• No results found

Wat fijn dat jij er bent!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wat fijn dat jij er bent!"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wat fijn dat jij er bent!

Hoe maak ik nieuwe vriendjes?

Naam student: Pleun van Dongen Studentnummer: 2026029 Klas: 29V4H2

Afstudeerrichting: Jonge kind Datum van inlevering: Juni 2014

School en groep waarin de praktijk is uitgevoerd: Groep 0 van OBS De Pionier te Oosterhout

(2)

Inhoud

Voorwoord... 3

Inleiding... 4

Wie ben ik?... 4

Onderzoeksvraag... 5 Opbouw werkstuk... 5 Hoofdstukken... 6 Maatschappelijke invalshoek... 6 Pedagogisch... 8 Levensbeschouwelijk... 10

Het levensbeschouwelijk verhaal... 13

Conclusie en reflectie op deze antwoorden... 14

Inleiding praktijkdeel... 15

Hoofdstukken... 16

Lesopzet... 16

Het verhaal van Kikker en de Vreemdeling... 17

Het verhaal van Kikker en verkleedkleren: Kikker, Rat, Varkentje, Eend...17

Uitwerking van de activiteiten... 18

Reflectie op de activiteiten... 23

Conclusie en reflectie... 25

Terugblik op het onderzoek... 25

Reflectie professionele identiteit... 26

(3)

Voorwoord

Voor dit onderzoek heb ik het thema ‘Omgaan met elkaar’ gekozen. Ik wil me vooral richten op de relatie tussen leerkracht en leerling en de leerlingen onderling. Ik vind het erg

belangrijk dat kinderen zich niet alleen welkom voelen, maar ook worden begrepen. In mijn klas stromen wekelijks nieuwe kinderen in (wanneer de kinderen hun vierde verjaardag hebben gevierd, komen ze bij mij in de startersgroep). De groep moet zich dus telkens opnieuw vormen en het nieuwe kind moet zijn eigen plekje in de klas krijgen. Na mijn literatuurstudie heb ik een lessencyclus opgezet. Deze lessen heb ik in mijn klas uitgevoerd, ook heb ik op de lessen gereflecteerd.

In dit onderzoek probeer ik voor mezelf een plan te maken hoe ik het beste kan handelen wanneer een nieuw kind in de klas komt.

(4)

Inleiding

Wie ben ik?

Ik ben Pleun, 22 jaar oud en ik woon in Oosterhout. Ik loop stage op OBS De Pionier, ook in Oosterhout. Ik heb hier mijn eigen startersgroep met kinderen die net vier jaar zijn

geworden.

Ik heb enkele doopnamen: Apollonia Catharina Antonia. Ik ben vernoemd naar de tante van mijn oma, van moederskant, (die heette ook Apollonia) en naar mijn oma van vaderskant (die heet Antonia, de beschermvrouw tegen kiespijn).

Van huis uit ben ik Christelijk, maar we houden ons niet streng aan het geloof. Ik zing wel bij een kerkkoor, met wie ik eens in de vier weken een kerkdienst mag opluisteren.

Ik ben gedoopt, ik heb mijn communie gedaan en ik heb mijn vormsel gedaan.

De belangrijkste personen in mijn leven zijn mijn ouders en mijn familie. Zij steunen mij en bieden mij altijd een luisterend oor. Ik kan mijn verhaal bij hun kwijt en kan met ze

overleggen wanneer ik voor een lastige keuze sta.

Wie ben ik als leraar?

Ikzelf heb een ervaring gehad met mijn begeleider die voor mij niet prettig was. Sindsdien vind ik het heel erg belangrijk dat ik een goede vertrouwensband met de kinderen heb en ze positief benader, ik heb immers zelf gevoeld hoe het is om dit niet te hebben. Mijn

stageschool heeft het positief benaderen ook hoog in het vaandel staan.

Ik vind het belangrijk dat de kinderen zich in de klas, bij mij als leerkracht, veilig voelen. Zo voelen ze zich vrij om zichzelf te zijn, initiatief te nemen en fouten te maken. Ook vind ik het belangrijk dat de kinderen lekker in hun vel zitten en zich bewust zijn van hun kwaliteiten. Ik probeer om de kinderen zo veel mogelijk individuele aandacht te geven en ze positief te benaderen: zo ga ik bij de kinderen zitten wanneer ze aan het werk zijn en speel ik met ze mee, ook complimenteer ik ze met hun werk.

Waar sta ik op het gebied van godsdienst/levensbeschouwing?

Op mijn stageschool wordt zeer weinig aandacht besteed aan godsdienst. Twee keer per jaar is een projectweek: in deze projectweken wordt ingezoomd op een bepaald land en leren de kinderen een week lang van alles over dit land. Zo leren ze in hun schooljaren over de verschillende wereldgodsdiensten.

De stageschool is niet enthousiast over levensbeschouwing- en godsdienstlessen buiten deze projectweken om: de lessen staan niet ingepland in het rooster en er wordt door de leerkrachten ook weinig aandacht aan besteed. Wel wordt de lesmethode Leefstijl gevolgd, waar af en toe kleine levensbeschouwingslessen in voor komen.

Ikzelf kan hier moeite mee hebben, omdat feesten zoals Kerst en Pasen voor mij een andere betekenis hebben dan de stageschool uit wil stralen. Het is voor mij daarom lastig om een goede les over deze feesten voor te bereiden.

In mijn opvoeding en tijdens de koorrepetities kom ik met regelmaat in contact met het geloof (Christendom). Zo heb ik voor mezelf keuzes gemaakt waar ik wel in geloof en waar ik wel wat voor voel: zoals het leven na de dood (hier heb ik ook een onderzoek over gedaan in Pabo 3, voor levensbeschouwing). Maar ook waar ik minder betrokken bij ben: zoals de aanwezigheid of het bestaan van een god.

(5)

Onderzoeksvraag

De ervaring

In Pabo 2 heb ik stage gelopen op een school in Oosterhout. Mijn contact met mijn mentor (tevens stagecoach) was niet goed, hierdoor zat ik niet goed in mijn vel en dit was in mijn lessen goed te merken.

Mijn mentor was vanaf dag één zeer negatief over mij en mijn lessen, dit had invloed op mijn zelfbeeld en mijn resultaten. Deze schoten omlaag, ik had geen plezier meer in mijn stage en in mijn studie en zag het niet meer zitten om de opleiding langer te volgen.

Door deze ervaringen is het positief begeleiden van kinderen mijn speerpunt geworden: omdat ik heb gemerkt hoe vervelend het is om deze begeleiding níet te krijgen. Verder ben ik ervan overtuigd dat je naasten je kunnen motiveren wanneer het even niet zo lekker loopt: iedereen heeft mensen om zich heen nodig die zeggen: “Je kunt het, ik geloof in je en ga ervoor!”

De onderzoeksvraag

Hoe kan ik mijn onderwijs vormgeven zodat kinderen die nieuw in de klas komen, zich veilig en welkom voelen?

Eigen leervragen

Maatschappelijk:

Wat staat er in de grondwet beschreven over omgaan met elkaar? Pedagogisch:

Hoe vormt een groep zich? Levensbeschouwelijk:

Hoe gaan leerkrachten in andere landen, zoals China en America, om met hun relatie met leerlingen?

In welke mate speelt religie hierin een rol? Hoe uit zich dit?

Opbouw werkstuk

In dit werkstuk zal ik eerst mijn leervragen beantwoorden door middel van een

literatuuronderzoek. Wanneer ik dit heb gedaan, zal ik terug kijken op de onderzoeksvraag en (voorlopig) een conclusie trekken.

Vervolgens laat ik mijn lessencyclus zien waarin ik ga werken aan de relatie tussen mijn en de leerlingen, ook zal ik hierop reflecteren.

Tot slot zal ik een conclusie trekken en reflecteren op mijn ontwikkeling gedurende dit onderzoek.

(6)

Hoofdstukken

Maatschappelijke invalshoek

Wat staat er in de grondwet beschreven over omgaan met elkaar?

In de grondwet, hoofdstuk 1, Grondrechten, artikel 1, staat het volgende beschreven:

“Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.

Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.” [CITATION Gro14 \l 1033 ]

In hoofdstuk 1 van de grondwet staan alle grondrechten die in Nederland gelden: deze rechten geven burgers de vrijheid om te leven zonder bemoeienis van de overheid. Verder geeft de grondwet de rechten om deel te nemen aan de samenleving en de politiek, bijvoorbeeld: vrijheid van meningsuiting, recht op privacy, kiesrecht, recht op gelijke behandeling.

Over discriminatie

In de grondwet staat het erg mooi beschreven, maar ik durf te beweren dat veel Nederlanders zich hier niet aan houden.

Er verschijnt met regelmaat artikelen in de kranten of pagina’s op internet waaruit blijkt dat mensen van een andere afkomst over één kam worden geschoren. Niet voor niets is de site

www.discriminatie.nl in de lucht: een site waar je melding kan maken van discriminatie bij je werkgever, je school, de buurt, ect. Via deze site kun je bijvoorbeeld advies inwinnen van een antidiscriminatiebureau.

Verder geeft deze site antwoord op de vraag waarom discriminatie verboden is: het heeft schadelijke gevolgen voor niet alleen individuen, maar ook voor de samenleving. Zo leidt discriminatie tot slechte prestaties, ziekteverzuim, uitval van personeel, het verstoort de saamhorigheid in de buurt en de sfeer op school. Voor mij informatie waardoor ik meer en meer gedreven raak om een goede band met leerlingen op te bouwen, op die manier hoop ik pesterijen snel op te merken en in de kiem te smoren.

Ook informeert deze site over het verschil tussen onderscheid maken en discriminatie: het maken van onderscheid tussen mensen zónder dat daar een objectieve reden voor is, is discriminatie.

Verder zijn er een aantal belangrijke personen in de geschiedenis die hebben ‘gevochten’ voor vrijheid. Gevochten heb ik tussen haakjes gezet, omdat het drietal personen die ik wil bespreken geen geweld hebben gebruikt bij hun protest tegen discriminatie. Tijdens hun strijd is er een gevoel van saamhorigheid ontstaan bij de bevolking. In onderstaande alinea’s zal ik een korte beschrijving geven van deze personen en waarom zij zoveel invloed hebben gehad op het thema ‘omgaan met elkaar’.

(7)

Over Ghandi

Ghandi (1869-1948) heeft regelmatig in zijn leven een protest uitgeroepen om de

bewegingsvrijheid van zijn volk te vergroten. Zo riep hij hen op zich te verzetten tegen de pasjeswetgeving (deze wetgeving beperkte de bewegingsvrijheid van de gekleurden), hij leidde een proteststaking tegen landeigenaren (zij onderdrukten de boeren) en protesteerde hij tegen een wet (de Rowlatt-wet) die de overheid in staat kon stellen om personen zonder rechtszaak in de gevangenis te zetten. Nadat Ghandi heeft deelgenomen aan verschillende protesten voor de onafhankelijkheid, werd hij in 1948 vermoord [ CITATION Eas97 \l 1033 ]. Ghandi heeft zich, geweldloos, ingezet zodat zijn volk zich zonder beperkingen en

consequenties konden bewegen. Ook ik vind het belangrijk dat kinderen zich, zonder beperkt te voelen door regels en dergelijke, vrij door het lokaal en de school kunnen bewegen.

Over Nelson Mandela

Net als Ghandi heeft Nelson Mandela zich in zijn leven ingezet tegen het apartheidsregime. In 1991 heeft hij met de toenmalige regering onderhandeld over een zwart/blanke toekomst voor Zuid-Afrika. Toen hij 75 jaar werd, werd Nelson Mandela president van een nationale eenheidsregering en zorgde hij (met hulp van Desmond Tutu) voor een nationale verzoening. Hij zat in de groep Global Elders. Deze groep bestaat uit wereldleiders, zij zetten hun invloed en ervaring in om de vrede te bevorderen en het vragen voor aandacht voor de

gezamenlijke belangen van mensen over de hele wereld [ CITATION Wez09 \l 1033 ].

In de geest van Nelson Mandela is het in de klas ook belangrijk om, ondanks alle verschillen, een eenheid te vormen: samen zijn we verantwoordelijk voor een prettige sfeer in de klas en op de school.

Over Martin Luther King

Martin Luther King was een politiek leider en een Amerikaanse dominee. In de Verenigde Staten heeft hij zich geweldloos verzet tegen de rassenscheiding: hij organiseerde een massademonstratie en boycotte de stadsbussen die blanke mensen bevoordeelden. In 1964 werd zijn inzet beloond en kreeg hij de Nobelprijs voor de vrede uitgereikt [ CITATION

Car98 \l 1033 ].

Wat ik bij Martin Luther King toe wil voegen, geldt eigenlijk voor al deze drie personen en de betrokkenen op een basisschool: met geweld (of boos worden) bereik je op de lange duur veel minder dan wanneer je zaken op een rustige, positieve manier benaderd.

(8)

Pedagogisch

Hoe vormt een groep zich?

In mijn stageklas heb ik te maken met een groep kinderen, hoe zit het met de relaties binnen een groep (waar ikzelf, als leerkracht, ook deel van uitmaak)?

Remmerswaal (2004) beschrijft dat betrokkenen zich als lid van de groep moeten beschouwen: ze hebben allemaal hetzelfde doel of dezelfde behoefte, bijvoorbeeld het behalen van een diploma. Dit is niet het enige wat hij in zijn boek ‘Handboek voor

groepsdynamica’ beschrijft: hij onderscheidt twee niveaus van functioneren in een groep, namelijk een taakniveau (wat wordt er gezegd/gedaan) en een sociaal-emotioneel niveau (hoe gaat men met elkaar om).

Ook de communicatie in groepen is te verdelen in twee functies: zakelijk (inhoudelijke informatie) en relationeel (het regelen van onderlinge betrekkingen). Verder zijn er ook enkele communicatienetwerken te onderscheiden, sommige leden nemen immers een centralere plaats in dan andere leden: dit leiderschap kan worden onderverdeeld in taakgerichte leiders en sociaal emotionele leiders.

Samengevat, in dit verslag hebben we te maken met een sociaal-emotioneel niveau, een relationele functie van communicatie en sociaal emotionele leiders.

In het boek ‘Handboek voor groepsdynamica’ worden ook enkele tips gegeven voor het vormgeven van een groepsklimaat op een basisschool. Remmerswaal zegt dat een groep veel primaire gedragskenmerken heeft: een hoge mate van solidariteit, het informele karakter van relaties, spontaniteit van gedrag, wederzijdse acceptatie, het elkaar grondig kennen en een frequente interactie (gekleurd door positieve gevoelens). Deze primaire gedragskenmerken moeten dus de boventoon voeren. Bij het ontwikkelen van een (hechte) groep moet hier aan gewerkt worden.

Er worden, bij het vormen van een groep, verschillende fasen doorlopen (Remmerswaal 2004).

In de voorfase wordt de groep samengesteld: de doelen en grenzen van een groep worden in deze fasen aangegeven. Mijn groep wordt bijvoorbeeld samengesteld uit kinderen die tussen december 2013 en juni 2014 vier jaar worden, het doel is om de kinderen in een kleine groep te laten wennen aan het naar school gaan en ze de structuur aan te leren die de andere kleuterleerkrachten ook gebruiken in hun klassen.

Na de eerste fase komt de oriëntatiefase: de groep sluit zich aan bij bestaande structuren en ontwikkelt een eigen structuur. Deze fase wordt afgesloten wanneer iedereen het gevoel heeft om bij de groep te horen.

De derde en vierde fase (de machtsfase en de affectiefase) lopen parallel aan elkaar, er ontstaat aandacht voor het functioneren van de groep. De onderlinge betrekkingen komt in deze fase centraal te staan. In deze fasen kunnen, omdat groepsleden het niet helemaal met elkaar eens zijn, subgroepen ontstaan.

In fase vijf vindt de groep een houding tot zichzelf en onderzoekt het een mate van

openheid. De groep komt in deze fase tot volledige rijping en er zou een open groepsklimaat worden gerealiseerd.

De afsluitingsfase (fase 6) en het moment waarop de groep uit elkaar gaat.

Voor mij een extra moeilijkheidsgraad: bijna iedere week krijg ik een nieuw kind in de klas, dat deze fasen opnieuw moet doorlopen. Mijn klas zal dus iedere keer weer opnieuw aan elkaar moeten wennen.

(9)

Verder zijn er enkele verschillende opvoedingsstijlen bekend. Zo omschrijft Kohnstamm (2002) dat een autoritaire stijl vooral agressief gedrag opwekt. Ook kleven aan de ‘laisser faire’ stijl nadelen: wanneer kinderen zelf de regels mogen bepalen gaan introverte kinderen zich nog meer ondergeschikt gedragen. De juiste opvoedstijl zou een tussenliggende stijl zijn: de gezagsgeleide aanpak. Wat kan de groep al zelf bepalen en wat nog niet?

In ‘Meer dan Onderwijs’ [ CITATION Edd06 \l 1033 ] wordt ook gesproken over opvoeden: “In een opvoedingsrelatie is het noodzakelijk dat er sprake is van een relatie tussen opvoeder en kind, waarbij de opvoeder vertrouwen heeft in het kind en omgekeerd.”

Verder bespreken ze het begrip ‘gezag’: ‘het elkaar iets te zeggen hebben’. De schrijvers benadrukken dat je gezag niet hebt, maar juist moet verwerven. De gezagsrelatie tussen kind en opvoeder verandert: omdat de eigen verantwoordelijkheid van het kind toeneemt, neemt het gezag van de opvoeder af.

Maar, er wordt meer verteld. De schrijvers benadrukken dat een veilige sfeer een van de basisvoorwaarden is voor een positieve leeromgeving. Verder wordt er ook het positieve zelfbeeld van kinderen aangestipt: het organiseren van impulsen van succes. Hoe meer succeservaringen, hoe beter het kind over zichzelf denkt.

Ik kom nog een boek in mijn boekenkast tegen: ‘Duurzaam opvoeden en ontwikkelen’ [ CITATION Mar08 \l 1033 ]. Marcel maakt een paar mooie, rake opmerkingen wat betreft de relatie tussen opvoeder en kind. Zoals: “Relaties worden versterkt als er met aandacht tijd

genomen wordt voor interacties.” En: “Sommige begeleiders vragen aan kinderen steeds te laten zien wat ze (nog) niet kunnen. Kinderen laten graag zien wat ze wel kunnen.”

In deze opmerkingen kan ik mij goed vinden. Ik zou graag veel tijd uittrekken om contact met de kinderen te hebben en graag willen benadrukken wat de kinderen al wel kennen.

Op mijn basisschool wordt gebruik gemaakt van de methode ‘Leefstijl’. Dit is een

programma die kinderen helpt om hun sociaal-emotionele vaardigheden te ontwikkelen, ze oefenen met basisvaardigheden zodat de kinderen goed kunnen functioneren in een groep. Leerlingen worden zich, tijdens de lessen, bewust van de normen en waarden in de

maatschappij. Leefstijl streeft ernaar dat kinderen lekker in hun vel zitten, doordachte beslissingen nemen, hun gevoelens kunnen uiten en rekeningen kunnen houden met anderen.

(10)

Levensbeschouwelijk

Hoe gaan leerkrachten en ouders in andere landen, zoals China en Amerika (de Amish specifiek), om met hun relatie met kinderen?

In welke mate speelt religie hierin een rol? Hoe uit zich dit?

De reden dat ik voor de landen China en Amerika heb gekozen is niet alleen dat het, op het eerste gezicht, twee uitersten zijn, maar ook omdat ik erg nieuwsgierig ben naar de manier van leven van de mensen in China en van de Amish.

Het onderwijs en opvoeding in China.

Op jonge leeftijd worden de kinderen naar de crèche gebracht. Rond hun vijfde jaar gaan de kinderen voor vijf jaar (40 weken per jaar) naar de basisschool. De vakken die gegeven worden zijn lezen, schrijven en rekenen en in de hogere klassen Engels, sport, cultuur en ethiek [ CITATION Mei14 \l 1033 ].

Op de site Yurls wordt meer informatie gegeven: De Chinese opvoeding is zeer streng en traditioneel, met veel herhaling waarbij kinderen vaak worden herinnerd aan hun fouten, ook is het slaan van kinderen heel normaal.

Respect wordt als zeer belangrijk gezien, net als een hoge positie in de maatschappij. In het artikel ‘Gesprek met Beijing, Opvoeden van kinderen’ vertelt Thomas over de

opvoeding van kinderen in China [ CITATION Mic11 \l 1033 ]. Zo vertelt hij dat kinderen zeer veel aandacht krijgen, mede door de één-kind-politiek. Ook hij geeft aan dat het een

belangrijk gegeven is dat je in China je familie eert, een verplichting naar hen toe voelt en ze respecteert. Van kinderen wordt verwacht dat ze voor hun ouders zorgen en hen

gehoorzamen. Ze wonen daar ook vaak met drie generaties onder één dak, op deze manier zijn families zeer hecht met elkaar verbonden. Zo heeft de hele familie ervoor gezorgd dat de kinderen kunnen studeren en het wordt van ze verwacht dat ze dit terug betalen. Ouders blijven constant betrokken bij hun kinderen en blijven druk op hen uitoefenen.

Godsdienst in China.

Officieel is China een atheïstisch land, maar het boeddhisme (een van de

wereldgodsdiensten en in China met 100 miljoen aanhangers) is een traditionele godsdienst, ondanks deze uit India is geïmporteerd.

In het boek ‘Een wereld vol geloof’ [ CITATION Eri \l 1033 ] wordt meer informatie gegeven over het Boeddhisme. Zo wordt verteld dat het boeddhisme streeft naar geluk, ook zijn ze overtuigd dat iedereen lijdt: we zijn namelijk overal aan gehecht (producten zoals auto’s, mensen, dieren) en de wetenschap dat we datgene ooit niet meer hebben, zorgt ervoor dat we leiden. “Het feit dat niets blijft zoals het is en het feit dat we gehecht zijn aan de dingen

zoals ze nu zijn, maken dat een mens lijdt.”

Het Boeddhisme onderscheid drie soorten leiden: lijden door pijn, door verandering en vergankelijkheid en door persoonlijkheidsbestanden.

In een uitzending over Boeddhistisch opvoeden [CITATION BOS10 \l 1033 ] worden twee Nederlandse ouders met jonge kinderen gevolgd. In de documentaire zie je hoe zijn hun boeddhistische overtuigingen in de opvoeding van hun kinderen verweven.

De volgende dingen vielen mij op: de ouders mediteren dagelijks met hun kinderen. Voor de kinderen is dit dan ook heel gewoon. Ze leren hun kinderen om in het moment te zijn: wat zie je nu, wat hoor je? De kinderen zitten ook op een bijeenkomst waar ze leren mediteren: de Sanga.

Thuis leren de kinderen vooral hoe ze met elkaar en anderen omgaan, vanuit Boeddhistisch oogpunt. Ze mogen deelnemen aan de ‘gewone’ maatschappij, de kinderen gaan naar een reguliere school en krijgen toestemming om bijvoorbeeld uit te gaan.

(11)

Verder is er een Nederlandse Boeddhistische school in oprichting, zij sluiten zich aan bij de Boeddhistische visie op het omgaan met elkaar.

Deze school richt zich namelijk op de rust en vrede vinden in onszelf. De kinderen leren mediteren, van daaruit kunnen zij leren om vriendelijker tegen elkaar te zijn. Wanneer je mediteert kom je namelijk beter in evenwicht met de kern van de innerlijke natuur. Ook raak je er meer ontspannen door. Hierdoor reageer je meer bedachtzaam en vriendelijker.

De kinderen leren om samen te leven met elkaar: de school is daarom ook vormgegeven als een gemeenschap.

Wat is de samenhang tussen het geloof en de opvoeding?

Behalve dat de kinderen de normen en waarden van het geloof mee krijgen in hun opvoeding, zie ik verder weinig overeenkomsten tussen de opvoeding en het geloof. Ik kan me goed voorstellen dat Boeddhisten vanuit hun geloof zich minder binden of hechten aan de mensen in hun omgeving: zoals de leerkracht op de school.

Verder leren ze van jongs af aan wat er van hun verwacht wordt, hierdoor ligt er een grote druk op de kinderen, wat stressvol voor hen kan zijn.

Tot slot zijn de kinderen van binnen goed in evenwicht, hierdoor zijn ze vriendelijker dan andere kinderen. De sfeer in een Boeddhistische school is denk ik heel vredig, ook zijn de kinderen en leerkrachten erg behulpzaam naar elkaar.

Het onderwijs en opvoeding bij de Amish in Amerika.

Als er een volk is wat ik vreselijk interessant vind, is het wel de Amish. Op de site Amerika.nl vind ik een mooi artikel met achtergrondinformatie [ CITATION Fra14 \l 1033 ]: In

Pennsylvania wonen de protestantse Amerikanen zonder elektrisch gemak zoals televisies, telefoons of auto’s. Enerzijds willen de Amish onze moderne wereld op een afstand houden, anderzijds trekken ze veel toeristen aan die erg nieuwsgierig zijn naar hun manier van leven. De informatie dat de Amish zonder elektriciteit zouden leven, klopt niet helemaal: ze mogen wel in auto’s zitten, mits ze deze niet zelf besturen. Ook het gebruik van elektrische boren en dergelijk zijn buitenshuis toegestaan.

Het doel van de Amish is simpel: het leven in de dienst van God. Om hun leven en hun geloof te houden zoals hij nu is, hanteren ze strikte regels waarmee ze de buitenwereld afschermen. De Amish zijn in de omgang met elkaar dus erg hecht, maar de mensen van buiten hun gemeenschap stoten ze af.

Kinderen worden zeer geïsoleerd opgevoed: voor hen bestaat buiten de gemeenschap vrijwel niets. Ze worden meteen heel strikt opgevoed met de levenswijze van de Amish: het onderwijs voor de kinderen houdt rond hun 12e op. Ze weten dan namelijk genoeg om volgens de Bijbel te leven.

Op de site van Mens en Samenleving (2008) vind ik meer informatie over het onderwijs van deze gemeenschap. De Amish hebben hun eigen schoolgebouwen en organiseren hun eigen onderwijs. Op deze manier kan er les worden gegeven volgens de regels en maatstaven van de Amish.

Tot slot is er nog iets wat erg belangrijk is voor de Amish [ CITATION Men081 \l 1033 ]: het saamhorigheidsgevoel. Het is de groep die telt, niet het individu. Dit is niet alleen hun visie op het omgaan met elkaar, maar ook een aangeboren plicht, die ook bij de kinderen met de paplepel wordt ingegoten. Aan naastenliefde hechten de Amish dus erg veel waarde.

(12)

Godsdienst van de Amish.

Amish zijn een congregationele kerk: iedere kerk is onafhankelijk en iedere gedoopte gelovige beslist mee.

De Amish zijn protestants, dit is een stroming in het Christendom. Het boek “Een wereld vol geloof” [ CITATION Eri \l 1033 ] vertelt hier meer over. Zo wordt er benadrukt dat niet alle Christenen hetzelfde geloven, maar in enkele punten komen ze overeen. Zo geloven ze in één god, die op drie manieren te kennen is: als Vader, Zoon en als Heilige Geest. Men gelooft dat God deze wereld heeft gemaakt en dat mensen naast goede dingen ook slechte dingen voort brengen. Iedere mens is zondig: deze zondigheid erf je van je ouders. Er is maar één persoon niet zondig is: Jezus.

De Christenen geloven in het leven na de dood.

In protestantse kringen wordt het ‘priesterschap van alle gelovigen’ benadrukt: iedereen draagt verantwoordelijkheid.

In het boek “Wat Christenen geloven” [ CITATION Jef06 \l 1033 ] worden enkele keren tips gegeven hoe met kinderen bijvoorbeeld over God gesproken kan worden: dit kan alleen wanneer er een groot respect en inlevingsvermogen is voor hun eigen beelden en geloof. Een voorwaarde is het vormen van een eigen godsbeeld. Het beste is om voor verhalen te kiezen over Gods barmhartigheid. Kinderen zien God als een persoon, wijs deze voorstelling niet af.

Verder wordt aangeraden om scheppingsverhalen juist te vertellen aan kinderen en ze te laten genieten van het wonder.

Ook leren de kinderen al snel een verantwoordelijkheid aan: er worden duidelijke regels gesteld, zo worden de kinderen opgevoed zodat ze vrij en verantwoordelijk kunnen handelen.

Wat is de samenhang tussen het geloof en de opvoeding?

Wanneer ik de bronnen lees, merk ik dat in de opvoeding van de kinderen erg de nadruk wordt gelegd op de verhalen van het geloof. De kinderen komen hier met grote regelmaat in aanmerking en discussiëren vaak over deze verhalen. Verder worden bij de kinderen vooral de nadruk gelegd op het positieve van het geloof en het leven: het lijden van mensen word hierbij op de achtergrond geplaatst, omdat de kinderen hier te jong voor zijn.

Ook lees ik dat de gelovigen aan vele regels uit de Bijbel gebonden zijn, kinderen worden hier thuis ook mee opgevoed.

Verder leren de kinderen om ‘de naaste als jezelf te beminnen’, hierdoor zullen de christenen grotendeels vredig samenleven.

(13)

Het levensbeschouwelijk verhaal

Ik ga in mijn lessenserie werken met het verhaal ‘Kikker en de vreemdeling’ (zie voor het luisterboek http://www.youtube.com/watch?v=F_AC0q0CpFo).

Het verhaal gaat over een nieuw dier die in het bos is komen wonen: Rat. Rat wordt niet geaccepteerd omdat de andere dieren vol met vooroordelen zitten: “Ratten zijn dieven.” Kikker gelooft dit niet en wil graag kennismaken met de vreemdeling. Onder luid protest van zijn vrienden, trekt hij met Rat op. Hij vindt rat erg aardig!

Dit verhaal over Kikker sluit aan bij het thema ‘Omgaan met elkaar’, omdat de kern van dit verhaal gaat over discriminatie (iemand, in dit verhaal Rat, buitensluiten omdat hij anders is), verbondenheid en vriendschap.

‘Kikker en de vreemdeling’ laat de kinderen inzien dat het niet leuk is om een vreemdeling alleen te laten staan, maar dat het contact met ze maken en de vreemdeling uitnodigen om mee doen juist veel gezelliger is.

Kinderen gaan nadenken over hoe zij omgaan met andere mensen en kinderen die ze (nog) niet kennen. In mijn lessenserie wil ik kinderen hier op aansturen: hoe kunnen wij het beste met kinderen omgaan die nieuw bij ons in de klas komen?

Over de schrijver [ CITATION Sti14 \l 1033 ]:

Max Velthuis is geboren in 1923. In de boeken van Kikker bestaat geen gevoel voor status, iedereen is namelijk in de verhalen gelijk. Kikker en zijn vriendjes zijn met weinig gelukkig en ieder dier heeft zijn eigen kwaliteit: zo weten ze zich uit iedere situatie te redden.

Verhalen in het levensbeschouwelijk onderwijs:

Eveline Bouter (2013) vertelt dat traditionele verhalen werden gebruikt om jonge kinderen het geloof te leren. Nu worden verhalen gebruikt om (moeilijke) levensbeschouwelijke thema’s te behandelen. Verhalen bevatten metaforen voor situaties waar de kinderen in hun leven mee te maken krijgen. Ze leren hierdoor een waardenbesef te ontwikkelen.

Prentenboeken helpen jonge kinderen daarbij om een beeld te ontwikkelen.

(14)

Conclusie en reflectie op deze antwoorden

Ik ben dit verslag begonnen met de vraag hoe ik het beste nieuwe kinderen in mijn klas kan verwelkomen zodat zij zich thuis voelen. Ik heb onderzoek gedaan naar wat er in de wet staat, hoe wetenschappers denken over het vormen van een groep en hoe het met de omgang met elkaar zit in twee verschillende wereldgodsdiensten.

De wet zegt dat er niet gediscrimineerd mag worden. Hier ben ik het mee eens: andere kinderen (laten) buitensluiten is absoluut niet wenselijk in de klas. Belangrijk is om hier duidelijke afspraken met de kinderen te maken.

Ook heb ik geleerd van de drie beschreven personen: Ghandi, Nelson Mandela en Martin Luther King. Iedereen is even belangrijk en heeft evenveel recht om in vrijheid te leven, maar ook: met geweld bereik je minder dan wanneer je zaken op een rustige, positieve manier benadert. Dit wil ik ook na leven in mijn klas: met woorden kom je verder dan wanneer je er bijvoorbeeld bovenop slaat of schopt.

In de paragraaf waar ik de pedagogische invalshoek bespreek, heb ik geleerd dat de

groepsvorming uit verschillende fasen bestaat. Ik merk dat ik moeite heb om deze fasen op mijn stageklas te leggen: bijna wekelijks komt er een nieuw kind in de klas, waardoor de groep zich telkens opnieuw moet vormen, zonder alle fasen doorlopen te hebben. Ik moet dus een situatie creëren waarin de kinderen zich snel welkom en zich één met de groep voelen, zodat de groep weer een geheel is wanneer een nieuw kind binnen komt. Dit zal een uitdaging voor mij worden.

Ook bespreek ik verschillende opvoedingsstijlen. De autoritaire stijl zou gebruikt kunnen worden om de grenzen binnen de school aan te geven, om snel daarna over te stappen op een gezagsgeleide aanpak. Ik zou een voorkeur hebben aan het samen maken van de regels: ik leg een probleem voor aan de kinderen en bespreek met ze welke afspraken we het beste kunnen maken.

Tot slot heb ik mij gebogen over twee wereldgodsdiensten: het Boeddhisme in China en het protestantse geloof in Amerika. Uit beide geloven wil ik graag een aantal standpunten mee nemen in de praktijk.

Zo heeft de innerlijke rust in het Boeddhisme een nadruk: wanneer de kinderen van binnen in balans zijn, kunnen zich vriendelijker gedragen naar anderen. Dit zou ik mee kunnen nemen door minstens één keer per dag de kinderen een rustmoment te bieden: zou kan ik tijdens het fruit eten afspreken dat het stil blijft. Zo kunnen de kinderen hun gedachten en opgedane energie weer ordenen, voor we verder gaan met de dag.

Het Christendom legt nadruk op naastenliefde: ook dit vind ik belangrijk. Elkaar helpen en respecteren in de klas. Wanneer de nieuwe kinderen door hun klasgenoten geholpen worden wanneer ze tegen een probleem aan lopen, zullen ze zich gewaardeerd voelen.

(15)

Inleiding praktijkdeel

Wanneer ik terugkijk op mijn literatuurstudie ben ik vrij tevreden. Ik vond het erg moeilijk om goede informatie te vinden die mij kon helpen bij het voorbereiden van de lessen: uiteindelijk is dit toch gelukt. Omdat ik heb gekeken naar de schoolomgeving en de gezinssituatie heb ik het gevoel een duidelijk beeld te hebben van de opvoeding van

kinderen uit China en uit de Amish. Zo heb ik nu een duidelijk beeld hoe ik het beter niet zou doen, zoals de kinderen isoleren van de buitenwereld en ze geen kennis laten maken met moderne apparaten. Ook zie ik het niet zitten om dagelijks met de kinderen te mediteren, ik zou echter wel een ‘rust-moment’ in de dag inplannen: een moment waarop de kinderen even rustig kunnen zitten en weer tot adem kunnen komen. Dit zijn aspecten die ik wel of juist niet mee wil nemen in mijn praktijkdeel.

Wat ik graag mee wil nemen, heb ik al besproken in de conclusie van het theoriedeel. Een uitgebreidere uitleg vindt u daarom in het voorgaande hoofdstuk:

- Het is niet toegestaan om andere kinderen of mensen buiten te sluiten.

- Met woorden praten we een conflict uit.

- We maken samen regels en afspraken en proberen ons daaraan te houden.

- Voldoende rustmomenten in de dag organiseren.

De kinderen gaan tijdens de lessen nadenken over hoe we andere kinderen kunnen laten merken dat we het fijn vinden dat ze bij ons in de klas zitten.

(16)

Hoofdstukken

Lesopzet

Hier heb ik een korte samenvatting van de activiteiten beschreven. De uitgebreide lesbeschrijving vindt u verder in dit hoofdstuk.

Met het formuleren van het lesdoel, heb ik rekening gehouden met het levensbeschouwelijke aspect in de les.

Ik wil de kinderen laten nadenken over hoe we nieuwe kinderen in onze klas zich welkom kunnen laten voelen. De vraag die voor de kinderen centraal staat: Hoe gaan we op een leuke en gezellige manier met elkaar om zodat we ons fijn voelen in de groep? Het hoofddoel van deze lessen is ‘verbondenheid’.

Activitei t

Doel Omschrijving Materialen

1 SEO Aan het einde van de les hebben kinderen nagedacht over hoe het is om helemaal alleen naar een nieuwe school te moeten.

Ze denken na hoe ze met andere kinderen op school om moeten gaan, zodat iedereen zich welkom voelt.

De kinderen luisteren naar een verhaal over Jikke, de vos die de hoofdrol speelt in de SEO lessen (leefstijl). Jikke gaat voor het eerst naar school, maar vind dit heel erg spannend.

De kinderen blikken terug op hun eerste schooldag. Wat vonden ze spannend, waarom is dat nu niet meer spannend?

Verhaal van Jikke

2 SEO Kinderen oefenen met het aan elkaar vragen hoe ze heten. Kinderen leren elkaar beter kennen.

Kinderen leren dat ze, wanneer ze kennismaken met elkaar, dat je je dan welkom in de groep voelt.

De kinderen gaan oefenen hoe ze iemand kunnen leren kennen door te vragen hoe hij heet. Dit gebeurd door middel van een aantal spelletjes.

(17)

Activitei

t Doel Omschrijving Materialen

3 SEO Kinderen bedenken hoe het is om een vreemdeling te zijn.

De kinderen denken na over de vraag: Hoe kunnen we het beste omgaan met nieuwe kinderen in onze klas?

Kinderen luisteren naar het verhaal “Kikker en de vreemdeling”.

We bespreken hoe de

vreemdeling zich zou voelen en hoe de andere dieren het beste hadden kunnen reageren.

Het verhaal van Kikker en de Vreemdeling.

4 Drama Kinderen bedenken hoe ze met een vreemdeling om kunnen gaan.

Ik lees het verhaal van Kikker nog een keer voor en daarna vraag ik wie het na wilt spelen.

Het verhaal van Kikker en verkleedkleren: Kikker, Rat, Varkentje, Eend. 5 We laten het nieuwe kind zich

welkom voelen. Door middel van een aantal aandachtspunten wil ik de nieuwe kinderen zich welkom laten voelen in de klas.

Enige tijd na de activiteiten (bijvoorbeeld aan het einde van de dag), blik ik terug op wat we gedaan hebben. Welk verhaal hebben we gehoord of welk spel hebben we gespeeld? Wat hebben we ook al weer besproken? Wat vind jij daarvan?

(18)

Uitwerking van de activiteiten

Activiteit 1 – SEO

Jikke de Grootoorvos

Doel

Aan het einde van de les hebben kinderen nagedacht over hoe het is om helemaal alleen naar een nieuwe school te moeten gaan.

Ze denken na hoe ze met andere kinderen op school om moeten gaan, zodat iedereen zich welkom voelt.

Beginsituatie

Dit is de eerste les die de kinderen krijgen van deze lesmethode ‘Leefstijl’ en de eerste les van deze lessenserie voor dit verslag.

De kinderen zitten nog maar één week op school, ze kennen elkaar nog maar net en zijn nog niet helemaal gewend aan de schoolse omgeving.

De meeste kinderen vinden het nog erg spannend om iets in de kring te vertellen. Sommige kinderen kennen Jikke al van de voorschool.

Materiaal

Het prentenboek, pagina 8, 9 en 10.

Tijd

15 minuten.

Organisatie

Kinderen zitten op hun eigen plek in de kring.

Verloop van de les

De kinderen zitten in de kring. Ik laat Jikke zien: wie weet al wie Jikke is? Ik heb een verhaal over Jikke, zullen we gaan luisteren? Ik lees het verhaal van Jikke voor.

Als het verhaal uit is vraag ik: hoe vonden jullie het verhaal? Kunnen jullie je eerste schooldag nog herinneren? Vonden jullie het spannend en wat vonden jullie het

spannendste? Vinden jullie het nu nog steeds spannend? Hoe komt het dat je het nu niet meer spannend vindt?

Bij deze vragen zou ik erop in kunnen gaan dat de kinderen nog niemand van de klas en de school kenden en het daarom ook heel erg spannend is. Hiervoor wacht ik eerst de reacties van de kinderen af. Ik probeer door te vragen op de verhalen van de kinderen door open vragen te stellen. Veel kinderen zullen het erg spannend vinden om in de kring te praten, aan hen zal ik meer gesloten vragen stellen, zodat ze een succeservaring krijgen over het spreken in de kring.

Gedurende de les denken de kinderen over hoe ze met anderen op school om moeten gaan, zodat iedereen zich prettig in de klas voelt. Wat zou jij bijvoorbeeld met Jikke doen als hij nieuw in de klas komt?

(19)

Activiteit 2 – SEO

Hoe heet jij?

Doel

Kinderen oefenen met het aan elkaar vragen hoe ze heten. Kinderen leren elkaar beter kennen.

Kinderen leren dat ze, wanneer ze kennismaken met elkaar, dat je je dan welkom in de groep voelt.

Beginsituatie

De kinderen zitten nog een paar dagen bij elkaar in de klas. Ze hebben nog geen spelletjes met elkaar gedaan en kennen elkaar nog maar net.

Materiaal

Een bal

Tijd

15 minuten

Organisatie

De les wordt gegeven in het speellokaal. In een treintje lopen we met z’n allen naar het speellokaal toe. Hier gaan de kinderen in een kring zitten.

Verloop van de les

De kinderen zitten in een kring.

Ik pak de bal en zeg: “Ik ben juf Pleun en ik ken Binck”. Ik rol de bal naar Binck.

Op zijn beurt zegt hij, “ik ben Binck en ik ken…”. Zo gaat het spel door tot iedereen geweest is.

De kinderen zitten in een kring. Ik loop naar één kind toe: “Ik ben juf Pleun. Wie ben jij? Zeg gerust je naam aan mij!” Het kind noemt zijn naam, komt bij mij staan en kiest een ander kind uit de kring uit.

Aan het einde van het spel staan alle kinderen rond de kring en zit er één kind nog in de kring: het spel kan nu opnieuw gespeeld worden.

De kinderen lopen door de ruimte. Ik vertel: “We begroeten elkaar alsof we prinsen en prinsessen zijn, maak maar een diepe buiging! En zeg je naam maar.”

De kinderen begroeten elkaar op verschillende manieren: als een soldaat, als een deftige mevrouw of meneer, als een klein kindje, als een pappa of mamma, ect. De kinderen mogen zelf ook rollen verzinnen die heel de klas uitvoert.

Als jij nieuw in de klas komt, zou het dan fijn zijn als een kindje tegen jou zegt: “Hallo, ik ben Binck, hoe heet jij? Wat fijn dat jij er bent.”? Hoe komt het dat jij dat fijn zou vinden?

(20)

Activiteit 3 – SEO

De vreemdeling

Doel

De kinderen denken na hoe het zou zijn om ergens een vreemdeling te zijn.

De kinderen denken na over de vraag: Hoe kunnen we het beste omgaan met nieuwe kinderen in onze klas?

Beginsituatie

De kinderen hebben al twee lessen van deze lessenserie gehad: ze hebben al gesproken over hun eerste schooldag en ze hebben geoefend met het kennismaken met elkaar.

Ze zijn al bekend met de verhalen van Kikker, deze verhalen zijn heel erg populair in de klas.

Materiaal

Het verhaal van Kikker en de vreemdeling. Dit boek is al aanwezig op de stageschool.

Tijd

20 minuten.

Organisatie

Kinderen zitten in de kring.

Verloop van de les

Ik laat het boek zien: waar denken jullie waar dit verhaal over gaat? Ik lees het verhaal voor.

Tussendoor stel ik een aantal vragen: Zou Rat nu blij zijn? Hoe komt het dat Rat niet blij is? Hoe komt het dat Varkentje zo reageert denk je?

Hoe zou jij reageren als jij iemand ziet die je niet kent? Zoals Eend of anders? Zou Rat nu blij zijn dat Kikker en zijn vriendjes hem nu aardig vinden?

Wie vind jij allemaal aardig in onze klas?

Ik vertel: wij krijgen straks allemaal kinderen die bij ons in de klas komen oefenen en daarna, als ze vier jaar zijn geworden, echt bij ons in de klas komen.

Die kinderen zijn eigenlijk voor ons ook een beetje een vreemdeling, want we kennen ze nog niet. Hoe zouden we met deze nieuwe kinderen om moeten gaan denken jullie? Net zoals Varkentje en Eend in het begin doen? Of anders.

Ik maak afspraken met de kinderen:

- We stellen ons voor aan het nieuwe kind en vragen naar zijn naam. Zoals we geoefend hebben. (De vorige les herhalen we kort)

- We laten het kindje de klas zien: de fruitbak, haar stoeltje, de speelhoeken. - We vragen of ze met ons mee wilt spelen.

(21)

Activiteit 4 – Drama Naspelen van het verhaal.

Doel

Kinderen denken hoe ze met een vreemdeling om kunnen gaan.

Ze denken na hoe ze om kunnen gaan met kinderen die ze nog niet kennen.

Beginsituatie

De kinderen hebben het verhaal van Kikker al gehoord. Ze hebben hier ook al over gesproken.

De kinderen hebben nog geen dramales gehad, ze hebben op school nog nooit toneelgespeeld.

Materiaal

Het verhaal

Verkleedkleren (petjes): Kikker (groen petje), Rat (grijs petje), Varkentje (roze petje) en Eend (wit petje).

Tijd

20 minuten

Organisatie

Ik verplaats de kring, zodat in het midden van het lokaal genoeg plaats is om het verhaal na te spelen en de kinderen zo kunnen zitten dat ze alles goed kunnen zien.

Verloop van de les

Ik laat het boek zien: wie weet nog waar dit verhaal over gaat? Ik laat een aantal kinderen het verhaal samenvatten.

Ik wil het boek gaan voorlezen, maar ik vind het ook leuk als jullie mee spelen. Wie zou Kikker willen zijn? En wie Rat? Ik verdeel de rollen en leg uit dat de kinderen mogen doen wat er in het verhaal gebeurd. Dus als Kikker een rondje loopt, loopt het kind die Kikker speelt ook een rondje. Ik oefen even kort. Dan lees ik het verhaal voor. Tussendoor kan ik nog wat aanwijzingen geven en de rollen herverdelen, zodat alle kinderen een keer hebben meegespeeld.

Ik vraag: Was Eend aardig tegen Rat? Wat zou jij doen? Speel het eens voor heel de klas. Ik leg de nadruk op dat de kinderen zelf na denken hoe het voor hen zou zijn, het hoeft geen perfect mooi toneelstuk te worden.

Ik laat kinderen hun ideeën na spelen: welke vond jij de beste? En waarom? Zou Rat het fijn vinden als Eend zo reageert? Waarom?

Als wij een nieuw kindje in de klas krijgen, wat kunnen we het beste doen? Ik laat de kinderen verzinnen.

Ik kan, door middel van open vragen stellen, aansturen op de volgende ideeën: vragen naar de naam, de stoel laten zien, een rondleiding door de klas geven, helpen met spullen pakken en vragen om mee te spelen.

(22)

Activiteit 5 – Algemeen

Doel

Het nieuwe kind zich welkom laten voelen.

Beginsituatie

De kinderen kennen het nieuwe kind nog niet en het nieuwe kind kent ons nog niet.

We hebben met de klas al afspraken gemaakt over hoe we het nieuwe kind verwelkomen. In totaal komt tien keer een nieuw kind in de klas, dus deze cyclus die hier beschreven staat, wordt tien keer doorlopen.

Materiaal

Geen

Tijd

Gedurende de dagdelen dat het kind komt oefenen en de eerste echte schooldag. Bij ieder kind zal dit anders zijn: kinderen die van de voorschool of de opvang komen, zullen zich sneller aan passen en sneller contact maken dan kinderen die tot deze tijd vooral thuis zijn geweest.

Organisatie

Ik maak van te voren afspraken met de kinderen en herhaal hierbij activiteit 4: Wat hadden we ook al weer gelezen in het verhaal van Kikker?

Ik zorg ervoor dat alle spullen voor het nieuwe kind klaar ligt, zodat het meteen mee kan draaien met de rest van de klas.

Ik stel voor dat de kinderen iets moois maken voor het kind die nieuw in de klas komt.

Verloop van de les

Wanneer het kind binnenkomt, heet ik haar van harte welkom. Ik laat haar de fruitbak zien en het stoeltje. Bij de dagopstart vertel ik de klas wie het nieuwe kind is en vertel ik dat ze al tekeningen voor haar hebben gemaakt: we hebben heel veel zin om gezellig met jou te spelen!

Wanneer we gaan spelen vraag ik aan de kinderen: wie wil iets leuks met X doen? En wat dan? Wat gezellig, zo te zien heeft X al vriendjes gemaakt!

Aan het einde van de dag of het dagdeel, geef ik alle tekeningen mee en laat ik de kinderen vertellen dat ze het leuk en gezellig vonden.

Ik spreek de volgende keer met de ouder: vond ze het leuk? Op deze manier kan ik reflecteren op het eerste oefendagdeel en kan ik de activiteiten aanpassen.

(23)

Reflectie op de activiteiten

Reflectie activiteit 1

Heb ik het lesdoel behaald?

Ja, de kinderen hebben een goed kringgesprek gevoerd over hun eerste schooldag. Alle kinderen hebben actief deelgenomen.

Hoe ging het verloop van de les?

Ik had even moeite om de juiste vragen te stellen: ik merkte dat ik in een keer wel twee of drie vragen stelde, hierdoor werd het verwarrend voor de kinderen.

Nadat ik een pas op de plaats had gemaakt en mezelf voornam eerst goed na te denken over de vraag die ik aan de kinderen ging stellen, ging het al een heel stuk beter. De kinderen kwamen goed los en babbelden honderduit over hun eerste schooldag. Toen de concentratie tijdens het gesprek wat weg viel (de kinderen begonnen stoer te doen dat ze het helemaal niet spannend vonden), heb ik het bruggetje gemaakt naar het vrij werken. Ik merkte dat sommige kinderen goed overweg konden met de open vragen die ik stelde, maar dat andere kinderen het ook fijn vonden dat ik ze een gesloten vraag stelde. Sommigen vonden het toch heel erg spannend om in de kring antwoord te geven of iets te vertellen.

Wat zijn volgende leervragen?

Ik moet goed blijven in schatten wanneer het kringgesprek op zijn einde loopt en hier consequent op reageren.

Ik ga meer open vragen stellen aan de kinderen. Reflectie activiteit 2

Heb ik het lesdoel behaald?

Ja, de kinderen hebben goed geoefend. Ik zie dat ze de oefening tijdens het buitenspelen bij kinderen uit andere klassen toepassen. Ook merkte ik (toen ik de les even later terug pakte) dat de kinderen hadden nagedacht over wat we hadden besproken: B. vroeg zelfs, ‘wat als het kindje nu weg loopt en zijn naam helemaal niet zegt?’.

Hoe ging het verloop van de les?

Dat ging goed. De kinderen vonden het in het begin nog wel spannend en eng, ook merkte ik dat ze de namen nog niet goed wisten. Daarom heb ik het spel even gestaakt en nog een namenrondje gedaan.

Ik zelf heb alles voorgedaan, dit werkte erg goed. Ik merkte aan de kinderen dat ze behoefte hadden aan een voorbeeld: ze zaten me vol verbazing aan te staren.

Wat zijn volgende leervragen?

Ik ga er goed op letten of de kinderen het geleerde toe gaan passen in de praktijk. Dit doe ik door de lessen regelmatig terug te pakken en de kinderen positief aan te spreken op hun gedrag: “Wauw, wat goed, dat hebben we geleerd bij het namenspel!”

Reflectie activiteit 3

Heb ik het lesdoel behaald?

De kinderen hebben aandachtig geluisterd en hebben actief deelgenomen aan het kringgesprek waarin ze aan het denken zijn gezet.

(24)

Ik herhaal deze afspraken iedere keer wanneer we een nieuw kind in de klas krijgen. Ik let erop dat de kinderen deze afspraken na komen.

Reflectie activiteit 4

Heb ik het lesdoel behaald?

Ja, de kinderen hebben de drama oefening goed uitgevoerd. Niet ieder kind durfde toneel te spelen voor heel de klas, maar ze dachten we goed mee. Het mee denken en inleven was voor mij het belangrijkste aspect in deze activiteit, niet het neerzetten van een prachtig toneelstuk.

Hoe ging het verloop van de les?

Het verloop van de les was goed en duidelijk: de kinderen konden nog heel goed vertellen waar het verhaal over ging en welke afspraken we gemaakt hadden en waarom.

Het toneelspelen was even moeilijk, maar al snel verliep het erg soepel en wilden bijna alle kinderen het wel proberen. De kinderen die in de kring aan het kijken waren, dachten erg goed mee.

Wat zijn volgende leervragen?

Deze dramaoefening was erg leuk, ook de kinderen reageerden enthousiast. Dramalessen zal ik dus zeker vaker gaan geven!

Reflectie activiteit 5

Heb ik het lesdoel behaald?

Ik denk het wel: de kinderen die tot nu toe ingestroomd zijn hebben lekker mee gedraaid in de klas en hebben al veel contacten gelegd. Ook voelen ze zich steeds minder geremd om op klasgenoten af te stappen.

Tijdens de contactgesprekken met de ouders wil ik bij ze navragen hoe de kinderen school ervaren en of ze zich op hun gemak voelen.

Hoe ging het verloop van de les?

Ik vond het best lastig om voldoende tijd in te ruimen voor de nieuwe kinderen zodat ik contact met ze kon maken. Nu lukt het steeds beter om daar van te voren, bewust tijd voor in te ruimen. Ook raken de kinderen in de klas steeds meer gewend dat er wekelijks een nieuw gezicht in de kring zit.

Wat zijn volgende leervragen?

Ik blijf goed in de gaten houden dat ik aan alle kinderen evenveel tijd besteed en dat ik samen met de kinderen in het spel duik. Hier blijf ik bewust tijd voor inplannen.

Ook blijf ik om reflectie bij de ouders vragen: hoe gaat het thuis, hoe vindt hij het naar school gaan?

In alle activiteiten heb ik proberen te benadrukken dat alle kinderen verantwoordelijk zijn voor de sfeer in de klas: wij moeten allemaal aardig tegen elkaar doen, zo is het voor iedereen erg leuk en gezellig in de klas. Op deze manier probeer ik de verbondenheid te vergroten. De kinderen herhalen dit onderling regelmatig: “He! Wel aardig doen, anders is het niet gezellig!”

(25)

Conclusie en reflectie

Terugblik op het onderzoek

Wat heb je ontdekt over je onderzoeksvraag in theorie en praktijk?

Ik vond het opzoeken van informatie erg tegenvallen: ik had verwacht dat het makkelijker zou zijn om informatie in te winnen over het onderwijs en de opvoeding in China. Tijdens mijn literatuurstudie heb ik de bevestiging gekregen dat er zeer veel opvattingen zijn over geloof, het naleven van het geloof en het opvoeden van kinderen. Ook heb ik gezien dat in iedere opvatting en mening iets zit waarvan ik denk, ‘ja, daar ben ik het wel mee eens’.

Wat voegt de ervaring met de uitvoering van de activiteiten toe aan de inzichten die je hebt opgedaan?

Ik vond het erg prettig om te zien dat kleuters van nature al erg openstaan voor nieuwe mensen en nieuwe dingen, dit maakte het uitvoeren van de lessenserie al een stuk makkelijker. Ook waren de meeste kinderen in mijn klas erg nieuwsgierig naar de nieuwe kinderen.

Met de lessenserie heb ik willen bereiken dat de kinderen zich verbonden met elkaar voelen. Mijns inziens is dit goed gelukt! Ik kan nu genieten van een klas met twintig kinderen die een hechte groep is geworden. Een buitenstaander kan niet onderscheiden welke tien kinderen zijn gestart en welke kinderen later zijn ingestroomd.

Wat heeft dit onderzoek je geleerd over jezelf in de rol van leraar?

Ik heb geleerd dat, met de juiste begeleiding, het zeker mogelijk is om een nieuwe leerling de eerste schooldag als een warm bad te laten ervaren. Ook met de juiste voorbereiding is het voor mij als leerkracht zeker mogelijk kwalitatief goede contacten met leerlingen te behouden, mits ik hier bewust tijd voor inruim.

Wat betekent dit voor je verdere handelen?

Voor mij betekent het dat ik in de toekomst bewust tijd in plan wat ik met welke leerlingen ga doen om ze beter te leren kennen en om het contact te onderhouden. Wat is voor deze leerling laagdrempelig om te doen en wat nodigt uit tot gesprek?

Ook heb ik geleerd om de kinderen te laten nadenken en zich te verplaatsen in het gevoel wat een bepaalde situatie oproept. Ook heb ik geleerd om een les op een later moment terug te pakken, zodat de kinderen te tijd hebben gekregen om er over na te denken en er mee te kunnen werken.

Wat betekent dit voor de keuze die je hebt gemaakt voor de algemeen levensbeschouwelijke richting?

Ik heb gezien dat iedere wereldgodsdienst of cultuur zijn eigen opvattingen over opvoeding heeft die ik in de klas kan toepassen. Wanneer ik hier mij voldoende in verdiep en informeer bij de ouders, kan ik ook een kind wat niet uit onze cultuur komt zich thuis laten voelen, door middel van enkele, simpele, aanpassingen.

Hoe heb je aan je leervragen gewerkt?

(26)

Reflectie professionele identiteit

Ik voel me nu meer zelfverzekerd over mijn relatie met kinderen dan eerst. Ik kan nu beter contact met ze maken en hier voor mezelf meer structuur in aanbrengen.

De ouders van de kinderen geven aan dat de kinderen met erg veel plezier naar school gaan dat ze al vanaf het begin het erg naar hun zin hebben. Ze zijn erg tevreden over de omgang met de kinderen. Ze vertellen thuis enthousiast verhalen over de dingen die ze op school hebben gedaan.

Ik hoop dat dit contact maken met de kinderen meer als ‘natuurlijk’ gaat voelen voor mij: vooral in het begin had ik nog het gevoel dat ik mezelf nog veel moest forceren, omdat ik nog bij iedere stap die ik maakte na moest denken. Tijdens dit onderzoek heb ik 10 kinderen in de klas mogen verwelkomen: de eerste 4 gingen nog moeizaam voor mij, maar naar mate er meer kinderen kwamen, hoe makkelijker het voor mezelf werd. Ik heb er dus zeker vertrouwen in dat mijn leervraag, het minder forceren van het maken van contact en het opbouwen van een goede relatie, steeds beter wordt!

Dit verslag heeft bijgedragen aan mijn visie: ik vind het belangrijk dat kinderen zich al op dag 1 welkom voelen op de school, in de klas en bij de leerkracht. Op deze manier probeer ik de drempel zo laag mogelijk te houden en de schooldagen voor de kinderen zo leuk

mogelijk. Ook wil ik zo een hecht contact houden met de kinderen, zo kan ik de activiteiten optimaal aanpassen op hun belevingswereld.

Ook heb ik gemerkt dat voor mijn het Christelijke geloof vrij belangrijk is: ik geef de kinderen graag enkele verhalen uit het geloof mee, zodat ze hier kennis over de godsdienst uit op kunnen doen. De kinderen kunnen dan zelf beslissen of ze er in geloven of niet.

(27)

Geciteerde werken

Bouter, E. (2013). Levensbeschouwelijke vorming.

C., C. (1998). Martin Luther King; De autobiografie. Amsterdam: Uitgeverij Arena. Easwaran E., F. T. (1997). Ghanid: een biografie. Utrecht: Ankh-Hermes BV. Eddy Alkema, E. v. (2006). Méér dan Onderwijs. Assen: VanGorcum. Gezin Buitenland. (sd). Opgeroepen op maart 7, 2014, van Yurls: http://gezinbuitenland.yurls.net/nl/page/

Herpen, M. v. (2008). Duurzaam opvoeden en ontwikkelen. Apeldoorn: Garant.

Het Rijk. (sd). Grondwet en statuut. Opgeroepen op maart 13, 2014, van Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/grondwet-en-statuut/grondwet

Idema, E. (2012). Een wereld vol geloof: Basiskennis wereldgodsdiensten. Amersfoort: Kwintessens. Kleisen, A. (Regisseur). (2010). Boeddistisch opvoeden, wat is dat eigenlijk? [Film].

Kohnstamm, R. (2002). Kleine ontwikkelingspsychologie: het jonge kind. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

LBA; Landelijke Branchevereniging Antidiscriminatievoorzieningen. (sd). De landelijke vindplaats voor vragen, advies en klachten over discriminatie. Opgeroepen op februari 27, 2014, van Discriminatie.nl: https://www.discriminatie.nl/

Maas, M. (2011, Februari 23). Gesprek met Beijing - Opvoeden van kinderen. Opgeroepen op Maart 7, 2014, van gbtimes: http://nl.gbtimes.com/leven/gesprek-met-beijing-opvoeden-van-kinderen

Meilidezhongguo. (2014). China Informatie. Opgeroepen op maart 7, 2014, van Meilidezhongguo: http://www.meilidezhongguo.com/Word%20documenen/PDF%20bestand,%20Informatie%20China.pdf Mens en Samenleving. (2008, februari 11). De Amish: Het saamhorigheidsgevoel. Opgeroepen op maart 13, 2014, van Mens en Samenleving: http://mens-en-samenleving.infonu.nl/religie/14709-de-amish-het-saamhorigheidsgevoel.html

Mens en samenleving. (2008, februari 7). De Amish: onderwijs en huwelijk. Opgeroepen op maart 13, 2014, van Mens en Samenleving: http://mens-en-samenleving.infonu.nl/religie/14707-de-amish-onderwijs-en-huwelijk.html

Remmerswaal, J. (2004). Handboek groepsdynamica: een nieuwe inleiding op theorie en praktijk. Baarn: Uitgeverij Boom.

Schepper, J. d. (2006). Wat Christenen geloven. Tielt: Lannoo NV.

Stichting Max Velthuis. (2014, mei 9). Biografie. Opgehaald van Stichting Max Velthuis: http://www.maxvelthuis.org/biografie

Verhagen, F. (sd). Het geheim van de Amish. Opgeroepen op maart 13, 2014, van Amerika.nl: http://www.amerika.nl/achtergronden/samenleving/het-geheim-van-de-amish/

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

slaaptijden en wat het kind prettig vindt om zo de wenperiode voor zowel ouder als kind prettig te laten verlopen op de locatie. Hierbij wordt altijd gekeken naar het aantal

De vader geeft niet alleen iets aan de jongste zoon, maar ook aan de oudste.. Kijk maar,

Die vaardigheden, dus die een kind nodig heeft om met andere kinderen te kunnen spelen, in een groep ( klas, gezin, vriendenclub) te kunnen functioneren en, in het algemeen,

Het bijzondere van deze avond zit ‘m niet zozeer in de titel van bachelor of het getuigschrift wat je krijgt, maar veel meer in dat jullie vanaf vanavond bevoegd zijn om

Spelling: naar Basispoort >mijn klas > spelling op maat > kies de groep > oefenen > blok 6 > kiezen voor week 1 of 2 of 3 of 4 Taal: naar Basispoort > mijn

De meeste kinderen weten daarnaast aan te geven dat kindermishandeling ook nog andere aspecten heeft zoals 'iets doen wat het kind niet wil/niet leuk vindt' en

Online instructie via Hangouts (Google Meet) in 3 groepen, zie bovenaan dit bericht in welke groep je zit.. Bij deze lessen is wat extra ondersteuning en instructie heel fijn voor

• je kind zichtbaar op de foto staat (dit hoeft niet herkenbaar). • het duidelijk is om welke letter