Twee laat-middeleeuwse mallen in ceramiek
uit Aalst (prov. O.-Vl.)
1
Walter De Swaef & Marnix Pieters
1 Lokalisatie van de besproken archeologische vondsten. Location of t h e a r c h a e o -logical finds. 1 Een bijzonder w o o r d van dank voor Prof. Dr. F. Verhaeghe, voor de mede-werking bij het tot stand komen van deze bijdrage.
Bij een kleine noodopgraving in 1 9 8 6 uitgevoerd rechtover de hoofdingang van de Sint-Martinuskerk te Aalst (fig. 1: b ; L a m b e r t c o ö r d i n a t e n : 1 8 0 . 8 8 n o o r d / 126.9 l o o s t ) werden verschillende laat-mid-deleeuwse sporen aangesneden w.o. een aantal kuilen. Eén van deze kuilen bevatte naast grote hoeveelheden laat-middeleeuws grijs aardewerk ook een mal in ceramiek. Uit de laag die deze kuil afdekte werd een tweede mal gerecupereerd. De jongste vond-sten die in associatie met deze mallen ge-vonden werden dateren uit de 15 de eeuw, waarschijnlijk zelf uit de tweede helft van de 15de eeuw. H e t betreft meer bepaald een gebuikte beker uit Siegburg en ver-schillende wandscherven van Rijnlands steengoed met zoutglazuur. D e overweldi-gende meerderheid van het materiaal stamt
echter uit de 14de eeuw. Twee mijten van Lodewijk van Nevers ( 1 3 2 2 - 1 3 4 6 ) ver-schaffen een terminus post quem.
D e mallen (fig. 2-3)
Beide mallen zijn vervaardigd uit grijs reducerend gebakken aardewerk. Een eer-ste (fig. 2 ) , ovaal van vorm (1. 7 cm ; br. 5 cm, h. 4 c m ) , vertoont in negatief de af-beelding van een gestileerde b o o m met een ingewerkte lelie. Een cilindrisch handvat met lichtjes verdikt uiteinde geeft dit objekt het uitzicht van een stempel.
De tweede (fig. 3), min of meer rond (diam. 9 c m ) , vertoont in negatief het aangezicht van een persoon met sterk ge-fronst voorhoofd. Deze mal, met meer reliëf dan de eerste, verwijst ongetwijfeld wat het gebruik betreft naar het m e t de hand indrukken van een materie in de mal. H e t handvat is langgerekt ovaal in door-snede (3.5 x 1.2 cm) en de buitenzijde van de mal is vóór de bakking bijgewerkt met een mes. Deze mal is verder gekenmerkt door een verzorgde afwerking en getuigt van een hoge artistieke vaardigheid.
Deze mallen werden waarschijnlijk ge-bruikt in het pottenbakkersbedrijf bij het versieren van ceramiek. A r g u m e n t e n hier-voor vinden we in de vondstkontekst en in het vergelijkingsmateriaal.
Een gebruik voor het merken van eet-waren schijnt ook mogelijk, maar zowel de
W. D E SWAEF & M. P I E T E R S
vorm als het materiaal maken dit minder waarschijnlijk. Voor het merken van brood bijvoorbeeld werden in Frankrijk houten of loden vormen gebruikt waarvan de afdruk gedeponeerd werd bij een officiële instan-tie 2.
V e n d s tkontekst
Een gedeeltelijk misvormde laat-mid-deleeuwse kruik 3 werd aangetroffen op
een belendend perceel (fig. 1: a). H e t be-treft een kruik in grijs reducerend gebak-ken aardewerk (fig. 4 ) , met een maximale hoogte van 23.2 cm, waarvan de hals tij-dens het bakken in de schouder is gezakt. Deze laatste vertoont iets lager ook n o g een deuk.
Enkele duidelijk overbakken scherven van recipiënten in grijs aardewerk, werden gerecupereerd tijdens een werfcontrole in de Sluierstraat (fig. 1: c, Lambertcoördi-naten: 180.44 n o o r d / 1 2 6 . 8 7 oost).
Tenslotte zijn er n o g enkele elementen op de vindplaats zelf van de mallen die naar het pottenbakkersbedrijf verwijzen: brok-ken allochtone klei en enkele aan mekaar gebakken tegels.
Bij dit alles dient wel opgemerkt te wor-den dat geen enkele vondst kan hard maken dat pottenbakkersactiviteiten in de onmid-dellijke omgeving van de vindplaats wer-den uitgevoerd. H e t betreft enkel een reeks convergerende aanduidingen. O o k moet met de mogelijkheid rekening gehouden worden dat sommige 'misbaksels'toch n o g als tweede of derde keus werden verhan-deld.
Vergelijkingsmateriaal
Bij de opgraving door de stadsarcheo-logische dienst van B r u g g e langs d e Potterierei (Sint-Leocollege) werd een rechthoekige stempel (7.7 x 5.9 x 1.3 cm) in oranjerood baksel aangetroffen 4. Langs
de Potterierei bevindt zich de 13de eeuwse pottenbakkersindustrie van Brugge s.
De niet versierde zijde van de stempel t o o n t de aanzetten van een rolrond oortje. De andere zijde, oorspronkelijk volledig geglazuurd, vertoont een wafelmotief, be-staande uit 7 rijen van 6 vierkantjes. D e aanwezigheid van glazuur op dit voorwerp laat vermoeden dat het niet werd gebruikt
2 Laat-middeleeuwse
mal uit Aalst. Sch. 2:3.
Late medieval mould from Aalst. Scale 2 : 3 .
•--^icSi'ö-"--2 Desportes 1987, 59. 3 Met dank aan Mevr. B. Adrianssens De Smet en aan de HeerJ.Beeckman.vinder-eigenaar, voor de bereidwil-lige medewerking aan het onderzoek.
4 Met dank aan H . De Witte, stadsarcheoloog van Brugge, die bereidwillig deze niet gepubliceerde informa-tie ter beschikking stelde. 5 Jacobs & Verhaeghe 1980; De Witte 1987.
3 Laat-middeleeuwse
mal uit Aalst. Sch. 2:3.
Late medieval mould from
Aalst. Scale 2:3. >
6 De Kleyn 1 9 8 6 , 2 2 2 . 7 Verder bevinden zich twee mallen, eveneens af-komstig van de Potterierei, in de collectie M. De Mees-ter-Hillewaert,Brugge (mon-delinge informatie Prof. Dr. F. Verhaeghe, waarvoor onze dank). 8 Hillewaert 1992, 122-1 2 3 . 9 O o s t & A c k e r m a n s 1988. 10 Verhaeghe 1989. 11 Verhaeghe 1 9 8 9 , 3 7 , 4 1 , 4 8 & 4 9 . 4 Laat-middeleeuwse
mistakken kruik uit Aalst. Sch. 1:3.
Late medieval ill-firedpitcher from Aalst. Scale 1:3.
bij het bewerken van klei. Zowel mallen als stempels o m ceramiek te versieren zijn immers steeds uit ongeglazuurde klei. Deze is poreus, waarschijnlijk met de bedoeling het vocht uit de klei die in de holtes gedrukt wordt, te absorberen. Wegens de grote morfologische gelijkenis met de objekten uit Aalst is dit voorwerp echter wel weer-houden 7.
Eveneens te Brugge, in de Zwijnstraat, werd in het voorjaar van 1990 een halve mal in aardewerk gevonden in een bakste-nen afvalput uit de periode 15de-eerste helft 16de e e u w8. In negatief is een
mannehoofd met platte hoed en haar in 'page-snit' afgebeeld.
Te Antwerpen, in de Korte Ridder-straat, werd te midden van pottenkersafval uit de 14de-15de eeuw, een bak-v o r m in r o o d a a r d e w e r k en m e t de afbeelding van een Christushoofd aange-troffen 9.
Een gebruik van mallen is geattesteerd bij het hoogversierd aardewerk, een bij-zondere categorie uit de 13de-eerste helft
14de eeuw 10. D e met mallen vervaardigde
v e r s i e r i n g b e t r e f t s c h e l p e n , n o p j e s , druiventrosjes en anthropomorfe motie-ven. Deze laatste zijn ofwel kleiner (2.5 tot 3.5 cm) dan de Aalsterse mal, ofwel in een architecturaal kader geplaatst1 1.
Bij zgn. 'Bourgondische' stempeltegels werd zoals de naam aanwijst, de versiering
W. D E SWAEF & M. P I E T E R S
vanaf de 13de eeuw vervaardigd met be-hulp van h o u t e n stempels. Deze zijn echter meestal in positief o m een negatief te beko-men in de tegel I2. Dit negatief werd
nader-hand opgevuld met andere klei.
Te Siegburg is het gebruik van matrij-zen voor het aanbrengen van versieringen op ceramiek nawijsbaar vanaf 1400 13. Een
ganse reeks matrijzen en patrijzen uit ate-liers van Siegburg zijn gekend voor de 16de
en vroege 17de eeuw 14. Deze vertonen
echter minder relief dan de mallen uit Aalst. Van het pottenbakkerscentrum Raeren zijn eveneens ceramieken mallen gekend uit de 16de-17de eeuw 15.
Een baggervondst uit de Dijle te Meche-len 16(fig. 5) en een ISdeeeuwsesierschotel
uit O c h t r u p 17 (Nederland) tenslotte tonen
beide een aangezicht dat sterk gelijkend is op dit van de mal uit Aalst. Bovendien illustreert de Mechelse vondst duidelijk het met de hand indrukken van klei in de mal. De roetsporen aan de achterzijde van het ceramiekfragment verwijzen voor wat de functie van dit voorwerp betreft naar een vuurstolp.
Besluit
D e mallen bevinden zich in een kuil uit de tweede helft van de 15de eeuw. Gezien de grote hoeveelheid materiaal uit de 14de eeuw is een datering in de 14de eeuw voor deze vondsten eveneens mogelijk.
Beide mallen h o u d e n hoogstwaarschijn-lijk verband met pottenbakkersactiviteiten in Aalst. Zowel de vondstcontext als het
vergelijkingsmateriaal pleit hiervoor. Een precieze lokalisatie opgeven voor deze acti-viteiten is niet mogelijk. De onmiddellijke omgeving van de vermelde vindplaatsen (fig. 1 a-c) is «/»Wori niet uit te sluiten, maar is wat de ligging betreft nogal moeilijk. Deze terreinen bevinden zich immers bin-nen de oudste stadskern 18. Bovendien blijkt
uit recent bronnenonderzoek dat de post-middeleeuwse pottenbakkers te Aalst, die waarschijnlijk teruggaan op laat-middel-eeuwse antecedenten, in de periferie van de laat-middeleeuwse stad gelegen waren 19
(fig. 6 ) .
5 Mechelse baggervondst
uit de Dijle. Sch. 2 : 3 .
Potsherd dredged from the Dijle in Mechelen. Scale 2 : 3 .
6 Schematische voorstelling van de
stadsont-wikkelingvan Aalst (naar Callebaut 1983:237) met aanduiding van de verschillende fasen in de stadsontwikkeling (A, B, C), de vindplaats van de mallen (1), het Belfort (2) en de zone waar post-middeleeuwse pottenbakkers zijngeattesteerd
(zone met streepjeslijn).
Schematic representation of the expansion (A, B, C) of the town of Aalst (after Callebaut 1 9 8 3 : 237) with indication of the findspot of the moulds (1), the 13th century belfry (2) and the area where in post-medieval times potters were active (zone with dashes).
12 N o r t o n 1 9 8 2 . 13 Hahnel 1987. 14 Ruppel, 1 9 9 1 ; Reineking Von Bock 1 9 8 6 , 2 2 1 -2 -2 3 .
15 Hellebrandt 1967, 15-17; Mayer 1 9 6 7 , 179. 16 Met dank aan F. De Buyser, die bereidwillig deze vondst ter beschikking van het onderzoek stelde. 17 De Kleyn 1986, 131 18 Callebaut 1 9 8 3 . 19 Onuitgegeven informa-tie van de Heren W. Vernaeve en D . D ' h e r t , waarvoor onze dank.
H o e w e l n o g g e e n a a r d e w e r k g e k e n d is d a t versierd is m e t d e Aalsterse m a l l e n , t o n e n e n k e l e v o n d s t e n t o c h a a n d a t d e r g e -lijke relatief g r o t e a a n g e z i c h t e n g e b r u i k t w e r d e n o m c e r a m i e k t e v e r s i e r e n . SUMMARY 2 0 T w o L a t e M e d i e v a l E a r t h e n w a r e M o u l d s f r o m A a l s t ( p r o v i n c e o f E a s t -F l a n d e r s ) I n 1 9 8 6 , a small r e s c u e e x c a v a t i o n in t h e c e n t e r o f t h e t o w n o f Aalst, r e v e a l e d a r u b -b i s h p i t o f t h e 1 5 t h c e n t u r y t o g e t h e r w i t h lots o f 1 4 t h c e n t u r y finds a m o n g s t w h i c h w e r e t w o c o i n s from L o u i s o f N e v e r s ( 1 3 2 2 -1 3 4 6 ) . T h e finds i n c l u d e d t w o m o u l d s in greyish e a r t h e n w a r e . T h e a r c h a e o l o g i c a l c o n t e x t a n d similar finds s u g g e s t t h e s e o b j e c t s t o b e d e c o r a t i n g t o o l s for p o t t e r y . T h e first s h o w s t h e n e g a t -ive i m a g e o f a t r e e w i t h a n i n t e g r a t e d lily, t h e s e c o n d a n e g a t i v e r e p r e s e n t a t i o n o f a h u m a n face. BIBLIOGRAFIE
CALLEBAUT D . 1983: De topografische groei van Aalst of hoe een Zelhof een gebastioncerde stad werd. In: Miscellanea archaeolojjica in
honorem H. Roosens, Archaeologia Belgica 2 5 5 ,
Brussel, 227-249.
D E KLEYN J. 1986: Volksaardewerk in
Neder-land sedert de late middeleeuwen, Lochem.
stadsarcheolqgisch onderzoek 1977-1987, Brugge,
1-42.
H A H N E L E . 1987:SiegburgcrSteinzeug-Formen und Entwicklung - Teil 1. In: HAHNEL E . (red.), Siejfburger Steinzeug, Koln, 119-297.
HELLEBRANDT H . 1967: Raerener Steinzeug. In: HELLEBRANDT H . & MAYER O . E . (red.),
Raerener Steinzeug, Aachen, 7-162.
HlLLEWAERT B . 1992: Archeologisch onder-zoek te Brugge. Aktiviteitenverslag 1989-1991,
Het Brugs Ommeland 3 2 - 1 / 2 , 122-123.
JACOBS M . & V E R H A E G H E F . 1980: Laat-middeleeuws pottenbakkersafval op de Potte-rierei te Brugge, Het Brugs Ommeland20-2,79-95.
MAYER O . E . 1967: Fünfzehn Jahre Grabun-gen im Raerener Land. In: HELLEBRANDT H . & MAYER O . E . (red.), Raerener Steinzeug, Aachen, 163-200.
NORTON C . 1982: Les carreaux de pavage de la Bourgogne médiévale, Archéolojjia 165, 35-45.
OOST T . & A C K E R M A N S J. 1988: Middel-eeuwse pottenbakkersafval opgegraven aan de Korte Ridderstraat, Kultureel Jaarboek van de
stad Antwerpen 1987, 37-39.
REINEKING VON BOCK G. 1986(3):
Stein-zeug, Koln.
RUPPEL T . 1991: Z u m Herstellungsverfahren der Modeln für Verzierungsauflagen von Sieg-burger Steinzeug. In: KORTE-BÖGER A. & HELLENKEMPER G. (red.), Eine Siegburger
Töpferwerkstatt der Familie Knütgen, Koln,
85-9 1 .
DESPORTES F . 1987: Le pain au Moyen Age, Paris.
D E WITTE H . 1987: Tien jaar stadsarcheologisch onderzoek 1 9 7 7 - 1 9 8 7 . Resultaten. In: D E
WITTE H . (red.), Brugge onder-zocht. 10 jaar Calais, 19-113.
V E R H A E G H E F . 1989: Lacéramiquetrèsdécorée
du bas moyen age en Flandre. In: BLIECK G. (red.), Actes du colloque de Lille (26-27 mars
1988). Travaux du Groupe de recherches et d'études sur la céramique dans le
Nord-Pas-de-20 Met dank aan Prof. Dr. F. Verhaeghevoorde Engelse vertaling.