23
Ervaringen met
populier
en
wilg op vuilstortterreinen
/
W.
PeetersR.B.L.,,De Dorschkamp", Wageningen
1
Inleiiling
Indien
men door het Nederlandse landschaprijdt
zal nu en dande
aandachtworden getrokken door
kunstmatige ophogingen opgebouwdmet
afvalprodukten van onze samenleving. Hoewel door de regionaliseringin
devuilverwerking het
aantalin
be-drijf
zijnde vuilstorten sterk vermindert, nemen de afmetingenvan de
vuilstortterreinen-
zowelin
hoogte als oppervlakte-sterk toe.
In
het verleden bleven vele stortterreinen braak liggenof
kregen een agrarische bestemming. Een ander gedeelte werd beplant. De soortkeuze werd daarbij bepaald door de beplantingin
de omgevingof
doorwat
toevallig aan soorten voorhanden wasof
als geschikt werd geacht. Vaak werd gesteld: als het maar groen is enniet
meer als stort herkenbaar is.De
inzichten hier-overzijn
-
vooral
in
de laatste15
jaat-
duidelijk
gewijzigd. De sterke toename van het vuilaanbod deden de benodigde aan-slag op deruimte
voor stortterreinen fors toenemen. Schattingenvoor
de
toekomstlopen uiteen
van
150-300 ha/jaar.
Herge-bruik
van
deze terreinenis
door gebrek aanruimte
een nood-zaak.Door ligging, vorm en kwaliteit
is
agrarisch gebruik Foto1
lVilg
('Liempde') acht jaar na aanleg. Direktin
uail geplant meí oaeflaegend o*d.e samenstelling, goed. beuortelbaar tot 60 à 70 cm dieprc.meestal beperkt.
Als
bouw-of
industrieterceinzijn
srorten on-geschikt o.a.in
verbandmet
sterk korroderende eigenschappen van hetvuil
en gasonrwikkeling.De
meeste vuilstorten worden danook
geheelof
gedeeltelijk beplant. Vaak worden ze opge-nomenin
groenzonesof
rekreatieobjekten.De
kennisvan
de mogelijkhedenvoor
beplanten
van
afgewerkte storrterreinen was aanvankelijk gering. Daarom is ,,De Dorschkamp"in
1967 begonnenmet
de aanleg van proefbeplantingen op dezeterrei-nen.
De
eerste resultatenzijn
recentelijk
beschrevenin
een samenvattendartikel
genaamd,Beplantingen
op
vuilstortter-reinen".*
In
dit
artikel
worden bovendien algemenerichtlijnen
gegeven voor de aanleg van beplantingen op vuilstortterreinen. Gezien de ervaringen metwilg
en vooral populier op vuilstort-terreinenis het
nuttig
hieraanin
een afzonderlijkarrikel
aan-dacht
te
besteden.Naast
enige gegevensuit
eerder genoemd artikelwordt
op enkele aspekten nader ingegaan waarbij tevens enkele recente gegevenszijn
vermeld.*
Verschenen als mededeling no. 188 van ,,De Dorschkamp". Foto2
lYilg
('Liempde') zeoen jaar na aznleg. Geplant op een hleiige aÍdeklaas aan ca.70 cm d.ikte op ttast recent a*il.24
populier
'Robusta' zwatte elsberk (zachte en scherpe) inlandse eik
groveden lijsterbes
douglas,
populier'Gelrica', vlier
es, veldiep, inlandse vogelkers, schietwilg
witte
abeel, esdoorn, krent, meidoorn (één- entweestij
lige), veldesdoorn
acacia, beuk, Am. eik, linde, vuilboom
grauwe abeel, balsempopulier, Cors. den, witte els, hazelaar, kardinaalsmuts, Jap. lariks,
popu-lier'Heidemij',
Gelderse
roos,
trilpopulier,Am. vogelkers
2
Onderzoek enresultaten
2.1
Keuze aan deproefletànen
Reeds
bij
de aanleg
van de eerste
proefbeplantingenin
1967 was het duidelijk dat de opbouw enafwerking van
de storten grotendeels bepalend waren voor de mogelijkheden voorbeplan-tingen.
Bij
de keuze van de proefterreinenis er
daarom naar gestreefdde
belangrijksteverschillen
in
vuilsamenstelling en verwerkingswijzen totuiting
te laten komen. Een grove indelingkon
worden gemaaktin
oude (overwegend vanvóór
ca. 1960) en meer recente vuilstortterreinen (vanna ca.
1965). Naast de aarden
wijze
vanverwerking van
het
afval waren vooral de
aard van de eventuele afdekgrond, dewijze van
opbrengen en dedikte van
de afdeklaag bepalendvoor
de keuze,ligging
en opzet van de proefobjekten.Uit
de resultaten van een landeliike inventarisatie,** uitgevoerdin
1969, vanin
vroegere iaren aan-gelegde beplantingen op vuilstortterreinen kwamduideliik
naarvoren
dat
in
het
verledenveelvuldig gebruik
is
gemaakt van populier en vooral van 'Robusta', zie onderstaand overzicht.Houtsoort
of
ras Aantal malenvan vootkomen
2.2
ResultaienBij
het vaststellen
van
de resultatenis
uitgegaanvan
de gege-vens betreffendede slaging
(op
grond
van
uitvalpercentage), jaarlijksevitaliteit en
de
hoogtegroei.De vitaliteit is
gewaar-deerd aan de hand van bladbezetting, bladkleur en bladgrootte, en de gemiddelde lengtegroei van de bovenkroon en van de ge-zondheid.Tabel
1 geeft een overzicht van de slaging onder verschillende bodemomstandigheden.Bij
vergelijking van de
slagingvan populier en
wilg ten
op-zichte van andere boomsoortenbij
rechtstreeksin
hetvuil
plan-ten,blijkt
dewilg
meer problemenbij
de aanslag
te geven dan depopulier. Op het doorgaans
grovere recentevuil
ondervond dewilg
-
ondanksde
zandbijmenging-
meer problemen dan op het oudere vuil. Toch was de slaging op beide bodems beter danvan
zwarte els en eik. Verderblijkt
dat
bij
de populier debalsempopulier'Androscoggin'
wat
meer aanslagproblemen had dan de klonen van de zwarte populier'7,eeIand' en 'Dorskamp'.Van de
beproefdesoorten was
de
slaging
bij
populier
het grootst.\7ordt
geplant
in
een aÍdeklaag, aangebracht
op
vastvuil
van recente samenstelling, danblijkt
depopulier eveneens
een hoog slagingspercentage te hebben, zowelbij
toepassing van eenkleiige als
zandige afdeklaag.De
verschillen tussen de klo-nen warenhierbij
gering. Opvallend is het hoge slagingspercen-tageop
klei
van
wilg
(p1 %o) zekerin
vergelijking met es en
esdoorn (70 resp.58%).Iíel
bleek navijf
jaar dat het sterfte-percentagebij
de dunne afdeklagen({
30cm)
bij wilg
sterker was toegenomen danbij
populier nl. van13 naar
40% bij
wiIS
en vanIJ
naat 27% bij
populier.In
de proeÍbeplantingen is tijdens de vegetatieperioden jaarlijks deontwikkeling
van de houtsoorten gevolgd.Daarbij is vooral
gekekennaar
de
bladstand (bladbezetting,kleur en
grootte), naar de reaktieop
dloogteperioden e.d. Gebleken is dat depo-pulier een
groot aanpassings- en herstellingsvermogen heeft. Op de vuilstortterreinen doen zich veel problemen vooralin
de eer-ste jaren naafwerking
voor.Zo
komt het
nogal eensvoor dat
plaatselijk wateroverlast ontstaatdoor sterk
verdichte lagenin
de ondergrond.Door
de snelheid waarmee depopulier diepere
wortels vervangt door een uitgebreid oppervlakkig wortelstelsel,kan de
soort zich handhaven waar andere soorten, bv. esdoorn,het
spoediglaten
afweten. rJ7elis
daarbij
het
blad
de
eerstejaren vaak
licht
enklein. Deze toestand
doet zich ookvoor
in-dien de bodemvrij
vast enpuinrijk
is. De populier weet zichin
zo'n situatie te herstellen door geleidelijk door te dringenin
deondergrond.
Toch
blijkt
depopulier
op
een dergelijke bodem kwetsbaarte
zrjn
tijdens langdurige droogte
met
als reaktie
bladverkleuring en veel voortijdige bladval.Dit
laatste verschijn-selblijkt op
de vuilstortterreinen-
ook
bij
gunstiSer bodem-omstandigheden-
bij
populier
vrij
spoedigop te
treden.In
omstandighedenwaarbij es, eik en iep weinig
of
niet reageren
vertoontpopulier,
maarook
wilg,
voortijdige
bladval.In
geenvan de
proefbeplantingenleidde
dit
tot
insterving
of
totale sterfte, een verschijnsel dat zich wel voordeedbij
bv. esdoorn en zwarte els maar ookbij
wilg
op dunne afdeklagen. Soms nam degroei
in
het daaropvolgende
jaar wataf
en bleef de kroon watijler
waarna de bomen zich goed herstelden.De groei van
wilg
en populier is weergegevenin
figuur
I
t/m4.
Ter
vergelijking
is
somshet
groeiverloopvan
enkele andere houtsoortenin
defiguren
opgenomen.Bij
vergeiijking van
degroei van
wilg
op overwegend oudvuil (fig.
1)
met die oP een**
Een samenvatting hiervan is verschenen als mededeling no. 112 van,,De Dorschkamp". 19 17 11 10 8 6 5 4
)
2 1Schietwilg
is weinig
aangeplant.In
het
toegepaste sortiment voor de proefbeplantingen is daarom naast 'Robusta' een aantal andere populiereklonen en de schietwilgekloon 'Liempde'opge-Tabel
1
Slagingspercentage,l) tuee jaar na inplanten.Soort c.q. kloon direct
in vuil
geplant
in
afdeklaag op recentvuil
geplantkleiige
zandige afdeklaag afdeklaag recente sa-menstelling met zand-biimenging Populier 'Robusta' 'Teeland' 'Dorskamp' 'Oxford' 'Ándroscoggin' Schietwilg 'Liempde' Zwarte els Es Esdoorn Zomereikr)
Uitgedrukt in procenten van het oospronkelijk aantal planten.2) Na een iaar,2e jaar ingeboet.
vuil
met
vuil metover-
overwegend samen-wegend oude;
48 92 84 5 96 95ï
77 848l
95 94 86;
5) 70 t8 28 100 95 85 47 1r 70 67 29Hoogte (m) r-!- 32 - P.rZeeland' -x-x- r{ilgrLiempde' -.-.- esdoorn -" -a- eik ... boniteitslijn 'lt Hoogte (m) 7 b + + +
'í,'"z
+ + /+ ,tt/ -x-x- wilg'Liempde' -. -. - esdoorn -+- +- zwarte els -o-o- es Tjaren na laanleg 169 '70 '11 '72 '13 'l\ ,/!-katenderjaar-'6! Fig. 1 Direkt geplant in a*il met o1)erwegend o*de samen$elling70 ,71 '72 '73 '7\ '75 '76 '77 '78 '79 ',80
'8t Fig.2
Geplantin
kleiige afdehlaag op ailil odil rccente sdmenstelliflg.Hoogte (m) ut 2 Hoogte (m) It -32 5 4 _ - - P.rDorskampr - P.'Zeelandl --- P, r0xford' ... boniteitslijn - - - P.rDorskampr - P. 'Zeeland' -. -. -. P. rAndroscogg in' "".'"boniteitslijn _ jargl na aanleg -'70 '71 '72 '73 '1\ '75 '76 '77 t78 - kalenderjaar - t72 '73 '7\ '75 '76 '77 '78 '79 '80
Fig. 3 Geplant in zandige afd.eklaag op u*il tan recente samenrrelling. FiS. 4 Geplant in atail uan teceflte samerzstelling met zandbijntenging kleiige afdeklaag op
vuil
van meer recente samenstelling(Íi5.2)
blijkt
dat dewilg
na acht jaar op de kleiige afdeklaag slechts dehelft
van de hoogteop
oudvuil
heeÍtbereikt nl.
4,80m resp.
9,30
m. Dat de
vochtvoorzieninghierbij
eenbelangrijke rol
speeltblijkt
onder meeruit
hetvrij
vlakke verloop van de groei-kurve tijdens de drogejarcr''75
en'76
(7 resp.8
jaar na aanleg) en het herstel vanaf het 10e jaar door een regelmatiger neerslag-verdelingin die
jaren.Zoals
uit
degroeilijn
blijkt
ondervindt depopulier minder
problemen tijdens droge perioden (7,50 m na 8 jaar). Onder gunstige omstandigheden zal dewilg
duidelijk boven de esdoornuitkomen
zoalsook
blijkt uit fig.
1.Op de
kleiige
afdeklaagblijft
dewilg
echter grotendeels beneden het niveau van esdoorn.In
fig.3
en 4 is op verschillende ,,bodems" een groeivergelijking tussen enkele populiereklonen weergegeven.De
beplanting in
fig.
3 heeft zichontwikkeld
op een ondergrond van vastgeredenvuil
van
recente samenstelling waarop een afdeklaagv^Í
z^n' dige teelaarde is aangebracht.De
beplanting ondervond plaatse-li.ik veel hinder van stagnerend water, vanmoeilijk
doorwortel-bare te vastgereden zonesin
hetprofiel
van de afdeklaag en van de geringe bewortelingsdieptebij
dunne afdeklagen.De
figuur
geeft een gemiddeld resultaar
van
de hoogtegroei.Na
eenaan-vankelijk
betere groei van de 'Dorskamp' ren opzichrev^n'Zee-land'verloopt
de groei van beide klonen daarnavrijwel
parallel,terwijl
de'Oxford'
op een wat lager niveaublijft
dan 'Zeelard'. De populierblijkt
zich op de bodemin
fig. 4duidelijk
beter te ontwikkelen.Het
mengselvan
vuil
van
recente samenstellingmet
zandig materiaalmet
een
vrij
losse opbouw,maakt
een goedeontwikkeling
mogelijk.Vergelijk
bv. de hoogte yan'Zee-land' na 8 jaarin
fig.3
en 4 met resp. 9,70m
en 12 m. Ookin
fig. 4 loopt de groei van'Zeeland' en'Dorskamp'vrijwel
parallelen
blijft
de
balsempopulier 'Ándroscoggin'hierbij wat
achter. Opvallend isin
beidefiguren
de invloed vanhet
drogejaar'76
op
het vedoop van
de groei.In
fig. 4
washet
herstelin
'77 echter sneller danop
de zandige afdeklaagin
frg. 3.
Om een
indruk
te krijgen van het groeiniveau van de populierin
de ver-schillende groeiomstandighedenzijn
in
Íig. 2
t/m
4
boniteits-lijnen
ingetekend.Een boniteitslijn geeft
het
verloop van
de hoogtegroeiin
relatietot
deleeftijd
weerbij
een bepaald groei-niveau.Het
verloop van dezelijnen
is zowel afhankelijk van dekloon
alsvan
de
groeiomstandigheden (bodem,klimaar
e.d.).Duidelijk
blijkt uit
de figuren het lage groeiniveau op de kleiigeafdeklaag (ca. S-24), de
vrij
goede groei op de zandige afdeklaag (S-32), en de opvallend goedeontwikkeling
op het mengsel van zand envuil
(S-40).Tot
slot
is in
tabel2
een samenvatting gegevenvan
de eersteresultaten
onder
verschillende groeiomstandighedenvan
wilg,populier en
-
ter vergelijking-
van els, es, esdoorn en eik. De klassifikatie is gebaseerd op de gegevens betreffende de slaging, jaadijksevitaliteit
en hoogtegroei.Uit
het
overzichtblijkt
datvan de
verschillende soortenniet
onder
alle
omstandigheden gegevens beschikbaar zijn. Toch isin
zijn algemeenheid een
vrij
goed beeld verkregenvan de
ontwikkelingsmogelijkheden van de soorten. Hoewelbij
populier de kloonverschillen somsduide-lijk tot uiting
kwamenin
de mate van gevoeligheid voor wind (bladnecrose, kroonvorming e.d.), zonnebrand en problemenbij
de aanslag, washet resultaat
per kloon
gemiddeid goedin
deonderzochte periode. De soort bleek betrekkelijk weinig eisen te
stellen
aande
aardvan
bodemmateilaalen de
bewortelbare diepte.Met
het oog op de ontwikkeling op wat langere termijn dient echter voldoende ,,zekerheid" te worden ingebouwdin het
profiel
(bodemmateriaal en bewortelingsdiepte).De wilg
bleek meereisendte zijn
dan depopulier.
De
grotere gevoeligheid voor vochttekort,vooral
in
de eerste jaren na het planten, speeldehierbij
een grote rol.3
DiskussieDe
gegevens van de beplantingenop oudere
stortterteinen zijnniet zonder
meer vergeiijkbaarmet die van de nieuwere.
Vuil-samensteliingen
verwerkingswijzezijn
zeer verschillend. Ookbij
demin of
meer vergeiijkbare terreinen hebbenzich veelal
onverwachteof
ongewenste omstandigheden voorgedan,
waaÍ-door
de
resultatenvaak
uiteenlopen.Bij
de
interpretatie van
de resultaten dientdit
duidelijk
voor ogen gehouden te worden. De periode waalover de proeven lopen, ook op de oudere stort-terreinen, is voor beplantingenbetrekkelijk kort. De konklusies
hebben dus een voorlopig karakter en kunnenniet zondermeer
naar de toekomst worden doorgetrokken.Het is nog
niet bekendin
hoeverre verschillende soorten-
vooral op wat oudere
leef-tijd
-
zullen reageren op uitzonderlijk hardewind of
extreem droge perioden. De droge jarcn 1.915 en 1.976 toonden reeds dat verschillende soorten,ook
op
geschikt
geachte groeiplaatsen, droogteschade ondervonden.Uit
de
waarnemingenbleek
dat de
verdichting
van het
vuil
meestal zodamg was, dat doorwortelingtot nu
toe nauwelijks
heeft plaatsgevonden en naar verwachting een intensievedoor-worteling ook
niet
plaars zaI vinden.Bij
eenpioniersoort
alspopulier
bleek dat deze na enige jaren doordrongin
aanvanke-lijk
te vaste lagenin
de afdeklaag.De vraag
doet zichvoor
in hoeverre de wortels op den duur toch kans zienin
hetvuil
doorte
dringen.Dit
kan
zowel een positieve als een negatieve in-vloedop
deontwikkeling
van de beplanting hebben(verbete-ring
van de vocht- en voedselvoorziening resp. opname van on-gewenste, mogelijkgiftige
stoffen).In
een aantal proefbeplantingenzijn
enige jaren bladmonster-analyses uitgevoerd om de eventuele invloed van hetvuil
op de chemische bladsamenstellingna
te
kunnen
gaan.Duidelijke
oveÍmaats-of
gebreksverschijnselenin
relatiemet
hetvuil
zijn echter nogniet gekonstateerd,
ookniet
op plaatsen waar recht-streeksin
hetvuil
geplant was of waar slechts een dunne afdek-laag aanwezig was.De
samenstelling en verwerkingswi'1ze van hetvuil zijn
de af-gelopen 10à
15jaar
niet
sterk veranderd.Doorworteling van
hetvuil
zal nauwelijksmogelijk zijn. Een
beplanting zal geheelafhankelijk
zrjn van de kwaliteit en dikte van de afdeklaag.Het
isniet
waarschijnlijk datin
de nabije toekomst een andere me-thode van beplanten zal moeten worden gevolgd.Foto
3
Populier ('Robasta') eaen oad en op dezelfde bodem als deuils
bij Íoto 2.De
belangrijkse zakenbij
de aanleg van beplantingenop
vuil-storten
zijn
thans voldoende bekend.Op
grond
daarvan kan worden gesteld dat geen grote fouten kunnen worden gemaaktindien
bij
de aanlegvan
beplantingenop
vuilstortterreinen derichtlijnen
worden gevolgd zoals beschrevenin
dein
deinlei-ding vermelde mededeling
no. 188.De
oudste beplantingen zullen zo langmogeiijk
als observatie-objekten worden gevolgd. Verschijnselendie
pasna meerdete
jaren optreden kunnen dan worden waaïgenomen.Een van de zaken die
in de toekomst aandacht dienen te
krijgen,hetzij
binnen
de bestaande proeÍbeplantingen,hetzij
in
nieuw aante leggen
objektenof in
andere beplantingenop
vuilstort-terreinenis
o.a. heteffekt
van pioniersoorten(populier,
wilg, e.a.)op
de
bodemstruktuuren
doorwortelbaarheid, mede met het oog op een tweede generatie beplanting.tl
Konklusies
-
Oudevuilstortterreinen
kunnenmet
suksesworden beplant
mits
de toplaag vanhet
vuil
een gunstige samenstelling heeft,weinig
kunststoffen bevat,
eenredelijk
percentage organisch materiaalheeft
en
eventueel gemengdis mer
wat
zanden/of
klei. De
toplaagdient
eenvrij
losse opbouwte
hebben zodat doorwortelingtot
minimaal 80 à 100 cm dieptemogelijk is.
De ontwatering moet goed zijn. De beste resultaten werden bereikt metwilg,
populier, es en esdoorn.Indien de
bewortelde laag goed van samenstelling maar vange-ringe dikte is,
dan
is
een zeertijdige
dunning
noodzakelijk, vooralbij
populier en
wilg, in
verband metwindworp
en kon-kurrentie.-
Op
vuilstortterreinenmet
vuil van
overwegend recentesa-menstelling waarvan ongeveer de helft bestaat
uit
humeus zand en waarvan de opbouw losis
(bewortelbaartot
minimaal 80
à100 cm) is een goede ontwikkeling mogelijk van populier.
\7ilg
voldeedin
deze situatie minder goed.-
Vuilstortterreinen die bestaanuit
voor beplantingen overwe-gend ongunstig mateiiaal met relatief veel kunststoffen, weinigFoto
4
Popalier ('Zeeland') aijí iaar nd dznleg. DireÈt geplant ina*il
met oaenaegend. recenre samenstelling met zantlbijrnenging, Goed. door-utortelbaar,organisch materiaal
en
zonder zandbijmenging,die
bovendien met z:vlaaÍ materieelzijn
bewerkt, bieden alleen mogelijkhedenvoor
beplanting
indien
een voldoendedikke
afdeklaag wordt aangebracht en de afwatering goed is.De
afdeklaagdient
goed doorwortelbaa'Íte
zljn en mag daarom geen abrupte overgangenin
samenstelling en vastheid bevatten (o.a.in
verband met groei-stagnatie enwindworp). Het
sortiment moet afgestemdzijn
opde
aardvan
het
afdekmateriaal(zand
(grof
of
Íijn), of
klei, zuurgraad, organische stofgehalte, leem-of
lutumgehalte enz.).Indien
meereisende sooÍten geplant moeten worden,moet
dekwaliteit
van
de afdeklaag hiervoor voldoendezijn
of
zodanig Tabel2
Samenuatting einàresthaat proefbeplantingen.t)Foto
5
Popalier ('Zeeland.') eaen oad. en op een ttergelijkbare boàemals popalier oP Íoro 4, echter met
arij
aeel oastgereden painrijkmate-riaal in d.e borcngrond.
worden aangepast dat aan deze eisen tegemoet
wordt
gekomen. Een afdeklaag vanc^.1 m
dikte
geeft voldoende garantie voor een goedeonmikkeling
van
opgaande beplantingen,ook
over langere termijn.Populier voldoet zowel op een
kleiige
als op een humeusezan-dige
afdeklaag.I7ilg
alleenindien
dekleiige
afdeklaag ca. 50 cmof
dikker
was.De
droge jaren 1975en
1976 leerden reeds datbij
populier
enwilg vrij
veel vervroegde bladval tijdens langdurige droogte kan optreden op plaatsen waarin
andere jaten zich geen problemen voofdoen. ++ ++ ++ ++ + + + + + + Populus 'Robusta' 'Tcelanà')
nonulier 'Dorskamp' 'Oxford' 'Ándroscoggin'Salix alba 'Liempde' schietwilg 'Liempde' zwarte els 3) Alnus glut.inosa Fraxinus excelsior Àcer pseudoplatanus Quercus robur es esdoorn zomereik ++ ++ + ++ + + + + ++ ++ ++ + +
+')
|\,
++' +2) ++ ++ ++ ++ ++ + + + ++ + + ++ ++ ++ + + + ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ 75-100 50-75 3 0-50 tot 30 75- 100 to-7 5 30-t0 tot 30 7 5-1 00 t0-7 5 l0-50 tot 30 75-100 50-7 5 l0-50 tot 30 rn cm Soort of kloon zrndige aÍdeklaag kleiige afdeklaagvuil met overwegend recente samenstelling met zandbijmenging
vuil met overwegend oude samenstelling
in afdeklaag in recent vuil geplant
direkt in vuil geplant
1) Gemiddelde waardering. Verklaring:
** :
goed,+ :
matig,-
:
slecht.2) Resultaat ongunstig beïnvloed door andere dan standplaatsfaktoren (o.a. mshanische beschadiging) 3)