• No results found

Het bodemonderzoek in Donk in 1984

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het bodemonderzoek in Donk in 1984"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ARCHAEOLOGTA BELGICA I- 1985- 2, 51-52

L. VAN IMPE, P. STROBBE & P. VYNCKIER

Het bodemonderzoek in Donk in 1984

Nadat we tijdens de opgravingscampagne in 1983 met enkele grote proefsleuven een kleine begraafplaats uit de Romeinse periode gelokaliseerd hadden, koncen-treerden we in 1984 gedurende een 7 maanden durende campagne onze aandacht op de zone tussen deze begraafplaats en de elkaar opvolgende Romeinse neder-zettingen, die al eerder ca. 200 tot 350 m meer in westelijke richting blootgelegd werden. Toen bij het afschaven telkens weer vuursteenartefakten en -afsla-gen voor de dag kwamen werd met kleine en regelmatig aangelegde dieptesonderingen nagegaan of er van een oudere bewoningshorizont -ouder dan de Bronstijd -nog voldoende elementen restten. Toen dit binnen een kleine zone wel degelijk het geval bleek, deden we een beroep op het Labo voor Prehistorie van de Katholieke Universiteit te Leuven voor het verdere detailonderzoek (cf. p. 13-16).

Heel de sektor, die in 1984 onderzocht werd, is overdekt met paalsporen en kuilen, die praktisch alle uit de IJzertijd dateren. Romeinse bewoningssporen zijn als zodanig niet direct aanwijsbaar. Het probleem waarmee we in Donk al sinds jaren worstelen, namelijk de onduidelijke onderlinge samenhang der paalsporen,

* Opgravingen uitgevoerd dank zij de medewerking van de Ministeries van Tewerkstelling en Arbeid en van Begroting, en van het Gemeente -bestuur van Herk-de-Stad (B.T.K.-projekt).

1 IJzertijdaardewerk op de bodem van een kuil.

stelt zich ook hier weer opnieuw. We blijven er bijgevolgvan uitgaan dat bij de eeuwenlange bewerking van de velden en voor een deel ook tengevolge van de erosie het grootste deel van de minder diep in de bodem ingewerkte delen van de woningen, stallingen en werkplaatsen vernield werd. Door de aanwezigheid van talrijke en bijwijlen rijkelijk van aardewerk voor-ziene kuilen weten we dat we in een sektor bezig zijn die voor bewoning in gebruik was. Het viel op dat in enkele kuilen meer met 'Marne'-keramiek verwante vormen voorkwamen dan elders, zodat hier ook mogelijk een sektor van de nederzetting gelokaliseerd is, die nog in de Vroege IJzertijd en op de overgang naar de Midden IJzertijd gedateerd kan worden (fig. 1 ). Verder kunnen we nog enkele haardstrukturen vermelden. Een dezer, rechthoekig van vorm en ca. 3 op 1,40 m groot, was bijzonder omdat de kuil aan een der smalle zijden

uitgediept was ; in deze verdieping stond nog de onderste helft van een grote voorraadpot - of kook-pot(?)-in situ(!) met ernaast een kleine beker. De dikke houtskoollaag die heel de kuil vulde was in de pot afgegleden. Naast de kookpot lag tussen de houtskool en de as een grote hoop kleine eivormige keien, die alle verbrand waren. Heetgestookt in het vuur, werden deze waarschijnlijk gebruikt bij het opwarmen van

vloeibare gerechten. Nadat de haard buiten gebruik

(2)

L. VA !MPE, P. STROBBE & P. VY CK!ER / Het bodemonderzoek in Donk in 1984 52

3 Doorsnede van een brandafvalgraf uil de Romeinse periode. geraakte werd hij verder dichtgegooid met grote fragmenten van aardewerk (fig. 2). Uit de vulling van deze haard werden vrij veel gerstkorrels uitgezeefd1

• De aanwezigheid van een aantal brokstukken van wrijf- en maalstenen in kuilen in dezelfde buurt kan een aanwij-zing zijn voor een min of meer gekoncentreerde aktiviteit binnen de nederzetting, die op de verwerking van graan- en landbouwgewassen in het algemeen betrekking heeft. Dit gegeven dient echter verder onderzocht.

Duidelijke gebouwsporen die in de Romeinse periode te dateren zijn, kunnen in deze sektor niet aangewezen worden. Na de vondst van de enkele graven in 1983 koesterden wij de hoop grotere delen van dezelfde begraafplaats vrij te kunnen leggen. Deze verwachting werd niet ingelost. Wat we wel terugvonden waren enkele andere bijzettingen, die blijkbaar geen uitstaans hebben met de vorige groep. Tot hiertoe gaat het om 8 kleine brandgraven. Telkens gaat het om eenvoudige brandrestengraven in kleine gemiddeld 60-70 cm metende ondiepe kuiltjes. Enkele leverden veel houts-kool op. Maar alle bevatten slechts een zeer kleine hoeveelheid aan krematieresten (fig. 3). Enkele van de bijgaven zijn echter niet oninteressant. Een der graven leverde kleine verbrande fragmenten van een geverniste beker, enkele on bestembare scherfjes van handgemaakt aardewerk, randstukjes en een stuk van een standring van een bronzen beker(?), versmolten stukjes brons en tenslotte een reeks verbrokkelde en door de hitte van het vuur vervormde stukken van een benen kam (fig. 4: 1). Praktisch alle stukjes, waarbij er zijn met de aanzet van de tanden, met nietgaten en met restanten van ijzeren nieten, zijn versierd met zgn. Kreisaugen. Een

ander graf leverde enkele versintelde randscherven van een potje met uitbuigende lip en kraaglijst (fig. 4: 3); de gebruikte kleiaarde gelijkt sterk op deze die voor de aanmaak van het 4de-eeuwse handgemaakte aardwerk werd benut2. In een andere bijzetting vonden we naast enkele kleine scherfjes een wandfragment, versierd met

l In het kader van een studieprogramma aan het !.P.P. te Amsterdam verwerkt de heer A. Vanderhoeven de uitgezeefde zadenmonsters uit Donk. iel alleen hemzelf maar ook de direktie van het !.P.P. danken

wij voor hun gewaardeerde medewerking.

2 Van lmpe 1983, 88-92, fig. 14: 26-38 en 16.

parallelle kanneluren, waarin vaag een zgn.

Ahren-muster voorkomt (fig. 4 : 2). Een laatste graf had als

bijgaven een grijs verbrand bodemstuk van een beker en heel wat bodemstukken en wandscherven van een handgemaakte pot (fig. 4 : 4). Deze laatste, choco-ladebruin van kleur, is gemaakt uit een met organisch materiaal en verbrand bot (?)verschraalde kleiaarde en de wand is versierd met eerder vlakke vingertop-en nagelindrukken.

Aangezien de aanwezigheid van Romeins op het wiel gevormd aardewerk in enkele van de bijzettingen op ondubbelzinnige wijze elk verband met een der voor-historische bewoningshorizonten uitsluit en er enige gelijkenissen merkbaar zijn tussen dit handgevormde en het eerder ontdekte 'Germaanse' aardewerk in de kleine Laat-Romeinse nederzetting, menen wij dat er hier van een band tussen nederzetting en begraafplaats sprake kan zijn.

BIB LlOG RA FIE

V A IMPE L. 1983 : Het oudheidkundig bodemonderzoek in Donk (Gem. Herk-de-Stad) l 977-1982. In : Miscellanea Archaeo-logica in honorem H. Roosens, Archaeologia Belgica 255, Brussel, 65-94.

VAN lMPE L., STROBBE P. & VYNCKIER P. !984: Romeinse nederzetting en begraafplaats te Donk: het onderzoek in 1983. In:

Conspeellts MCMLXXXJ/1, Archaeologia Belgica 258. Brussel,

79-82.

U_d

<f~

b]

[)

1

",...,..

0

~

G

7

i

0~

~

D

~

I

~

:·a

,.

•' •' 2 4

ICi

I

@

~~

3

\j

_

_/

4 Vondslen uil de Romeinse brandafvalgraven (aardewerk S. 1/3;

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In en direct buiten het huis is veel meer terra sigillata aangetroffen dan in de nederzetting als geheel (tabel 32).43 Daarbij moet wel opgemerkt worden dat er in totaal

Overzicht van de aangetroffen vissoorten (aan-/afwezigheid) en het totaal aantal soorten op de verschillende locaties bemonsterd in 2014 en 2015 (‘+’ betekent elektrisch,

Code: de letters voor het eerste cijfer geven de code van de locatie (zie Tabel 1), het eerste cijfer verwijst binnen de locatie naar een bepaalde waterloop; E staat voor

In totaal vingen we maar liefst 18 soorten: zeebaars, vetje, snoekbaars, snoek, rietvoorn, pos, paling, kolblei, karper, giebel, brasem, brakwatergrondel, bot,

Het model STONE (Samen Te Ontwikkelen Nutriënten Emissiemodel) is gezamenlijk ontwikkeld door DLO, RIVM en RIZA. De ruimtelijke indeling en de hydrologie worden niet met het model

Op het Groot Schijn alleen al werden zeven soorten gevangen: paling, riviergrondel, blankvoorn, kleine modderkruiper, driedoornige en tiendoornige stekelbaars en

Met de huidige stand van aardewerkkennis was begin jaren ’90 al meteen duidelijk geweest dat de vicus op Ockenburgh tot laat in de 3 de eeuw en zelfs nog wel later intensief

Over de aard en herkomst van het aardewerk was de belangrijkste constatering dat binnen het gedraaide aardewerk zo’n 60 tot 80% werd ingenomen door twee aardewerkcategorieën die