• No results found

Is de kwaliteit van de winsten in familiebedrijven beter dan in andere bedrijven?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Is de kwaliteit van de winsten in familiebedrijven beter dan in andere bedrijven?"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Is de kwaliteit van de winsten

in familiebedrijven beter dan

in andere bedrijven?

Bachelorscriptie Accoutancy & Control

Versie 1

Inge I.M. van Kleef 10643877

2016

Begeleider: Erik van der Veer Universiteit van Amsterdam 20/06/2016

(2)

2

Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Inge van Kleef, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.

Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden genoemd.

De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.

(3)

3 Inhoudsopgave 1. Abstract...4 2. Introductie...5 3. Theoretisch kader...7 3.1. Familiebedrijven...7

3.2. Kwaliteit van de winsten...8

3.2.1. Definitie goede kwaliteit van winsten...8

3.2.2. Manipulatie van de winsten...9

3.2.3. Agency probleem...11

3.2.4. Interne controle...13

4. Analyse...15

4.1. Manipulatie van de winsten...15

4.2. Agency problemen...16

4.3. Entrenchment effect en alignmend effect...18

4.4. Interne controle...20

4.5. Reputatie van het bedrijf...21

4.6. Verschillen tussen de verschillende soorten familiebedrijven...23

5. Discussie en conclusie...25

(4)

4 1 Abstract

In dit literatuuronderzoek wordt onderzocht of de kwaliteit van de winsten in familiebedrijven hoger is dan de kwaliteit van de winsten in andere bedrijven. Familiebedrijven spelen qua werkgelegenheid en Bruto Nationaal Product een grote rol op de markt, maar doordat deze bedrijven anders zijn opgebouwd dan niet-familiebedrijven kan de kwaliteit van de winsten ook verschillen. Er is reeds onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de winsten in

familiebedrijven en andere bedrijven en in dit literatuuronderzoek worden deze uitkomsten met elkaar vergeleken en een afweging gemaakt. In dit onderzoek wordt ingegaan op verschillen in winstmanipulatie, agency problemen, interne controle en de reputatie tussen familiebedrijven en andere bedrijven. Verder zijn de verschillende effecten, het entrenchment effect en alignment effect, die optreden binnen een familiebedrijf bij de afweging betrokken. In familiebedrijven komt minder winstmanipulatie voor en zijn er minder agency problemen. Daarnaast zijn het management en de aandeelhouders binnen familiebedrijven meer met de reputatie van het bedrijf bezig. Deze punten zorgen samen met het alignment effect voor een betere kwaliteit van de winsten binnen familiebedrijven. Het entrenchment effect zorgt voor een slechtere kwaliteit van de winsten binnen familiebedrijven. Door met deze uitkomsten een afweging te maken kan geconcludeerd worden dat familiebedrijven een betere kwaliteit van de winsten hebben dan de andere bedrijven. In dit literatuuronderzoek wordt verder nog ingegaan op de verschillende kwaliteit van de winsten die er tussen de twee soorten

familiebedrijven bestaan. Aan het einde van dit onderzoek wordt een suggestie voor een vervolgonderzoek genoemd.

(5)

5 2 Introductie

Familiebedrijven zijn, volgens een onderzoek van Nyenrode Business Universiteit, de

dominante vorm van ondernemerschap in Nederland. Er zijn ruim 260.000 familiebedrijven in Nederland actief (2015). Deze bedrijven verzorgen samen 49% van de werkgelegenheid en 53% van het Bruto Nationaal Product. Familiebedrijven zijn daarom erg belangrijk in

Nederland. Naast veel kleine familiebedrijven zijn er ook grote familiebedrijven, zoals onder andere Sligro Food Group, Hunter Douglas en Heineken. Omdat deze bedrijven anders zijn opgebouwd dan niet-familiebedrijven, zou de kwaliteit van de winsten ook kunnen verschillen (Cheng, 2014, p. 150). In dit literatuuronderzoek wordt hier verder op ingegaan.

Volgens Cheng is een familiebedrijf een onderneming waarin de oprichters of de afstammelingen van de stichtende familie een blijvende positie in het topmanagement hebben, in het bestuur zitten of blockholders zijn (2014, p. 150). Doordat deze managers, bestuurders en aandeelhouders familie zijn, levert dit minder agency problemen op binnen het bedrijf. Dit leidt volgens Ali, Chen en Radhakrishnan tot een betere kwaliteit van de winsten (2007, p. 276). Een goede kwaliteit van de winsten verwijst naar het feit dat de gerapporteerde winsten de toekomstige winsten goed kunnen voorspellen (Dichev, Graham, & Rajgopas, 2013, p. 30). Daarnaast stellen Stolowy, Lebas en Ding dat de winst van goede kwaliteit is wanneer deze de situatie van het bedrijf eerlijk en nauwkeurig weergeven (2013, p. 599).

Naast Ali et al. stelt Weiss ook dat familiebedrijven een betere kwaliteit van de winsten kunnen hebben ten opzichte van andere bedrijven (2014, p. 464). Dit zou te maken hebben met de verschillende interne controle die heerst in de bedrijven.

Maar er zijn ook gegevens waaruit voort vloeit dat familiebedrijven een slechtere kwaliteit van de winsten hebben. Ali et al. stellen dat er in familiebedrijven tussen de de controlling- en niet-controlling aandeelhouders juist meer agency problemen zijn, wat leidt tot een slechtere kwaliteit van de winsten (2007, p. 276). Hiernaast stelt Wang dat het

entrenchment effect binnen familiebedrijven ook zorgt voor een slechtere kwaliteit van de

winsten (2006, p. 624).

Er is dus al meer onderzoek naar dit onderwerp verricht, waarbij op verschillende punten is ingegaan. Door middel van dit literatuuronderzoek worden de verschillende uitkomsten geanalyseerd en wordt er antwoord gegeven op de onderzoeksvraag:

Is de kwaliteit van de winsten in familiebedrijven beter is dan in andere bedrijven?

In de volgende paragraaf worden de begrippen familiebedrijf en kwaliteit van de winsten besproken. In de vierde paragraaf worden de resultaten van het literatuuronderzoek

(6)

6 behandeld en een analyse gedaan. Ten slotte wordt er in de vijfde paragraaf een discussie en een conclusie gegeven.

(7)

7 3 Theoretisch kader

In deze paragraaf wordt aan de hand van de literatuur de begrippen en theorieën omtrent dit onderzoek omschreven. Ten eerste wordt uitgelegd wat onder familiebedrijven wordt

verstaan. Ten tweede wordt de betekenis van de kwaliteit van de winsten uitgelegd. Hierin wordt besproken wat er onder goede en slechte kwaliteit van de winsten wordt bedoeld. In de subalinea’s worden vervolgens het agency probleem, winstmanipulatie en interne controle toegelicht.

3.1 Familiebedrijven

Volgens de onderzoekers van familiebedrijven zijn familiebedrijven significant verschillend van niet-familiebedrijven (Chrisman, Chua, & Sharma, 2005, p. 558). Deze twee soorten bedrijven verschillen volgens Chrisman, Chua en Sharma van elkaar in hun doelen, ethiek, grootte, financiële structuur, internationale structuur, strategieën en ondernemingsbestuur.

In de literatuur zijn verschillende definities te vinden voor het familiebedrijf. Chrisman, Chua en Bergiel stellen dat een familiebedrijf een bedrijf is dat wordt bestuurd en/of wordt beheerd met de bedoeling een visie te stellen en voor te zetten (2009, p. 356). Het bedrijf wordt volgens hen gehouden en gecontroleerd door een dominant verbond van familieleden of leden van een klein aantal verschillende families. De visie wordt duurzaam voortgezet door de volgende generaties van de familie of families.

Volgens Cheng is een familiebedrijf een onderneming waarin de oprichters of de afstammelingen van de stichtende familie een blijvende positie in het topmanagement hebben, in het bestuur zitten of blockholders zijn (2014, p. 150). De aandeelhouders die familie zijn van het bedrijf hebben volgens Cheng, vergeleken met de aandeelhouders die geen familie zijn van het bedrijf en andere blockholders, unieke kenmerken (2014, p. 150). Een kenmerk is dat stichtende families weinig diversiteit hebben in hun

aandelenportefeuilles. Dit komt volgens Cheng door het geconcentreerde eigendom dat zij in familiebedrijven hebben. In de familiebedrijven van de S&P 1500 index houden de stichtende families gemiddeld 17% van de aandelen in hun eigen bedrijf. 69.5% van de stichtende families houdt 5% van de aandelen en 24.7% van de stichtende families houdt meer dan 25% van de aandelen in hun eigen bedrijf (Cheng, 2014, p. 150). Volgens Cheng genieten stichtende families voordelen uit dit hoge bezit van aandelen en deze lage diversiteit van de aandelen. Deze structuur zorgt voor goede corporate beslissingen en het verlaagt de

gevolgen van de slechte corporate beslissingen. Op deze manier hebben de aandeelhouders die familie zijn van het bedrijf volgens hem een sterke prikkel om de waarde van het bedrijf te verhogen (Cheng, 2014, p. 150).

(8)

8 Een verschil tussen familiebedrijven en andere bedrijven is de verschillende

corporate governance die heerst in de bedrijven (Bartholomeusz & Tanewski, 2006, p. 264). Corporate governance staat volgens Carney voor goed ondernemingsbestuur (2005, p. 252). Volgens Bartholomeusz en Tanewski heerst er in familiebedrijven een corporate governance die inconsequent is met het maximaliseren van de waarde van het bedrijf.

Pazzaglia, Mengoli en Sapienza stellen dat er twee soorten familiebedrijven zijn: een bedrijf dat is opgericht door een familie en een bedrijf dat is verworven door een familie (2013, p. 374). Een groot verschil tussen deze twee soorten familiebedrijven ontstaat, volgens hen, doordat een familiebedrijf dat is opgericht door de familie een CEO heeft die familie is van het bedrijf, en een bedrijf dat is verworven door een familie een niet-familiale CEO heeft.

Een familiebedrijf is dus een bedrijf waarin familieleden van de stichters duurzaam een visie nastreven en een een blijvende rol spelen binnen het bedrijf.

3.2 Kwaliteit van de winsten

In deze paragraaf wordt de definitie van een goede kwaliteit van de winsten bepaald en worden het agency probleem, winstmanipulatie en de interne controle van bedrijven besproken.

3.2.1 Definitie goede kwaliteit van winsten

Een groot deel van de financiële verslaggeving is gebaseerd op cijfers waaronder de netto-inkomsten en andere tussenliggende niveaus van de meting van de winst (Stolowy, Lebas, & Ding, 2013, p. 579). Daarom is het volgens Stolowy, Lebas en Ding van belang om de

kwaliteit van deze cijfers, met andere woorden de kwaliteit van de winsten, te evalueren. Deze kwaliteit wordt volgens hen beïnvloed door de boekhoudmethode, classificatie van uitzonderlijke en buitengewone posten in de winst- en verliesrekening en boekhoudkundige schattingen en oordelen. Deze drie factoren hebben geleid tot boekhoudkundige manipulatie (Stolowy et al., 2013, p. 580). Hier wordt in paragraaf 3.2.2 dieper op ingegaan.

Volgens Stolowy et al. heb je een goede kwaliteit van winsten wanneer het de situatie van het bedrijf eerlijk en nauwkeurig beschrijft (2013, p. 599). Zij stellen dat in een normale zakelijke situatie een positieve en significante correlatie tussen de netto-inkomsten en operationele kasstroom, voor dezelfde periode, logisch zou zijn. Daarnaast stellen zij dat de convergentie van de gecumuleerde waarde van de netto-inkomsten en operationele

kasstroom vanzelfsprekend zou zijn (2013, p. 584). Wanneer deze twee grootheden niet convergeren maar juist uit elkaar drijven, is de kwaliteit van de winsten volgens hen laag.

(9)

9 Financiële marktanalisten stellen dat je spreekt van een goede kwaliteit van de

winsten wanneer de winstverschillen na verloop van tijd verhoudingsgewijs klein worden. Op deze manier is de winst gemakkelijk voorspelbaar door middel van extrapolatie (Stolowy et al., 2013, p. 599).

Volgens Penman en Zhang zijn de gerapporteerde winsten van goede kwaliteit wanneer deze een goede indicator voor de toekomstige winsten zijn (2002, p. 237). Dichev, Graham en Rajgopas zijn het hiermee eens, volgens hen verwijst een goede kwaliteit van de winsten naar het feit dat de gerapporteerde winsten de toekomstige winsten goed kunnen voorspellen (2013, p. 30). Uit hun onderzoek vloeit voort dat de meeste ondervraagde CFO’s van mening zijn dat een hoge kwaliteit van winsten duurzaam en vrij van eenmalige posten zijn. Zij voegen hieraan toe dat een hoge kwaliteit van de winsten wordt weerspiegeld in een consistente rapportage keuze, wordt ondersteund door actuele kasstromen en

onbetrouwbare lange termijn schattingen voorkomt (2013, p. 30).

Naast deze definities van de kwaliteit van de winsten zijn er nog meer te vinden in de literatuur. Richardson stelt dat de kwaliteit van de winsten hoog is wanneer de prestaties zich aanhouden in de komende periodes (2003, p. 49). Volgens Ball en Shivakumar hangt de kwaliteit van de winsten af van het nut van de financiële verslaggeving voor investeerders, crediteuren, managers en alle andere partijen die contracten hebben met het bedrijf (2005, p. 84). Ten slotte stellen Dechow, Ge en Schrand dat een hogere kwaliteit van de winsten meer informatie geeft die relevant is voor een specifieke beslissing van een specifieke beslisser (2010, p. 344). Een hogere kwaliteit van de winsten zou volgens hen meer informatie geven over de eigenschappen van de financiële prestaties van een onderneming. Deze definitie hebben zij ontleend uit de Statement of Financial Accounting Concepts No. 1.

Samenvattend spreek je van een goede kwaliteit van de winsten wanneer deze de situatie van een bedrijf eerlijk en nauwkeurig beschrijven en deze een goede indicator is voor de toekomstige winsten. Daarnaast is de kwaliteit van de winsten goed als deze nuttig is voor onder andere investeerders en hun helpt bij specifieke beslissingen.

3.2.2 Manipulatie van de winsten

Zoals hierboven is besproken, wordt de kwaliteit van de winsten beïnvloed door de

boekhoudmethode, classificatie van uitzonderlijke en buitengewone posten in de winst- en verliesrekening en boekhoudkundige schattingen en oordelen. Deze drie factoren hebben geleid tot boekhoudkundige manipulatie. (Stolowy, Lebas, & Ding, 2013, p. 580). Earnings

management is een vorm van winstmanipulatie (Healy & Wahlen, 1999, p. 368). Volgens

Healy en Wahlen doet earnings management zich voor wanneer managers hun oordeel over de financiële verslagen kunnen vormen en op deze manier belanghebbende misleiden over

(10)

10 kwesties met betrekking tot de operationele prestaties van bedrijven (1999, p. 368). Ook plegen managers earnings management wanneer ze, volgens Healy en Wahlen, de contractuele resultaten op basis van boekhoudkundige cijfers veranderen. Chen en Tsai stellen dat earnings management een boekhoudkundige goocheltruc is, die managers gebruiken om aan winstverwachtingen te voldoen (Chen & Tsai, 2010, pp. 955-954). Dit wordt volgens Goel en Thakor bereikt door het veranderen van informatie en financiële verslagen (2003, p. 151).

Stolowy, Lebas en Ding stellen net als Chen en Tsai, dat managers gebruik maken van earnings management om het vooraf vastgestelde niveau van de verwachte winst te behalen (2013, p. 580). Dit kan worden gedaan door het, op korte termijn, wijzigen van een aantal discretionaire uitgaven zoals reclamekosten, trainingskosten en resource en

ontwikkelingskosten. Op deze manier komen de managers op het gewenste doel van de winsten, hoewel dit ten koste gaat van de toekomstige onderneming (2013, pp. 580-581).

Naast earnings management zijn er meer soorten van earnings manipulatie: income

smoothing, earnings bath en creatief boekhouden (Stolowy et al., 2013, p. 580). Income

smoothing is volgens Stolowy et al. vooral een verkleining van de variantie van de winst. Income smoothing heeft de duidelijke doelstelling van het produceren van een gestaag groeiende stroom van de winst. Dit wordt wordt veroorzaakt door het verschuiven van de datum waarop sommige componenten van de kosten of baten worden opgenomen. Het impliceert het beoefenen van earnings management, jaar na jaar. Deze vorm van manipulatie kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van het creëren en annuleren van voorzieningen. Anderen voorbeelden van income smoothing zijn de datum van winsterkenning in langlopende contracten verschuiven en ad hoc verkopen van de ondergewaarde voorraad of van ondergewaardeerde langlopende activa (Stolowy et al., 2013, p. 581).

Earnings batch is volgens Stolowy et al. een derde soort winstmanipulatie (2013, p. 581). Zij leggen deze soort manipulatie uit aan de hand van een voorbeeld. Zij stellen dat wanneer er een nieuwe CEO wordt benoemd, hij of zij de oude rekeningen opschoont en op deze manier begint met een solide basis. Op deze manier kan de CEO gemakkelijk

verbeterde inkomsten verkrijgen ten opzichte van de voorganger. Een tweede mogelijkheid voor de nieuwe CEO is om met deze nieuwe solide basis voorzieningen te creëren die later gebruikt kunnen worden voor income smoothing. Deze praktijken, om de winst te

verminderen wanneer de nieuwe CEO de taak overneemt van de oude CEO, doen de toekomstige winsten groter lijken en werken hierdoor geruststellend voor de aandeelhouders (Stolowy et al., 2013, p. 581). Moore stelt dat een nieuw management de neiging heeft om pessimistisch te zijn over de waardes van activa en de toekomstige winsten (1973, p. 100). Volgens Stolowy et al. stelt het management deze waardes lager dan nodig is. Het

(11)

11 management neemt de verliezen nu zodat er een mogelijkheid bestaat dat ze hier later nog winsten over kunnen genereren. Deze manier van manipulatie wordt in de volksmond big

bath accounting genoemd (Stolowy et al., 2013, p. 581).

De laatste vorm van earnings manipulatie is creatief boekhouden. Stolowy et al. stellen dat creatief boekhouden betekent dat gebruik wordt gemaakt van ongepaste boekhoudstandaarden met de bedoeling om investeerders te misleiden (2013, p. 581). Dit wordt gedaan door investeerders te laten zien wat ze willen zien, bijvoorbeeld een gestaag toenemende winst. Smith verwijst naar creatief boekhouden als boekhouding goochelarij (in Stolowy et al., 2013, p. 581). Creatief boekhouden wordt volgens Stolowy et al. om

verschillende redenen gebruikt en zorgt voor verwarring in het vak van winstmanipulatie. Het omvat hoofdzakelijk earnings management en focust zich op classificatie manipulatie.

Volgens Lo heeft winst manipulatie een negatief effect op de kwaliteit van de winsten (2008, p. 531). Zoals in paragraaf 3.1 is besproken, hebben de boekhoudmethode,

classificatie van uitzonderlijke en buitengewone posten in de winst- en verliesrekening en boekhoudkundige schattingen en oordelen invloed op de kwaliteit van de winsten. Deze drie factoren hebben geleid tot boekhoudkundige manipulatie en dit verlaagd volgens Stolowy, Lebas en Ding de kwaliteit van de winsten (2013, p. 580).

Er zijn dus vier manieren om de winsten te manipuleren: earnings management, income smoothing, earnings batch en creatief boekhouden. Deze vier soorten

winstmanipulaties zorgt voor een lagere kwaliteit van de winsten.

3.2.3 Agency probleem

Jensen en Meckling hebben in hun onderzoek een duidelijke uitleg over het agency

probleem gegeven (1976, p. 308). Volgens hen omvatten vastgoedtransacties typisch twee partijen: de partij die privé-informatie bezit, de agent, en de partij die geen privé-informatie bezit, de principaal. De principaal draagt de agent een deel van de vereiste taken toe en geeft de agent prikkels zodat hij de handelingen van de agent kan sturen. Echter, agency problemen ontstaan door de informatiekloof tussen de doelstellingen van de gevolmachtigde partij, de agent, en de waarnemingen van de opdrachtgever, de principaal. De beslissingen en handelingen van een agent kunnen een negatief effect hebben, waaronder financiële verliezen, op de principaal (Jensen & Meckling, 1976, pp. 308-309).

Jensen en Meckling definiëren de agency overeenkomst als een overeenkomst waarbij een persoon, de agent, in dienst staan van een ander persoon, de principaal (1976, p. 308). De principaal delegeert volgens hen enkele taken, en daarmee enkele

beslissingsbevoegdheden, aan de agent toe. Wanneer beide partijen hun eigen nut willen maximaliseren is het volgens Jensen en Meckling aannemelijk dat de agent niet altijd in het

(12)

12 belang van de principaal handelt. Shapiro stelt dat dit belangenverschil ontstaat doordat de agent risicomijdend is (2005, p. 265). Volgens Jensen en Mecking kan de principaal de verschillen ten opzichte van de interesses van de agent limiteren door een passende stimulans voor de agent te vinden (1976, p. 308). Daarnaast kan hij volgens hen door het aangaan van toezichtkosten de agent controleren op afwijkende activiteiten. Jensen en Meckling beweren dat monitoren ervoor zorgt dat de agent zicht onthoudt van ongewenst gedrag en ongewenste zinloze activiteiten vanuit het perspectief van de principaal. Ten slotte kan, volgens Jensen en Meckling, de principaal in sommige situaties de agent middelen betalen, bonding costs, om ervoor te zorgen dat hij geen acties uitvoert waarmee hij de principaal schaadt. Deze overeenkomst zorgt ervoor dat de agent zich zal onthouden van het opzettelijk toebrengen van schade aan de principaal. Daarnaast zorgt deze overeenkomst er volgens hen voor dat wanneer de agent toch schade toebrengt aan de principaal, de

principaal voor de schade van deze acties zal worden gecompenseerd (Jensen & Meckling, 1976, p. 308).

Deze definitie beschrijft volgens Jensen en Meckling op adequate wijze een bedrijf dat niet wordt gerund door de eigenaren (1976, p. 309). Een voorbeeld van dit soort

bedrijven is een bedrijf met aandeelhouders. De aandeelhouders, de principalen, vragen aan een manager, de agent, of hij het bedrijf wil leiden. Een ander soort interpretatie is de relatie tussen een manager en de obligatiehouders van een bedrijf. In dit voorbeeld zijn de

obligatiehouders de principalen en de manager is de agent. De manager beslist namelijk wat het bedrijf doet met het geld van de obligatiehouders. Volgens Jensen en Meckling zullen er problemen ontstaan wanneer de agent en de principalen hun eigen winsten willen

maximaliseren en de manager op deze manier niet altijd in het belang van de obligatiehouders handelt (Jensen & Meckling, 1976, p. 309).

Volgens Eisenhardt zijn er twee soorten van agency problemen die voortvloeien uit de agency overeenkomst (1989, p. 58). Het eerste agency probleem ontstaat volgens hem wanneer er een conflict of interest ontstaat en de principaal niet kan vaststellen, of wanneer dit vaststellen erg duur is, dat de agent zijn opgedragen taken werkelijk op de juiste manier uitvoert. Een conflict of interest ontstaat waneer de doelstellingen van de agent en de principaal van elkaar verschillen. Doordat de principaal niet kan vaststellen of de agent zijn taken werkelijk op de juiste manier heeft uitgevoerd, spreek je volgens Eisenhardt van een informatieasymmetrie. De agent heeft betere informatie over zijn uitgevoerde taken dan de principaal (1989, p. 58).

Het tweede probleem dat Eisenhardt erkent is het probleem van risicodeling (1989, p. 58). Dit probleem houdt in dat de principaal en de agent verschillende voorkeuren hebben voor activiteiten omdat ze verschillende risico’s lopen. De agent zal bijvoorbeeld meer risico willen nemen dan dat de principaal bereid is te accepteren (Eisenhardt, 1989, p. 58).

(13)

13 Een kenmerk van familiebedrijven is, zoals genoemd in paragraaf 3.1, dat de

oprichters of de afstammelingen van de stichtende familie een blijvende positie in het topmanagement hebben, in het bestuur zitten of blockholders zijn. Verder werd hierboven besproken dat agency problemen voorkomen in bedrijven met aandeelhouders, en zo komen agency problemen dus ook voor in familiebedrijven.

Volgens Ali, Chen en Radhakrishnan hebben agency problemen invloed op het openbaar maken van de boekhouding. Een element van het openbaar maken van de

boekhouding is de kwaliteit van de gerapporteerde winsten. Zij stellen dat agency problemen leiden tot manipulatie van de winsten voor opportunistische redenen en hierdoor leiden agency problemen tot een lagere kwaliteit van de winsten (2007, pp. 276-281).

Het agency probleem is dus een probleem tussen de principaal en de agent die voortvloeit uit informatie asymmetriën en schadelijk kan zijn voor de principaal. Dit probleem kan in familiebedrijven voorkomen en kan de kwaliteit van de winsten verlagen.

3.2.4 Interne controle

Interne controle wordt uitgevoerd om de bedrijfsprocessen te controleren op juiste uitvoering, betrouwbaarheid en consistentiteit (Romney & Steinbart, 2012, p. 204). Romney en Steinbart beweren dat interne controle de ongeoorloofde verwerving van activa voorkomt of opspoort. Hiernaast stellen ze dat door interne controle de bedrijfsmiddelen nauwkeurig en eerlijk worden bijgehouden, dat het diefstal of verlies van activa voorkomt en dat de operationele efficiëntie verbetert. Als laatste stellen ze dat door interne controle het voorgeschreven beleid van het bestuur nageleefd wordt en dat het jaarverslag aan alle wet- en regelgeving voldoet (2012, p. 204). Wagner en Dittmar stellen daarnaast dat interne controle ervoor zorgt dat een jaarverslag wordt samengesteld dat gebaseerd is op juiste en betrouwbare financiële data (2006, p. 135). Op deze manier kan er volgens hen geen financiële fraude, zoals

winstmanipulatie, worden gepleegd, en is de kwaliteit van de winsten hoger. Wanneer er een hoog niveau van conservatisme in de verslaggeving zit, wordt winstmanipulatie volgens Lara, Osma en Penalva sneller herkend en kan het worden hersteld (2014, p. 176). Dit komt volgens hen omdat door conservatisme de informatie asymmetriën tussen de managers en investeerders worden verkleind.

Ge en McVay stellen dat een zwakke interne controle meestal gerelateerd is aan de ontoereikende inzet van middelen voor de controle van de boekhouding (2005, p. 137). Daarnaast stellen zij dat specifieke boekhoudproblemen de meest voorkomende problemen zijn in de interne controle. De aandeelhouders kunnen deze problemen die voortkomen uit een slechte interne controle volgens Marinovic niet waarnemen, maar moeten uit de gerapporteerde winsten afleiden of de interne controle sterk of zwak is (2013, p. 146).

(14)

14 Wanneer een bedrijf een sterke interne controle heeft, is het management volgens Marinovic gedwongen om de winsten naar waarheid te rapporteren (2013, p. 146). Wanneer een bedrijf geen sterke interne controle heeft kan het management volgens hem

winstmanipulatie toepassen. Hieruit concludeert hij dat wanneer een bedrijf een sterke interne controle heeft, dit een een positief effect heeft op de kwaliteit van de winsten.

(15)

15 4 Analyse

In deze paragraaf wordt de onderzoeksvraag, is de kwaliteit van de winsten in

familiebedrijven beter dan in andere bedrijven, geanalyseerd. Deze analyse wordt uitgevoerd door middel van een literatuuronderzoek. Er wordt in de analyse ingegaan op zes aspecten die invloed hebben op de kwaliteit van de winsten: manipulatie van de winsten, agency problemen, het entrenchment effect, het alignment effect, de interne controle en de reputatie van het bedrijf. Deze zes aspecten zijn verveeld over vijf subalinea’s. In de zesde subalinea worden de verschillen van de kwaliteit van de winsten tussen de verschillende soorten familiebedrijven besproken.

4.1 Manipulatie van de wisten

Zoals in paragraaf 3.2.3 is besproken heeft winstmanipulatie volgens Lo een negatief effect op de kwaliteit van de winsten (2008, p. 531). Uit het onderzoek van Martin, Campbell en Gomez-Mejia vloeit voort dat in familiebedrijven de winsten minder worden gemanipuleerd dan in andere bedrijven (2013, p. 464). Martin et al. tonen aan dat familiebedrijven meer ethische normen stellen aan het rapporteren van hun financiële informatie dan andere bedrijven en om deze reden maken familiebedrijven volgens hen andere strategische beslissingen dan andere bedrijven. Het bedrijf heeft voor het management van

familiebedrijven namelijk een hoge sociaal-emotionele waarde. Om die reden zal volgens Martin et al. het management in familiebedrijven minder vaak de winsten manipuleren dan in anderen bedrijven (2013, p. 464).

Een tweede reden dat de winsten in familiebedrijven minder vaak worden

gemanipuleerd komt volgens Martin et al. door de langetermijnrelatie die het management in familiebedrijven met het bedrijf heeft (2013, p. 465). Wanneer bekend is dat het management de winsten heeft gemanipuleerd, leidt dit volgens Martin et al. tot reputatieschade voor bedrijf. Door de langetermijnrelatie met het bedrijf moet het management ook lijden onder deze schade. Verder stellen Martin en al. dat een management die geen familiale band heeft met het bedrijf zich gemakkelijk van het bedrijf kan losmaken en lijdt hierdoor geen lange termijn schade. Daarom worden er volgens hen in andere bedrijven vaker winsten gemanipuleerd dan in familiebedrijven (2013, p. 465).

Naast het lijden van de reputatieschade voor het bedrijf is er een tweede reden waarom het management van een familiebedrijf de winsten minder vaak manipuleren dan in andere bedrijven (Martin et al., 2013, pp. 465-466). Martin et al. stellen namelijk dat, door de langetermijnrelatie van het management met het bedrijf, ze het lastiger vinden zichzelf en hun persoonlijke reputatie los te maken van de negatieve gevolgen van de beschadigde

(16)

16 reputatie van het bedrijf (2013, pp. 465-466). Om dit te voorkomen zullen zij, volgens Martin et al., dus minder snel winsten manipuleren.

Martin et al. stellen dat deze keuze over het wel of niet toepassen van

winstmanipulatie verschilt over verschillende generaties van een familiebedrijf (2013, p. 465). Er zit volgens hen met name een verschil tussen de stichters en de opvolgende generaties. Le Betron-Miller en Miller stellen dat stichters vaker gericht zijn op het volgen van een strategie die is gebaseerd is op het groeien en innoveren van het bedrijf. Opvolgers zijn volgens hen vaker gericht op het volgen van een strategie die gebaseerd is op het genieten van de vruchten van de successen uit het verleden (in Martin et al., 2013, p. 465). Daarnaast stelt Westhead dat stichters meer emotioneel verbonden zijn met het familiebedrijf dan opvolgers (2003, p. 103). Om deze reden zijn stichters volgens hem meer betrokken bij het socioaal-emotionele vermogensbeheer. Doordat de oprichters volgens deze studies sterk betrokken zijn bij het sociaal-emotionele vermogensbeheer, zijn zij volgens Martin et al. hierdoor nog meer verlies avers om sociaal-emotioneel vermogen te verliezen als gevolg van bijvoorbeeld earnings management (2013, p. 465). Hierdoor komt volgens hen earnings management in dit beginstadium van een familiebedrijf nog minder voor.

Uit het bovenstaande blijkt dat er in familiebedrijven minder vaak winsten worden gemanipuleerd dan in andere bedrijven. Echter, Martin et al. stellen dat dit verminderde gebruik van winstmanipulatie afneemt naarmate een familiebedrijf groter wordt en naarmate het bedrijf wordt doorgegeven aan nieuwe generaties (2013, p. 465).

Samenvattend kan dus worden gezegd dat het manipuleren van de winsten minder vaak voorkomt in familiebedrijven dan in andere bedrijven. Het komt daarnaast minder vaak voor bij het stichtende management dan bij het opvolgende management. Door het risico wat winstmanipulatie met zich meebrengt zal hier in familiebedrijven minder gebruik van worden gemaakt dan in andere bedrijven, omdat in de eerst genoemde soort bedrijven het

management een langetermijnrelatie met het bedrijf heeft en reputatieschade wil voorkomen. Doordat de manipulatie van de winsten lager is, is de kwaliteit van de winsten in

familiebedrijven dus hoger dan in andere bedrijven.

4.2 Agency problemen

In paragraaf 3.2.3 is besproken dat agency problemen kunnen voorkomen in

familiebedrijven. In familiebedrijven kunnen volgens Gilson en Gordon twee types agency problemen voorkomen: type 1 en type 2 agency problemen (2003, p. 785). Type 1 agency problemen vloeien volgens hem voort uit de scheiding van eigendom en zeggenschap binnen het bedrijf, dus de scheiding tussen de aandeelhouders en het management. Wanneer beide partijen hun eigen nut willen maximaliseren is het volgens Jensen en

(17)

17 Meckling aannemelijk dat het management niet altijd in het belang van de aandeelhouders handelt (1976, p. 308). Dit probleem kan volgens hen door toezicht op het management worden opgelost. Volgens Demsetz en Lehn is het vermogen tot direct toezicht in familiebedrijven hoger dat in andere bedrijven (1985, p. 1158). Om deze reden betalen familiebedrijven volgens Chen een lagere compensatie aan het management omdat het management door het toezicht genoeg prikkels krijgt om haar werk goed uit te voeren (In Ali, Chen, & Radhakrishnan, 2007, p. 239). Door de lagere compensatie die de aandeelhouders aan het management betalen, is het opportunisme van het management lager en zijn ze volgens Chen minder geneigd om de winsten te manipuleren. Daarnaast hebben de aandeelhouders in familiebedrijven volgens Anderson en Reeb een betere kennis over het bedrijf dan in andere bedrijven, waardoor zij winstmanipulatie kunnen ontdekken (In Ali et al., 2007, p. 239). Hierdoor wordt winstmanipulatie, als gevolg van het type 1 agency probleem, in familiebedrijven onder controle gehouden. Anderson en Reeb stellen daarom dat

winstmanipulatie als gevolg van type 1 agency problemen vaker in niet-familiebedrijven voorkomt.

Door het betere toezicht op het management en de betere kennis van de aandeelhouders over het bedrijf komen er in familiebedrijven dus minder vaak type 1 agencyproblemen voor dan in andere bedrijven. Dit leidt tot een betere kwaliteit van de winsten in familiebedrijven.

Naast type 1 problemen kunnen er ook type 2 agency problemen in familiebedrijven ontstaan. Dit agency probleem is volgens Martin, Campbell en Gomez-Mejia een conflict tussen de verschillende soorten principalen met verschillende belangen (2013, p. 465). In een familiebedrijf ontstaat dit conflict volgens hem tussen de familiale aandeelhouders en de niet-familiale aandeelhouders door het verschil in belangen met betrekking tot het sociaal-emotionele vermogensbehoud. De familiale aandeelhouders zijn sterk betrokken bij het sociaal-emotionele vermogensbehoud en de niet-familiale aandeelhouders zijn meer gericht op het economische vermogensbehoud.

Ali et al. stellen dat familiale aandeelhouders een aanzienlijke macht hebben binnen een familiebedrijf (2007, p. 239). Deze macht vloeit volgens hen voort uit het hoge aandeel in eigendom van het bedrijf en de zeggenschap in de Raad van Bestuur. De Raad van Bestuur van familiebedrijven wordt volgens hen gedomineerd door de familieleden en is daarom minder onafhankelijk dan die van andere bedrijven. Type 2 agency problemen leiden om die reden vaak tot manipulatie van de winsten in familiebedrijven, om op deze manier de

negatieve gevolgen van de transacties met verbonden partijen te verbergen. Daarnaast worden de winsten volgens Ali et al. gemanipuleerd om op deze manier de familieleden gemakkelijker een leidinggevende taak te geven binnen het bedrijf (2007, p. 239).

(18)

18 In familiebedrijven komen dus vaker het type 2 agency problemen voor dan in

andere bedrijven en dit leidt tot een slechtere kwaliteit van de winsten in familiebedrijven ten opzichte van andere bedrijven.

Samenvattend hebben familiebedrijven dus minder last van type 1 agency problemen en meer last van type 2 agency problemen vergeleken met andere bedrijven. Uit het onderzoek van Ali et al. vloeit voort dat in familiebedrijven globaal gezien minder agency problemen voorkomen (2007, p. 239). Minder agency problemen leiden tot minder winstmanipulatie voor opportunistische redenen en leiden hierdoor tot een hogere kwaliteit van de winsten in familiebedrijven.

4.3 Entrenchment effect en alignment effect

Zoals er in paragraaf 3.1 is besproken, zijn er volgens Pazzaglia, Mengoli en Sapienza twee soorten familiebedrijven: een bedrijf dat is opgericht door een familie en een bedrijf dat is verworven door een familie (2013, p. 374). Wang stelt, in zijn onderzoek naar bedrijven die zijn opgericht door een familie, dat er spraken is van twee soorten effecten die invloed hebben op de kwaliteit van de winsten: het entrenchment effect en het alignment effect (2006, p. 653).

Het eerste effect dat optreedt in deze soort familiebedrijven is het entrenchment effect. Het entrenchment effect voorspelt dat de stichtende families rijkdom willen onteigenen van andere aandeelhouders door middel van het leveren van een lagere kwaliteit van de winsten (Wang, 2006, pp. 620-621). Dit is in lijn met de traditionele opvatting van Fama en Jensen over familiebedrijven (in Wang, 2006, p. 621). Zij stellen dat familiebedrijven inefficiënt werken doordat de geconcentreerde eigendommen een prikkel vormen voor controlling aandeelhouders om eigendommen te onteigenen van andere aandeelhouders. Het entrenchment effect moedigt volgens Wang het management aan tot manipulatie van de winsten door middel van earnings management (2006, p. 620). Maar de levering van de lage kwaliteit van de winsten wordt volgens Wang verzwakt door de vraag naar een hogere kwaliteit van de winsten wanneer de gebruikers van de jaarrekening zien dat er in een familiebedrijf een corporate governance heerst (2006, p. 653).

Een oorzaak van het entrenchment effect is de informatieasymmetrie tussen

controlling aandeelhouders en andere aandeelhouders (Wang, 2006, p. 621). Fan en Wong stellen dat een geconcentreerd eigendom de boekhoudkundige informatiestroom naar andere beleggers toe limiteert (2002, p. 403). Volgens Francis, Schipper en Vincent verlaagt een informatieasymmetrie de transparantie van boekhouding (2005, p. 330). Uit deze

(19)

19 winstmanipulatie toeneemt (2006, p. 621). Daarom hebben familiebedrijven volgens Wang een slechtere kwaliteit van de winsten dan andere bedrijven.

Naast deze nadelen van het entrenchment effect heeft het volgens Wang ook

voordelen. Het entrenchment effect motiveert volgens Wang gebruikers van de jaarrekening om te vragen naar een hoge kwaliteit van de financiële informatie, zodat zij op deze manier hun activa en belangen kunnen beschermen. Familiebedrijven worden, wanneer

contractsluitende partijen op de hoogte zijn dat er een entrenchment effect heerst binnen het bedrijf, geconfronteerd met strengere aanbestedende voorwaarden die gevoeliger zijn voor de kwaliteit van de financiële informatie. Wanneer dit gebeurt zullen familiebedrijven voldoen aan deze vraag voor een betere kwaliteit van de winsten in de ruil voor betere

aanbestedingsvoorwaarden, bijvoorbeeld lagere kosten van kapitaal (2006, p. 621).

Het tweede effect dat volgens Wang in familiebedrijven optreedt is het alignment effect (2006, p. 621). Het alignment effect is gebaseerd op het feit dat familiebedrijven de prikkel hebben om de winsten ter goede trouw te rapporteren en hierdoor volgens Wang een hogere kwaliteit van de winsten hebben. Hij stelt dat de controlling aandeelhouders door de

geconcentreerde eigendommen beter toezicht kunnen houden in het bedrijf. Sheifler en Vishney stellen dat dit komt omdat binnen deze bedrijven sneller beslissingen gemaakt kunnen worden en het bedrijf een lange temijn relatie heeft met hun personeel. Hierdoor zou volgens hen een familiebedrijf effectiever toezicht op het management kunnen houden (in Wang, 2006, p. 621).

Doordat werknemers van familiebedrijven een lange termijn aanwezigheid hebben binnen het bedrijf, en het voornemen hebben de familienaam te bewaren, hebben deze werknemers volgens Wang een groter belang in het bedrijf dan niet-familiale werknemers (2006, pp. 621-622). Korte termijn managers zullen bijvoorbeeld hun persoonlijke winst maximaliseren ten koste van de aandeelhouders, terwijl familiale managers zullen afzien van de korte termijn winsten en zich meer zullen focussen op de toekomst van het bedrijf. Op deze manier is, volgens Wang, de kwaliteit van de winsten, door het alignment effect, in familiebedrijven hoger dan in andere bedrijven.

Hoewel het alignment effect familiebedrijven motiveert om een hogere kwaliteit van de winsten te rapporteren, verlaagt het de vraag naar een hoge kwaliteit van de financiële informatie van contractsluitende partijen, wanneer deze partijen op de hoogte zijn van de sterke corporate governance (Wang, 2006, p. 622). Wang stelt dat de belangen van de contractsluitende partijen door het alignment effect beter aansluiten op belangen van het familiebedrijf. Hierom zullen volgens Wang de aanbestedende voorwaarden van de

(20)

20 Dit resulteert volgens hem in het feit dat het familiebedrijf minder geneigd is om een hoge kwaliteit van de financiële informatie te rapporteren (2005, p. 622).

Samenvattend heeft het alignment effect een positieve invloed en het entrenchment effect een negatief invloed op de kwaliteit van de winsten.

Uit Wang zijn onderzoek vloeit voort dat het alignment effect en het entrenchment effect tezamen een positieve invloed hebben op de kwaliteit van de winsten (2006, p. 653). Uitgaande van deze twee kenmerken van een familiebedrijf is de kwaliteit van de winsten in deze bedrijven dus beter dan in andere bedrijven.

4.4 Interne controle

Zoals in paragraaf 3.2.4 is besproken leidt een goede interne controle tot een betere kwaliteit van de winsten (Marinovic, 2013, p. 146).

Weiss stelt in zijn onderzoek naar interne controle in familiebedrijven dat de in de bovenstaande paragraaf benoemde entrenchment en alignment effecten invloed hebben op de interne controle van het bedrijf (2014, pp. 463-464). Het entrenchment effect leidt volgens Weiss tot een positief verband tussen de familiebedrijven en zwakheden in de interne

controle. Daarnaast resulteert het alignment effect volgens hem tot een negatief verband tussen familiebedrijven en de zwakheden in de interne controle. Doordat het alignment effect sterker is dan het entrenchment effect, is er gemiddeld een negatief verband tussen

familiebedrijven en de zwakheden in de interne controle. Daarentegen is het alignment effect volgens Weiss niet in alle familiebedrijven sterker dan het entrenchment effect. In enkele bedrijven is het entrenchment effect volgens hem sterker wat leidt tot een positief verband tussen familiebedrijven en zwakheden in de interne controle.

Verder kwam uit Weiss’ onderzoek dat slechts 3,0% van de familiebedrijven materiële zwakheden in hun interne controle rapporteerde, terwijl 10,1% van de niet-familiebedrijven dit deden (2014, p. 464). Echter, de zwakheden die gerapporteerd zijn door de

familiebedrijven bestaan uit ernstige tekortkomingen in de controle van het gehele bedrijf, terwijl de zwakheden die in de andere bedrijven gerapporteerd zijn slechts smalle specifieke boekhoudkundige tekortkomingen zijn. Familiebedrijven hebben dus minder tekortkomingen in hun interne controle dan andere bedrijven, maar deze tekortkomingen zijn wel ernstiger wanneer ze zich voordoen. Maar Weiss stelt dat gemiddeld genomen er in de interne

controle van familiebedrijven minder materiële tekortkomingen zitten dan in andere bedrijven. Volgens Weiss verlagen de gevonden zwakheden in de interne controle van

(21)

21 zouden doen (2014, p. 464). Dit komt volgens hem doordat de tekortkomingen in de controle van het gehele bedrijf lastiger te controleren zijn.

Ten slotte kwam er uit Weiss’ onderzoek dat aandeelhouders significant negatief reageren op de materiële zwakheden van de interne controle (2014, p. 464). De reactie van aandeelhouders van familiebedrijven is negatiever dan die van aandeelhouders van andere bedrijven. Met name de reactie van de markt op materiële zwakheden van de interne controle is significant negatiever. Deze reactie is zelfs twee keer zo negatief bij

familiebedrijven dan bij andere bedrijven. Weiss concludeert hieruit dat beleggers een grotere negatieve impact van de materiële zwakheden van de interne controle waarnemen bij familiebedrijven dan bij andere bedrijven (2014, p. 464).

Er kan dus worden geconcludeerd dat er in familiebedrijven een interne controle heerst met minder zwakheden dan in de andere bedrijven, maar dat de zwakheden in de familiebedrijven wel zwaarder meetellen dan in andere bedrijven. Dit lagere aantal

zwakheden resulteert dus niet per se tot een betere interne controle en dit leidt dus niet per se tot een betere kwaliteit van de winsten in familiebedrijven.

4.5 Reputatie van het bedrijf

Zoals reeds bij de analyse van winstmanipulatie kort is besproken is angst van

reputatieschade in familiebedrijven hoger dan in andere bedrijven (Martin, Campbell, & Gomez-Mejia, 2013, pp. 465-466). Uit het onderzoek van Martin et al. kwam naar voren dat de potentiële negatieve consequenties van onethische praktijken, zoals manipulatie van de winsten, het imago en de reputatie van de familiale aandeelhouders schaden. Deze

negatieve consequenties zorgen er volgens hen voor dat de familiale aandeelhouders preventief geen moral hazard zullen plegen. De niet-familiale aandeelhouders die relatief minder op het spel hebben staan, zullen daarom eerder moral hazard plegen (2013, pp. 465-466).

Sociaal-emotioneel vermogen is door diverse geleerden gebruikt om het gedrag van familiebedrijven te analyseren en voorspellen. Gomez-Mejia et al. beschrijven sociaal-emotioneel vermogen als een overkoepelend construct dat een groot aantal affectieve schenkingen omvat, afkomstig van de dominante familie, als onderdeel van hun

eigendomspositie in het bedrijf (in Martin et al., 2013, p. 455). Zo zijn verschillende aspecten die geassocieerd zijn met sociaal-emotioneel vermogen gebruikt om te onderzoeken hoe de familie een gevoel van eigenwaarde en entiteit ontleent aan het bedrijf (Kepner, 1983), hoe zij erkenning krijgen door genereuze acties (Schulze et al., 2003), hoe zij integriteit binnen de groep onderhouden (Habbershon en Pistrui, 2002) en hoe de familie een gevoel van trots van afkomst en dynastie krijgt (Berrone et al, 2012) (In Martin et al, 2013, p. 455).

(22)

22 Onderliggend aan deze aspecten van sociaal-emotioneel vermogen is volgens Martin et al. het verlangen van de familiale aandeelhouders om het imago en de reputatie op een positieve manier te projecteren en in stand te houden.

Volgens Martin et al. is het voor aandeelhouders van familiebedrijven en van andere bedrijven beide belangrijk om een goede reputatie te hebben (2013, pp. 455-456). Dit komt volgens hem doordat er verschillende voordelen, zoals productkwaliteit, hangen aan een goede reputatie. Hoewel dit voor alle soorten bedrijven geldt is de schadelijke impact van winstmanipulatie op de reputatie in familiebedrijven groter dan in de andere bedrijven. Deephouse en Jaskiewicz stellen dat familiale aandeelhouders zich sterker met het bedrijf kunnen identificeren dan andere aandeelhouders en zich daarom meer zorgen maken over de reputatie van het bedrijf (2013, p. 337). Daarnaast stellen zij dat niet-familiale

aandeelhouder hun relatie met het bedrijf met meer afstand, vergankelijkheid en utiliteit zien. Daarom is volgens hen een aangetast bedrijfsimago een groter gevaar voor familiebedrijven dan voor andere bedrijven.

Daarnaast stellen Martin et al. dat het enige tijd duurt voordat winstmanipulatie wordt ontdekt, en omdat de familie voor lange termijn gekoppeld is aan het bedrijf, zijn zij meer bezig met het onthullen van dergelijke praktijken om hun reputatie hoog te houden (2013, p. 456). Daarom zal er volgens hen preventief minder winstmanipulatie worden toegepast in familiebedrijven.

Ten slotte stellen Martin et al. dat winstmanipulatie in het algemeen een gok betreft, er is dus onzekerheid over de vraag of het bedrijf wel of niet zal worden betrapt (2013, p. 456). Leidinggevende van niet-familiebedrijven zijn volgens hen bereid een groter risico te nemen door winstmanipulatie toe te passen en ontvangen hier de voordelen van. Zij zijn bereid tot het nemen van dit grotere risico omdat ze de optie hebben om het bedrijf te verlaten en naar een ander bedrijf te gaan. Daarnaast kunnen korte termijn, niet-familiale, aandeelhouders ook voordelen uit winstmanipulatie genieten, omdat zij, met hun

gediversifieerde portfolio waarmee ze aandelen op frequent niveau kopen en verkopen, deze praktijken waarschijnlijk niet zeer nauwlettend volgen. Familiebedrijven zijn volgens Martin et al. niet bereid om risico betreft winstmanipulatie te nemen. Zij stellen dat familiale

leidinggevende de potentiële reputatieschade door winstmanipulatie altijd zwaarder laten wegen dan de potentiële voordelen van winstmanipulatie (2013, pp. 456).

Wang sluit zich hierbij aan: hij stelt dat de leidinggevende van familiebedrijven vaak afzien van de korte termijn voordelen van winstmanipulatie omdat zij de reputatie van het bedrijf willen hooghouden (2005, p. 622). Daarnaast stelt hij dat familiebedrijven minder geneigd zijn tot opportunistisch gedrag in het rapporteren van de boekhouding omdat dit de welvaart, lange termijn prestaties en de reputatie van het bedrijf potentieel kunnen schaden.

(23)

23 Daarom hebben familiebedrijven volgens hem meer motivatie om winsten te rapporteren die van hoge kwaliteit zijn dan andere bedrijven.

Samenvattend heerst er in familiebedrijven onder de aandeelhouders en

leidinggevende dus meer druk om de reputatie van het bedrijf hoog te houden dan in andere bedrijven. Hierdoor heeft het familiebedrijf meer motivatie om een goede kwaliteit van

winsten te rapporteren dan andere bedrijven, en zal de kwaliteit van de winsten in familiebedrijven hoger liggen.

4.6 Verschillen tussen de verschillende soorten familiebedrijven

Zoals in paragraaf 3.1 reeds is besproken, zijn er volgens Pazzaglia, Mengoli en Sapienza twee soorten familiebedrijven: een bedrijf dat is opgericht door een familie en een bedrijf dat is verworven door een familie (2013, p. 374). De kwaliteit van de winsten verschilt volgens hen ook tussen deze twee soorten familiebedrijven en daar wordt in deze paragraaf verder op ingegaan.

Door het zelf oprichten van een familiebedrijf creëer je volgens Pazzaglia et al. door de sociaal-emotionele waarde een langdurige effect op de mate waarin familieleden zich kunnen identificeren met het bedrijf (2013, p. 376). Doordat een familie die zelf een bedrijf heeft opgericht de waarden, cultuur en persoonlijke geschiedenis achter de stichters zelf hebben ontwikkeld leidt dit bij hun tot een sterkere identificatie met het bedrijf dan met de andere soort familie. Bij de eerste soort familiebedrijven zullen de aandeelhouders volgens Pazzaglia et al. dus dezelfde waarden hechten aan de reputatie van de familie als de reputatie van het bedrijf.

Daarnaast wordt volgens Pazzaglia et al. de identificatie die de familie heeft met het bedrijf versterkt doordat het bedrijf dezelfde naam draagt als de familie (2013, p. 376). Dit is een tweede reden waarom de eerste soort familiebedrijven zorgen voor een sterkere

identificatie van de familie met het bedrijf. Wanneer een familie een ander bedrijf verwerft, blijft de naam van het bedrijf vaak hetzelfde. Ze laten de naam hetzelfde omdat dit een kenmerk is van het bedrijf. Het nadeel hiervan is dat de familie die het bedrijf heeft

verworden zich minder goed kan identificeren met het bedrijf. De familie van de eerste soort familiebedrijven kunnen zich dus beter identificeren met het bedrijf en hechten daarom meer waarde aan de reputatie van het bedrijf (Pazzaglia et al., 2013, p. 376). Omdat het hechten van waarde aan de reputatie van een bedrijf leidt tot een betere kwaliteit van de winsten, stelt Wang dat families die zelf een bedrijf oprichten een betere kwaliteit van de winsten zullen hebben dan families die een bedrijf verwerven (2005, p. 622).

Ten slotte vloeide uit het onderzoek van Pazzaglia et al. voort dat familiebedrijven die zijn opgericht door een familie zouden profiteren van een familiale CEO, terwijl bedrijven die

(24)

24 zijn verworven door een familie zouden profiteren van een niet-familiale CEO (2013, p. 376). Dit spreekt het verschil in kwaliteit van de winsten tussen de twee soorten familiebedrijven volgens hen nog meer uit.

Er zijn dus twee verschillende soorten familiebedrijven, waarbij de kwaliteit van de winsten van familiebedrijven die zijn opgericht door een familie beter zijn dan die van de bedrijven die zijn verworven door een familie.

(25)

25 5 Discussie en conclusie

In deze scriptie is onderzocht of familiebedrijven een betere kwaliteit van de winsten hebben dan andere bedrijven. Voor het onderzoek is ingegaan op de winstmanipulatie, de agency problemen, het entrechment en alignment effect en de interne controle in deze twee soorten bedrijven.

Uit het onderzoek Lo komt naar voren dat winstmanipulatie een negatief effect heeft op de kwaliteit van de winsten (2008, p. 531). Martin, Campbell en Gomez-Mejia stellen dat in familiebedrijven de winsten minder worden gemanipuleerd dan in andere bedrijven (2013, pp. 464-465). Dit komt volgens hen doordat familiebedrijven meer ethische normen stellen aan het rapporteren van hun financiële informatie dan andere bedrijven. Daarnaast wordt er in familiebedrijven minder winstmanipulatie toegepast omdat het management van een familiebedrijf een langetermijnrelatie heeft met het bedrijf heeft en daarom geen

reputatieschade wil oplopen (Martin et al., 2013, pp. 464-465). Doordat er in familiebedrijven dus minder vaak winstmanipulatie wordt toegepast dan in andere bedrijven is de kwaliteit van de winsten in familiebedrijven hoger.

Een tweede aspect dat invloed heeft op de kwaliteit van de winsten zijn agency problemen. Zij leiden tot een lagere kwaliteit van de winsten omdat zij tot manipulatie van de winsten voor opportunistische redenen leiden en hierdoor voor een lagere kwaliteit van de winsten zorgen (Ali, Chen, & Radhakrishnan, 2007, pp. 276-281). Door het betere toezicht op het management en de betere kennis van de aandeelhouders over het bedrijf komen er in familiebedrijven minder vaak agencyproblemen voor tussen het management en de

aandeelhouders dan in andere bedrijven (Demsetz & Lehn, 1985, p. 1158; Anderson & Reeb In Ali, Chen, & Radhakrishnan, 2007, p. 239). Dit leidt tot een betere kwaliteit van de winsten in familiebedrijven.

Echter, er komen meer agency problemen voor tussen de verschillende soorten aandeelhouders binnen een familiebedrijf. Dit komt door het verschil in belangen met

betrekking tot het sociaal-emotionele vermogensbehoud (Martin, Campbell, & Gomez-Meijia, 2013, p. 465). Omdat familiale aandeelhouders meer macht hebben in een familiebedrijf kunnen zij de negatieve gevolgen van de transacties met verbonden partijen verbergen door winstmanipulatie toe te passen (Ali et al., 2007, p. 239). Dit leidt tot een lagere kwaliteit van de winsten.

Ali et al. stellen dat er in familiebedrijven globaal gezien minder agency problemen voorkomen en dit leidt tot een hogere kwaliteit van de winsten (2007, p. 239).

Een derde aspect dat invloed heeft op de kwaliteit van de winsten is het

entrenchment effect. Dit effect ontstaat in familiebedrijven doordat de familie door middel van het leveren van een lagere kwaliteit van de winsten rijkdommen wil onteigenen van de niet-familiale aandeelhouders (Wang, 2006, pp. 620-621). Het geconcentreerde eigendom van de

(26)

26 familie in het bedrijf zorgt ervoor dat de boekhoudkundige informatiestroom naar andere beleggers toe limiteert (Fan & Wong, 2002, p. 403). Deze informatieasymmetrie verlaagt de transparantie van boekhouding en dit vergroot de prikkel en mogelijkheid tot

winstmanipulatie (Francis, Schipper, & Vincent 2005, p. 330; Wang, 2006, pp. 620-621). Het entrenchment effect heeft ook een positieve reactie op de kwaliteit van de winsten,

contractsluitende partijen eisen namelijk een betere kwaliteit van de winsten wanneer zij over het entrenchment effect horen, maar deze is niet overheersend (Wang, 2006, p. 621). Het entrechment effect leidt in familiebedrijven dus tot een lagere kwaliteit van de winsten.

Een vierde aspect dat invloed heeft op de kwaliteit van de winsten is het alignment effect. Familiebedrijven hebben goede toezicht op het management (Sheifler en Vishney in Wang, 2006, p. 621). Daarnaast zorgt de langetermijnrelatie die het management met het bedrijf heeft ervoor dat zij de geen reputatieschade willen oplopen (Wang, 2006, pp. 621-622). Deze punten leiden tot het alignment effect en zorgen ervoor dat familiebedrijven minder winstmanipulatie zullen toepassen dan andere bedrijven. Dit zorgt voor een betere kwaliteit van de winsten in familiebedrijven (Wang, 2006, p. 621).

Uit Wang zijn onderzoek vloeit voort dat het alignment effect en het entrenchment effect tezamen een positieve invloed hebben op de kwaliteit van de winsten (2006, p. 653). Uitgaande van deze twee kenmerken van een familiebedrijf is de kwaliteit van de winsten in deze bedrijven dus beter dan in andere bedrijven.

Een vijfde aspect dat invloed heeft op de kwaliteit van de winsten is de interne controle. Een goede interne controle leidt tot een betere kwaliteit van de winsten (Marinovic, 2013, p. 146). In familiebedrijven heerst een interne controle met minder zwakheden dan in de andere bedrijven, maar de zwakheden in de familiebedrijven wegen wel zwaarder dan die in andere bedrijven (Weiss, 2014, p. 464). Dit lagere aantal zwakheden resulteert dus niet per se tot een betere interne controle en dit leidt dus niet per se tot een betere kwaliteit van de winsten in familiebedrijven.

Het laatste aspect dat invloed heeft op de kwaliteit van de winsten is reputatie. De angst van reputatieschade is in familiebedrijven hoger dan in andere bedrijven (Martin et al., 2013, pp. 465-466). Het verlangen van de familiale aandeelhouders om het imago en de reputatie van het bedrijf op een positieve manier te projecteren en in stand te houden komt door de onderliggende aspecten van de sociaal-emotionele waarde van het bedrijf (Martin et al., 2013, p. 455). De schadelijke impact van winstmanipulatie op de reputatie is in

familiebedrijven groter dan in de andere bedrijven (Martin et al., 2013, pp. 455-456). De leidinggevende van familiebedrijven zien vaker af van de korte termijn voordelen van winstmanipulatie dan de leidinggevende in andere bedrijven, omdat zij de reputatie van het bedrijf willen hooghouden (Wang, 2005, p. 622). Hierdoor is de kwaliteit van de winsten in familiebedrijven hoger dan in andere bedrijven.

(27)

27 Uit deze analyse kan ik stellen dat vier van deze aspecten duidelijk maken dat

familiebedrijven een betere kwaliteit van de winsten hebben dan andere bedrijven. Eén aspect kan niks concluderen over deze kwaliteit en één aspect zorgt voor een lagere

kwaliteit van de winsten in familiebedrijven dan in andere bedrijven, maar deze weegt niet op tegen de andere vier aspecten. Door deze afweging kan ik concluderen dat familiebedrijven een betere kwaliteit van de winsten hebben dan andere bedrijven.

In de bovengenoemde onderzoeken is geen uniforme definitie voor een familiebedrijf of voor een goede kwaliteit van de winsten gebruikt. Daarnaast zijn de onderzoeken verricht in verschillende landen waarin misschien verschillende wet- en regelgeving gelden. Deze punten zorgen voor een beperking in het literatuuronderzoek. Verder is dit

literatuuronderzoek beperkt met een deadline en is er hierdoor geen kwalitatief onderzoek verricht. Een suggestie voor een vervolgonderzoek zou dus een kwalitatief onderzoek over de kwaliteit van de winsten in familiebedrijven en andere bedrijven zijn, naar de

bovengenoemde aspecten, met een uniforme definitie van familiebedrijf en goede kwaliteit van de winsten.

(28)

28 Literatuurlijst

Ali, A., Chen, T. Y., & Radhakrishnan, S. (2007). Corporate disclosures by family firms. Journal of accounting and economics, 44(1), 238-286.

Ball, R., & Shivakumar, L. (2005). Earnings quality in UK private firms: comparative loss recognition timeliness. Journal of accounting and economics,39(1), 83-128. Bartholomeusz, S., & Tanewski, G. A. (2006). The relationship between family firms and

corporate governance*. Journal of small business management,44(2), 245-267. Carney, M. (2005). Corporate governance and competitive advantage in family‐controlled

firms. Entrepreneurship theory and practice, 29(3), 249-265

Chen, M. C., & Tsai, Y. C. (2010). Earnings management types and motivation: A study in Taiwan. Social Behavior and Personality: an international journal,38(7), 955-962. Cheng, Q. (2014). Family firm research–A review. China Journal of Accounting

Research, 7(3), 149-163.

Chrisman, J. J., Chua, J. H., & Sharma, P. (2005). Trends and directions in the development of a strategic management theory of the family firm.Entrepreneurship theory and practice, 29(5), 555-576.

Chrisman, J. J., Chua, J. H., & Bergiel, E. B. (2009). An agency theoretic analysis of the professionalized family firm. Entrepreneurship Theory and Practice, 33(2), 355-372. Dechow, P., Ge, W., & Schrand, C. (2010). Understanding earnings quality: A review of the

proxies, their determinants and their consequences. Journal of Accounting and

Economics, 50(2), 344-401.

Deephouse, D. L., & Jaskiewicz, P. (2013). Do family firms have better reputations than non‐family firms? An integration of socioemotional wealth and social identity theories. Journal of management Studies, 50(3), 337-360.

Dichev, I. D., Graham, J. R., Harvey, C. R., & Rajgopal, S. (2013). Earnings quality: Evidence from the field. Journal of Accounting and Economics, 56(2), 1-33. Eisenhardt, K. M. (1989). Agency theory: An assessment and review.Academy of

management review, 14(1), 57-74.

Fama, E. F., & Jensen, M. C. (1983). Separation of ownership and control. The Journal of

Law & Economics, 26(2), 301-325.

Fan, J. P., & Wong, T. J. (2002). Corporate ownership structure and the informativeness of accounting earnings in East Asia. Journal of accounting and economics, 33(3), 401- 425.

Francis, J., Schipper, K., & Vincent, L. (2005). Earnings and dividend informativeness when cash flow rights are separated from voting rights. Journal of accounting and

(29)

29 Ge, W., & McVay, S. (2005). The disclosure of material weaknesses in internal control after

the Sarbanes-Oxley Act. Accounting Horizons, 19(3), 137-158.

Gilson, R. J., & Gordon, J. N. (2003). Controlling controlling shareholders.University of

Pennsylvania Law Review, 152(2), 785-843.

Goel, A. M., & Thakor, A. V. (2003). Why Do Firms Smooth Earnings?*. The Journal of

Business, 76(1), 151-192.

Healy, P. M., & Wahlen, J. M. (1999). A review of the earnings management literature and its implications for standard setting. Accounting horizons, 13(4), 365-383.

Jensen, M. C., & Meckling, W. H. (1976). Theory of the firm: Managerial behavior, agency costs and ownership structure. Journal of financial economics, 3(4), 305-360. Lara, J. M. G. L., Osma, B. G., & Penalva, F. (2014). Information Consequences of

Accounting Conservatism. European Accounting Review, 23(2), 173-198. Lo, K. (2008). Earnings management and earnings quality. Journal of Accounting and

Economics, 45(2), 350-357.

Marinovic, I. (2013). Internal control system, earnings quality, and the dynamics of financial reporting. The RAND Journal of Economics, 44(1), 145-167.

Martin, G., Campbell, J. T., & Gomez-Mejia, L. (2013). Family control, socioemotional wealth and earnings management in publicly traded firms.Journal of Business Ethics, 1-17. Moore, M. L. (1973). Management changes and discretionary accounting decisions. Journal

of Accounting Research, 100-107.

Pazzaglia, F., Mengoli, S., & Sapienza, E. (2013). Earnings quality in acquired and nonacquired family firms a socioemotional wealth perspective. Family Business

Review, 26(4), 374-386.

Penman, S. H., & Zhang, X. J. (2002). Accounting conservatism, the quality of earnings, and stock returns. The accounting review, 77(2), 237-264.

Richardson, S. (2003). Earnings quality and short sellers. Accounting Horizons,17, 49. Romney, M. B. & Steinbart, P. J. (2012). Accounting Information System (twelfth edition).

Harlow: Pearson.

Shapiro, S. P. (2005). Agency theory. Annual review of sociology, 263-284.

Stolowy, H., Lebas, M. J., & Ding, Y. (2013). Financial accounting and reporting, a global

perspective (fourth edition). Hampshire: Cengage Learning.

Wagner, S. & Dittmar, L. (2006). The unexpected benefits of Sarbanes-Oxley. Harvard

Business Review, 84(1), 133-140.

Wang, D. (2006). Founding family ownership and earnings quality. Journal of Accounting

Research, 44(3), 619-656.

Weiss, D. (2014). Internal controls in family-owned firms. European Accounting

(30)

30 Westhead, P. (2003). Company performance and objectives reported by first and multi-

generation family companies: a research note. Journal of Small Business and

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met behulp van de figuur kan worden bepaald dat deze toegevoegde waarde als volgt is verdeeld: € 43,5 miljard voor het primaire arbeidsinkomen en € 15,2 miljard voor de

Zo ja, kan het college een uitsplitsing geven per instelling over de afgelopen twee jaar van de volgende gegevens: het aantal inwoners van de gemeente Groningen dat zorg ontvangt

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Ook uit andere steden zijn voorbeelden bekend waarin corporaties die formeel alleen voor mannen of hun weduwen toegankelijk waren ook verlaten of gescheiden vrouwen als

Dat betekent dat als Nederland een effectieve drempel tegen belastingontwijking op zou werpen, een groot deel van de gemiste belasting- opbrengsten in andere landen, nog

Hand in hand: op zoek naar de juiste balans tussen marktwerking. en overheidsingrijpen in de gezondheidszorg

Berekeningen voor een zestal bedrijven laten zien dat het gecorrigeerde rendement op eigen vermogen van farmaceutische bedrijven met 10% niet veel hoger is dan

Lang niet alle bedrijven in de dataset hebben een positieve omzet: vooral veel biotechbe- drijven zitten nog in de ontwikkelingsfase, waarin wel veel wordt uitgegeven aan R&D maar