• No results found

Het effect van de ziekte van Parkinson op conversatievaardigheden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van de ziekte van Parkinson op conversatievaardigheden"

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HET EFFECT VAN DE ZIEKTE VAN

PARKINSON OP

CONVERSATIEVAARDIGHEDEN

Aantal woorden: 21186

Tilde Crevels en Marie Vermeire

Studentennummer: 01509532 en 01505181

Promotor(en): Prof. dr. Miet De Letter

Copromotor(en): Drs. Evelien De Groote, Prof. dr. Annelies Bockstael

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Logopedische wetenschappen Academiejaar: 2019 – 2020

(2)
(3)

Voorwoord

Deze masterproef vormt de uitdagende afsluiter van onze opleiding ‘Master of Science in de Logopedische Wetenschappen’. Gedurende onze bachelorjaren groeide onze interesse voor de diagnose en behandeling van neurogene spraak- en taalstoornissen. De les waarin het begrip ‘conversatieanalyse’ aan bod kwam en uitvoerig besproken werd, vonden we beiden zeer interessant. We waren dan ook verheugd met het onderwerp van onze masterproef.

Deze masterproef kon echter niet tot stand gebracht worden zonder de hulp van een aantal personen. In bijzonder gaat onze dank uit naar onze promotor prof. dr. Miet De Letter en copromotoren drs. Evelien De Groote en prof. dr. Bockstael voor de nauwe samenwerking, uitstekende begeleiding en constructieve feedback.

Daarnaast willen wij graag de personen met de ziekte van Parkinson, de gezonde controlepersonen en de conversatiepartners van beide groepen bedanken voor hun tijd en deelname aan dit onderzoek.

Ten slotte bedanken wij onze ouders, vrienden en familie voor hun steun en advies gedurende deze twee masterjaren.

(4)
(5)

Abstract – Nederlands

Achtergrond: De ziekte van Parkinson (PD) tast zowel motorische als cognitief-linguïstische functies aan, met complexe communicatieproblemen tot gevolg. Deze wijzigingen op vlak van communicatie hebben een directe impact op participatie in alledaagse conversaties.

Doelstelling: Deze studie heeft als doel het effect van PD na te gaan op de conversatieprincipes beurtnemen en actievorming tijdens een conversatie tussen een persoon met PD en een vertrouwde conversatiepartner (CP).

Methode: De proefgroep bestond uit acht personen met PD en acht gematchte gezonde controlepersonen (HC’s). Eerst werden de cognitie, de depressieve symptomen, het gehoor en de fysische, functionele en psychosociale impact van de spraak van de proefpersonen nagegaan aan de hand van screeningstesten en vragenlijsten. Voor de personen met PD werden aanvullend het ziektestadium op de H&Y schaal en de motorische functie aan de hand van de UPDRS-III bepaald. Vervolgens werd de spraakproductie van de proefpersonen geobjectiveerd door middel van een gestandaardiseerde spraakverstaanbaarheids-beoordeling en akoestische parameters. Als laatste werden de proefpersonen samen met een vertrouwde CP gefilmd tijdens het voeren van een conversatie. De conversaties werden getranscribeerd volgens de instructies van Jefferson (2004). Vervolgens werden de conversaties tussen de personen met PD en hun CP’s uitgebreid geanalyseerd en vergeleken met de conversaties tussen de HC’s en hun CP’s.

Resultaten: Objectieve metingen van de motorische spraakproductie toonden geen significante verschillen aan tussen personen met PD en de HC’s. In conversaties tussen de personen met PD en hun CP’s werden zowel voor beurtnemen als voor actievorming drie categorieën gedetecteerd waarbij afgeweken werd van de normale conversatiestructuur. Het merendeel van deze categorieën kwam tevens voor in de conversaties tussen de HC’s en hun CP’s. Specifiek voor het principe beurtnemen, leek het onverwacht beurtnemen in conversaties tussen personen met PD en hun CP’s de vlotheid van een conversatie te verhinderen. Dit door het voorkomen van ‘silent hesitations’ en bevestigingen door de CP. In conversaties tussen de HC’s en hun CP’s faciliteerde dit onverwacht beurtnemen echter de vlotheid van een conversatie. Personen met PD en hun CP’s namen frequenter gelijktijdig beurt omdat een van de partners onbedoeld de ander selecteerde om beurt te nemen. Daarnaast trad er bij personen met PD frequenter spraakoverlap op wanneer een partner een poging deed tot herstel. Ook leken personen met PD binnen het principe actievorming meer nood te hebben aan vroegtijdige interferentie van hun CP om hun actie te ondersteunen. Acties werden meer afgebroken door personen met PD en door problemen met spraakverstaanbaarheid slaagden personen met PD er niet altijd in om een actie correct op te bouwen.

Conclusie: Dit onderzoek toont aan dat PD zorgt voor moeilijkheden op vlak van beurtnemen en actievorming binnen een conversatie. Geobserveerde spraak- en taalproblemen bij personen met PD tijdens conversatie lijken te zorgen voor een mindere vlotheid en een grotere afhankelijkheid aan hun CP waardoor de nood aan ondersteuning groter is.

(6)

Abstract – Engels

Background: Parkinson's disease (PD) affects both motor and cognitive-linguistic functions, resulting in complex communication problems. These communication changes directly affect participation in everyday conversations.

Objective: The aim of this study is to investigate the effect of PD on the conversation principles of turn-taking organization and action formation during a conversation between a person with PD and a familiar conversation partner (CP).

Method: The trial group consisted of eight persons with PD and eight matched healthy controls (HCs). First, the cognition, the depressive symptoms, the hearing and the physical, functional and psychosocial impact of the subjects' speech were assessed using screening tests and questionnaires. For the persons with PD, the disease stage on the H&Y scale and the motor function were additionally determined on the basis of the UPDRS-III. Subsequently, the subjects' speech production was objectified by means of a standardized speech intelligibility assessment and acoustic parameters. Finally, the subjects were filmed together with a familiar CP while having a conversation. The conversations were transcribed according to the instructions of Jefferson (2004). Subsequently, the conversations between the persons with PD and their CPs were extensively analyzed and compared with the conversations between the HCs and their CPs.

Results: Objective measures of motor speech production showed no significant differences between persons with PD and the HCs. In conversations between the persons with PD and their CPs, three categories were detected for turn-taking organisation and action formation, divergent from the normal conversation structure. Most of these categories also occurred in the conversations between the HCs and their CPs. Specifically for the turn-taking principle, unexpected turn-taking in conversations between individuals with PD and their CPs seemed to prevent the fluency of a conversation. This by preventing silent hesitations and confirmations by the CP. However, in conversations between the HCs and their CPs, this unexpected turn-taking facilitated the fluency of a conversation. Persons with PD and their CPs more often took turns simultaneously because one of the partners unintentionally selected the other to take turns. In addition, for persons with PD, speech overlap occurred more often when a partner attempted repair. Next, within the action formation principle, persons with PD seemed to need more early interference from their CP to support their action. Actions were aborted more by persons with PD and due to problems with speech intelligibility, persons with PD did not always succeed in building an action correctly.

Conclusion: This study shows that PD creates difficulties in terms of turn-taking organisation and action formation within a conversation. Observed speech and language problems in persons with PD during conversation seem to reduce the fluency and enlarge dependence on their CP, increasing the need for support.

(7)

Inhoudsopgave

INLEIDING ... 10

CONVERSATIEANALYSE ... 11

CONVERSATIEANALYSE BIJ PERSONEN MET PD ... 12

DOEL EN ONDERZOEKSVRAGEN VAN HUIDIG ONDERZOEK ... 13

METHODE... 14 1. PROEFPERSONEN ... 14 2. PROCEDURE ... 16 2.1. Anamnese ... 16 2.2. Screeningstesten en vragenlijsten ... 16 2.3. Spraakproductie ... 17 2.4. Onderzoek conversatievaardigheden ... 17 2.4.1. Transcriptie ... 19

2.4.2. Analyse conversaties personen met PD ... 19

2.4.3. Vergelijking conversaties HC’s ... 20

2.5. Statistische analyse ... 20

RESULTATEN... 21

1. SPRAAKKENMERKEN ... 21

2. BEURTNEMEN BIJ DE PERSONEN MET PD ... 25

2.1. Onverwacht beurtnemen ... 26

2.1.1. Onverwacht beurtnemen door de persoon met PD ... 26

2.1.2. Onverwacht beurtnemen door de CP ... 28

2.2. Gelijktijdig beurtnemen ... 30

2.2.1. Onbedoelde AS ... 30

2.2.2. Het natuurlijk conversatieritme ... 32

2.3. Een poging tot herstel ... 32

2.3.1. Een poging tot herstel door de CP ... 32

2.3.2. Een poging tot herstel door de persoon met PD ... 33

3. ACTIEVORMING BIJ PERSONEN MET PD ... 35

3.1. Vroegtijdige interferentie ... 37

3.1.1. Vroegtijdige interferentie door CP ... 37

3.1.2. Vroegtijdige interferentie door persoon met PD ... 39

3.2. Afbraak van een actie ... 41

(8)

3.2.2. Afbraak van een actie door persoon met PD ... 42

3.2.3. Afbraak van een actie door overlap ... 45

3.3. Persoon met PD kan actie niet correct opbouwen ... 46

4. BEURTNEMEN EN ACTIEVORMING BIJ DE HC’S ... 48

4.1. Beurtnemen bij de HC’s ... 48

4.1.1. Onverwacht beurtnemen ... 48

4.1.2. Gelijktijdig beurtnemen... 49

4.1.3. Een poging tot herstel ... 51

4.2. Actievorming bij de HC’s ... 51

4.2.1. Vroegtijdige interferentie ... 51

4.2.2. Afbraak van de actie ... 54

4.2.3. Niet correct opbouwen van een actie. ... 54

DISCUSSIE ... 56

1. SPRAAKKENMERKEN ... 56

2. BEURTNEMEN ... 57

3. ACTIEVORMING ... 59

4. STERKTES, VERBETERPUNTEN EN SUGGESTIES VOOR VOLGEND ONDERZOEK ... 61

CONCLUSIE ... 64

REFERENTIES ... 65

BIJLAGEN ... 69

BIJLAGE 1:NOTATIEMETHODE VAN JEFFERSON (2004). ... 69

BIJLAGE 2:CODESYSTEEM BEURTNEMEN EN ACTIEVORMING. ... 70

BIJLAGE 3:BEWIJS VAN GOEDKEURING DOOR HET ETHISCH COMITÉ. ... 71

(9)
(10)

Inleiding

De ziekte van Parkinson (PD) is een neurodegeneratieve ziekte die zowel motorische als cognitief-linguïstische stoornissen kan veroorzaken, wat een basis vormt voor de communicatieproblemen bij personen met PD (Smith & Caplan, 2018). Deze neurodegeneratieve ziekte werd in 1817 voor het eerst beschreven door James Parkinson. Naar schatting ontwikkelen negen op de tien personen met PD communicatieproblemen (Miller et al., 2007). Deze kunnen reeds aanwezig zijn in het beginstadium van PD of pas in een later stadium voorkomen (Miller, 2017). Wijzigingen op vlak van spraak en taal hebben een directe impact op de deelname aan conversaties (Miller, Noble, Jones, & Burn, 2006). Inzicht verwerven in de functionele of alledaagse communicatie van personen met PD is belangrijk. Dit gezien spraak- en taalproblemen het zelfvertrouwen om te spreken en de participatie binnen sociale interactie aantasten, wat kan leiden tot sociale deprivatie en een vermindering van levenskwaliteit (Miller, 2017). Functionele communicatie is een structureel gebeuren (Sidnell & Stivers, 2012) en verwijst naar het geheel van interacties die personen met elkaar hebben (Smith & Caplan, 2018).

In deze inleiding worden vooreerst kenmerken van personen met PD op vlak van spraak en taal in conversatie opgelijst. Vervolgens wordt de impact die deze kenmerken hebben op vlak van pragmatiek en psychosociale aspecten besproken.

Hypokinetische dysartrie komt frequent voor bij personen met PD, dit kan zorgen voor spraakproblemen tijdens conversatie (Smith & Caplan, 2018).Uit onderzoek naar het aspect fonatie tijdens conversatie blijkt dat personen met PD een significant lagere spreekintensiteit (Dykstra, Adams, & Jog, 2015; McCaig, Adams, Dykstra, & Jog, 2016), een significant lagere spectrale range (Rosen, Kent, Delaney, & Duffy, 2006) en een significant kortere duur van stemloze consonanten of consonanten van een lage intensiteit kunnen hanteren in vergelijking met gezonde controlepersonen (HC’s) (Rosen et al., 2006). Dit laatste zou verklaard kunnen worden door het onvolledig afsluiten van het spraakkanaal tijdens de fonatie van de consonanten, waardoor dalingen in intensiteit uitblijven (Rosen et al., 2006). Als gevolg van een hypokinestische dysartie hebben personen met PD vaak een verminderde spraakverstaanbaarheid (Adams, Dykstra, Jenkins, & Jog, 2008). Personen met PD scoren significant lager voor conversationele spraakverstaanbaarheid wanneer er een relatief laag niveau van achtergrondlawaai aanwezig is (Dykstra, Adams, & Jog, 2012). Het feit dat hypofonie het primaire spraakprobleem was bij de personen met PD in deze studie, zou deze resultaten kunnen verklaren.

Bovendien zorgt PD voor tekortkomingen op vlak van taal, dit omvat de productie en verwerking van syntax en grammatica, gebruik van actiewoorden en woordvlotheid (i.e. verbal fluency) (Smith & Caplan, 2018). De semantiek tijdens conversatie kan gestoord zijn door woordvindingsproblemen en het gebruik van atypische woordenschat (Saldert, Ferm, & Bloch, 2014; Saldert & Bauer, 2017). Deze taalproblemen kunnen een gestoorde pragmatische functie veroorzaken (McNamara & Durso, 2003; Perkins, 2007). Zo kan het overbrengen van een boodschap bemoeilijkt worden omdat de persoon met PD naar een woord zoekt,

(11)

zonder dat de conversatiepartner (CP) zich hiervan bewust is. Pragmatiek kan gedefinieerd worden als het vermogen om verbale en non-verbale communicatievaardigheden te gebruiken in bepaalde contexten (Perkins, 2007). Personen met PD scoren op significant meer items van het ‘Pragmatic Protocol’ (Prutting & Kirchner, 1987) gestoord tijdens conversatie ten opzichte van HC’s. Dit in bijzonder op het gebied van spraakinitatie, prosodie, gebaren en gezichtsexpressie (McNamara & Durso, 2003). Bijkomend scoren personen met PD tijdens een conversatie significant lager op zowel non-verbaal vlak, namelijk op gezichtsexpressie, oogcontact en gebaren, alsook op verbaal vlak, namelijk intonatie, beurtnemen en lengte van de antwoorden ten opzichte van HC’s (Hall, Ouyang, Lonnquist, & Newcombe, 2011).

De psychosociale impact van veranderingen op vlak van communicatie mag niet onderschat worden. Personen met PD geven aan dat hun participatie in conversatie aanzienlijk gedaald is na aanvang van de ziekte (Johansson, Samuelsson, & Muller, 2019; Miller, Noble, Jones, Allcock, & Burn, 2008; Miller et al., 2006; Soleimani, Negarandeh, Bastani, & Greysen, 2014). De ervaring van een complexe spraak- en taalstoornis, schaamte en verlegenheid ten opzichte van de reacties van de CP, cognitieve symptomen, vermoeidheid en emotionele problemen blijken een negatief effect te hebben op de participatie in conversatie (McAuliffe, Baylor, & Yorkston, 2017; Soleimani et al., 2014; Yorkston, Baylor, & Britton, 2017).

Conversatieanalyse

Een kwalitatieve onderzoeksmethode om de conversatie van personen met PD te bestuderen, is conversatieanalyse (CA) (Sidnell & Stivers, 2012). CA focust zich op het beschrijven, analyseren en begrijpen van conversatie vanuit het perspectief van de interagerende CP’s (Sidnell & Stivers, 2012; Brown & Yule, 1983). Deze methode wordt in bestaand onderzoek naar voren geschoven als een zeer effectieve onderzoeksmethode voor conversatie, waarbij de potentiële praktische toepassingen een rol kunnen spelen bij het verbeteren van de zorg van personen met PD (Griffiths, Barnes, Britten, & Wilkinson, 2012). Naast CA bestaat er ook een andere kwalitatieve onderzoeksmethode, namelijk discoursanalyse (DA). Met discours wordt verwezen naar alle sociale acties in de vorm van mondelinge uitingen, schriftelijke teksten, beelden, etc. (Van den Berg, 2004). Niet te verwarren met CA, waarop huidig onderzoek zich zal toeleggen. CA is gebaseerd op vier verschillende principes, namelijk actievorming, sequentiële organisatie, beurtnemen en herstel. Een eerste principe is actievorming; dit zijn methodes waarmee beurten worden gevormd en ten opzichte van elkaar worden gepositioneerd om acties tot stand te brengen (Sidnell & Stivers, 2012). Acties refereren naar wat de CP’s doen in een conversatie, dit wordt meestal georganiseerd als activiteiten (bv. telefoneren met een vriendin). Binnen één activiteit bestaan er meerdere sequenties van acties (bv. de vriendin uitnodigen voor een etentje, een suggestie geven voor het tijdstip van arriveren). Deze sequenties bestaan uit een kernsequentie met eventuele expansies. Dit kan gelinkt worden aan het tweede principe, met name de sequentiële organisatie. Dit principe houdt in dat opeenvolgende uitingen van verschillende CP’s na elkaar voorkomen en aangrenzende paren of actieparen vormen, zoals bijvoorbeeld de actieparen ‘vraag-antwoord’ of ‘uitnodiging-afwijzing’ (Sidnell & Stivers, 2012). Deze kunnen uitgebreid worden door een

(12)

pre-expansie (pre – E), een insert-expansie (insert – E) en een post-expansie (post – E). Een derde principe, het beurtnemen, staat voor de manier waarop een gesprek wordt georganiseerd en de afwisseling van spreekbeurten wordt vastgelegd (Sidnell & Stivers, 2012). Het beurtnemen wordt bepaald door Turn Constructional Units (TCU’s); dit zijn woorden, frases of zinnen die een beurt afbakenen en aangeven wanneer de volgende CP kan beurtnemen (Griffiths et al., 2012). Een Turn Allocation Component (TAC) verwijst naar de methode die door de sprekers aangewend wordt om beurten door te geven en/of een nieuwe spreker toe te kennen (ten Have, 2007). Een spreker kan daarbij zichzelf selecteren om beurt te nemen (zelf-selectie, ZS) of kan door een signaal van de vorige spreker het woord krijgen (ander-(zelf-selectie, AS). Daarnaast is het niet ongebruikelijk dat een spreker opnieuw beurt neemt nadat diens vorige beurt is afgerond (voortzetting, VZ). Wanneer er een tijdelijke ‘lifting’ bestaat van het gangbare beurtneemsysteem bij bijvoorbeeld het vertellen van een verhaal, wordt dit een Multi-Turn Unit (MTU) genoemd. De primaire spreker neemt het gesprek als het ware over en eigent zich opeenvolgende beurten toe. Het laatste principe is het principe van herstel. Wanneer er problemen optreden tijdens het luisteren of spreken, beschrijft men vier verschillende manieren om het gemeenschappelijk begrip tussen de CP’s te faciliteren: geïnitieerd zelf-herstel, zelf-geïnitieerd ander-zelf-herstel, ander-geïnitieerd zelf-herstel en ander-geïnitieerd ander-herstel (Schegloff, Jefferson, & Sacks, 1977). Bij zelf-geïnitieerd herstel probeert de spreker die het probleem creëert, het herstel zelf in te zetten. Bij ander-geïnitieerd herstel zal de andere CP het herstel initiëren. Het herstel op zich kan gebeuren door ofwel de huidige spreker (zelf-herstel), ofwel de andere CP(‘s) (ander-herstel).

Conversatieanalyse bij personen met PD

Binnen het principe beurtnemen stellen een aantal voorgaande studies een hoog voorkomen van spraakoverlap vast bij personen met PD en hun CP, vaak leidend tot nood aan herstel. ‘Spraakoverlap’ binnen conversatie wijst op het feit dat verschillende CP’s gelijktijdig spreken. Dit verhoogd voorkomen wordt verklaard vanuit motorische symptomen, zoals een vertraagde spraakinitiatie, fonatie en prosodie (Griffiths et al., 2012) en cognitief-linguïstische factoren, zoals woordvindingsproblemen en het gebruik van atypische woordenschat (Saldert et al., 2014). Hierdoor zou de CP foutief kunnen interpreteren dat de persoon met PD diens beurt beëindigd heeft of wil doorgeven. Deze situaties van overlap hebben vaak nood aan herstel. Dit gebeurt echter niet altijd, wat negatieve consequenties kan hebben voor het behoud van wederzijds begrip binnen een conversatie (Griffiths et al., 2012).

Het belang van het effectief herstelwerk van de CP wordt in de studie van Saldert et al. (2014) als cruciaal beschouwd voor de pragmatische kwaliteit van de conversatie. Er worden drie overkoepelende categorieën van herstelstrategieën beschreven die gehanteerd werden door de CP, namelijk: geen participatie door de CP in herstel, verzoek tot verheldering of aanpassing en het voorzien van mogelijke oplossingen. CP’s proberen het meest frequent herstelinitiatie te vermijden en te zorgen voor een goede vlotheid of ‘flow’ binnen het gesprek. Dit doen ze door bijvoorbeeld te wijzigen van onderwerp, wat ervoor zorgt dat de conversatie gaande blijft (Saldert et al., 2014).

(13)

Onderzoek naar de herstelstrategieën in een conversatie met personen met PD beschrijft dat zelf-geïnitieerd zelf-herstel gewoonlijk het gevolg is van motorische symptomen (Carlsson, Hartelius, & Saldert, 2014; Saldert & Bauer, 2017), terwijl ander-geïnitieerd zelf-herstel het gevolg is van een probleem met de spraakverstaanbaarheid van de persoon met PD (Griffiths, Barnes, Britten, & Wilkinson, 2015). Bij deze laatste wordt de persoon met PD gestimuleerd door de CP om zijn spraak te modificeren of zijn uiting te herhalen. Deze beide vormen van zelfcorrectie blijken de voorkeur te krijgen binnen een conversatie (Griffiths et al., 2012). Er wordt echter ook gesteld dat ander-geïnitieerd zelf-herstel kan zorgen voor negatieve gevoelens bij de persoon met PD ten opzichte van conversaties (Bloch & Beeke, 2008). Zelfcorrigerende pogingen van personen met PD hebben daarnaast vaak te weinig inhoud om effectief te kunnen zijn (Griffiths et al., 2015). Wanneer er meerdere initiaties nodig zijn om herstel te bereiken, gebruikt de CP herstel-initiaties met een stijgende specificiteit volgens de typologie van Schegloff, Jefferson en Sacks (1977). Ook het wijzigen van onderwerp kan verstoord verlopen bij personen met PD. De combinatie van motorische spraakproblemen en de woordvindingsmoeilijkheden zorgen ervoor dat het gesprek vaak moeilijk te volgen is voor de CP als de persoon met PD van onderwerp wil veranderen (Saldert & Bauer, 2017).

Doel en onderzoeksvragen van huidig onderzoek

Het effect van PD op de conversatieprincipes actievorming en sequentiële organisatie van de conversatie wordt niet besproken binnen de wetenschappelijke literatuur van CA. Onderzoek naar deze principes zou een vollediger inzicht kunnen geven in de verschillende conversatieprincipes bij personen met PD. Bovendien wordt er binnen voorgaand onderzoek gefocust op personen met PD in verder gevorderde ziektestadia. Conversatieproblemen bij personen met PD in vroegere stadia zullen vermoedelijk subtieler zijn, maar kunnen evenwel de kwaliteit in conversaties aantasten. Onderzoek naar het beurtnemen bij personen met PD zou aspecten kunnen belichten die verantwoordelijk zijn voor het optreden van spraakoverlap.

Het onderzoek binnen deze masterproef tracht de invloed van PD op de principes actievorming en beurtnemen binnen een conversatie te onderzoeken. Volgende hoofdonderzoeksvraag werd opgesteld: “Heeft PD een effect op de wijze van beurtnemen en actievorming in een conversatie met een vertrouwde CP?”

Met deelonderzoeksvragen:

➢ Verschilt het gebruik van TCU’s en TAC’s van personen met PD met die van HC’s?

(14)

Methode

1. Proefpersonen

Aan deze studie namen in totaal zestien proefpersonen deel, waarvan acht personen met PD en acht HC’s. De personen met PD werden gerekruteerd door promotor prof. dr. Miet De Letter en copromotor drs. Evelien De Groote. Dit gebeurde in samenwerking met de dienst neurologie (prof. dr. Patrick Santens) van het UZ Gent. Eén persoon met PD (PD8) en de HC’s werden gerekruteerd door de onderzoekers (T.C. en M.V.). Elke persoon met PD werd gematcht met een HC op basis van leeftijd ( 1 jaar) en geslacht. De proefpersonen werden getest in het bijzijn van een vertrouwde CP, bij voorkeur de levenspartner. Demografische en klinische data van de personen met PD, de HC’s en de CP’s worden weergegeven in Tabel 1 en Tabel 2.

Enkel proefpersonen met een leeftijd tussen 18 en 80 jaar werden geïncludeerd. De personen met PD waren allen mannelijk en hadden een leeftijd tussen 44 en 70 jaar (gemiddelde (M) = 61.3 jaar; standaarddeviatie (SD) = 8.49 jaar). De HC groep bestond evenzeer uit mannen met een leeftijd tussen 44 en 71 jaar (M = 61.6 jaar; SD = 8.43). Voor de proefpersonen was het Nederlands als moedertaal een vereiste om deel te nemen aan deze studie. Om de invloed van cognitieve achteruitgang uit te sluiten, werd een cutoff score van 21/30 op de Montréal Cognitive Assessment (MoCA; Nasreddine et al., 2005) gehanteerd voor beide groepen. Personen met PD behaalden een gemiddelde score van 26.3 (SD = 8.49) op de MoCA, de HC’s behaalden een gemiddelde score van 27.3 (SD = 2.25). Proefpersonen met een neurologische aandoening (voor personen met PD anders dan PD), een positieve voorgeschiedenis van otologische aandoeningen of blootstelling aan excessief intens geluid, werden geëxcludeerd.

Specifiek voor personen met PD, gold dat zij de diagnose idiopathische PD kregen. De gemiddelde ziekteduur sinds de diagnose bedroeg 7.6 jaar (SD = 5.40). Uitsluitend personen met PD met een Hoehn & Yahr (H&Y) schaal kleiner of gelijk aan drie werden geïncludeerd. Gemiddeld behaalden de personen met PD een H&Y score van 1.7 (SD = 1.37). Ze dienden ook een stabiele medicatiestatus te hebben. Personen met PD in behandeling door middel van Deep Brain Stimulation werden geëxcludeerd.

(15)

Tabel 1. Gemiddelde waarden (standaarddeviatie) en range van de demografische en klinische gegevens van de personen met de ziekte van Parkinson (PD), gezonde controles (HC’s) en hun conversatiepartners (CP’s).

Gegevens PD (n = 8) HC (n = 8)

Gemiddelde (SD) Range (min-max) Gemiddelde (SD) Range (min-max) p-waarde

Leeftijd (jaren) 61.3 (8.49) 44.0-70.5 61.6 (8.43) 44.5-71.2 .944 MoCA 26.3 (2.38) 22.0-29.0 27.3 (2.25) 23.0-30.0 .402 Leeftijd CP (jaren) 59.4 (9.32) 40.0-68.0 58.8 (10.31) 39.0-70.0 .901 H&Y 1.7 (0.37) 1.0-2.0 N.V.T. N.V.T. N.V.T. Ziekteduur sinds diagnose (jaren) 7.6 (5.40) 3.0-17.0 N.V.T. N.V.T. N.V.T. UPDRS III 17.5 (3.70) 13.0-25.0 N.V.T. N.V.T. N.V.T.

Noot. SD = standaarddeviatie; min-max = minimum-maximum; MoCA = Montréal Cognitive Assessment; H&Y = Hoehn & Yahr stadium; N.V.T. = niet van toepassing; UPDRS III = Unified Parkinson’s Disease Rating Scale, motorisch gedeelte (deel 3).

Tabel 2. Mediaan en interkwartielafstand (IQR) van de demografische en klinische gegevens van de personen met de ziekte van Parkinson (PD), gezonde controles (HC’s) en hun conversatiepartners (CP’s).

Gegevens PD (n = 8) HC (n = 8)

Mediaan IQR Mediaan IQR p-waarde

BDI 9.0 9.00-12.00 3.0 1.25-3.75 .009* Educatieniveau (jaren) 13.0 12.00-16.25 13.5 12.00-16.50 1.000 PTA (dB) 11.7 9.36-15.19 15.0 10.41-25.24 .372 Educatieniveau CP (jaren) 12.0 12.00-14.75 11.5 8.75-15.75 .331 MoCA CP 27.5 24.75-28.00 29.0 24.25-29.75 .286

(16)

2. Procedure

De testprocedure bestond uit verschillende onderdelen: de anamnese, screeningstesten en vragenlijsten, een spraakonderzoek en het onderzoek naar de conversatievaardigheden. Iedere persoon met PD werd getest gedurende de on-status van hun medicatie. Ze dienden de medicatie een half uur voor de start van het onderzoek te nemen. Het onderzoek vond plaats in het Universitair Ziekenhuis te Gent. Het doorlopen van een testprocedure duurde ongeveer twee uur. Ter bevordering van de uniforme afname van de testen, werd het onderzoek enkel uitgevoerd door drs. Evelien De Groote. Alle proefpersonen en hun CP’s namen vrijwillig deel aan het onderzoek en ondertekenden allen het informed consent, dat werd goedgekeurd door de Commissie voor Medische Ethiek van het Universitair Ziekenhuis Gent (B670201940725 en B670201940726).

2.1.

Anamnese

Aan de hand van een anamneseformulier werden demografische gegevens verzameld van de proefpersonen, alsook van de CP’s. Leeftijd, geslacht, educatieniveau (in jaren), beroep, handvoorkeur en de relatie tussen de proefpersonen met de CP’s werden nagegaan. Er werden tevens vragen gesteld met betrekking tot de algemene medische voorgeschiedenis, de spraak en communicatie van de proefpersonen. Voor de personen met PD werden ook de aanvang van ziekte en de motorische symptomen nagevraagd.

2.2.

Screeningstesten en vragenlijsten

Het tweede luik bestond uit screeningstesten en vragenlijsten. De cognitieve status werd gescreend bij proefpersonen en de CP’s. Dit gebeurde aan de hand van de cognitieve screeningstool MoCA. De Beck Depression Inventory (BDI; Beck, Steer, & Brown, 1996) werd ingevuld door de proefpersonen. De BDI identificeert symptomen die in verband staan met depressie (Beck et al., 1996). Ook de Speech Handicap Index (SHI; Van den Steen et al., 2011) werd ingevuld door de proefpersonen, een instrument die de fysische, functionele en psychosociale impact nagaat ten gevolge van dysartrie. Deze werd afgenomen om eventuele hinder met betrekking tot de spraak in kaart te brengen. De vragenlijsten van PD8 werden niet ontvangen, waardoor voor deze persoon de SHI en BDI score ontbraken. Tonale audiometrie werd uitgevoerd bij conventionele octaaf frequenties onder een hoofdtelefoon (TDH39 headphones, Interacoustics) van 0.25 tot 8.0 kHz. Dit gebeurde met behulp van een AA222 audiometer (AA222 Audio Traveller, Interacoustics). De Pure Tone Average (PTA) werd berekend als de gemiddelde drempels bij 0.5, 1.0 en 2.0 kHz. Voor de berekening van de PTA werden beide oren samengenomen. Voor de personen met PD werd de motorische functie gescreend op basis van de UPDRS-III, een gestandaardiseerde Parkinsonschaal voor de motorische functie (Goetz et al., 2007). Ook werd het ziektestadium van de personen met PD op de H&Y schaal bepaald. Dit is een schaal waarbij de symptomen die voorkomen binnen PD ingedeeld worden in vijf stadia (Hoehn & Yahr, 1967).

(17)

2.3.

Spraakproductie

Het derde luik van het onderzoek betrof metingen voor de spraakproductie. Deze werden bij de proefpersonen uitgevoerd en werden opgenomen met een Samson C03U USB condensator microfoon. Het Nederlandstalig Spraakverstaanbaarheidsonderzoek op Zinsniveau (NSVO-Z; Martens, Van Nuffelen, & De Bodt, 2010a) werd afgenomen om de spraakverstaanbaarheid te scoren. De proefpersonen lazen zinnen voor, die later eenmaal opnieuw beluisterd werden door twee onderzoekers (M.V. en T.C.). Zij transcribeerden en scoorden het NSVO-Z eerst afzonderlijk, waarna er tot een consensus gekomen werd. Ook het Motor Speech Profile (MSP; Computerized Speech Lab; KayPENTAX, Lincoln Park, NJ) werd gebruikt om de diadochokinese (DDK), het vermogen om snelle motorische bewegingen uit te voeren, vast te leggen. De DDK werd berekend aan de hand van de Computerized Speech Lab software. Door een technisch probleem ontbrak bij PD2 de DDK waarde. Als laatste onderdeel werden twee aerodynamische taken uitgevoerd ter bepaling van de maximale fonatietijd (MFT) en de vitale capaciteit (VC). Voor de berekening van de MFT foneerden de proefpersonen zo lang mogelijk een /a/ op normale luidheid en spreektoonhoogte na een zo diep mogelijke inademing, terwijl de onderzoeker chronometreerde. Hoe groter de MFT, des te beter de luchttoevoer efficiënt wordt gemanaged tijdens gerekte fonatie. De uiteindelijke MFT van een proefpersoon was de langste tijdsduur van drie pogingen. Met behulp van een spirometer werd de VC nagegaan. Dit wordt uitgedrukt in milliliter (ml) en geeft de hoeveelheid lucht weer die kan worden uitgeademd na een zo diep mogelijke inademing. Na drie pogingen werd de grootste hoeveelheid lucht als de uiteindelijke VC van een proefpersoon beschouwd. Zowel de MFT als de VC geven een indicatie over de kwaliteit van stemgebruik bij de proefpersonen.

2.4.

Onderzoek conversatievaardigheden

Het laatste luik bestond uit het onderzoek naar de conversatievaardigheden. De interacties tussen de proefpersonen en hun CP’s werden gefilmd met een GoPro, zodat zowel de verbale en de non-verbale aspecten tijdens de conversatie werden vastgelegd. De proefpersonen zaten telkens rechts in beeld, hun CP’s links (Figuur 1). De onderzoeker (drs. De Groote) kwam niet in beeld maar was wel hoorbaar.

(18)

Interacties werden uitgelokt tussen de personen met PD en hun CP’s enerzijds en tussen de HC en hun CP’s anderzijds. Dit gebeurde aan de hand van een problem-solving taak gebaseerd op de Main Concept Analysis (MCA; Kong, 2009). De MCA is een test die in zijn originele vorm gebruikt wordt om discours te onderzoeken bij personen met afasie. De test bestaat uit vier prentensets, elk bestaande uit vier sequentiële prenten. In dit onderzoek werd een aangepaste versie van de MCA gebruikt, waarbij de proefpersonen drie prenten kregen en de CP één. In totaal werden drie prentensets aangeboden, waarvan een oefenreeks en twee reeksen met testprenten. De oefenprenten dienden om proefpersonen te laten wennen aan de testopzet en werden niet gebruikt voor de analyse. Het doel van de taak was om de prenten in chronologische volgorde te rangschikken, zonder dat de proefpersonen en de CP’s elkaars prenten zagen. Ze kregen als instructie om de ene prent van de CP tussen twee prenten van de proefpersoon te plaatsen, zodat de vier prenten in chronologische volgorde zouden staan. Dit moesten ze realiseren door aan elkaar te vertellen wat er op de prent(en) stond. Deze prenten kenden telkens een verschillend thema (bv. ‘Een ijsje eten’). Een voorbeeld van een prentenset wordt weergegeven door figuur 2.

Figuur 2. Prent van CP (links); prenten van proefpersoon (rechts).

Na elke prentenset werden twee tot drie statements gegeven die kaderden in het thema van de prenten. De proefpersonen werden gevraagd om te converseren over deze statements, met als doel om een zo spontaan mogelijke interactie uit te lokken tussen de persoon met PD of HC met zijn CP. Bijvoorbeeld: “U zag dat de man een goede daad deed door het meisje opnieuw een ijsje te geven, het meisje was immers heel triest omdat haar vorig ijsje op de grond was gevallen. Hebben jullie toevallig ooit al een goede daad gedaan zoals deze man? Jullie mogen deze stelling samen, met elkaar, bespreken.”

(19)

2.4.1. Transcriptie

Uit. de conversaties die volgden na de statements, werd per proefpersoon een sample geselecteerd en vervolgens getranscribeerd. Dit sample bestond uit de eerste ononderbroken interactie tussen proefpersonen en hun CP’s met een minimumlengte van 2 minuten, dit vanaf het einde van de vraag van de onderzoeker tot en met de volgende vraagstelling. Voor het transcriberen van de samples werd gebruik gemaakt van de transcriptieconventies volgens ‘The Conversation Analytic Approach to Transcription’ (Hepburn & Bolden, 2012). Het sample werd nauwkeurig bestudeerd aan de hand van het videofragment. Hierdoor was het mogelijk om zowel de verbale als non-verbale aspecten van de gesproken taal om te zetten naar de geschreven taal. Bij twijfel over de toonhoogtekenmerken en de kwantificatie van de pauzes binnen een conversatie, werd gebruik gemaakt van het softwareprogramma ‘Praat 6.1.04’ (P. Boersma, D. Weenink, 2019). De transcriptie zelf gebeurde volgens de notatiemethode van Jefferson (2004; Bijlage 1). De transcripties werden genoteerd in een tabel met drie kolommen: regelnummering, spreker en uiting van de spreker. De non-verbale aspecten werden in cursief en in kleur onder de uiting van de spreker genoteerd. De samples werden eerst door twee onderzoekers (M.V. en T.C.) afzonderlijk getranscribeerd. Vervolgens werden de transcripties gezamenlijk overlopen en kwamen de onderzoekers tot een consensus.

2.4.2. Analyse conversaties personen met PD

Twee principes van conversatie werden geanalyseerd: beurtnemen en actievorming. Elke onderzoeker nam een conversatieprincipe voor zijn rekening en analyseerde de transcripties voor alle personen met PD. Later werden deze analyses door beide onderzoekers overlopen. Voor het uitvoeren van de analyse werden enkel de middelste twee minuten van de transcriptie geselecteerd. Dit transcriptie sample werd geanalyseerd, zodat de samples zoveel mogelijk gelijkend waren wat betreft de natuurlijkheid van de conversatie (ten Have, 2007) en zodat de proefpersonen en hun CP’s meer zelfzekerheid vertoonden (Saldert et al., 2014). Er werd rekening gehouden met de sequenties van het conversatieprincipe actievorming, elk sample van een transcriptie begon aan de start van een sequentie. Ook werden de transcripties van een uiting zo geordend dat TCU’s aan het einde van een regel kwamen te staan. Een beurtwisseling werd aangeduid door een volgende beurt te laten starten in een volgende rij met aanduiding van de spreker. Er werd een extra kolom toegevoegd om de TAC’s en actie-componenten aan te duiden.

Om de analyse te structureren werd voor de principes beurtnemen en actievorming een codesysteem opgesteld (Bijlage 2). Voor het principe beurtnemen werden verschillende eenheden, die kunnen optreden als TCU, gemarkeerd in de transcripties, zijnde woorden, woordgroepen, bijzinnen en zinnen, non-verbale communicatie, prosodie, intonatie en pragmatiek. Hierna werden de TAC’s, methodes van de sprekers om beurten door te geven en/of een nieuwe spreker toe te kennen, in de juiste kolom voor elke beurt ingevuld. Volgens het beurtwisselingsmodel (ten Have, 2007) bestaan de TAC’s uit zelf-selectie (ZS), ander-selectie (AS), voortzetting (VZ) en Multi-Turn Unit (MTU). Zo kan een spreker zichzelf selecteren om beurt te nemen (ZS), door een signaal van de vorige spreker het woord krijgen (AS), na diens afgeronde beurt opnieuw beurtnemen (VZ) of zich opeenvolgende beurten toe-eigenen (MTU). Voor het principe actievorming werd

(20)

tevens een codesysteem opgesteld (ten Have, 2007), waarbij elke sequentie geanalyseerd werd op basis van een kernsequentie. Deze kernsequentie bestaat uit twee aangrenzende paren (bv. vraag-antwoord): het eerste paar-deel (P1, bv. vraag) en tweede paar-deel (P2, bv. antwoord). Deze kunnen uitgebreid worden door een pre – expansie (pre – E), een insert – expansie (insert – E) een post – expansie (post – E). Ook een no-sequence (NS), waarbij er geen adequaat antwoord volgt op P1, en een multi-turn unit (MTU), waarbij een sequentiële structuur die eigen is aan de spreker van toepassing is, werden aangeduid.

Na de analyse van beide conversatieprincipes, werden de plaatsen in de conversatie waar problemen optraden in het rood gemarkeerd. Een probleem ten gevolge van beurtnemen houdt in dat er geen normale beurtwissel werd doorlopen, welke voornamelijk werd gekenmerkt door het optreden van spraakoverlap. Een probleem met betrekking tot actievorming houdt in dat de partners afwijken van de sequentiële structuur van een actie. Alle afwijkingen werden nadien verder geanalyseerd en geïnterpreteerd. Zo werd er gezocht naar mogelijke verklaringen en mogelijke herstelstrategieën die de personen met PD en de CP’s boden. De groep van personen met PD werd in zijn geheel bestudeerd om algemene tendensen te definiëren.

Aan de hand van de transcripties en de videofragmenten die voor het transcriberen gebruikt werden, werden de spraak-, taal- en non-verbale aspecten van de personen met PD subjectief beoordeeld. De onderzoekers (T.C. en M.V.) beoordeelden deze aspecten eerst afzonderlijk, waarna er tot een consensus gekomen werd.

2.4.3. Vergelijking conversaties HC’s

Analoog met de analyse van de conversatie van personen met PD en hun CP’s, werden enkel de middelste twee minuten van de transcripties van de conversatie van HC’s en hun CP’s geselecteerd en geanalyseerd. Om na te gaan of dezelfde conversatieproblemen werden teruggevonden bij HC’s, werden de transcripties van de conversaties met HC’s gescreend op het voorkomen van de verschillende categorieën. Op deze manier werd nagegaan of de gevonden conversatieproblemen eigen zijn aan PD, of ook bij HC’s voorkomen.

2.5.

Statistische analyse

Met behulp van SPSS Statistics (Version 25; IBM) werd een statistische analyse uitgevoerd. De Shapiro-Wilk test werd toegepast om de normale verdeling van de verschillende variabelen te verifiëren. De voorwaarden om al dan niet parametrisch te testen werden nagegaan. Indien een variabele voor de proefgroep niet-normaal verdeeld was (p < 0.05), werd er gekozen voor nonparametrische testing. Aangezien het aantal proefpersonen kleiner was dan 30, kon er op basis van het Centrale Limiet Theorema (CLT) niet beslist worden om parametrisch te testen bij een niet-normaalverdeelde variabele. Om de resultaten van de demografische, klinische en spraakgegevens tussen personen met PD en HC’s te vergelijken, werden de parametrische ongepaarde Student’s t-test of diens nonparametrische tegenhanger, de Mann-Whitney U-test, uitgevoerd. De parametrische ongepaarde Student’s t-test ging het verschil na voor de variabelen leeftijd, MoCA, leeftijd van de CP, MFT, VC en DDK. Het verschil voor de andere variabelen, educatieniveau, PTA, BDI, NSVO-Z, SHI, educatieniveau van de CP en MoCA van de CP werd nagegaan met behulp van de Mann-Whitney U-test. P-waarden < 0.05 werden beschouwd als statistisch significant.

(21)

Resultaten

De resultaten van de statistische analyse van de demografische en klinische gegevens van de personen met PD, de HC’s en hun CP’s worden weergegeven in Tabel 1 en Tabel 2. De leeftijd van de personen met PD (M = 61.3, SD = 8.49) en de leeftijd van de HC’s (M = 61.6, SD = 8.43) verschilden niet-significant van elkaar (ongepaarde Student’s t-test t(14) = 0.071, p = .944). De score op de MoCA bleek niet-significant te verschillen, t(14) = .864, p = .402, tussen personen met PD (M = 26.3, SD = 2.38) en de HC’s (M = 27.3, SD = 2.25). Betreffende de leeftijd van de CP werd eveneens een nietsignificant verschil gevonden, t(14) = -0.127, p = .901, tussen personen met PD (M = 59.4, SD = 9.32) en de HC’s (M = 58.8, SD = 10.31).

De BDI score van de personen met PD (Mediaan (Mdn) = 9.0, Interkwartielafstand (IQR) = 9.00-12.00) en de BDI score van de HC’s (Mdn = 3.0, IQR = 1.25-3.75) bleken significant te verschillen van elkaar (Mann-Whitney U-test U = 5.5, p = .009), suggestief voor de aanwezigheid van minimale depressieve symptomen bij personen met PD (Roelofs et al., 2013). Het educatieniveau van de personen met PD (Mdn = 13.0, IQR = 12.00-16.25) en het educatieniveau van de HC’s (Mdn = 13.5, IQR = 12.00-16.50) verschilden niet-significant van elkaar (U = 32, p = 1.000). De PTA was tevens niet-niet-significant verschillend, U = 23.5, p = 0.372, tussen de personen met PD (Mdn = 11.7, IQR = 9.36-15.19) en de HC’s (Mdn = 15.0, IQR = 10.41-25.24). Er werd wat betreft het educatieniveau van de CP’s geen significant verschil gevonden, U = 23, p = .331, tussen de personen met PD (Mdn = 12.0, IQR = 12.00-14.75) en de HC’s (Mdn = 11.5, IQR = 8.75-15.75). Ook de score op de MoCA van de CP’s van de personen met PD (Mdn = 27.5, IQR = 24.75-28.00) en de score op de MoCA van de CP’s van de HC’s (Mdn = 29.0, IQR = 24.25-29.75) verschilden niet-significant (U = 22, p = 0.286).

1. Spraakkenmerken

De resultaten van de statistische analyse van de spraakkenmerken worden weergegeven in onderstaande Tabel 3 en Tabel 4. De DDK bleek niet-significant te verschillen, ongepaarde Student’s t-test t(13) = 1.484, p = .162, tussen de personen met PD (M = 6.1, SD = 0.56) en de HC’s (M = 6.6, SD = 0.50). Voor de VC werd eveneens een niet-significant verschil gevonden, t(14) = 1.673, p = .116, tussen de personen met PD (M = 2762.5, SD = 402.45) en de HC’s (M = 3156.3, SD = 530.12). De MFT van personen met PD (M = 25.1, SD = 10.84) en de MFT van de HC’s (M = 24.6, SD = 7.37) verschilden nietsignificant van elkaar (t(14) = -0.108, p = .916).

De score op het NSVO-Z van de personen met PD (Mdn = 97.1, IQR = 92.13-99.55) en de score op het NSVO-Z van de HC’s (Mdn = 100.0, IQR = 97.15-100.00) bleken niet-significant te verschillen (Mann-Whitney U-test U = 17, p = .100). De SHI bleek tevens niet-significant te verschillen, U = 11.5; p = .053, tussen personen met PD (Mdn = 10.0, IQR = 6.00-26.00) en HC’s (Mdn = 2.0, IQR = 0.50-6.50).

(22)

Tabel 3. Gemiddelde waarden (standaarddeviatie) en range van de spraakkenmerken van personen met de ziekte van Parkinson (PD) en gezonde controles (HC's).

Gegevens PD (n = 8) HC (n = 8)

Gemiddelde (SD) Range (min-max) Gemiddelde (SD) Range (min-max) p-waarde

DDK (syll/s) 6.1 (0.56) 5.4-6.9 6.6 (0.50) 6.0-7.2 .162

VC (ml) 2762.5 (402.45) 2100.0-3450.0 3156.3 (530.12) 2200.0-3750.0 .116

MFT (s) 25.1 (10.84) 13.0-43.0 24.6 (7.37) 14.0-35.0 .916

Noot. SD = standaarddeviatie; min-max = minimum-maximum; DDK = diadochokinese; syll/s = syllabes per seconde; VC = vitale capaciteit; ml = milliliter; MFT = maximale fonatietijd.

Tabel 4. Mediaan en interkwartielafstand (IQR) van de spraakkenmerken van personen met de ziekte van Parkinson (PD) en gezonde controles (HC's).

Gegevens PD (n = 8) HC (n = 8)

Mediaan IQR Mediaan IQR p-waarde

NSVO-Z

(%) 97.1 92.13-99.55 100.0 97.15-100.00 .100

SHI 10.0 6.00-26.00 2.0 0.50-6.50 .053

Noot. NSVO-Z = Nederlandstalig Spraakverstaanbaarheidsonderzoek op Zinsniveau; SHI = Speech Handicap Index.

De individuele score van de personen met PD op het NSVO-Z, de perceptie op hun algemene communicatie en de subjectieve beoordeling van onderzoekers over de spraak, taal en non-verbale kenmerken tijdens conversatie worden weergegeven in Tabel 5. Over het algemeen rapporteerden de personen met PD één of meerdere problemen die na aanvang van de ziekte gestart zijn. Uitsluitend PD1 en PD4 ervaarden noch problemen tijdens het converseren, noch een gevoel van stress. De overige personen met PD meldden allen een gevoel van nervositeit tijdens het spreken, vaak gepaard met het rapporteren van communicatieproblemen tijdens het converseren. Vijf personen met PD merkten een achteruitgang van de communicatieproblemen op. Nood aan herhaling, stotteren en stemproblemen waren de communicatieproblemen die door de personen met PD het meest werden aangehaald. Slechts één persoon met PD, namelijk PD7, had reeds logopedische therapie gevolgd in kader van stemproblemen. De helft van de personen met PD rapporteerden dat ze zich terugtrekken uit een conversatie en minder sociaal contact opzoeken door de aanwezigheid van de communicatieproblemen. Tevens rapporteerde PD8 mensen te informeren over PD en grote groepen te vermijden. Daarnaast leek vermoeidheid een uitlokkende factor te zijn voor de bevonden communicatieproblemen bij PD5 en PD8.

(23)

Er waren enkele verschillen op te merken tussen de perceptie van de personen met PD en de subjectieve beoordeling van de onderzoekers op hun communicatie. PD1 en PD4 rapporteerden dat ze geen problemen ervaren tijdens het converseren, toch observeerden de onderzoekers spraakkenmerken typerend aan een hypokinetische dysartrie. Voor de overige personen met PD, observeerden de onderzoekers de problemen die de personen met PD aangaven ook tijdens de conversatie. Hier rapporteerden de onderzoekers eveneens bijkomende gestoorde spraakkenmerken. Periodes van spraakversnelling, ongepaste pauzes, herhaling van fonemen en lichte woordvindingsproblemen werden het meest geobserveerd door de onderzoekers.

Ook werd er een discrepantie waargenomen tussen de score op het NSVO-Z en de spraakverstaanbaarheid tijdens de conversatie. PD8 had bijvoorbeeld een score van 97,5%, indicatief voor een normale spraakverstaanbaarheid. Tijdens de conversatie hadden de onderzoekers het echter moeilijk om de spraak van PD8 te verstaan, zijn uitingen zijn vaak onverstaanbaar. PD4 en PD6 scoorden 100%, maar ook bij hen traden er problemen op die kenmerkend zijn voor een hypokinetische dysartrie op, waardoor hun spraak tijdens conversatie niet altijd begrepen werd.

(24)

Tabel 5. Individuele score op het NSVO-Z, perceptie van de personen met de ziekte van Parkinson (PD) en subjectieve beoordeling van de onderzoekers op de communicatie tijdens conversatie van de individuele deelnemers.

Persoon NSVO-Z (%) Perceptie op communicatie (persoon met PD) Beoordeling spraak, taal en non-verbale

kenmerken tijdens conversatie (onderzoekers)

PD1 89,7 Communiceren gaat goed. Ervaart geen

problemen tijdens converseren. Geen wijzigingen sinds diagnose.

Zwakke spraakverstaanbaarheid. Periodes van spraakversnelling. Monotoon. Onnauwkeurige articulatie. Geen taalproblemen. Expressieloos aangezicht. Hypotone positie van kaak. Verminderd bewegingsbereik van de articulatoren

PD2 94,9 Communiceren gaat niet zo goed. Spraak is

hakkelend. Perceptie van stotteren bij het uitspreken van woorden (al voor aanvang PD, niet vastgesteld door logopedist). Zenuwachtig om te spreken. Spreekt minder omwille van problemen. Achteruitgang van communicatie sinds diagnose.

Stottert. Herhaling van fonemen. Periodes van spraakversnelling. Soms foutieve syntactische constructies. Adequate gezichtsexpressie.

PD3 98,2 Communiceren gaat goed. Nerveus en spanning

met terugtrekken uit gesprek. Problemen gestart vanaf PD. Tracht problemen te verhelpen door het nemen van medicatie. Vermijdt op café gaan met vrienden omwille van problemen.

Achteruitgang van communicatie sinds diagnose.

Herhaling van fonemen. Periodes van spraakversnelling. Lichte

woordvindingsproblemen. Hoorbaar inademen. Adequate gezichtsexpressie.

PD4 100 Communiceren gaat goed. Heeft gestotterd (nog

af en toe last van). Ervaart geen problemen bij converseren.

Verminderde spreekintensiteit. Herhaling van fonemen. Verlengde fonemen. Traag spreektempo met periodes van

spraakversnelling. Ongepaste pauzes. Lichte woordvindingsproblemen. Adequate

gezichtsexpressie.

PD5 96,6 Communiceren gaat goed. Lastig om te blijven

luisteren en concentreren (vooral bij

vermoeidheid). Meer stress. Bij vermoeidheid ook moeilijker om te communiceren.

Herhaling van fonemen. Traag spreektempo met periodes van spraakversnelling. Gebruik van niet-specifieke woorden. Hoorbaar inademen. Expressieloos aangezicht. PD6 100 Communiceren is moeilijker. Heeft vroeger altijd

gesproken voor publiek, vermijdt dit nu eerder. Moeilijker om op woorden te komen, geen "betoog" houden, want "draad verliezen". Problemen 1 jaar geleden opgekomen. Is minder sociaal en spreekt minder omwille van problemen. Achteruitgang van communicatie sinds diagnose.

Herhaling van fonemen. Verlengde fonemen. Traag spreektempo met periodes van spraakversnelling. Ongepaste pauzes. Lichte woordvindingsproblemen. Adequate

gezichtsexpressie.

PD7 91,2 Communiceren is moeilijker. Veel herhalen, heesheid (verergerd). Op vernissage problemen met spreken, mensen verstaan hem niet

(articulatie, intensiteit en hees). Achteruitgang van communicatie sinds diagnose (stem). Reeds logopedie gevolgd voor stemproblemen.

Hese stem met wilde lucht. Verlaagd

spreekvolume. Monotoon. Ongepaste pauzes. Lichte woordvindingsproblemen. Perseveraties. Expressieloos aangezicht.

PD8 97,5 Communiceren is moeilijker. Mensen begrijpen

hem minder goed en vragen om herhaling. Soms kwijlen en verslikken, stem wordt schor bij vermoeidheid (zwakkere stem voor diagnose). Bang dat mensen zouden kijken, om uiteindelijk niet meer te willen spreken (maar sociaal contact nodig). Vermijdt grote groepen en informeert over PD omwille van problemen. Achteruitgang van communicatie sinds diagnose.

Zwakke spraakverstaanbaarheid. Herhaling van fonemen. Verlengde fonemen.Periodes van spraakversnelling. Lichte

woordvindingsproblemen. Perseveraties. Verminderd bewegingsbereik van de articulatoren.

(25)

2. Beurtnemen bij de personen met PD

In totaal werden 376 beurten van zowel personen met PD als CP’s vastgesteld. Onder een beurt wordt een spreekbeurt verstaan die wordt afgebakend door TCU’s; dit zijn woorden, frases of zinnen die aangeven wanneer de volgende partner kan beurtnemen (Griffiths et al., 2012). 66 van de 376 beurten, i.e. 18%, werden gedefinieerd als problematisch, omdat de vooropgestelde structuur van beurtnemen in een conversatie niet gevolgd werd. Er werd met andere woorden afgeweken van de werking van TCU’s en het optreden van TAC’s, het laatstgenoemde zijn methodes die sprekers gebruiken om hun beurt door te geven. Zo kon bijvoorbeeld een woord, frase of zin onbedoeld worden geïnterpreteerd als TCU waarna de spreker een ander leek te selecteren om beurt te nemen. Als gevolg van deze misinterpretatie kon spraakoverlap optreden die het wederzijds begrip kon verhinderen.

Het optreden van een probleem met betrekking tot beurtnemen kende hierdoor vaak nood aan herstel opdat de persoon met PD en zijn CP elkaar begrepen. Ook deze situatie werd in de analyse als een probleem beschouwd. Veel nood aan herstel kon immers geïnterpreteerd worden als problematisch omdat dit zorgde voor het tijdelijk uitstellen van wederzijds begrip binnen een conversatie. Bij alle acht personen met PD werden problemen ten gevolge van beurtnemen vastgesteld. Er werden drie categorieën van problemen gedetecteerd, namelijk: (1) onverwacht beurtnemen, (2) gelijktijdig beurtnemen en (3) spraakoverlap bij een poging tot herstel. Hieronder volgt een overzicht van de problemen die zich stellen bij beurtnemen (zie Tabel 6).

Tabel 6. Overzicht van het aantal conversatieproblemen ten gevolge van gestoord beurtnemen volgens categorie voor personen met de ziekte van Parkinson (PD) en hun conversatiepartners (CP).

Persoon Aantal

beurten

Aantal problematis che beurten

Categorieën van problemen

Onverwacht beurtnemen van

Gelijktijdig beurtnemen

Poging tot herstel

PD CP PD CP PD1 70 7 2 4 1 PD2 54 9 1 3 4 1 PD3 43 11 3 2 4 1 1 PD4 38 6 1 2 2 1 PD5 21 5 2 1 2 2 PD6 53 8 1 2 3 1 PD7 38 7 1 3 3 PD8 59 12 1 6 2 2 1 Totaal 376 66 11 17 24 4 10

(26)

Van de drie categorieën kwam de eerste, onverwacht beurtnemen, het vaakst voor. Onverwacht beurtnemen betekent dat in het midden van een spreekbeurt, een ander beurtnam waardoor spraakoverlap of vroegtijdige stopzetting van een beurt optrad. Met gelijktijdig beurtnemen, de tweede categorie, wordt bedoeld dat het beurtnemen van de persoon met PD gelijktijdig startte met het beurtnemen van de CP. Ook dan trad spraakoverlap op.De derde categorie, spraakoverlap bij een poging tot herstel, trad op wanneer een persoon met PD of een CP een uiting trachtte te herstellen of ondersteunen binnen de conversatie. Dit bevorderde niet altijd de conversatie en kon leiden tot meer afwijkingen van de vooropgestelde structuur van beurtnemen dan voor de herstelpoging. De drie categorieën van problemen en hun mogelijke verklaringen worden in onderstaande paragrafen beschreven en worden gestaafd aan de hand van concrete voorbeelden. Ter verduidelijking worden de geanalyseerde transcripties per voorbeeld weergegeven. De transcriptieregel(s) in kwestie worden aangeduid met ‘→’.

2.1.

Onverwacht beurtnemen

Onverwacht beurtnemen kwam 28 keer voor doorheen alle problematische 66 beurten van de personen met PD en hun CP’s. Zowel de personen met PD als de CP’s namen onverwacht beurt. Bij de CP’s kwam dit vaker voor (zeventien keer) dan bij de personen met PD (elf keer).

2.1.1. Onverwacht beurtnemen door de persoon met PD

Twee mogelijke verklaringen van onverwacht beurtnemen door de persoon met PD konden beschreven worden. Een eerste mogelijke verklaring van het onverwacht beurten door de persoon met PD leek te liggen bij het optreden van een ‘silent hesitation’. Een ‘silent hesitation’ was een spreekpauze die zich voordeed als een persoon met PD spraakproblemen ondervond (Griffiths, Barnes, Britten, & Wilkinson, 2011). Het waren spraakproblemen die leidden tot een vertraagde spraakinitiatie. De persoon met PD nam hierdoor op een later tijdstip beurt dan dat hij initieel beoogde. Aangezien de CP minder of geen spraakproblemen ondervond tijdens de conversatie, had die meer kans om met een goede overgang tussen opeenvolgende beurten beurt te nemen. Van zodra de spraakproblemen zich hadden opgelost, nam de persoon met PD toch onverwacht beurt. Hierdoor kon er spraakoverlap optreden of werd een beurt van de CP zodanig onderbroken dat die vroegtijdig werd stopgezet. Een ‘silent hesitation’ werd bij zeven van de acht personen met PD opgemerkt. Een voorbeeld wordt weergegeven in Transcriptie 1. PD1 en CP1 bespraken een situatie waarbij ze zich tijdens een huishoudelijke taak fysiek hebben gekwetst.

(27)

Analyse Transcriptie

4 CP1 ZS Get gij uine keer gekwetst en u:h ‘k ‘eb ik dat dan ontsmet e?

5 PD1 AS Ja.

6 CP1 AS Nekeer in de gara:ge ma das [nen tijd geleen? (.) :e?]

7 PD1

→ ZS

[ja (.) ek ben, ek ben] der soems rapper in, dak da  PD1 trekt wenkbrauwen op

zelf in de garage (wa) [>gauw] ewa uitwassen, en ne plakke’ op en gedoan.<=

8 CP1 AS VZ VZ [j:a] =Joah, (0.6)  Joah.=

Transcriptie 1. Noot. → = Silent hesitation.

In regel 4 stelde CP1 een vraag aan PD1. Nadat PD1 bevestiging gaf met ‘ja’ (regel 5) zette CP1 diens beurt verder en stelde opnieuw een vraag die aansloot op de vorige vraag (regel 6). Tijdens de vraag van CP1 leek PD1 zijn beurt uit regel 5 in overlap verder te zetten. Het feit dat PD1 spraakproblemen ondervond (‘ek ben, ek ben’) tijdens de initiatie van zijn beurt in regel 7, kon wijzen op een ‘silent hesitation’. Er was geen sprake van herstel na de spraakoverlap en PD1 zette diens beurt verder, waarna CP1 bevestiging gaf aan PD1 in regel 8.

Als tweede verklaring van het onverwacht beurtnemen van de persoon met PD konden de spraakkenmerken van de CP beschreven worden. Bij vijf van de acht personen met PD werden de spraakkenmerken van de CP als mogelijke verklaring vastgesteld. Een verlaagd spreekvolume of een verminderde spraakverstaanbaarheid van de CP konden leiden tot onverwacht beurtnemen van de persoon met PD. Hierdoor trad spraakoverlap op of werd de beurt van de CP vroegtijdig stopgezet. Anderzijds kon dit mogelijk ook een gevolg zijn van het feit dat de persoon met PD bewust minder aandacht had voor de CP, aangezien de persoon met PD wilde beurtnemen.Omwille van de spraakkenmerken van de CP viel diens beurt niet op voor de persoon met PD. Dit resulteerde in minder aandacht voor het beurtnemen van de CP. Deze verklaring wordt verder toegelicht aan de hand van Transcriptie 2. PD8 vertelde over een werkervaring in het verleden, op dat moment had hij weinig aandacht voor de start van de spreekbeurt van CP8.

(28)

Analyse Transcriptie 30 PD8 AS

VZ

=Achter de was, en: ik kan uit de uit de h’ wijde omgeving alle vuile keukens opnoemen (.)

 PD8 leunt naar achter as ge wilt,

31 CP8 ZS =£ (°Maja das,°)=  CP knikt richting PD8 32 PD8

→ ZS = >Ma we zouden< ik zou in verschillende restaurants, (.) ni,

33 CP8 ZS £ (°PD7 das ier [nu nie aan de orde°])  CP knikt richting de camera en glimlacht  CP schudt het hoofd

34 PD8 →

VZ

[ni willen binnengaan,] (0.5) Transcriptie 2. Noot. → = Onverwacht beurtnemen door de persoon met PD.

In regel 31 nam CP8 beurt en sprak hierbij met een verlaagd spreekvolume en glimlachte waardoor diens verstaanbaarheid verminderde. CP8 gebruikte daarnaast non-verbale communicatie (knikt richting PD8) om zijn aandacht te verkrijgen. Ondanks de poging van CP8 tot beurtnemen, nam PD8 onverwacht beurt (regel 32). Een verlaagd spreekvolume en verminderde spraakverstaanbaarheid omwille van het glimlachen van CP8 zorgden er mogelijk voor dat er geen aandacht was voor het beurtnemen van CP8. CP8 trachtte de beurt in regel 33 te herstellen door PD8 zijn naam te noemen. CP8 deed dit opnieuw met een verlaagd spreekvolume en verminderde spraakverstaanbaarheid. PD8 zette zijn beurt in regel 34 verder zonder aandacht te schenken aan CP8, waarna spraakoverlap optrad. Hierna trad er geen herstel meer op waardoor de boodschap van CP8 niet kon worden overgebracht.

2.1.2. Onverwacht beurtnemen door de CP

Onverwacht beurtnemen kon voorkomen wanneer de persoon met PD en de CP elkaar bevestigden tijdens de conversatie. Zonder dat een voorgaande beurt werd afgerond, werd er onverwacht beurtgenomen. Hierna trad er telkens spraakoverlap op. Bij zes van de acht personen met PD kwam het voor dat de CP of de persoon met PD onverwacht beurtnam omdat ze elkaar bevestiging gaven. De CP gaf in het algemeen vaker bevestiging aan de persoon met PD dan omgekeerd, hiervan wordt een voorbeeld gegeven met Transcriptie

(29)

3. Het illustreert het onverwacht beurtnemen waarbij CP3 PD3 bevestigde. Ze converseerden over hun favoriete gerecht.

Analyse Transcriptie 25 PD3 ZS

VZ

= °Ja° alles moet pika:nt zen, [alles moet] goe gepeperd zijn, = 26 CP3

→ ZS [Ja, ja]

27 PD3 VZ =alles moet [eel pikant zijn] 28 CP3

→ ZS

[ja en] wij zijn pika:nte e:ters.= Transcriptie 3. Noot. → = Onverwacht beurtnemen bij bevestiging door de CP.

In regel 25 vertelde PD3 dat ze graag pikant voedsel eten. CP3 bevestigde dit in regel 26 aan de hand van de uiting ‘ja, ja’. CP3 leek PD3 graag onmiddellijk te willen bevestigen en deed dit terwijl PD3 aan de beurt was. Er trad als gevolg spraakoverlap op. Hetzelfde gebeurde in regel 28 waarbij CP3 PD3 bevestigde met het woord ‘ja’ en er nogmaals spraakoverlap optrad. CP3 leek PD3 te willen ondersteunen in diens spraak en communicatie door vaak te bevestigen. Om PD3 snel te bevestigen nam CP3 onverwacht beurt, waardoor spraakoverlap optrad.

Als een persoon met PD en zijn CP op een gevoelig onderwerp leken te stuiten, nam de CP frequent onverwacht beurt waardoor spraakoverlap optrad. Dit gebeurde bij twee van de acht personen met PD, namelijk PD2 en PD6. Transcriptie 4 licht dit verder toe. In dit voorbeeld raakten PD2 en CP2 een gevoelige snaar wanneer ze converseerden over het stellen van een goede daad, waaruit blijkt dat PD2 zeer veel doet voor anderen.

Analyse Transcriptie

31 PD2: VZ =en moek er zelf nog ke [achtergoan owk] 32 CP2:

→ ZS – MTU

[Ja en ik vind da da niet kan.] (0.5) ik vin, wieder gever al alles af,Allez, on ze stoelen w:illen, (.)  CP maakt handgebaar wij brengen ze. (0.5)

 CP maakt handgebaar .h on ze borden w:illen, wij brengen ze,

(30)

 CP maakt handgebaar en ze brengen nooi niets terug

en ton moen wij weer na’ daar rijden vo’ derachter te gaan, (.)  CP knikt met hoofd

en da vinne[kik,] .hh  CP haalt schouders op Transcriptie 4. Noot. → = Onverwacht beurtnemen door de CP.

In regel 32 kwam spraakoverlap voor als gevolg van onverwacht beurtnemen door CP2. CP2 leek overstuur te zijn door het gespreksonderwerp. CP3 gafaan dat PD2 graag mensen helpt maar dat dat soms ten koste is van hun eigen tijd en moeite. Doordat CP3 hier emotioneel van werd, kreeg CP3 de bovenhand in de conversatie. Dit was te merken aan het feit dat CP3 na de spraakoverlap beurtnam en de conversatie verderzette aan de hand van een MTU. PD2 kreeg hierdoor minder kans om beurt te nemen tijdens de conversatie. Het onderwerp van de conversatie kon dus een mogelijke verklaring zijn voor het onverwacht beurtnemen van de CP.

2.2.

Gelijktijdig beurtnemen

Bij gelijktijdig beurtnemen namen de persoon met PD en zijn CP op hetzelfde tijdstip beurt. Dit kwam 24 keer voor doorheen alle conversaties van de personen met PD en hun CP’s. Twee mogelijke verklaringen voor deze categorie waren onbedoelde ander-selectie (AS) en het natuurlijk conversatieritme.

2.2.1. Onbedoelde AS

Als een TCU werd gegeven door de persoon met PD of de CP, werd hier niet altijd naar gehandeld. Met andere woorden, de TAC AS werd door een van de partners toegepast zonder dat dit de bedoeling was. De spreker produceerde hier ongepast een TCU waarna die zijn beurt verderzette, dit werd een onbedoelde AS genoemd. De partners namen gelijktijdig beurt wanneer de spreker na de TCU zijn beurt verderzette en de partner aan de hand van AS beurtnam. Als gevolg trad er telkens spraakoverlap op.Dit probleem deed zich voor in alle conversaties van personen met PD, met uitzondering van PD3. Een onbedoelde AS werd vaker opgemerkt bij de CP’s (vijftien keer), in vergelijking met de personen met PD (negen keer). Transcriptie 5 geeft een duidelijk voorbeeld weer van een onbedoelde AS door de CP. PD8 en CP8 praatten over naar de winkel gaan. Analyse Transcriptie 43 CP8 VZ VZ VZ [naar de winkel,] (.)

naar de winkel, en w’ we doen voor nen dag of tw’ met de fiets altijd he, (.)  CP maakt handgebaren op tafel tot einde van diens beurt

(31)

44 PD8 → AS VZ VZ VZ

[Das één van m’n lieve’ (.) das één] van m’n lievelingsdingen, uh  PD8 leunt naar achter op stoel

Gaan  winkelen (.)

ma dan ni achter kledij (0.4)

 PD8 tilt hand op en gaat meer naar voren leunen op stoel maar u::h=

Transcriptie 5. Noot. → = Onbedoelde AS door de CP.

Op het einde van de tweede VZ in regel 43 produceerde CP8 het woord ‘he’. CP3 leek in regel 43 te vragen naar bevestiging. Dit deed CP8 door een zin te produceren met een intonatiestijging. Het woord ‘he’, gecombineerd met de intonatiestijging werd door PD8 geïnterpreteerd als TCU’s, waardoor PD8 beurtnam (AS). CP8 zette de beurt verder waardoor spraakoverlap optrad.

Ook kon een onbedoelde AS geproduceerd worden door de persoon met PD, waarbij gelijktijdig beurtnemen zich voordeed. De persoon met PD paste dan de TAC AS toe zonder dat dit zijn bedoeling was. Ze namen gelijktijdig beurt omdat de CP beurtnam en de persoon met PD zijn beurt op hetzelfde moment verderzette. In het onderstaande voorbeeld bespraken PD4 en CP4 een restaurant waar ze regelmatig uiteten gaan (zie Transcriptie 6).

Analyse Transcriptie 20 PD4: VZ

VZ

maar, (0.8)

tegen half acht moete buiten, hah

 PD4 en CP glimlachen ---

21 CP4:

→ AS [°Ja (nabuite ja),°] --- >

22 PD4: VZ – MTU [.h dan gaan we dus] voor dat hij een tafel verhuurt, (0.7) kunnen we der nog dikwijls, (0.6)

terecht. (1.2)

Transcriptie 6. Noot. → = Onbedoelde AS door de persoon met PD.

PD4 produceerde een laatste zin in regel 20 met een intonatiestijging, hierna lachte hij kort. De intonatiestijging en diens lach konden geïnterpreteerd worden als TCU’s die aangaven dat diens beurt was afgerond. Hierdoor nam CP4 beurt en bevestigde CP4 PD4 (regel 21). Spraakoverlap trad op omdat PD4 de beurt verderzette tijdens het beurtnemen van CP4 (regels 21 en 22).

(32)

2.2.2. Het natuurlijk conversatieritme

Naast onbedoelde AS werd er nog een andere mogelijke verklaring voor gelijktijdig beurtnemen vastgesteld. Griffiths et al. (2012) beschreef eerder het natuurlijk ritme in een conversatie, de “beat”. Binnen een conversatie was het normaal dat de partners vaak de kans kregen om beurt te nemen op hetzelfde moment. Dit werd aangegeven door een natuurlijke cadans die aanwezig is binnen de conversatie. Nadat een beurt was afgerond, viel een korte micropauze waarna er kon worden beurtgenomen. Het kon op deze momenten echter onduidelijk zijn welke partner mocht beurtnemen. Dit kon resulteren in gelijktijdig beurtnemen met spraakoverlap als gevolg. Van het 24 keer voorkomen van gelijktijdig beurtnemen, leek het natuurlijk conversatieritme negen keer de meest waarschijnlijke verklaring. Ter illustratie wordt een fragment weergegeven waarbij PD3 en CP3 verder converseerden over hun favoriete huisgerecht (zie Transcriptie 7).

Analyse Transcriptie 29 PD3 → AS VZ =Ja. (0.5)

 PD3 kijkt naar beneden-- [En] veur de  rest u:h= --->

30 CP3 ZS [pi’]

Transcriptie 7. Noot. = Gelijktijdig beurtnemen volgens het natuurlijk conversatieritme.

In regel 29 keek PD3 naar beneden. Hij pauzeerde een halve seconde nadat hij zijn beurt verderzette. Deze pauze kon door CP3 geïnterpreteerd worden als een TCU die aangaf dat zijn beurt afgebakend was. Het was hierna echter onduidelijk wie er voorrang kreeg op het beurtnemen. Volgens het natuurlijk conversatieritme namen ze gelijktijdig beurt (regels 29 en 30) en trad spraakoverlap op.

2.3.

Een poging tot herstel

Een herstelpoging kon leiden tot problemen met betrekking tot beurtnemen. Er werd afgeweken van de vooropgestelde structuur van beurtnemen wanneer de partners aan zelf-geïnitieerd of ander-geïnitieerd ander-herstel deden. Problemen bij een poging tot herstel kwamen veertien keer voor doorheen vijf conversaties. Pogingen tot ander-herstel werden opvallend meer teweeggebracht door de CP (tien keer) dan door de personen met PD (vier keer).

2.3.1. Een poging tot herstel door de CP

Als de persoon met PD spraak- en taalproblemen ondervond, deed de CP een poging tot zelf-geïnitieerd of ander-geïnitieerd ander-herstel. Deze herstelpoging kon leiden tot spraakoverlap of vroegtijdige stopzetting van de beurt van de persoon met PD. Personen met PD werden tien keer hersteld door de CP waarna spraakoverlap zich voordeed. Transcriptie 8 geeft een voorbeeld weer van de conversatie tussen PD7 en CP7. Ze bespraken een situatie waarbij ze met vrienden op stap gingen.

Afbeelding

Figuur 1. Voorbeeld van een beeldopname van de conversatie tussen een persoon met PD (links) en diens CP (rechts)
Figuur 2. Prent van CP (links); prenten van proefpersoon (rechts).
Tabel 6. Overzicht van het aantal conversatieproblemen ten gevolge van gestoord beurtnemen volgens  categorie voor personen met de ziekte van Parkinson (PD) en hun conversatiepartners (CP)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het doel van ergotherapie bij de ziekte van Parkinson is het behouden of optimaliseren van uw dagelijkse handelingen.. Allereerst bespreekt de ergotherapeut met u en

Allereerst wijzen deze bevindingen erop dat mensen met de ziekte van Parkinson, zeker bij het toenemen van de duur en de progressie van de ziekte, problemen krijgen met

Als de vooronderzoeken goed zijn verlopen wordt er in overleg met u een datum gepland voor het testen van het effect van Apomorfine en het bepalen van de beste dosering in

Ook voor het maken of verzetten van een afspraak bij de polikliniek Neurologie, belt u op maandag t/m vrijdag tussen 08.00-16.30 uur voor alle locaties naar tel. De verpleegkundige

In dit overzichtsartikel worden de farmacologische behandelopties voor zowel de motorische als non-motorische symptomen van de ziekte van Parkinson besproken.. Aan bod komen

Als u na het lezen van deze folder nog vragen heeft, kunt u tijdens kantooruren contact opnemen met de polikliniek

Overigens kunnen we met de SPECT-scan niet altijd een betrouwbaar onderscheid maken tussen de ziekte van Parkinson enerzijds en andere hersenaandoeningen die soortgelijke

Doelstelling: De doelstelling van de huidige literatuurstudie is het vergelijken van de effecten van danstherapie en fysiotherapie op specifieke componenten van functionele