zich niet makkelijk kan verdedigen (Smith et al., 2008). Bij cyberpesten worden jongeren uitgescholden, bedreigd of belachelijk gemaakt door andere jongeren via het internet of de mobiele telefoon (Hinduja & Patchin, 2010). Er zijn verschillende soorten van cyberpesten zoals laster, stalken, chantage, bedreiging en overig pestgedrag. Deze ernstige vormen van pestgedrag leiden bij slachtoffers van cyberpesten tot een hogere mate van stress en depressiviteit, zij denken vaker aan zelfmoord en gaan ook eerder over tot een

zelfmoordpoging in vergelijking met jongeren die niet worden gepest via internet (Hinduja & Patchin, 2010).

Huidige onderzoeken suggereren dat slachtoffers en pesters dezelfde rol aannemen bij offline en online pestgedrag (Hinduja & Patchin, 2008; Vandebosch & Van Cleemput, 2009). Toch lijkt de online omgeving anders te zijn omdat online communicatie een andere vorm aanneemt. Bij online pesten draait het meer om anonimiteit en voelt de pester zich veiliger. Suler (2004) benoemd dat online pesten geassocieerd is met ‘disinhibitie’, pesters laten zich online makkelijker gaan dan offline. Dit heeft mogelijk te maken met slachtoffers die zich bij online pestgedrag moeilijker kunnen verweren, dit maakt het makkelijker voor de pester. Rolverdeling pestgedrag

Bij pestgedrag is het belangrijk om te realiseren dat iedere jongere die betrokken is bij pestgedrag een rol inneemt. Hierbij is de dader degene die het initiatief neemt om een ander te pesten. Daarnaast zijn er ook meelopers, dit zijn jongeren die actief mee pesten en/of de pester aanmoedigen. Het slachtoffer is degene die gepest wordt en in sommige gevallen zijn

(6)

er verdedigers die voor het slachtoffer opkomen (Sainio, Veenstra, Huitsing, & Salmivalli, 2011). De rol van betrokkenen heeft veel invloed op pestgedrag omdat de steun van

meelopers en de passiviteit van buitenstaanders eraan bijdraagt dat daders sterker staan dan slachtoffers (Veenstra, Lindenberg, Huitsing, Sainio, & Salmivalli, 2014). Ongeacht hoe omstanders zich gedragen bij pestgedrag, de rol die zij aannemen ondersteund de sociale norm die er heerst (Craig, Pepler, & Atlas, 2000).

Sociale normen pestgedrag

Sociale normen lijken een grote rol te spelen als het gaat om pestgedrag en het meedoen hieraan. Een sociale norm wordt omschreven als een regel of standaard die gedeeld wordt door leden van een sociale groep, die iets zeggen over gedragingen die binnen de groep als normaal worden beschouwd (Turner, 1991). Inzicht in sociale normen bij pestgedrag kunnen helpen begrijpen waarom jongeren een bepaalde rol aannemen bij pestgedrag.

Volgens recente onderzoeken komt pestgedrag tot stand doordat jongeren strijden om een goede plek in de sociale hiërarchie (Huitsing & Veenstra, 2012;Veenstra, Lindenberg, Munniksma, & Dijkstra, 2010). Jongeren die succesvol zijn in het bereiken van zo’n goede plek, bereiken dit vaak door anderen te pesten. Daders van pestgedrag hebben goed inzicht in de zwakke plekken van andere jongeren. Hierbij wordt er vaak door daders bepaald dat vrienden niet gepest mogen worden, en dat jongeren om wie ze niet geven wel gepest mogen worden.

Invloed sociale normen op rolverdeling

Pesters worden meestal door anderen gezien als populair en machtig, dit maakt het lastig om in te grijpen in hun pestgedrag. Jongeren zijn daarom geneigd om zich te distantiëren van slachtoffers en zich meer te gedragen zoals de pesters (Juvonen & Galvan, 2008). Dat

(7)

willen worden door de pesters of omdat zij hun eigen sociale positie proberen te behouden en niet persé omdat zij de pesters adoreren (Olthof, & Goossens, 2008; Witvliet et al., 2009).

Het gedrag en de houding van jongeren ten opzichte van pesten lijkt vaak gedeeld te worden in een groep (Espelage, Holt, & Henkel, 2003; Witvliet et al., 2009). Zo’n groep laat vaak niet alleen pest- of agressief gedrag in het algemeen zien, maar ook tegen specifieke jongeren. Dit zou mogelijk verklaard kunnen worden doordat ‘samen pesten’ de groepsband versterkt (Garandeau & Cillessen, 2006). Hieruit zou blijken dat pestgedrag niet alleen gestimuleerd wordt door het bereiken van hoge status en macht, maar ook door het versterken van de groepsband van pesters.

Belangrijk om te weten is dat jongeren die slachtoffers verdedigen vaak geliefd (Salmivalli et al., 1996) en populair zijn (Caravita et al., 2009). Onderzoek suggereert dat een hoge sociale status nodig is om slachtoffers van pestgedrag te verdedigen (Pöyhönen, Juvonen, & Salmivalli, 2010). Dit wordt verklaard door het feit dat de verdediger het pestgedrag afkeurt, een jongere met een lage status zou hierdoor het risico lopen om zelf slachtoffer te worden.

Het blijkt dat pestgedrag sociaal geaccepteerd wordt in groepen waar populaire jongeren, in tegenstelling tot jongeren in het algemeen, betrokken zijn bij ernstig pestgedrag. Dit suggereert dat het gedrag van de meest populaire jongeren de sociale norm vormt voor een grotere groep. Daarnaast suggereert het dat er variatie is in hoeverre sociale normen van invloed zijn binnen een groep. Voor huidig onderzoek betekent dit dat populaire deelnemers en overige deelnemers mogelijk andere sociale normen hanteren en dat dit effect heeft op de mate van invloed van sociale normen. In huidig onderzoek wordt er daarom onderzocht wat eigen ervaringen zijn van Nederlandse jongeren en waarom zij een bepaalde rol aannemen bij pestgedrag.

(8)

In de huidige literatuur is er helaas nog weinig bekend over de invloed van sociale normen bij online pestgedrag. Wanneer pesters, slachtoffers en omstanders online dezelfde rol zouden aannemen als offline, zoals wordt gesuggereerd (Hinduja & Patchin, 2008; Vandebosch & Van Cleemput, 2009), zouden de sociale normen die betrekking hebben op offline pestgedrag ook van invloed kunnen zijn op online pestgedrag (Pearce, Cross, Monks, Waters, &

Falconer, 2011). Mogelijk hebben ook andere, nieuwe sociale normen een invloed op online pestgedrag. Dit houdt in dat een anti-pest interventie gericht op sociale normen van jongeren zich moet richten op bestaande sociale normen bij offline en online pestgedrag en mogelijk andere, nieuwe sociale normen bij online pestgedrag.

Huidig onderzoek

Om pestgedrag te kunnen verminderen in Nederland is het van belang om meer inzicht te krijgen in de sociale normen die jongeren ervaren bij pestgedrag. Er wordt in dit onderzoek daarom onderzocht in hoeverre sociale normen volgens jongeren in Nederland een rol spelen bij offline en online pestgedrag. Er is gekozen voor kwalitatief beschrijvend onderzoek, op basis van zes focusgroepen. Dit onderzoeksdesign maakt het mogelijk voor deelnemers om hun ervaringen en meningen te delen en met elkaar hierover in gesprek te gaan.

Huidige interventies zijn voornamelijk gericht op individuele pesters en slachtoffers terwijl pestgedrag een groepsproces is (Sutton & Smith, 1999). Het zou van belang zijn om hier meer op aan te sluiten en interventies te ontwikkelen die zich richten op het

groepsproces. Voornamelijk wanneer er wordt ingegaan op sociale normen is het van belang om een interventie groepsgericht te implementeren omdat sociale normen gevormd worden binnen een groep en niet op individueel niveau (Henry et al., 2000). Daarnaast toont

onderzoek aan dat een interventie, met als doel het terugdringen van pestgedrag, die gericht is op de sociale normen van jongeren veelbelovend is (Perkins, Craig, & Perkins, 2011).

(9)

Hiervoor is het van belang om eerst te weten in hoeverre sociale normen van invloed zijn op pestgedrag zodat een interventie hierop aangepast kan worden.

Bestaande literatuur is veelal gebaseerd op gemiddelden van individuen terwijl individuen vaak tegen een bepaalde norm zijn maar denken dat anderen de norm accepteren (Juvonen & Galvan, 2008). Het is belangrijk om door middel van onderzoek onder jongeren te

inventariseren in hoeverre sociale normen van invloed zijn op pestgedrag en hoe deze van invloed zijn op hun rol in een groepsproces. De beweegredenen van jongeren worden hierbij in kaart gebracht en er is aandacht voor wat jongeren zelf vinden en belangrijk achten. Dit benadrukt het belang om kwalitatief onderzoek te doen waarbij jongeren in gesprek gaan met elkaar waarbij het groepsproces wordt gestimuleerd.

In huidig onderzoek wordt er onderzocht in hoeverre de sociale normen van jongeren van invloed zijn op offline en online pestgedrag. De eerste deelvraag is: “Welke sociale normen spelen volgens jongeren een rol bij pestgedrag?”. De tweede deelvraag die beantwoord wordt is: “In hoeverre zijn sociale normen met betrekking tot pestgedrag van invloed op de

rolverdeling van jongeren?”. De laatste deelvraag is: “In hoeverre verschilt de invloed van sociale normen tussen offline en online pestgedrag bij jongeren?”.

Bij de eerste deelvraag wordt er aan de hand van de bestaande literatuur verwacht dat de sociale normen met betrekking tot pestgedrag verband houden met de sociale hiërarchie. Dat houdt in dat het vertonen van pestgedrag bijdraagt aan het verkrijgen van een hogere status zoals populariteit en meer macht. Daarnaast wordt er verwacht dat pesten met vrienden de groepscohesie versterkt. Naar verwachting lijkt het normaal te zijn om te pesten om je eigen sociale status te verdedigen en om de groepscohesie te versterken, alleen slachtoffers

ondervinden de lasten van pestgedrag.

Deze sociale normen zullen naar verwachting het pestgedrag beïnvloeden doordat dit ervoor zorgt dat slachtoffers en omstanders niet durven in te grijpen omdat pesters vaak

(10)

populair zijn. Alleen geliefde en populaire jongeren durven in te grijpen bij pestgedrag, maar over het algemeen lijken jongeren bang te zijn om zelf slachtoffer te worden van pestgedrag als zij zich niet conformeren aan pesters. Het beïnvloedt pesters omdat pestgedrag hen een hogere sociale status en een versterkte groepscohesie oplevert.

De verwachting is dat de sociale normen een andere invloed hebben op offline en online pestgedrag omdat online pestgedrag anoniemer is en dus een andere invloed heeft op de sociale status van de pester. Door het anonieme en stiekeme karakter van online pestgedrag bij nepprofielen op bijvoorbeeld Instagram verkrijgt de pester doorgaans geen hogere sociale status zoals bij offline pestgedrag. Het kan de pester wel een gevoel van macht opleveren. Wanneer online pestgedrag publiekelijk plaatsvindt of wanneer vrienden weten van nepprofielen heeft dit wel een positieve invloed op de sociale status van de pester.

Methode Deelnemers

Aan het huidige onderzoek deden jongeren (N = 50) mee tussen de 12 en 16 jaar (M = 13,46; SD = 1,14 ; meisjes 52%) die in Nederland op het middelbaar onderwijs zitten. De jongeren zaten in het eerste, tweede of derde leerjaar. Het opleidingsniveau bestond volledig uit hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en voorbereidend wetenschappelijk

onderwijs (vwo). Er werden focusgroepen gevormd van minimaal 5 tot maximaal 12 leerlingen per groep. De leerlingen zaten op middelbare scholen in Nederland in Leiden, Zwolle en Raalte.

Procedure

Er is gekozen om onderzoek te doen bij leerlingen op middelbaar onderwijs omdat het een omgeving is met een sociaal netwerk waar jongeren zich vijf dagen in de week bevinden. Daarnaast is het houden van focusgroepen tijdens schooltijd realiseerbaar en haalbaar. Voor dit onderzoek is goedkeuring gegeven door de Commissie Ethiek van de Universiteit van

(11)

Amsterdam, faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen onder nummer: ERB_Project_9932_20190208150807.

De focusgroepen zijn georganiseerd en begeleid door twee masterstudenten van de opleiding Forensische Orthopedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam. De steekproef werd door hen telefonisch en via mail benaderd. Ouders van deelnemers hebben via een online link vooraf toestemming verleend voor deelname van hun kind aan huidig onderzoek. Voorafgaand aan de focusgroep hebben de deelnemers een verklaring ondertekend dat zij vrijwillig hebben deelgenomen aan huidig onderzoek. Er is geen beloning gegeven voor deelname.

De focusgroepen hebben plaatsgevonden in mei en juni 2019, leerlingen zaten bij elkaar in de klas en kenden elkaar voorafgaand aan de focusgroep. Tijdens de focusgroepen was er één focusgroepleider en één observator. De observator schreef tijdens de focusgroep op welke leerlingen aan het spreken waren en noteerde demografische gegevens. De

scriptiebegeleidster van beide studenten was bij vijf focusgroepen aanwezig om de focusgroepleiders en de leerlingen te observeren.

De focusgroepen vonden plaats tijdens lesuren van de leerlingen. Er was in de participerende school een lokaal beschikbaar gesteld waar de focusgroepen hebben

plaatsgevonden. Leerlingen werden uit de klas opgehaald om deel te nemen. Een focusgroep duurde gemiddeld 50 minuten dat gelijk staat aan één lesuur. Bij binnenkomst konden leerlingen zelf een plek uitkiezen om te gaan zitten.

Eerst werd een introductie gegeven over de bijeenkomst. Aan de leerlingen is verteld dat huidig onderzoek werd uitgevoerd voor de Universiteit van Amsterdam ten behoeve van een onderzoek om pestgedrag te verminderen in het middelbaar onderwijs. De leerlingen hoefden geen persoonlijke ervaringen te delen. Iedereen mocht zijn eigen mening geven, het belang van respectvol met elkaar omgaan is benadrukt. Daarnaast is er aangegeven dat de inhoud

(12)

van het gesprek niet met docenten werd gedeeld en aan de leerlingen is gevraagd om de inhoud van het gesprek niet te verspreiden. Tevens is gemeld dat het gesprek auditief werd opgenomen en dat informatie anoniem en vertrouwelijk werd behandeld. Er is aangegeven dat leerlingen op elk moment mochten besluiten om de focusgroep te verlaten, ook achteraf konden antwoorden worden verwijderd.

De telefoons van leerlingen moesten uit of op een stille stand staan zodat die het gesprek niet konden verstoren. Voordat de focusgroep kon beginnen is er een korte voorstelronde gedaan waarbij iedereen zijn naam, leeftijd en favoriete vakantieland heeft benoemd. Tijdens de focusgroep hebben alle leerlingen actief geparticipeerd. Sommige leerlingen waren meer aan het woord dan anderen. De focusgroepleider heeft een aantal leerlingen gestimuleerd om antwoorden te geven door te vragen naar hun mening over het onderwerp.

Materialen

De focusgroep was verdeeld in vier thema’s met verschillende onderwerpen die betrekking hadden op pest- en agressief gedrag. Het eerste thema was ‘hoe gaat het nu op school’. Er werd aan de leerlingen gevraagd wat zij van de sfeer op school vonden en of er bij hen op school werd gepest of gevochten. De leerlingen hebben voorbeelden gegeven en mochten toelichten hoe pestgedrag eruit ziet, hoe vaak dit gebeurt en hoe er wordt gereageerd door leerlingen en school op zulke gebeurtenissen. Er werd hierbij ook ingegaan op online pestgedrag.

Het tweede thema betreft de verandering die leerlingen belangrijk achten. Hierbij werd aan leerlingen gevraagd om nogmaals na te denken over pesten en agressie bij hen op school. Vervolgens werd aan de leerlingen gevraagd: ‘wat is er belangrijk om te veranderen’ en ‘waarom is het belangrijk om dit te veranderen’.

Tijdens het derde thema werd er gesproken over het veranderen van sociale normen om tot verbetering te komen. Er werd aan de leerlingen gevraagd wat zij wel/niet normaal vonden

(13)

met betrekking tot pestgedrag. Hierbij werd gevraagd naar specifieke gedragingen. Andere belangrijke vragen waren ‘wat verstaan jullie onder pesten en wat niet?’ en ‘waarom wordt er offline en online gepest?’. Tijdens dit thema werd er gevraagd waarom jongeren pesten en wat zij hiermee willen bereiken.

Het laatste thema had als doel te inventariseren hoe leerlingen tegenover een anti-pest interventie staan. Er werden foto’s van armbandjes, posters, t-shirts en een website getoont met prosociale teksten naar aanleiding van de Amerikaanse anti-pest interventie Roots (Paluck, Shepherd, & Aronow, 2016). Leerlingen konden aangeven of zij zouden deelnemen aan deze interventie. Er werd gevraagd of zij zelf prosociaal gedrag wilden laten zien en op welke manier wel of niet.

Analyseplan

Mijn eigen visie in huidig onderzoek komt grotendeels overeen met het symbolisch interactionisme (Crotty, 1998). Ik ben namelijk van mening dat gedrag op elkaar wordt afgestemd en aangepast, waarden en normen ontstaan in interacties tussen mensen. Dit kan van invloed zijn op de bevindingen in huidig onderzoek omdat ik mogelijk geneigd ben om betekenissen te interpreteren aan de hand van interacties tussen deelnemers.

De data uit de focusgroepen werden geanalyseerd door middel van thematische analyses. Dit is een analysemethode bij kwalitatief onderzoek waarbij het mogelijk is om verschillende thema’s en constructen te identificeren, analyseren en rapporteren. De data is aan

verschillende thema’s toegewezen die op basis van zowel theorie als de onderzoeksresultaten werden gevormd. Bij een kwalitatieve analyse gaat het om de inhoud en betekenis van de data (Braun & Clarke, 2006).

Voor de analyse van de data zijn de focusgroepen eerst getranscribeerd, om in dit stadium zo dicht mogelijk bij de uitspraken van de respondenten te blijven en daarmee

(14)

datareductie plaatsgevonden. In de verzamelde data is er gezocht naar woorden of zinnen die onder codes gehangen konden worden. Hierbij werd steeds terug gegrepen naar de data om te vergelijken en nieuwe codes toe te voegen indien nodig. De transcripten werden op deze manier gecodeerd. De codes werden naast elkaar gelegd en vergeleken, om deze vervolgens aan verschillende thema’s toe te wijzen. Er is in huidig onderzoek gekozen om slechts een bepaald deel van de dataset zeer gedetailleerd weer te geven omdat niet alle data relevant is voor huidig onderzoek.

Als richtlijn voor het structureren van de codes en thema’s zijn de opgestelde

vraagstellingen gebruikt. Via analytische inductie zijn er per vraagstelling kernlabels en thema’s ontwikkeld. De kernlabels met bijbehorende thema’s en codes zijn aan de

verschillende vraagstellingen toegewezen. De thema’s en codes zijn zo dicht mogelijk bij de uitspraken van de deelnemers gebleven. Eigen interpretaties van de onderzoeker zijn hiermee zoveel mogelijk uitgesloten. De betrouwbaarheid en validiteit is met behulp van deze

analysemethode verhoogd.

Resultaten

Hieronder zijn de belangrijkste onderzoeksresultaten beschreven aan de hand van de drie onderzoeksvragen. Per onderzoeksvraag zijn de belangrijkste thema’s toegelicht, de thema’s behorende bij het kernlabel pestgedrag zijn cursief gedrukt. Met verschillende citaten, vanuit de focusgroepen, zullen de resultaten ondersteund worden. In de bijlage is een tabel met de verschillende thema’s en kernlabels per onderzoeksvraag terug te vinden.

Construct pestgedrag

Om inzicht te krijgen in de sociale normen die een rol spelen bij pestgedrag volgens jongeren is het van belang om inzicht te krijgen in het construct pesten in huidig onderzoek. Jongeren gaven aan dat er een verschil is tussen plagen en pesten. Waarbij plagen wederzijds was en bij goede vrienden, gebeurt pesten bij mensen die je niet aardig vindt. Volgens de

(15)

jongeren is er sprake van pesten als het grensoverschrijdend is. Hiermee gaven zij aan dat de grens tussen plagen en pesten zou zijn wanneer het echt niet meer leuk is volgens het

slachtoffer. Dit is verschillend per persoon en wordt bepaald door het gevoel van het slachtoffer. Met het volgende citaat werd aangegeven dat de grens van pestgedrag per persoon verschillend is:

Ja maar dat ligt er aan ook wat het is. Als je het zelf heel kut vindt dan ja, dan als jij het dan pesten vindt. Ja ik vind iets niet snel pesten ofzo. Ik zie het meestal gewoon als plagen. En dat is wel wat anders natuurlijk.

Tevens gaven de jongeren aan dat er sprake was van pesten wanneer dit aanhoudt over een langere periode. Daarnaast zou een pester doorgaan met pesten, ook als het slachtoffer vraagt om te stoppen. De intentie van degene die pest was daarbij om het slachtoffer doelbewust pijn te doen. Volgens de jongeren was het doel van de pester om het slachtoffer bewust te kwetsen of onzeker te maken.

Er is bij pesten sprake van verbale en/of fysieke agressie volgens de jongeren. Verbale agressie bestond uit schelden maar ook uit persoonlijke, kwetsende opmerkingen naar het slachtoffer. Volgens de deelnemers kwam pestgedrag tot uiting wanneer meerdere jongeren in een groepje tegen één zwakker persoon optraden. Hierbij waren de pester en het

slachtoffer doorgaans geen vrienden, het waren vaak jongeren die elkaar niet goed kenden. Algemeen sociale normen pestgedrag

Sociale normen die een rol speelden bij pestgedrag volgens jongeren in huidig onderzoek zijn voornamelijk macht, onzekerheid, zelfbescherming en stoer doen. Met macht werd de status in sociale hiërarchie aangeduid. Jongeren die pesten zijn veelal populair en behoren tot een groep populaire jongeren. Door het vertonen van pestgedrag werden zij gezien als sterk

(16)

en machtig ten opzichte van andere jongeren. Door het uitoefenen van pestgedrag behielden pesters hun hoge status in de sociale hiërarchie volgens jongeren. Een aantal jongeren zeiden tijdens de focusgroepen dat “pesten er gewoon bij hoort”. De jongeren met een lage status werden gezien als ‘zwak’ en waren volgens jongeren ‘gemakkelijke’ slachtoffers voor pestgedrag.

Veel jongeren hebben in huidig onderzoek aangegeven dat een pester vaak pestgedrag laat zien om zijn eigen onzekerheid te maskeren. Door een ander te pesten voelt een pester zich sterker waarbij hij/zij de focus legt op de onzekerheden van het slachtoffer in plaats van op die van zichzelf. Met het citaat “ja inderdaad want die zijn zelf gewoon heel onzeker denk ik en dan gaan ze anderen belachelijk maken om zelf beter te lijken” wordt dit ondersteund. Pestgedrag kon ook voortkomen uit jaloezie volgens jongeren, wanneer de pester jaloers was op een andere jongere kon dit een reden zijn om te pesten zodat de pester zich beter ging voelen. Door de focus te leggen op de onzekerheden van een ander zou de de pester zich zelfverzekerder voelen.

Zelfbescherming van de pesters en omstanders leek ook een grote rol te spelen volgens deelnemers. Volgens hen wilden pesters zelf geen slachtoffer worden van pestgedrag en beschermden zij zichzelf door pestgedrag te vertonen of hierin mee te gaan uit angst om zelf slachtoffer te worden. Ook stoer doen was een veel gehoorde norm onder de deelnemers. De pesters vertoonden pestgedrag om stoer te doen en/of om stoer gevonden te worden. Een citaat uit de focusgroep die ondersteunt dat jongeren meegaan in pestgedrag uit angst om zelf slachtoffer te worden is:

Als je gewoon bij de kant gaat staan van degene die pest en je doet niks dan krijg je zelf ook geen problemen. Als je het voor het slachtoffer opneemt kun je zelf ook bijvoorbeeld de pester over je heen krijgen eigenlijk.

(17)

Daarnaast gaven veel jongeren aan dat een slechte thuissituatie een grote rol kon spelen bij het ontstaan van pestgedrag. Jongeren die het thuis zwaar hebben reageren dit dan af op andere jongeren. Dit leverde pesters op dat zij aandacht kregen en ze dachten dat ze op deze manier aardig gevonden werden.

Invloed sociale normen op rolverdeling

Bij pestgedrag zijn er doorgaans meerdere, populaire jongeren die een slachtoffer

uitkiezen met een lagere status. De meeste deelnemers gaven aan dat zij liever niet betrokken zijn bij pestgedrag. Velen gaven ook aan dat zij hierdoor niet/minder letten op pestgedrag met als gevolg dat zij niet ingrijpen wanneer pestgedrag zich voordoet. De meest genoemde reden om niet in te grijpen bij pestgedrag is volgens jongeren angst. Jongeren waren bang om een pester aan te spreken omdat zij zelf geen slachtoffer wilden worden. Een citaat van een deelnemer uit huidig onderzoek die dit ondersteunt was: “Ja je staat sowieso aan de kant van de betere. Dus gewoon als je iemand pest dan zou ik eerder gaan staan bij degene die wel pest dan degene die gepest wordt”. Daarnaast kan de pester je vriend zijn, dit zorgt ervoor dat jongeren eerder geneigd zijn om mee te gaan in pestgedrag dan op te komen voor een slachtoffer. Een citaat dat hierbij hoort is: “Omdat het gewoon je beste vriend is denk ik en dan ja, je gaat ook niet echt klikken door naar de mentor te gaan om te zeggen dat hij dat kind pest”.

Jongeren die pesten zijn veelal populair en behoren tot een groep populaire jongeren. Zij die anders zijn werden gezien als buitenbeentjes en vallen buiten die groep. Volgens jongeren hebben het slachtoffer en de pester beiden een aandeel in pestgedrag. Veel slachtoffers zouden het laten gebeuren, omdat zij bang zijn voor de gevolgen als zij voor zichzelf zouden opkomen. Daarnaast had het slachtoffer een eigen aandeel in het pestgedrag omdat hij/zij vaak buiten een groep viel en zich hierdoor nog verder ging afzonderen, dit zou het pestgedrag volgens de deelnemers versterken.

(18)

Jongeren gaven aan dat zij zich doorgaans onttrekken aan pestgedrag en er geen bewuste rol in willen spelen. Daarnaast gaven deelnemers aan dat zij er niet in geloven dat zij verschil kunnen maken. Jongeren vertelden dat het moeilijk is om de machtspositie van populaire jongeren en groepjes te veranderen. Zij gaven aan dat er meerdere omstanders moeten opkomen voor een slachtoffer omdat de kans om zelf slachtoffer te worden hiermee wordt verminderd. Jongeren gaven aan dat zij het wel erg vinden dat zij toekijken of weglopen van pestgedrag, maar dat het makkelijker is om weg- en/of mee te lopen. Een jongere zei “Nou je hebt dus best de kans om voor de gene die gepest wordt op te komen, maar je doet dat niet en dat is ook een keuze”, de deelnemer gaf hiermee aan dat het erg was om als omstander niet voor een slachtoffer op te komen.

Verschil invloed sociale normen offline en online pestgedrag

Online pestgedrag was volgens de deelnemers een andere manier van pesten dan offline pestgedrag. Online pesten gebeurde voornamelijk op Instagram en WhatsApp, maar ook hiertussen waren weer verschillende vormen van pestgedrag. Op WhatsApp werd er voornamelijk gepest door middel van ‘groepsapps’, waarbij jongeren buitengesloten of belachelijk werden gemaakt en het had een meer publiekelijk karakter. Via Instagram werd er gepest door middel van het plaatsen van haatreacties onder foto’s en het sturen van negatieve berichten via een nepprofiel, hierbij spraken deelnemers voornamelijk over het anonieme karakter.

Deelnemers gaven aan dat pesters online meer leken te durven dan offline omdat het anoniem was. Een jongere gaf met het volgende citaat weer waarom er online wordt gepest: “Ik denk inderdaad ook om anoniem te blijven en omdat je gewoon te bang bent om het in het echt te zeggen maar toch je mening wilt uiten of gewoon iemand wil kwetsen”. Door het anonieme karakter van online pestgedrag leken pesters het idee te hebben dat zij online alles konden maken. Online pesten was minder eng voor pesters omdat het vaak op een veilige

(19)

plek voor de pester gebeurde waarbij er een fysieke afstand was tussen pester en slachtoffer. Een pester durft eerder online ruzie te maken omdat hij soms ook niet wist welk slachtoffer hij tegenover zich heeft. Daarbij kon een slachtoffer zich online moeilijker verweren dan bij offline pestgedrag.

Online pestgedrag was volgens de jongeren moeilijker voor slachtoffers omdat het vaak niet zichtbaar is voor de omgeving. Online pesten gebeurt vaak anoniem en stiekem waardoor omstanders niet weten wat er zich afspeelt en hierdoor niet kunnen ingrijpen. Dit maakt het voor slachtoffers lastiger om het op te lossen omdat niemand het ziet of er vanaf weet.

Door het anonieme karakter is het voor omstanders moeilijker om in te grijpen bij online pestgedrag. Daarnaast lijken omstanders online pestgedrag makkelijker te kunnen negeren omdat profielen en berichten op Instagram verwijderd kunnen worden en omstanders

groepsapps kunnen verlaten. Wanneer omstanders op de hoogte waren van online pestgedrag was het voor hen makkelijker om in te grijpen dan bij offline pestgedrag. Dit komt mogelijk doordat jongeren online meer durven, dit geldt voor pesters maar is dus ook van invloed op de rol van omstanders. Over het ingrijpen bij online pestgedrag werd het volgende gezegd:

Maar het is moeilijk om er iets in te kunnen veranderen als anderen het doen zeg maar. Je kan er via social media of in het echt wel iets van zeggen maar ja als diegene thuis op de bank zit kan die toch zo weer doen wat die wil zeg maar, via social media zeg maar. Dat kan heel makkelijk.

Veel jongeren in huidig onderzoek gaven aan dat zij online pesten laf en zwak vinden van de pester. Het was volgens hen de makkelijke manier om te pesten, pesters durven het niet offline dus gaan zij online pesten. Het volgende citaat uit de focusgroep ondersteunt dit: “Ze zijn bang om in het echt hun mening te geven” en “als je iets vindt en je wil dat graag tegen

(20)

iemand zeggen dan moet je dat gewoon in het echt zeggen vind ik”. Jongeren zijn van mening dat de pester zich veiliger voelt bij online dan bij offline pestgedrag , terwijl de meeste jongeren het juist laf vinden. De sociale norm, macht, die bij offline pesten een grote rol speelt is dus in mindere mate van invloed op anoniem online pestgedrag. Deelnemers vonden “als je iets wil zeggen moet je dat in het echt doen”.

Jongeren gaven aan dat online pestgedrag, bijvoorbeeld een discussie via sociale media, regelmatig overgaat in offline pestgedrag. De reden die hiervoor werd gegeven is dat online dingen anders over kunnen komen, waardoor de ontvanger van een bericht de boodschap verkeerd kan interpreteren. Daarnaast gaven jongeren aan dat de intentie van een boodschap via sociale media ook anders is. Jongeren vonden dat je offline mensen kan plagen maar dat het online vaker bedoeld wordt als pesten. Online pestgedrag heeft vaak een anoniem karakter, maar het kan ook publiekelijk plaatsvinden zoals via WhatsApp. Sociale normen lijken ook bij publiekelijk online pestgedrag van invloed te zijn. Bij publiekelijk online pestgedrag lijken dezelfde sociale normen van invloed te zijn als bij offline pestgedrag. Hier lijkt de pester net als bij offline pestgedrag op zoek te zijn naar een hogere status in de sociale hiërarchie.

Jongeren gaven aan dat er volgens hen vaker offline dan online werd gepest. Zij hoorden in hun omgeving en op het nieuws veel over online pesten, voornamelijk over de gevolgen ervan. De deelnemers hadden zelf weinig ervaring met online pesten en zijn er minder vaak bij betrokken dan bij offline pesten. Jongeren in huidig onderzoek hadden meer ervaring met offline pestgedrag, voornamelijk in de rol van omstander.

Discussie

Het doel van deze kwalitatieve studie was om te onderzoeken in hoeverre sociale normen van invloed zijn op offline en online pestgedrag bij jongeren in Nederland. Er werd in huidig onderzoek gevonden dat de sociale status van de pester van invloed is op de reacties van

(21)

omstanders en een belangrijke sociale norm vormt. Er zijn geen resultaten gevonden die onderbouwen dat pestgedrag de groepscohesie versterkt, wel dat omstanders meegaan in de sociale norm van pestgedrag bij hun vrienden. Daarnaast vinden omstanders het normaal om niet in te grijpen bij pestgedrag. Tevens is er een verschil gevonden in de invloed van sociale normen tussen online en offline pestgedrag. De invloed van sociale normen bij publiekelijk online pestgedrag lijkt overeen te komen met de sociale normen die van invloed zijn bij offline pestgedrag. De invloed van sociale normen bij online pestgedrag met een anoniem karakter hebben meer te maken met een gevoel van veiligheid van pesters en omstanders. Sociale normen pestgedrag

In het huidige onderzoek tonen de resultaten aan dat sociale normen bij pestgedrag

betrekking hebben op de sociale hiërarchie. Dit komt overeen met de hypothese waarbij werd verwacht dat het vertonen van pestgedrag bijdraagt aan het verkrijgen van een hogere sociale status, zoals macht en populariteit. Uit de resultaten blijkt dat jongeren iemand hoger achten in de sociale hiërarchie wanneer een jongere populair is, met een populaire groep jongeren omgaat of macht/status heeft. In bestaande literatuur is gevonden dat pestgedrag ontstaat doordat jongeren onderling strijden voor een hogere status (Huitsing & Veenstra,

2012;Veenstra, Lindenberg, Munniksma, & Dijkstra, 2010). Bevindingen in huidig

onderzoek bevestigen dat iemand die pestgedrag vertoont wordt gezien als machtig, stoer en populair. De sociale norm is dat (groepen) populaire jongeren, en hun sociale normen, geaccepteerd worden en dat het normaal is om vanwege hun hoge sociale positie niet in te grijpen.

Er zijn tegenstrijdige resultaten over de sociale norm of het normaal is om pestgedrag te vertonen. Pesters en meelopers verklaren voor zichzelf en anderen waarom zij pesten met als voornaamste redenen dat slachtoffers ‘raar’ of ‘anders’ zijn. Hiermee verantwoorden zij zich voor hun pestgedrag en impliceren zij dat het ‘normaal’ zou zijn om zulke jongeren te pesten

(22)

(Hamarus & Kaikkonen, 2008; Thomson & Gunter, 2008; Thornberg & Knutsen, 2011). Een mogelijke verklaring voor de tegenstrijdige resultaten in huidig onderzoek kunnen zijn dat er in de focusgroep een gemengde rolverdeling was met betrekking tot ervaringen van

pestgedrag. Het zou dus kunnen dat er pesters of meelopers deelnamen aan de focusgroepen die als sociale norm hanteren dat het normaal is om te pesten. Terwijl slachtoffers of

omstanders aangeven dat zij het niet normaal vinden. Tijdens de focusgroep is niet in kaart gebracht welke rol de deelnemers hadden om inzicht te krijgen welke sociale normen bij welke rol hoorden.

Invloed sociale normen pestgedrag

Naast de sociale norm dat het voor velen ‘normaal’ is dat er wordt gepest, distantiëren sommige jongeren zich van pestgedrag omdat zij van mening zijn dat je pestgedrag niet kan stoppen. De regel die geldt binnen een groep is dat een pester pestgedrag kan stoppen, omstanders en slachtoffers hebben hier weinig invloed op. Hierdoor zijn jongeren geneigd om zich niet te bemoeien met pestgedrag of zich hieraan te onttrekken. Uit onderzoek blijkt dat deze visie van jongeren niet altijd gegrond is omdat de rol die omstanders aannemen bij pestgedrag de sociale norm ondersteunt die er heerst (Craig, Pepler, & Atlas, 2000). Dit zou dus suggereren dat de rol die jongeren aannemen wel van invloed is op de sociale normen bij pestgedrag. Jongeren geloven zelf niet dat zij invloed kunnen uitoefen op sociale normen met betrekking tot pestgedrag en het veranderen of verminderen van pesten.

In het huidige onderzoek tonen de resultaten aan dat de sociale normen die van invloed zijn op pestgedrag en de rolverdeling van jongeren voornamelijk te maken hebben met de sociale hiërarchie in een groep. Omstanders zijn bang om zelf slachtoffer te worden wanneer zij ingaan tegen een pester. Omstanders en slachtoffers zijn bang om in te grijpen bij

pestgedrag omdat zij hun sociale positie willen behouden. Dit komt overeen met bestaande onderzoeken waaruit blijkt dat omstanders kiezen om niet in te grijpen, niet perse vanwege

(23)

het adoreren van de pester, maar omdat zij hun eigen status willen hooghouden (Olthof, & Goossens, 2008; Witvliet et al., 2009). Alleen omstanders met een hoge status durven in te grijpen omdat zij hun hoge positie in de sociale hiërarchie niet dreigen te verliezen

(Pöyhönen, Juvonen, & Salmivalli, 2010). De sociale norm die hierbij heerst is dat het normaal is om niet in te grijpen bij pestgedrag om je eigen sociale status te bewaken.

Een andere hypothese was dat pesten bijdraagt aan het versterken van de groepscohesie van de groep pesters. De norm hierbij is dat het normaal is dat de populaire jongeren de sociale norm bepalen voor een grotere groep. Met de resultaten van huidig onderzoek kan deze hypothese niet worden onderbouwd. Jongeren gaven wel aan dat als je vrienden pesten dat je meegaat in dit negatieve gedrag of niet ingrijpt omdat je vrienden niet ‘verklikt’. Dat vrienden doorgaans geneigd zijn om hun sociale steun aan pesters te geven komt overeen met onderzoek dat suggereert dat pesters meer sociale steun ervaren dan slachtoffers (Demaray & Malecki, 2003). De invloed van deze sociale norm is dus dat je vrienden steunt of hun gang laat gaan bij pestgedrag, jongeren conformeren zich aan vrienden en hun status.

Verschil invloed sociale normen offline en online pestgedrag

De invloed van sociale normen bij offline en online pestgedrag onder jongeren lijkt deels te overlappen met elkaar, maar er zijn ook verschillen. Zo is de norm bij beide vormen van pestgedrag dat het normaal is om niet in te grijpen bij pestgedrag vanwege sociale

ongelijkheid en is het normaal om vrienden die pesten te steunen. Het verschil is dat online pesten makkelijker is vanwege het anonieme karakter. Voor de pester is het veiliger om online te pesten vanwege de fysieke afstand en omdat het slachtoffer zich moeilijker kan verweren. Dit komt overeen met de theorie dat online pesten geassocieerd wordt met ‘disinhibitie’ omdat pesters zich online makkelijker laten gaan dan offine (Suler, 2004). De sociale norm die voor jongeren geldt is dat online pesters zwakker zijn omdat zij te bang zijn om offline te pesten. Omstanders conformeren zich dus minder snel aan online pesters omdat

(24)

online pesters niet worden gezien als populair en/of stoer wanneer het anoniem gebeurd. Wanneer online pesten in het openbaar gebeurt lijken dezelfde sociale normen te gelden als bij offline pestgedrag.

Bij offline pestgedrag is het voor omstanders moeilijk om in te grijpen maar dit lijkt bij online pestgedrag nog lastiger te zijn. Omstanders kunnen moeilijker ingrijpen en

makkelijker afstand nemen van online pestgedrag vergeleken met offline pestgedrag. Dit kan verklaart worden doordat omstanders niet fysiek betrokken zijn bij pesterijen en er online veel mogelijkheden zijn om ergens uit te stappen, zoals op WhatsApp. Omstanders ervaren minder last van online pestgedrag omdat het makkelijker is om je als omstander te

distantiëren van online pestgedrag (Hinduja & Patchin, 2007). Wanneer omstanders wel op de hoogte zijn van online pestgedrag lijken zij wel eerder te durven ingrijpen dan bij offline pestgedrag. Dit kan verklaart worden doordat online voor omstanders een veiligere omgeving is, net als voor pesters, en hierdoor minder angst ervaren om tegen een pester in te gaan. Het verschil in invloed van sociale normen tussen online en offline pestgedrag is dat het bij online pestgedrag normaal is dat omstanders niet betrokken zijn of zich distantiëren van het

pestgedrag maar dat het wel veiliger voelt om in te grijpen. Beperkingen en sterke kanten onderzoek

Bij dit onderzoek zijn enkele kanttekeningen te plaatsen. Ten eerste volgden alle

deelnemers onderwijs op het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo). Dit kan van invloed zijn geweest op de resultaten omdat de deelnemers een bovengemiddeld opleidingsniveau volgen wat gerelateerd is aan hun intelligentieniveau. Daarnaast hebben de deelnemers mogelijk een hogere SES die niet generaliseerbaar is naar de algemene bevolking. Tevens hebben alle deelnemers zelf aangegeven dat zij willen meewerken aan huidig onderzoek, dit wijst erop dat zij

(25)

dat de deelnemers geen nare ervaringen hebben met pesten of juist een pestverleden hebben en dit graag willen delen. Het is minder aannemelijk dat pesters zich hebben opgegeven om deel te nemen en dit zou de resultaten beïnvloedt kunnen hebben.

Een andere beperking van huidig onderzoek is dat een norm die gehanteerd wordt in een klas niet altijd overeenkomt met de sociale normen van individuele jongeren. Wanneer er tijdens de focusgroep door weinig jongeren werd aangegeven dat pestgedrag niet acceptabel is kunnen andere jongeren concluderen dat de meeste jongeren pestgedrag wel acceptabel of ‘normaal’ vinden. Als dit de norm is geweest tijdens de focusgroepen kan dat van invloed zijn op de resultaten omdat jongeren als gevolg mogelijk niet eerlijk durven te vertellen hoe zij over pestgedrag denken (Juvonen & Galvan, 2008). Het tegenovergestelde is ook

mogelijk, als de sociale norm is dat pestgedrag niet ‘normaal’ is geven pesters of meelopers niet aan waarom zij pesten, omdat het niet wordt geaccepteerd door de groep. Zo’n verkeerd geïnterpreteerde norm kan van invloed zijn geweest op de reacties met betrekking tot

pestgedrag tijdens de focusgroepen.

Ondanks bovengenoemde beperkingen is het huidige onderzoek waardevol, aangezien de resultaten de eerste inzichten bieden in hoeverre sociale normen van invloed zijn (op de rolverdeling) bij online en offline pestgedrag bij jongeren in Nederland. Huidige onderzoeken hebben zich nog weinig gericht op de invloed van sociale normen met betrekking tot

voornamelijk online pestgedrag die in een groep zijn gemeten. Tevens is het van groot belang geweest dat huidig onderzoek een kwalitatief design had. Hierdoor konden jongeren met elkaar in gesprek over het onderwerp pestgedrag waarbij het groepsproces werd gestimuleerd. Huidig onderzoek biedt dus nieuwe inzichten die van belang zijn bij het ontwikkelen van een interventie die gericht is op sociale normen binnen een groep Nederlandse jongeren.

Een ander sterk punt aan huidig onderzoek is dat jongeren in een veilige omgeving konden deelnemen aan de focusgroep. School is een omgeving waarin jongeren een sociaal

(26)

netwerk opbouwen voor vijf dagen in de week. De jongeren zaten al minimaal één lesjaar bij elkaar in de klas. Dit heeft er waarschijnlijk aan bijgedragen dat de jongeren zich meer op hun gemak voelden dan wanneer zij in een focusgroep met onbekende jongeren zouden zitten. Hierdoor hebben de jongeren waarschijnlijk eerlijk durven antwoorden en meer durven vertellen over hun eigen ervaringen en visie over pestgedrag. De resultaten zijn hierdoor betrouwbaarder omdat er waarschijnlijk minder sprake is geweest van sociale wenselijkheid. Aanbevelingen en implicaties voor de praktijk

De resultaten bevestigen dat sociale normen zoals sociale status en pestgedrag van

vrienden een rol spelen bij pestgedrag en van invloed zijn op de reacties van omstanders. Het is voor omstanders moeilijk om in te grijpen bij offline pestgedrag omdat zij bang zijn om tegen de sociale normen van de pesters in te gaan. De invloed van sociale normen bij online pestgedrag lijkt enerzijds te verschillen van offline pestgedrag vanwege het anonieme

karakter maar hier is nog weinig over bekend. Een aanbeveling om meer inzicht te krijgen in de invloed van sociale normen op online pestgedrag is om meer wetenschappelijk onderzoek te doen in Nederland met een grotere steekproef.

Daarnaast is in huidig onderzoek het belang aangegeven van een interventie die gericht is op sociale normen bij pestgedrag. Bij het ontwikkelen van een interventie voor het

verminderen van offline en online pestgedrag is het dus belangrijk dat de interventie zich richt op negatieve sociale normen met als doel deze positief te veranderen. Dit kan bereikt worden door prosociaal gedrag met betrekking tot pestgedrag te stimuleren (Paluck, Shepherd, & Aronow, 2016). Een mogelijke aanvulling hierop zou zijn dat er wordt onderzocht welke rol deelnemers hebben met betrekking tot pestgedrag en welke sociale normen zij hanteren. Wanneer pesters, omstanders en slachtoffers andere sociale normen hanteren is het belangrijk om de interventie hierop aan te passen. Hierbij is het belangrijk om een follow-up te doen om de effectiviteit van de interventie te meten.

(27)

Kortom, in huidig onderzoek komt naar voren dat sociale normen een belangrijke invloed hebben op offline en online pestgedrag. Wanneer toekomstig onderzoek meer inzicht krijgt in de invloed van sociale normen op online pestgedrag kunnen interventies gericht op de sociale normen van jongeren bij offline en online pestgedrag geïmplementeerd worden, waardoor pestgedrag vermindert.

(28)

Referenties

Braun, V., & Clarke, V. (2006). Using thematic analysis in psychology. Qualitative Research in Psychology, 3, 77-101.

Caravita, S., DiBlasio, P., & Salmivalli, C. (2009). Unique and interactive effects of empathy and social status on involvement in bullying. Social Development, 18, 140–163.

doi:10.1111/j.1467-9507.2008.00465.x

Centraal Bureau voor Statistiek. (2017). Een op de acht meisjes wordt online gepest. Opgevraagd van: www.cbs.nl.

Craig, W. M., Pepler, D., & Atlas, R. (2000). Observations of bullying in the playground and in the classroom. School Psychology International, 21, 22-36.

doi:10.1177/0143034300211002

Crotty, M. (1998). The Foundations of Social Research: Meanings and Perspectives in the Research Process. London: Sage Publications.

Demaray, M. K., & Malecki, C. K. (2003). Perceptions of the frequency and importance of social support by students classified as victims, bullies, and bully/victims in an urban middle school. School Psychology Review, 32, 471-490.

Dijkstra, J. K., Lindenberg, S., & Veenstra, R. (2007). Same-gender and cross-gender peer acceptance and peer rejection and their relation to bullying and helping among

preadolescents: Comparing predictions from gender-homophily and goal-framing approaches. Developmental Psychology, 43, 1377. doi: 10.1037/0012-1649.43.6.1377

Elamé, E. (2013). Discriminatory bullying: A new intercultural challenge. Springer Science & Business Media.

Espelage, D., Holt, M., & Henkel, R. (2003). Examination of peer-group contextual effects on aggression during early adolescence. Child Development, 74, 205–220. doi:0009-3920/2003/7401-0015

(29)

Garandeau, C., & Cillessen, A. (2006). From indirect aggression to invisible aggression: A conceptual view on bullying and peer group manipulation. Aggression and Violent Behavior, 11, 641–654. doi:10.1016/j.avb.2005.08.005

Hamarus, P., & Kaikkonen, P. (2008). School bullying as a creator of pupil pressure. Educational Research, 50, 333–345. doi:10.1080/00131880802499779

Henry, D., Guerra, N., Huesmann, R., Tolan, P., Van Acker, R., & Eron, L. (2000). Normative influences on aggression in urban elementary school classrooms. American Journal of Community Psychology, 28, 59–81. doi:0091-0562/00/0200-0059

Hinduja, S., & Patchin, J.W. (2007). Offline consequences of online victimization: School violence and delinquency. Journal of School Violence, 6, 89-112.

doi:10.1300/J202v06n03_06

Hinduja, S., & Patchin, J. W. (2008). Cyberbullying: An exploratory analysis of factors related to offending and victimization. Deviant Behaviour, 29, 129-156.

doi:10.1080/01639620701457816

Hinduja, S., & Patchin, J. W. (2010). Bullying, cyberbullying, and suicide. Archives of suicide research, 14, 206-221. doi:10.1080/13811118.2010.494133

Huitsing, G., & Veenstra, R. (2012). Bullying in classrooms: Participant roles from a social network perspective. Aggressive Behavior, 38, 494-509. doi:10.1002/ab.21438

Juvonen, J., & Gross, E. F. (2005). The Rejected and the Bullied: Lessons About Social Misfits from Developmental Psychology. In 7th Annual Sydney Symposium of Social Psychology:" The Social Outcast: Ostracism, Social Exclusion, Rejection, and Bullying.", 7, Sydney, Australia; A draft of this presentation was presented at the aforementioned conference.. Psychology Press.

Juvonen, J., & Galvan, A. (2008). Peer influence in involuntary social groups: Lessons from research on bullying.

(30)

Nelen, W., de Wit, W., Golbach, M., van Druten, L., Deen, C., & Scholte R. (2018). Sociale veiligheid in en rond scholen. Nijmegen: Praktikon B.V.

NOS. (2017). 15-jarige scholier pleegt zelfmoord na pesterijen. Opgevraagd van www.nos.nl.

Olthof, T., & Goossens, F. (2008). Bullying and the need to belong: Early adolescents' bullying-related behavior and the acceptance they desire and receive from particular classmates. Social Development, 17, 24–46.doi: 10.1111/j.1467-9507.2007.00413.x Olweus, D. (1993). Bullying at school what we know and what we can do. Cambridge, MA:

Blackwell. doi:10.1002/pits.10114|

Paluck, E. L., Shepherd, H., & Aronow, P. M. (2016). Changing climates of conflict: A social network experiment in 56 schools. Proceedings of the National Academy of Sciences, 113, 566-571. doi:10.1073/pnas.1514483113

Perkins, H. W., Craig, D. W., & Perkins, J. M. (2011). Using social norms to reduce bullying: A research intervention among adolescents in five middle schools. Group Processes & Intergroup Relations, 14, 703-722. doi:10.1177/1368430210398004

Pöyhönen, V., Juvonen, J., & Salmivalli, C. (2010). What does it take to stand up for the victim of bullying? The interplay between personal and social factors. Merrill-Palmer Quarterly, 56, 143-163.

Rivers, I., Poteat, V. P., & Noret, N. (2008). Victimization, social support, and psychosocial functioning among children of same-sex and opposite-sex couples in the United Kingdom. Developmental psychology, 44, 127. doi:10.1037/0012-1649.44.1.127

Sainio, M., Veenstra, R., Huitsing, G., & Salmivalli, C. (2011). Victims and their defenders: A dyadic approach. International Journal of Behavioral Development, 35, 144-151. doi:10.1177/0165025410378068

(31)

Salmivalli, C., Lagerspetz, K., Björkqvist, K., Österman, K., & Kaukiainen, A. (1996). Bullying as a group process: Participant roles and their relations to social status within the group. Aggressive Behavior, 22, 1–15. doi:10.1002/(SICI)1098-2337

Salmivalli, C., & Peets, K. (2009). Bullies, victims, and bully-victim relationships in middle childhood and early adolescence. Handbook of peer interactions, relationships, and groups, 322-340.

Schneider, S.K., O’Donnell, L., Stueve, A. & Coulter, R.W. (2012). Cyberbullying, school bullying, and psychological distress: A regional census of high school students. American Journal of Public Health, 102, 171-177. doi:10.2105/AJPH.2011.300308

Slonje, R., & Smith, P. K. (2008). Cyberbullying: Another main type of bullying?.

Scandinavian journal of psychology, 49, 147-154. doi:10.1111/j.1467-9450.2007.00611.x

Smith, P. K., Mahdavi, J., Carvalho, M., Fisher, S., Russell, S., & Tippett, N. (2008). Cyberbullying: Its nature and impact on secondary school pupils. Journal of Child Psychology & Psychiatry, 49, 376-385. doi:10.1111/j.1469-7610.2007.01846.x. Suler, J. (2004). The online disinhibition effect. CyberPsychology Behavior, 7, 321-327. Sutton, J., & Smith, P. K. (1999). Bullying as a group process: An adaptation of the

participant role approach. Aggressive Behavior, 25, 97–111.

Teräsahjo, T., & Salmivalli, C. (2003). “She is not actually bullied”. The discourse of harassment in student groups. Aggressive Behavior, 29, 134–154. doi:10.1002/ab.10045

Thomson, P., & Gunter, H. (2008). Researching bullying with students: a lens on everyday life in an ‘innova-tive school’. International Journal of Inclusive Education, 12, 185–200. doi:10.1080/13603110600855713

Thornberg, R., & Knutsen, S. (2011). Teenagers’ explanations of bullying. Child & Youth Care Forum, 40, 177–192. doi:10.1007/s10566-010-9129-z

(32)

Van den Broeck, H. (2006). Opvoeden in de klas. Lannoo Uitgeverij.

Vandebosch, H., & Van Cleemput, K. (2009). Cyberbullying among youngsters: Profiles of bullies and victims. New Media & Society, 11, 1349-1371.

doi:10.1177/1461444809341263

Veenstra, R., Lindenberg, S., Huitsing, G., Sainio, M., & Salmivalli, C. (2014). The role of teachers in bullying: The relation between antibullying attitudes, efficacy, and efforts to reduce bullying. Journal of Educational Psychology, 106, 1135. doi:10.1037/a0036110 Veenstra, R., Lindenberg, S., Munniksma, A., & Dijkstra, J. K. (2010). The complex relation

between bullying, victimization, acceptance, and rejection: Giving special attention to status, affection, and sex differences. Child Development, 81, 480-486.

doi:10.1037/a0036110

Veenstra, R., Huising, G., Dijkstra, J. K., & Lindenberg, S. (2008). Wie pest wie? Een netwerkbenadering van pesten. Justitiële verkenningen, 6, 5.

Witvliet, M., Olthof, T., Hoeksma, J., Smits, M., Koot, H., & Goossens, F. (2009). Peer group affiliation of children: The role of perceived popularity, likeability, and behavioral similarity in bullying. Social Development. doi:10.1111/j.1467-9507.2009.00544.x

(33)

Bijlage

Tabel 1.

Kernlabels en thema’s per onderzoeksvraag

Onderzoeksvraag Kernlabel Thema’s vanuit

theorie

Thema’s vanuit data

Welke sociale normen spelen volgens jongeren een rol bij

pestgedrag? 1. Construct pestgedrag 2. Sociale normen pestgedrag Verbale agressie Fysieke agressie Langere periode Frequentie Intentionaliteit Groepsvorming Angst slachtoffer Status - Macht - Populariteit - Stoer doen Zelfbescherming Grensoverschrijdend Omgangsnormen Groepsvorming Betrokkenheid Achtergrond pester Zelfregulatie In hoeverre zijn sociale normen met betrekking tot pestgedrag van invloed op de rolverdeling van jongeren? 1. Invloed sociale normen Rol pester Rol omstander - Meelopen - Ingrijpen - Niet ingrijpen Rol slachtoffer Veranderbaarheid

(34)

In hoeverre

verschilt de invloed van sociale normen tussen offline en online pestgedrag bij jongeren? 1. Online pestgedrag 2. Online sociale normen 3. Verschil offline/online sociale normen Anoniem Online platform Status pester - Zwak - angst Angst omstander Angst slachtoffer Veiligheid pester Veilligheid omstander Veiligheid slachtoffer Langere periode Intentionaliteit Publiekelijk

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The mediation effects of various brand- and product-types, leading to increased number of purchased products. Guus van der Veen

Next, the total number of repurchased brands, repurchased sizes, promoted, non- food, non-sensory, private label brand, premium- & national-brand and high market share

In the case of apparel product pages, it is hypothesized that including more features on the product page would decrease the feeling of risks (and increase benefits) which

o Firms have greater success when they market to consumers from more than one channel (Rangaswamy & Bruggen, 2005).. THE ONLINE AND OFFLINE

The aim of this study was to compare the difference in the perception of social support in real life and through social media with the focus on the three social provisions

Thus we can say that external efficacy is effected by age but is only important when looking at offline participation and that internal efficacy effect online

We see now, through this online-offline ELLA, how lots of invisible lines run to and from a local area – Oud-Berchem – and how explaining what goes on in this local area

To shift back to context collapse notions: ‘networked publics’ do not exist in any real sense independently of specific patterns and modes of interaction, they are generated by