• No results found

Wintertarwe en groenbemesting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wintertarwe en groenbemesting"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

maatregel is niet aan te bevelen. De opbrengst die behaald wordt met extra stikstof en toepassing van een halmverkorter ligt nauwelijks of niet

hoger dan van een onbehandeld gewas, dat dooi een juiste bemesting evenmin zal legeren.

Wintertarwe en groenbemesting

O. Hoekstra, PAGV

1. Inleiding

De uiteindelijke ontwikkeling van een in winter-tarwe gezaaide groenbemester hangt af van a) de vroegheid van zaai en van b) de mate waarin de ondervrucht tijdens de ontwikkeling van de win-tertarwe licht en vocht moet missen. Hoe vroeger er gezaaid kan worden-soms al in januari-des te langer de groenbemester kan profiteren van het dan nog open tarwegewas. Bij vroege zaai kan de ondervrucht zich beter ontwikkelen en meer re-serves verzamelen. Een bladrijk, lang groenblij-vend en daardoorlaatoogstbaargewas wintertar-we legt beperkingen op aan de overlevingskan-sen van de ingezaaide groenbemester.

Er is de laatste jaren in het onderzoek veel aandacht besteed aan het optimaliseren van fac-toren die de opbrengst van wintertarwe bepalen. Door rassenkeuze, stikstofvoeding, gewasbe-scherming en zaaizaadhoeveelheid optimaal op elkaar af te stemmen, zijn zeer hoge opbrengsten mogelijk geworden. Daarvoor is dan nodig een intensieve en langdurige benutting van beschik-baar daglicht door een gezond gewas. Maar de daaraan inherente grote lichtonderschepping ge-durende lange tijd is juist ongunstig voor de ondervrucht.

Zo is dan de vraag ontstaan of in dergelijke gewasbestanden de teelt van een groenbemester als ondervrucht met goede slagingskansen nog mogelijk is. Om deze vraag te kunnen

beantwoor-den is in vier teeltoptimalisatieproeven van win-tertarwe onderzoek verricht naar de slagingskan-sen van ondergezaaide groenbemester.

2. Onderzoeksobjecten

2.1 Invloed tijdstip van N-bemesting

In 1984 is in een N-bemestingsproef in wintertar-we (PAGV 1102) rode klaver gezaaid. De ont-wikkeling van de rode klaver werd gevolgd in de onderstaande twee stikstofobjecten.

Tabel 6 7 .

N-object N2 N4

Stikstofobjecten waar in 1984 in winter-tarwe rode klaver is gezaaid.

F3 45 135 kg N per ha F6/7 F9/10 totaal 60 45 150 60 45 240

In 1985 werd in een soortgelijke proef zowel rode klaver als grasgroenbemester Engels raaigras ingezaaid (PAGV 1335). Bij de twee onderstaande N-objecten werd de ontwikkeling in de groen-bemesters gevolgd.

Tabel 68. Stikstofobjecten waar in 1985 in

winter-tarwe rode klaveren Engels raaigras zijr gezaaid. N-object N8 N10 F3 80 40 F5 40 kg N per ha F6/7 F9/10 totaal 60 40 220 60 120 220

(2)

In beide jaren werd de lichtdoorlating van de wintertarwe tijdens het groeiseizoen gemeten en werd de opbrengst van zowel wintertarwe als de groenbemesters bepaald.

2.2 Invloed N-gift, ras en zaaizaadhoeveelheid

In 1984 en 1985 werd er bij twee wintertarweras-sen (Arminda en Okapi) en drie dichtheden (150, 325 en 500 zaden/m2) groenbemester ingezaaid; in 1985 werd daarbij bovendien de stikstofgift gevarieerd. In 1984 werd rode klaver als onder-vrucht ingezaaid, in 1985 rode klaver en Engels raaigras (respectievelijk PAGV 1103 en PAGV 1336).

Ook in deze proeven werd de lichtdoorlating van de wintertarwe tijdens het groeiseizoen gemeten en werd de opbrengst van de wintertarwe en de uiteindelijke bovengrondse produktie van de groenbemesters bepaald.

3. Resultaten

3.1 Invloed van tijdstip van N-bemesting

In 1984 werd de rode klaver eind april gezaaid en kwam spoedig boven. De wintertarwe werd begin september gemaaidorst. Door koud en nat weer ontwikkelde de groenbemester zich in het najaar van 1984 slecht.

In 1985 was er na de zaai van rode klaver en de grasgroenbemester Engels raaigraseind april een droge periode van twee weken, waardoor deze pas later tot kieming kwamen. De wintertarwe werd eind augustus geoogst. Er volgde een najaar waarin de groenbemesters zich goed konden ontwikkelen.

Uit figuur 11 is af te lezen dat in 1984 een beper-king van de vroege stikstofgift met 90 N heeft geleid tot een tarwegewas dat vanaf juni meer dan twee keer zo veel licht doorliet. De

uiteinde-% LICHTDOORLATING • N2 4 0 3 0 2 0 - 10-F3 F6/7 F9/1Q totaal 150 WINTER-TON/HA TARWE J _ 1 0 - 1 8 6 4 2 -O -1 korrel N4 N2

®

RODE KLAVER drogestof N2

D

N4

D

MEI JUNI JULI AUGUSTUS

rig. 11. A. Verloop van de lichtdoorlating in de tijd van wintertarwe (ras Saiga) en B. de produktie van

(3)

lijke korrelopbrengst van tarwe was 150 kg/ha lager, maar de bovengrondse drogestof-produk-tie van de rode klaver was twee maal zo hoog. Toch bleef de drogestofproduktie circa 70% ach-ter bij wat als normaal kan worden aangenomen (circa 3000 kg ds/ha). Daaraan hebben meege-werkt a) het late ruimen van de dekvrucht en b) de slechte groeimogelijkheden gedurende de herfst (koud, nat, weinig zon). Figuur 12 laat voor 1985 een soortgelijk beeld zien. Een verlating van de stikstofgift aan de wintertarwe liet in de voor de ondervrucht kritieke periode meer licht door. In

deze proef ging de tarwe uit het object met relatiel veel vroeg gegeven stikstof (N8) legeren Hierdoor was de korrelopbrengst van de winter-tarwe lager, evenals de uiteindelijke drogestof-produktie van de groenbemesters. Van Engels raaigras was deze iets hoger dan van de klaver maar met 1800 kg drogestof per ha bleef de grasgroenbemester nog ver beneden de maat Wanneer er eerder gezaaid had kunnen worden, zouden de groenbemesters zich beter hebben kunnen ontwikkelen. % LICHTDOORLATING F3 F5 F6/7 F9/10 totaal 10 WINTER-*I / H A TARWE 10-" korrel NIO NIO 4-• — i — 4-• r—

APRIL MEI JUNI

' — i r JULI AUGUSTUS RODE ENGELS KLAVER RAAIGRAS drogestof drogestof N10 I I N8

Fig. 12. A. Verloop van de lichtdoorlating in de tijd van wintertarwe (ras Obelisk) en B. de produktie van wintertarwe en de groenbemesters rode klaver en Engels raaigras bij twee stikstofgiften. PAGV 1335; 1985.

3.2 Invloed van ras, zaaizaadhoeveelheid en stikstofgift

Van de proeven PAGV 1103 ( 1984) en PAGV 1336 (1985) met een variatie in ras, zaaizaadhoeveel-heid en stikstofgift zijn van enkele objecten de lichtdoorlating van het hoofdgewas wintertarwe, de korrelopbrengst ervan en de produktie van de groenbemesters bepaald.

Figuur 13 biedt een overzicht van de invloed van twee zaaizaadhoeveelheden. Bij 500 zaden/m: (circa 200 kg zaaizaad/ha) was de opbrengst maai weinig hoger dan bij 150 zaden/m2 (circa 60 kg zaaizaad per ha). Het dichtere gewas liet echtei tijdens het gehele groeiseizoen minder licht door, waardoor de drogestofopbrengst van de rode klaver achterbleef.

(4)

i LICHTDOOBLATING WINTER-TARWE TON/HA k o r r e | K>» 0 > 0 -• 21 : ARMINDA, 150 zaden/m2 O 2 3 : . 500 - . 1 0 1 0 8 6 4 2

-MEI JUNI JULI -[ ' 1 0 -AUGUSTUS

2 3 21

®

RODE KLAVER drogestof

Q

2 3

:ig. 13. A. Verloop van de lichtdoorlating in de tijd van wintertarwe (ras Arminda) en B. de produktie van

wintertarwe en rode klaver bij twee zaaizaadhoeveelheden. PAGV 1103 ; 1984.

ri figuur 14 wordt voor 1985 de invloed van het ras vintertarwe op de uiteindelijke drogestof produk-ie van rode klaveren Engels raaigras

weergege-en. Arminda liet duidelijk meer licht door dan )kapi, bracht 400 kg/ha minder op, maar deed liteindelijk een betere produktie van zowel rode

laverais Engels raaigras ontstaan.

n figuur 15 wordt voor 1985 de invloed weer-legeven van twee verschillende stikstofgiften. !en wat lagere stikstofgift waarvan een groter

eel later werd toegediend (N2) leidde tot een vintertarwegewas dat iets meer licht doorliet, 00 kg minder korrel per ha opleverde, maar dat en veel hogere produktie van zowel rode klaver Is Engels raaigras mogelijk maakte,

'enslotte laten de figuren 16 en 17 voor 1985 het erband zien tussen de gemiddelde

lichtdoor-lating over juni en juli en de bovengrondse pro-duktie van respectievelijk rode klaver en Engels raaigras. Deze figuren zijn tot stand gebracht door een gezamenlijke verwerking van alle gegevens in 1985. Daaruit blijkt dat de drogestof produktie van beide groenbemesters afneemt bij minder doorval. Binnen het onderzochte traject van licht-doorlating is dit verband rechtlijnig.

Uit def iguren kan worden afgeleid dat rode klaver duidelijk gevoeliger is voor zwaardere gewassen, die minder licht doorlaten, dan Engels raaigras. In de besproken proeven werd ook het halmgetal bepaald. Zoals verwacht mocht worden blijkt het halmgetal per ras negatief gecorreleerd te zijn met de mate van lichtdoorlating.

(5)

% LICHTDOORLATING 50 40 30 20- 10-0 L. TON/HA WINTER-1 0 - , TARWE korrel Arm. Ok. APRIL MEI 8 6 4 2 -H ' 1 o-JULI AUGUSTUS RODE KLAVER drogestof Arm, ENGELS RAAIGRAS drogestof Arm. Ok. Arm, j —

DnUE

Fig. 14. A. Verloop van de lichtdoorlating inde tijd van wintertarwe en B. de produktie van wintertarwe en d< groenbemesters rode klaver en Engels raaigras bij twee rassen. PAGV 1336 ; 1985.

F3 F5 F6/7 F9/10 totaal • N2 50 30 60 40 180 O N4 110 0 60 40 210 TON/HA 1 0 - 1 8 6 4 2 -1 0 - " WINTER-TARWE korrel N4 N2

€>

RODE KLAVER drogestof N2 ENGELS RAAIGRAS drogestof N2 N4

UDsUC

Fig. 15. A. Verloop van de lichtdoorlating in de tijd van wintertarwe (ras Arminda) en B. de produktie var wintertarwe en de groenbemesters rode klaver en Engels raaigras bij twee stikstofgiften. PAG\ 1336;1985.

(6)

»ROGESTOFPRODUKTIE IODE KLAVER; KG/HA

0 0 0

1500

0 0 0

-5 0 0

GEM. LICHTDOORLATING

i g . 16. Invloed van de gemiddelde lichtdoorla-ting van wintertarwe over de maanden juni en juli op de drogestofproduktie van rode klaver. PAGV 1103 en 1336 ; 1985.

JROGESTOFPRODUKTIE ENGELS RAAIGRAS; KG/HA

2 0 0 0 1500 1000 5 0 0 - ><M-4.0 — 1 — 4.8 —r-5.6 —r— 6.4 - r7,2 - - r8.0 -- 1 8.8 GEM. LICHTDOORLATING

ig. 17. Invloed van de gemiddelde lichtdoorla-ting van winterlarwe over de maanden juni en juli op de drogestofproduktie van En-gels raaigras. PAGV 1103 en 1336 ; 1985.

Waarde van het onderzoek voor de

praktijk

Het doel van groenbemesters is in de eerste plaats de grond te voorzien van de benodigde hoeveelheid organisch materiaal. Verder schept de vochtonttrekking van de groenbemester in het najaar mogelijkheden voor ploegwerk onder dro-gere omstandigheden. In het bijzonder gras-groenbemesters vervullen indirect een belangrij-ke rol bij de bestrijding van dicotyle wortelonkrui-den. De aan de grasgroenbemester gegeven stikstof geeft deze onkruiden namelijk groei-im-pulsen, waardoor deze onkruiden efficiënter met groeistof zijn te bestrijden.

Voor een bedrijfszekere toepassing van gras-groenbemesters zal er naar moeten worden gestreefd om de lichtdoorval van de wintertarwe boven de 10% te houden. Zo'n bestand wintertar-we sluit voldoende laat, waardoor de groenbe-mester voldoende reserves kan verzamelen om te overleven. Daarvoor zal naar schatting 200-400 kg/ha moeten worden toegegeven op de kor-relopbrengst, afhankelijk van de dekvruchtwaar-de van het wintertarweras. Bovendien zal er zo vroeg mogelijk gezaaid moeten worden, wat bij toepassing van bodemherbiciden in het najaar in sommige gevallen niet zonder risico is.

De opbrengstderving van de wintertarwe meege-rekend komt een bedrijfszekere, goed geslaagde grasgroenbemester op circa ƒ 350,- per ha. Gras-groenbemesters moeten daarom doelgericht in het bouwplan worden opgenomen en worden gereserveerd voor situaties met een te verwach-ten meeropbrengst van het volggewas, bijvoor-beeld aardappelen met name op slempgevoelige grond.

In de praktijk wordt de teelt van (rode) klaver hier en daar nog met succes toegepast. Voor een bedrijfszekere teelt zal er iets meer dan bij gras-groenbemester moeten worden toegegeven op de tarwe-opbrengst, maar er behoeft geen stikstof te worden gegeven, zelfs kan er op stikstof aan het volggewas worden bespaard.

(7)

Stoppelklaver is een betere voorvrucht voor sui-kerbieten dan grasgroenbemester. Voor stop-pelklaver moet het land wel vrij zijn van wor-telonkruiden.

Samenvatting

In 1984 en 1985 werden in proeven, gericht op optimalisatie van de teelt van wintertarwe, groen-bemesters ingezaaid. Van een aantal objecten werd de lichtdoorlating van de wintertarwe en de drogestofproduktie van de groenbemesters be-paald. Daaruit is gebleken dat de keuze van het tarweras (dekvruchtwaarde), de zaaizaadhoe-veelheid en de stikstofgift naar hoogte en tijdstip

van toediening van invloed zijn op het meer o minder slagen van groenbemesters.

Minder zaaizaad en het later geven van stiksto doen een lager halmgetal ontstaan, wat eei gewas geeft dat meer licht doorlaat. Juist di hoeveelheid licht die een wintertarwegewa doorlaat in de maanden juni en juli is van over wegend belang voor de uiteindelijke drogestol produktie van de groenbemesters.

Rond de optimale zwaarte van een wintertar wegewas is de lichtdoorlating voor de onder vrucht van cruciale betekenis. Een iets sub-op timaal gewas wintertarwe schept meestal voordi ondervrucht voldoende gunstige condities. Rodi klaver is duidelijk gevoeliger voor een zwaa gewas dan Engels raaigras.

Project Inventarisatie Graanziekten

W. Stol, Nederlands Graan-Centrum

Van 1974 tot en met 1986 heeft er in Nederland een systematische inventarisatie van graanziek-ten plaatsgevonden. Deze inventarisatie werd sinds 1984 uitgevoerd door het PAGV in Lelystad. Voordien werd het onderzoek uitgevoerd door het CAD- Gewasbescherming en het Instituut voor Plantenziektenkundig Onderzoek.

Periodiek werden waarnemingen gedaan in prak-tijkpercelen wintertarwe, wintergerst en zomer-gerst. Behalve de periodieke ziektewaamemin-gen werden ook de door de teler verstrekte teelt-gegevens statistisch verwerkt. Op basis van de waarnemingen en de korrelopbrengsten werd getoetst of er in deze praktijkpercelen duidelijke interacties met f ungiciden, stikstof en zaaidatum aanwezig waren. Ten behoeve van het insti-tuutsonderzoek naar roest-fysio's en verminder-de gevoeligheid van oogvlekkenziekte en tarwe-meeldauw werd regelmatig een beroep gedaan

op de graanziekteninventarisatie.

De in de diverse rassen en regio's verzameldi gegevens zijn de basis geweest voor modificatie: van het EPIPRE-programma voor geleide bestrij ding van ziekten en plagen in zomer- en wintertar we. In de tabellen 69,70 en 71 is een meerjareno verzicht weergegeven met de waarnemingen vai de afgelopen jaren. Voor gedetailleerde informa tie wordt verwezen naar de PAGV-verslagen nrs 29, 48 en 58 waarin het onderzoek van 1984 t/n 1986 verslagen is.

Het onderzoek werd gefinancierd door de Stich ting Nederlands Graan-Centrum te Wageningen Het onderzoek werd begeleid door een begelei dingscommissie met vertegenwoordigers van di voorlichtingsdienst, instituten en het proefsta tion.

De resultaten van het inventarisatie-onderzoel werden verstrekt aan de leden van de werkgroei Graanziekten, kwekers, voorlichtingsdienst ei akkerbouwers.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Bereidt ondergronden voor volgens de gestelde kwaliteits- en productiviteitsniveaus, controleert het resultaat en lost tijdig problemen al dan niet in overleg met betrokkenen

Vakkennis en vaardigheden Competentie en component(en) Prestatie-indicator • * In relatie tot de branche waarin

De middeleeuwse vestingwer- ken, inclusief de Blauwe Toren, werden vervangen door moderne fortificatie met.. de Hollandse Waterlinie en in 1815 in de Nieuwe

A caudal epidural injection can provide anesthesia for standing surgery of the rectum, anus, perineum, tail, urethra, bladder, vulva or vagina of se- dated horses (Doherty

Niet alleen omdat ze nauwelijks deelnemen aan een politiek zeer relevant debat over veranderingen in onze wereld, maar ook omdat onderzoek naar globalisering kansen biedt

Er zijn even- wel zo weinig planten tot deze soort behorend beschikbaar, dat het heel moeilijk is de variabiliteit van deze en andere kenmerken te beoordelen.. elliptica

Hier zijn naast een flink aantal ruiende vogels ook veel jonge vogels geringd.. Het lijkt erop dat veel van de vogels uit Den Bosch ook in de directe omgeving van de

groen karakter op melk- veebedrijven in 2005 bij verschillende gemiddelde perceelsoppervlakten in de kleinschalige Nationale Landschappen Noordoost- Twente, Winterswijk,