• No results found

Het verschil in empathie tussen jongeren met een hoog IQ en jongeren met een laag IQ

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verschil in empathie tussen jongeren met een hoog IQ en jongeren met een laag IQ"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Verschil in Empathie tussen Jongeren met een Hoog IQ en Jongeren met een Laag IQ

Beaudine Borggreve

Studentnummer: 10355847 Universiteit van Amsterdam

Naam begeleidster: Evelyn Heynen Aantal woorden: 4967

(2)

Abstract

In deze studie is het verschil in empathie tussen jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ en jongeren met een laag IQ onderzocht. De mate van empathie, opgesplitst in cognitieve en affectieve empathie, werd gemeten door enerzijds de Basic Empathy Scale (BES) en anderzijds de BES TvA (de BES veranderd naar Taal voor Allemaal). 184 deelnemers vulden één van deze vragenlijsten in. Uit de resultaten bleek dat de gemiddeld tot hoge IQ conditie hoger scoorde op cognitieve empathie (op de BES) en affectieve empathie (op de BES en BES TvA) dan de lage IQ conditie en dat er alleen voor hen een positieve relatie was tussen cognitieve en affectieve empathie. Deze studie is een eerste aanwijzing voor de aanname dat jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ meer cognitieve en affectieve empathie bezitten dan jongeren met een laag IQ. Echter, om hier een daadwerkelijke conclusie over te kunnen trekken, zou hiernaar meer onderzoek gedaan moeten worden.

(3)

Het Verschil in Empathie tussen Jongeren met een Gemiddeld tot Hoog IQ en Jongeren met een Laag IQ

De afgelopen jaren is gebleken dat jongeren steeds meer zware of ernstige delicten plegen. Van het totale aantal delicten is 19 procent betrokken bij een ‘zwaarder’ vergrijp, echter twee jaar eerder was dat nog maar 9 procent (CBS, 2015). Opmerkelijk is dat jongeren die ernstige delicten plegen weinig gevoel van schuld en schaamte ervaren over hun

delinquente gedrag (Schalkwijk, Stams, Stegge, Dekker & Peen, 2014). Hieruit blijkt dat het mogelijk is dat jongeren die delicten plegen een verminderde mate van empathie hebben.

Cohen en Strayer (1996, aangehaald in Jolliffe & Farrington, 2004) ontwikkelden de nog steeds meest toepasbare definitie van empathie: ‘het vermogen om de emotionele staat of context van iemand anders te delen en te begrijpen’. Volgens deze definitie is empathie een multidimensionaal construct, die zowel een affectief als een cognitief construct bevat (van Langen, Wissink, van Vugt, van der Stouwe & Stams, 2014). ‘Affectieve empathie’ houdt in dat iemand de capaciteit heeft om de emotionele staat en gevoelens van iemand anders te delen en ervaren. ‘Cognitieve empathie’ gaat nog een stapje verder en houdt in dat iemand de capaciteit heeft om de emoties en gevoelens van iemand anders te begrijpen (van Langen et al., 2014). Uit onderzoek is gebleken dat het hebben van een hoge mate van empathie een voorspeller is voor het uitvoeren van prosociaal gedrag (Salas-Wright, Olate & Vaughn, 2012).

Echter blijkt het hebben van een lage mate van empathie een voorspeller te zijn voor het plegen van delicten en het uitvoeren van gewelddadig gedrag (Jolliffe & Farrington, 2004). Uit een meta-analyse over 35 studies volgde dat een lage mate van empathie een positieve relatie heeft met het plegen van delicten en hierbij geldt dat een lage mate van cognitieve empathie een sterkere positieve relatie heeft met het plegen van delicten dan een lage mate van affectieve empathie (Jolliffe & Farrington, 2004).

(4)

Noemenswaardig is dat deze relatie een grotere rol speelt bij jongeren (Jolliffe & Farrington, 2004). Deze vertonen een consistentere relatie tussen cognitieve empathie en het plegen van delicten. Dit betekent dat bij jongeren in meerdere situaties een positieve relatie was tussen een lage mate van cognitieve empathie en het plegen van een delict. Dit verband werd bij volwassenen niet gevonden (Jolliffe & Farrington, 2004). Deze bevinding wordt in later onderzoek bevestigt waarin blijkt dat jongeren die delicten plegen weinig gevoel van schuld en schaamte ervaren over hun delinquente gedrag (Schalkwijk et al., 2014). Ook is er bij jongeren onderzoek gedaan naar de relatie tussen affectieve empathie en het plegen van delicten. Bush, Mullis en Mullis (2000) vergeleken hierbij gedetineerde jongeren met niet gedetineerde jongeren. Hieruit volgde dat gedetineerde jongeren een lagere mate van affectieve empathie hebben dan niet gedetineerde jongeren (Bush et al., 2000).

Een ander veel voorkomende typering van gedetineerde jongeren is dat een groot deel van hen een zeer laag IQ heeft (Kaal, Negenman, Roeleveld & Embregts, 2011). Uit

onderzoek van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) (2012) is gebleken dat 30% tot 45% van de gedetineerde jongeren kampt met een Licht Verstandelijke Beperking (LVB) (Kaal et al., 2011). Een LVB houdt in dat iemand een IQ van 50-85 en beperkingen in het sociaal

aanpassingsvermogen heeft (Moonen & Verstegen, 2006). Ook is gebleken dat jongeren met een LVB een duidelijk laag taal- en leesbegrip hebben (Merrill, Lookadoo en Rilea, 2003) en dat het voor hen moeilijk is om adequaat op hun emoties te reageren en hun emoties minder goed kunnen beheersen (de Beer, 2011). Het gevolg hiervan is dat sociaal-emotionele

vaardigheden die pas op een latere leeftijd tot verdere ontwikkeling komen, zoals empathie en geweten, achter blijven en bij hen zodoende minder zijn ontwikkeld (de Beer, 2011).

Bijkomende problematiek die komt kijken bij het hebben van een LVB zijn het meer

betrokken zijn bij antisociaal en delinquent gedrag (Dekker, Koot, van der Ende & Verhulst, 2002). Dit geeft aan dat een grote groep jongeren die delicten hebben gepleegd een laag IQ

(5)

hebben en over een verminderde mate van empathie beschikken. Deze aanname bevestigt eerder onderzoek waaruit blijkt dat een lage mate van empathie een positieve relatie heeft met het plegen van delicten (Jolliffe & Farrington, 2004).

Het is mogelijk dat intelligentie een rol speelt bij de sterke positieve relatie tussen lage cognitieve empathie en het plegen van delicten, in vergelijking met de zwakke positieve relatie tussen lage affectieve empathie en het plegen van delicten. Cognitieve empathie vereist immers meer denk- en begrip capaciteit dan affectieve empathie (van Langen et al., 2014) en eerder onderzoek heeft uitgewezen dat de cognitieve vaardigheden beperkt zijn ontwikkeld bij jongeren met een laag IQ (van Nieuwenhuijzen, Orobio de Castro & Matthys, 2006). Tevens bleek uit het onderzoek van Jolliffe en Farrington (2004) dat de positieve relatie tussen lage affectieve empathie en het plegen van delicten verdween, maar dat de positieve relatie tussen lage cognitieve empathie en het plegen van delicten bleef nadat er werd gecontroleerd voor intelligentie.

Een ander onderzoek dat gedaan is naar deze relatie is die van Proctor en Beail (2007). Zij onderzochten de mate van cognitieve empathie bij gedetineerden met een LVB in

vergelijking met niet gedetineerden met een LVB. Uit de resultaten bleek dat de eerste groep een hogere mate van cognitieve empathie had dan de tweede groep. Dit is opmerkelijk, aangezien uit eerder onderzoek bleek dat juist lage cognitieve empathie een positieve relatie heeft met het plegen van delicten (Jolliffe & Farrington, 2004). Echter gaat het onderzoek van Proctor en Beail (2007) over volwassenen en zoals eerder vernoemd blijkt dat specifiek jongeren een consistente positieve relatie hebben tussen lage cognitieve empathie en het plegen van delicten (Jolliffe & Farrington, 2004). Bovendien wordt er gedacht dat hersengebieden die relevant zijn voor cognitieve empathie later ontwikkelen dan

hersengebieden die relevant zijn voor affectieve aspecten van empathie (Singer, 2006). Dit zou kunnen verklaren waarom enkel volwassenen een hogere mate van cognitieve empathie

(6)

vertonen in detentie. Kortom, het eventuele effect van intelligentie op de positieve relatie tussen lage cognitieve empathie en het plegen van delicten is reeds onderzocht in eerdere studies.

Echter zijn er enkele tekortkomingen in desbetreffende onderzoeken aan te merken, waardoor de relatie tussen intelligentie en mate van cognitieve empathie nog niet geheel duidelijk is. Enerzijds is in het onderzoek van Jolliffe en Farrington (2004) niet duidelijk over welke mate van intelligentie het gaat en welke rol die precies speelt in dit verband. Anderzijds ging het onderzoek van Proctor en Beail (2007) over volwassenen en kan er dus geen

conclusie worden getrokken over het effect van intelligentie bij deze relatie in het geval van specifiek jongeren.

Om bovenstaande kritiekpunten te ondervangen wordt in de huidige studie onderzoek gedaan naar de relatie tussen intelligentie en empathie bij jongeren. Om erachter te komen wat de precieze rol van intelligentie is bij het verschil in mate van empathie tussen jongeren, gaat dit onderzoek over de vergelijking tussen enerzijds jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ en anderzijds jongeren met een LVB.

Om een goede mate van empathie te verkrijgen is het van belang dat er een valide en betrouwbaar meetinstrument wordt gebruikt. Jolliffe en Farrington hebben in 2006 een meetinstrument opgericht om cognitieve en affectieve empathie te meten: de Basic Empathy Scale (BES). Echter, na valideringsonderzoek van de BES bij jongeren in detentie bleken veel items weg te vallen, zowel in Duitsland (Heynen, van der Helm, Stams & Korebrits, 2016), Spanje (Salas-Wright et al., 2012) en Nederland (Stams, van Vugt, van Langen, 2009). Zoals eerder vernoemd blijkt een groot deel van de jongeren in detentie niet alleen een zeer laag IQ, maar ook een verminderd taal- en lees begrip te hebben en zou een mogelijke verklaring voor het wegvallen van het grote aantal items kunnen zijn dat zij de vragen op de BES niet

(7)

valide en betrouwbaar meetinstrument is voor jongeren met een LVB, hoewel dit voor jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ wel het geval is.

Om er zeker van te zijn dat er een accurate meting van empathie verkregen wordt voor de jongeren met een LVB wordt in deze studie de Nederlandse versie van de BES veranderd naar Taal voor Allemaal (BES TvA). TvA is een handleiding voor het beter begrijpbaar maken van taal voor jongeren met een LVB (Moonen & Verstegen, 2016). De verwachting is dat jongeren met een laag IQ de vragen op de vernieuwde versie van de BES beter zullen begrijpen waardoor er voor hen een betere mate van empathie verkregen kan worden. Er wordt dan ook vanuit gegaan dat de BES TvA betrouwbaarder zal zijn dan de BES.

De hypothesen die voortvloeien uit de besproken theorie betreffende de relatie tussen empathie en intelligentie zijn: 1. Is de BES TvA betrouwbaarder dan de BES? De verwachting voor de eerste hypothese is dat de BES TvA betrouwbaarder is dan de BES. 2. Vertonen jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ een hogere mate van cognitieve empathie dan jongeren met een laag IQ op zowel de BES als de BES TvA? De verwachting voor de tweede hypothese is dat jongeren met een hoog IQ een hogere mate van cognitieve empathie zullen vertonen dan jongeren met een laag IQ op zowel de BES als de BES TvA. 3. Is er een verschil tussen jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ en jongeren met een laag IQ wat betreft affectieve empathie gebaseerd op zowel de BES als de BES TvA? De verwachting voor de derde hypothese is dat jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ een hogere mate van affectieve empathie zullen vertonen dan jongeren met een laag IQ op de BES, maar dat er weinig verschil zal zijn tussen jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ en jongeren met een laag IQ voor affectieve empathie op de BES TvA. 4. Is er een positieve relatie tussen

cognitieve en affectieve empathie bij jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ op zowel de BES als de BES TvA? De verwachting voor de vierde hypothese is dat er een positieve relatie zal zijn tussen cognitieve en affectieve empathie voor jongeren met een gemiddeld tot hoog

(8)

IQ op zowel de BES als de BES TvA. 5. Is er een positieve relatie tussen cognitieve en

affectieve empathie bij jongeren met een laag IQ? De verwachting voor de vijfde hypothese is dat er geen relatie zal tussen cognitieve en affectieve empathie bij jongeren met een laag IQ op de BES, maar dat er wel een positieve relatie zal zijn tussen cognitieve en affectieve empathie voor jongeren met een laag IQ op de BES TvA. Echter is de verwachting dat deze positieve relatie zwakker is voor jongeren met een laag IQ dan voor jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ.

Methode

Deelnemers

Deelnemers met een gemiddeld tot hoog IQ

Er deden 184 deelnemers mee aan het onderzoek. Daarvan waren 161 deelnemers HBO/WO student of HAVO/VWO scholier. Ter compensatie voor hun deelname ontvingen zij proefpersoon punten. De leeftijd van de deelnemers met een gemiddeld tot hoog IQ lag tussen de 16 en 25 jaar met een gemiddelde van 21.22 jaar (SD = 2.03). Er waren 118

deelnemers vrouw en 43 deelnemers man en van één deelnemer is het geslacht onbekend. De inclusiecriteria waren dat de proefpersonen met een gemiddeld tot hoog IQ tussen de 14-25 jaar en HBO/WO student of HAVO/VWO scholier waren. Werving gebeurde voor de studenten en scholieren via de LAB site (http://lab.uva.nl) van de UvA en via Facebook.

Deelnemers met een laag IQ

Van de 184 deelnemers die participeerden aan het onderzoek waren er 20 jongeren met een LVB. Om hun deelname aan dit onderzoek te compenseren ontvingen zij snoep na afloop. De leeftijd van de deelnemers met een laag IQ lag tussen de 14 en 20 jaar met een gemiddelde van 15.95 jaar (SD = 1.70). Er waren 11 deelnemers vrouw en negen deelnemers man. De inclusiecriteria waren dat de proefpersonen met een laag IQ tussen de 14-25 jaar waren en een

(9)

LVB hadden. Voor de deelnemers met een LVB gold dat naar de Koraal Groep in Boxtel toe werd gegaan en werd gevraagd of ze mee wilden doen aan het onderzoek.

Procedure

Voordat de deelnemers met een gemiddeld tot hoog IQ begonnen aan het onderzoek vulden zij online vooraf aan de vragenlijst de informed consent in. De deelnemers met een laag IQ vulden op papier het informed consent in. Hierin stond dat het onderzoek betrekking had op het meten van de mate van empathie bij jongeren met een gemiddeld tot hoog en laag IQ. Er werd gebruik gemaakt van vier condities, namelijk de gemiddeld tot hoge IQ conditie waarbij ofwel de BES ofwel de BES TvA werd ingevuld en de lage IQ conditie waarbij ofwel de BES ofwel de BES TvA werd ingevuld. Zowel de deelnemers met een gemiddeld tot hoog IQ als de deelnemers met een laag IQ vulden om en om één van de vragenlijsten in.

De deelnemers in de gemiddeld tot hoge IQ conditie vulden één van de BES vragenlijsten online in via de site van het LAB van de UvA of via Facebook. De instructie bevatte informatie over het doel van het onderzoek, de gang van zaken van het onderzoek, vertrouwelijkheid van gegevens, vrijwilligheid, verzekering en nadere inlichtingen. De duur van het invullen van één van de vragenlijsten duurde ongeveer vijf minuten.

De deelnemers in de lage IQ conditie vulden één van de BES vragenlijsten in op papier in een kamertje in hun huidige verblijf. De instructie bevatte dezelfde informatie als die voor de deelnemers in de gemiddeld tot hoge IQ conditie. De duur van het invullen van één van de vragenlijsten duurde ongeveer vijf minuten.

Materialen

De afhankelijke variabele ‘mate van empathie’ werd gemeten door middel van twee vragenlijsten, namelijk de huidige versie van de BES en de vernieuwde versie van de BES waarbij de vragen waren veranderd naar Taal voor Allemaal.

(10)

BES

De BES heeft een vijfpuntsschaal waarbij de score één ‘helemaal niet van toepassing’ en de score vijf ‘helemaal wel van toepassing’ betekent. Een voorbeeld van een item uit het affectieve gedeelte van de BES is: ‘De gevoelens van mijn vrienden doen mij niet zoveel’. Uit het cognitieve gedeelte van de BES is een voorbeelditem: ‘Ik vind het moeilijk om te snappen wanneer mijn vrienden blij zijn’. Een hogere score op de BES betekent een hogere mate van empathie. Ten slotte zijn de demografische variabelen die zijn uitgevraagd op de BES: leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, aantal broertjes en zusjes, hoogbegaafdheid, autisme en dyslectie. De betrouwbaarheid die in deze studie is berekend voor de BES is 0.82. Uit het onderzoek van Stams et al. (2009) blijkt dat de BES een valide meetinstrument is voor het meten van cognitieve en affectieve empathie.

BES TvA

De BES TvA heeft een driepuntsschaal waarbij de score één ‘nee’ en de score drie ‘ja’ betekent. Een voorbeeld van een affectief item uit de BES TvA is: ‘Ik vind het NIET

belangrijk hoe mijn vrienden zich voelen’. Een voorbeelditem uit het cognitieve gedeelte van de BES TvA is: ‘Ik snap dat mijn vrienden blij zijn als ze iets goed doen’. Een hogere score op de BES TvA houdt een hogere mate van empathie in. Op de BES TvA zijn dezelfde demografische variabelen uitgevraagd als op de BES. De betrouwbaarheid die in deze studie is berekend voor de BES TvA is 0.79.

Statistische analyse

Er werd een Reliability Analysis uitgevoerd om de interne consistentie van enerzijds de cognitieve en affectieve subschalen en anderzijds de gehele vragenlijst te bepalen voor zowel de BES als de BES TvA. Ook werd er een Independent-T test uitgevoerd om het

verschil in cognitieve en affectieve empathie tussen de gemiddeld tot hoge en lage IQ conditie te bepalen voor zowel de BES als BES TvA. Verder werd er een Pearson Correlation

(11)

uitgevoerd om te testen of er een correlatie was tussen cognitieve en affectieve empathie bij enerzijds de gemiddeld tot hoge IQ conditie en anderzijds de lage IQ conditie voor zowel de BES als BES TvA. Ten slotte werd er een Independent T-test gebruikt als

standaardisatiechecks voor leeftijd en aantal deelnemers.

Resultaten

Van de 184 deelnemers die meededen aan dit onderzoek zijn de gegevens van drie deelnemers niet meegenomen in de analyse, omdat zij niet voldeden aan het inclusiecriterium van het hebben van de leeftijd tussen 14 en 23 jaar. Betreffende de demografische variabelen gold voor de gemiddeld tot hoge IQ conditie dat het gemiddelde opleidingsniveau WO Bachelor was, het gemiddeld aantal siblings 1.58 was, er acht jongeren hoofbegaafdheid waren en 18 jongeren dyslectie hadden. Voor de lage IQ conditie gold dat het gemiddeld aantal siblings 2.25 was, er acht jongeren autisme hadden en één jongere dyslectie had.

Om de interne consistentie van zowel de BES als de BES TvA te bepalen, werd er een Reliability Analysis uitgevoerd. Dit werd gedaan voor zowel de cognitieve en affectieve aspecten van empathie op de vragenlijsten als voor de hele vragenlijsten zelf. Cronbach’s Alpha was goed voor het cognitieve gedeelte van de BES (α = 0.71), het affectieve gedeelte van de BES (α = 0.81) en de gehele BES (α = 0.82). Eveneens was voor het cognitieve gedeelte van de BES TvA (α = 0.72), het affectieve gedeelte van de BES TvA (α = 0.78) en de gehele BES TvA (α = 0.79) Cronbach’s Alpha goed.

Om de verschillen in empathie tussen de gemiddeld tot hoge IQ en lage IQ conditie te testen werd er een Independent-t test uitgevoerd met als onafhankelijke variabele conditie en als afhankelijke variabele mate van empathie op de desbetreffende vragenlijst. Ook dit werd voor de cognitieve en affectieve aspecten enerzijds en de gehele vragenlijsten anderzijds gedaan. Voor het cognitieve gedeelte van de BES TvA gold dat de assumptie van normaliteit voor zowel de gemiddeld tot hoge IQ conditie als de lage IQ conditie geschonden was. Voor

(12)

het affectieve gedeelte van de BES TvA, de gehele BES TvA, het cognitieve en affectieve gedeelte van de BES en de gehele BES gold dat de assumptie van normaliteit alleen

geschonden was voor de gemiddeld tot hoge IQ conditie, maar niet voor de lage IQ conditie. Dit houdt in dat in genoemde categorieën de data niet normaal verdeeld was en de verworven mate van cognitieve, affectieve en totale empathie voor de gemiddeld tot hoge IQ conditie op beide versies van de BES, evenals de mate van cognitieve empathie voor de lage IQ conditie op de BES TvA niet helemaal voor waarheid aangenomen kunnen worden. Hier is het immers mogelijk dat er sprake is van veel uitbuiters in de data en conclusies gebaseerd op deze

resultaten zouden dan ook met uiterste voorzichtigheid getrokken moeten worden. Voor beide versies van de BES gold dat voor de cognitieve en affectieve aspecten enerzijds als voor de hele vragenlijst anderzijds aan de assumptie van homogeniteit was voldaan. Dit betekent dat de varianties tussen de gemiddeld tot hoge IQ conditie en lage IQ conditie niet op een dusdanige wijze van elkaar verschilden, waardoor er een juiste vergelijking gemaakt kon worden tussen de twee condities. Ergo, conclusies gebaseerd op vergelijkingen van

cognitieve, affectieve en totale empathie tussen de deelnemers met een gemiddeld tot hoog IQ enerzijds en de deelnemers met een laag IQ anderzijds, kunnen getrokken worden aan de hand van de resultaten. De gemiddelden, standaarddeviaties, betrouwbaarheidsintervallen en

resultaten van de Independent T-test van empathie voor de gemiddeld tot hoge IQ conditie en de lage IQ conditie op de BES staan weergegeven in Tabel 1.

Tabel 1

De Gemiddelden, Standaarddeviaties, Betrouwbaarheidsintervallen en Resultaten van de Independent T-test van Empathie voor de Gemiddeld tot Hoge IQ Conditie en Lage IQ Conditie op de Basic Empathy Scale (BES)

(13)

Gemiddeld scoorde de gemiddeld tot hoge IQ conditie hoger op de cognitieve subschaal van de BES (M = 2.83, SD = 0.24) dan de lage IQ conditie (M = 2.63, SD = 0.30). Dit verschil was significant, t (88) = 2.42, p < 0.05, d = 0.74 en dit is een verwacht effect. Gemiddeld scoorde de gemiddeld tot hoge IQ conditie hoger op de affectieve subschaal van de BES (M = 2.54, SD = 0.38) dan de lage IQ conditie (M = 2.29, SD = 0.40). Dit verschil was significant t (88) = 2.06, p < 0.05, d = 0.64 en dit is een verwacht effect. Gemiddeld scoorde de gemiddeld tot hoge IQ conditie hoger op de hele BES (M = 2.67, SD = 0.28) dan de lage IQ conditie (M = 2.45, SD = 0.22). Dit verschil was significant, t (88) = 2.58, p < 0.05, d = 0.87 en dit is een verwacht effect. De gemiddelden, standaarddeviaties,

betrouwbaarheidsintervallen en resultaten van de Independent T-test van empathie voor de gemiddeld tot hoge en lage IQ conditie op de BES TvA staan weergegeven in Tabel 2.

Tabel 2

De Gemiddelden, Standaarddeviaties, Betrouwbaarheidsintervallen en Resultaten van de Independent T-test van Empathie voor de Gemiddeld tot Hoge IQ Conditie en Lage IQ Conditie op de Basic Empathy Scale Taal voor Allemaal (BES TvA)

Conditie Construct Gemiddelde SD 95%-betrouwbaarheidsinterval t df p Ondergrens Bovengrens Hoog IQ Cognitief 2,83 0,24 2.778 2.887 2.42 88 < 0.05 Affectief 2,54 0,38 2.458 2.630 2.06 88 < 0.05 Hele BES 2,67 0,28 2.611 2.737 2.58 88 < 0.05 Laag IQ Cognitief 2,63 0,30 2.433 2.840 Affectief 2,29 0,40 2.022 2.557 Hele BES 2,45 0,22 2.301 2.590

(14)

Gemiddeld scoorde de gemiddeld tot hoge IQ conditie lager op de cognitieve

subschaal van de BES TvA (M = 2.80, SD = 0.23), dan de lage IQ conditie (M = 2.81, SD = 0.25). Dit verschil was niet significant, t (82) = -0.21, p = 0.83, d = 0.04. Dit is een

onverwacht effect, aangezien verwacht werd dat de hoge IQ conditie significant hoger zou scoren op de cognitieve subschaal van de BES TvA.

Gemiddeld scoorde de gemiddeld tot hoge IQ conditie hoger op de affectieve subschaal van de BES TvA (M = 2.40, SD = 0.32), dan de lage IQ conditie (M = 2.04, SD = 0.38). Dit verschil was significant, t (82) = 3.16, p < 0.05, d = 1.02. Dit is een onverwacht effect, aangezien er werd verwacht dat de gemiddeld tot hoge IQ conditie en de lage IQ conditie niet significant zouden verschillen op de affectieve subschaal van de BES TvA. Gemiddeld scoorde de gemiddeld tot hoge IQ conditie hoger op de hele BES TvA (M = 2.58, SD = 0.23), dan de lage IQ conditie (M = 2.39, SD = 0.25). Dit verschil was significant, t (82) = 2.31, p < 0.05, d = 0.79.

Om de correlaties tussen cognitieve en affectieve empathie te bepalen voor zowel de gemiddeld tot hoge IQ conditie als de lage IQ conditie op beide versies van de BES, werd er een Pearson Correlation uitgevoerd. De correlatie tussen het cognitieve en affectieve

construct op de BES voor de gemiddeld tot hoge IQ conditie was R = 0.457 en significant, p <

Conditie Construct Gemiddelde SD 95%-betrouwbaarheidsinterval t df p Ondergrens Bovengrens Hoog IQ Cognitief 2.80 0.23 2.743 2.851 -0.21 82 0.83 Affectief 2.40 0.32 2.330 2.477 3.16 82 < 0.05 Hele BES 2.58 0.23 2.527 2.634 2.31 82 < 0.05 Laag IQ Cognitief 2.81 0.25 2.619 3.011 Affectief 2.04 0.38 1.752 2.329 Hele BES 2.39 0.25 2.193 2.585

(15)

0.001. De correlatie tussen het cognitieve en affectieve construct op de BES TvA voor de gemiddeld tot hoge IQ conditie was R = 0.33 en significant, p < 0.05. De correlaties tussen cognitieve en affectieve empathie voor de gemiddeld tot hoge IQ conditie op de BES en BES TvA staan weergegeven in Tabel 3.

Tabel 3

De Correlaties tussen Cognitieve en Affectieve Empathie voor de Gemiddeld tot Hoge IQ Conditie op de Basic Empathy Scale (BES) en de Basic Empathy Scale Taal voor Allemaal (BES TvA)

BES Affectief BES TvA Affectief

BES Cognitief 0.46**

BES TvA Cognitief 0.33*

Noot 1. * = p < 0.05 Noot 2. ** = p < 0.001

Ten slotte werd er een Independent T-test gebruikt om het verschil in gemiddelde leeftijd en aantal deelnemers te toetsen tussen de gemiddeld tot hoge IQ conditie en de lage IQ conditie. Uit de resultaten bleek dat de gemiddelde leeftijd van de deelnemers uit de gemiddeld tot hoge IQ conditie (M = 21.32, SD = 2.15) significant afweek van de leeftijd van de deelnemers uit de lage IQ conditie (M = 15.95, SD = 1.70), t (173) = -10.73, p < 0.001. Het gemiddelde aantal deelnemers in de gemiddeld tot hoge IQ conditie (M = 102.10, SD = 47.70) week ook significant af van het gemiddeld aantal deelnemers in de lage IQ conditie (M = 10.50, SD = 5.92), t (173) = -8.56, p < 0.001.

Discussie

In deze studie werd onderzocht of de mate van cognitieve en affectieve empathie verschilt tussen jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ en jongeren met een laag IQ op de

(16)

BES en BES TvA. Verwacht werd daarbij dat de BES TvA betrouwbaarder zou zijn dan de BES. Verder werd er verwacht dat jongeren met een hoog IQ een hogere mate van cognitieve en affectieve empathie zouden hebben dan jongeren met een laag IQ op de BES, maar dat zij alleen een hogere mate van cognitieve empathie zouden hebben dan jongeren met een laag IQ op de BES TvA. Verder werd er verwacht dat er een positieve relatie zou zijn tussen

cognitieve en affectieve empathie voor jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ op de BES en BES TvA en voor jongeren met een laag IQ op de BES TvA.

Uit de resultaten bleek dat de BES TvA niet betrouwbaarder was dan de BES. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de vragen op de BES TvA nog steeds niet begrijpelijk genoeg zijn voor jongeren met een laag IQ. Het is louter duidelijk dat zowel de cognitieve en affectieve constructen als de hele BES TvA betrouwbaar zijn voor alle deelnemers in dit onderzoek. Echter is hierbij geen specificatie gemaakt naar hoe die betrouwbaarheden uitvallen bij jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ enerzijds en jongeren met een laag IQ anderzijds. Wellicht is het zo dat de BES TvA niet betrouwbaar is voor één van beide groepen.

Verder bleek dat jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ een hogere mate van

cognitieve empathie hadden dan jongeren met een laag IQ op de BES. Echter hadden jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ niet een hogere mate van cognitieve empathie dan jongeren met een laag IQ op de BES TvA. Dit zou mogelijk verklaard kunnen worden doordat wellicht het cognitieve construct van de BES TvA niet betrouwbaar is voor jongeren met een laag IQ. Immers was voor jongeren met een laag IQ alleen op het cognitieve construct van de BES TvA de assumptie van normaliteit geschonden. Een oorzaak van veel uitbuiters in deze data zou dus kunnen zijn dat jongeren met een laag IQ antwoorden op de vragen willekeurig en niet naar eigen mening hebben ingevuld door gebrek aan begrip van de vraag.

(17)

empathie hadden dan jongeren met een laag IQ op de BES. Echter hadden jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ ook een hogere mate van affectieve empathie op de BES TvA. Het is mogelijk dat jongeren met een laag IQ toch affectief minder empathisch zijn dan jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ. Eerder werd al genoemd dat sociaal emotionele vaardigheden zoals empathie en geweten minder goed zijn ontwikkeld bij jongeren met een LVB (de Beer, 2011). Ook bleek uit onderzoek dat het hebben van een lage mate van affectieve empathie een positieve relatie heeft met het plegen van delicten (Bush et al., 2000) en duidelijk was dat veel delicten gepleegd worden door jongeren met een LVB (Kaal et al., 2011). Kortom, de

mogelijkheid dat jongeren met een laag IQ een lagere mate van affectieve empathie hebben kan niet uitgesloten worden.

Nog meer bleek dat er een positieve relatie is tussen cognitieve en affectieve empathie voor jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ op de BES en BES TvA.

Ten slotte bleek dat er geen positieve relatie is tussen cognitieve en affectieve empathie voor jongeren met een laag IQ op de BES, maar ook niet op de BES TvA. Zoals eerder vernoemd is er enerzijds geen accurate mate van cognitieve empathie verkregen voor jongeren met een laag IQ op de BES TvA en is anderzijds de mate van affectieve empathie op de BES TvA voor hen lager uitgevallen. Hieruit volgend zou het niet waarschijnlijk zijn geweest om nog een positieve relatie tussen cognitieve en affectieve empathie voor jongeren met een laag IQ op de BES TvA te ontdekken.

Ook zijn er een aantal tekortkomingen te noemen in dit onderzoek. Een beperking van huidig onderzoek is dat het aantal personen enerzijds en de gemiddelde leeftijd anderzijds per conditie wezenlijk van elkaar verschilde. Er deden beduidend minder deelnemers met een LVB mee dan HAVO/VWO scholieren en HBO/WO studenten en daardoor was de groep met een laag IQ een stuk kleiner dan de groep met een gemiddeld tot hoog IQ. Dit in combinatie met een duidelijk verschil in leeftijd tussen de twee groepen maakt dat het lastig is om juiste

(18)

vergelijkingen te maken. Om dit probleem te ondervangen, zou in vervolgonderzoek meer aandacht gericht kunnen worden op het ongeveer even groot laten zijn van de desbetreffend vergelijkende groepen die eenzelfde leeftijd hebben.

Een andere beperking van dit onderzoek is dat de assumptie van normaliteit meerdere malen was geschonden. Voor de jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ zou het grote aantal uitbuiters op cognitieve, affectieve en totale empathie op de BES en BES TvA verklaard kunnen worden door gebrek aan motivatie voor het invullen van de vragenlijst. Een suggestie voor vervolgonderzoek is om alle deelnemers in werkelijke lijve de vragenlijsten af te laten nemen, om het risico van het niet geheel naar eigen mening online te laten invullen van de vragenlijst weg te nemen.

Kortom, er is een eerste aanwijzing voor de aanname dat jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ een hogere mate van cognitieve en affectieve empathie bezitten dan jongeren met een laag IQ. Echter, moet deze conclusie met zeer veel voorzichtigheid worden getrokken, gezien er een aantal niet onbelangrijke tekortkomingen zijn aan te merken in dit onderzoek. Aanbevelingen voor vervolgonderzoek zijn dan ook het gebruik maken van gelijkwaardige condities wat betreft grootte en leeftijd, het invullen van de vragenlijst in werkelijke lijve en het onderzoeken van de betrouwbaarheid van cognitieve, affectieve en totale empathie op de BES TvA voor jongeren met een gemiddeld tot hoog IQ en jongeren met een laag IQ apart.

Voor de huidige praktijk is het van belang dat er meer onderzoek wordt gedaan naar de relatie tussen intelligentie en mate van empathie en de rol ervan bij de relatie tussen empathie en het plegen van delicten. Als het daadwerkelijk zo is dat jongeren met een laag IQ een lagere mate van cognitieve dan wel affectieve empathie hebben dan jongeren met een

gemiddeld tot hoog IQ, zouden programma’s in detentie ontwikkeld moeten worden die zich specifiek richten op het verbeteren van een bepaald aspect van empathie of überhaupt

(19)

verminderde aanwezigheid van delinquentie zou niet geheel onbelangrijk zijn voor het verbeteren van de huidige maatschappij.

Literatuurlijst

Bush, C. A., Mullis, R. L., & Mullis, A. K. (2000). Differences in empathy between offender and non-offender youth. Journal of Youth and Adolescence, 29, 467–478.

Cohen, D., & Strayer, J. (1996). Empathy in conduct-disordered and comparison youth. Developmental Psychology, 32, 988-998.

Dekker, M.C., Koot, H.M., Van der Ende, J. & Verhulst, F.C. (2002). Emotional and behavioural problems in children and adolescents with and without intellectual disability. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 43, 1087-1098.

Heynen, E. J. E., Van der Helm, G. H. P., Stams, G. J. J. M., & Korebrits, A. M. (2016). Measuring Empathy in a German Youth Prison: A validation of the German version of the Basic Empathy Scale (BES) in a sample of incarcerated juvenile offenders. Journal of Forensic Psychology Practice, 16, 336-346.

Jolliffe, D., & Farrington, D. P. (2004). Empathy and offending: A systematic review and meta-analysis, Aggression and Violent Behavior, 9, 441–476.

Jolliffe, D., & Farrington D. P. (2006). Development and validation of the basic empathy scale, Journal of Adolescence, 29, 589–611.

Kaal, H. L., Negenman, A. M., Roeleveld, E., & Embregts, P. J. C. M. (2011). De problematiek van gedetineerden met een lichte verstandelijke beperking in het gevangeniswezen, WODC, Ministerie van Veiligheid en Justitie, The Netherlands.

Van Langen, M.A.M., Wissink, I.B., van Vugt, E.S., van der Stouwe, T., & Stams, G.J.J.M. (2014). The relation between empathy and offending; a meta-analysis, Aggression and Violent Behavior, 19, 179-189.

(20)

Merrill, E. C., Lookadoo, R., & Rilea, S. (2003). Memory, Language Comprehension, and Mental Retardation, International review of research in mental retardation, 27, 151-189.

De Beer, Y. (2011). De kleine gids: Jongeren met een licht verstandelijke beperking. Deventer: Kluwer.

Moonen, X., Verstegen, D. (2006) LVG-jeugd met ernstige gedragsproblematiek in de verbinding van praktijk en wetgeving. Onderzoek & Praktijk, tijdschrift voor de LVG-zorg, 4, 23-28.

Van Nieuwenhuijzen, M., Orobio de Castro, B. & Matthys, W. (2006). LVG jeugdigen: Specifieke problematiek en behandeling. Utrecht: Landelijk Kenniscentrum LVG.

Proctor, T., & Beail, N. (2007). Empathy and theory of mind in offenders with intellectual disability. Journal of Intellectual & Developmental Disability, 32, 82-93.

Salas-Wright, C. P., Olate, R., & Vaughn, M. G. (2012). Assessing Empathy in Salvadoran High-Risk and Gang-Involved Adolescents and Young Adults: A Spanish Validation of the Basic Empathy Scale. International Journal of Offender Therapy and Comparative

Criminology, 57, 1393-1416.

Schalkwijk, F., Stams, G.J., Stegge, Dekker, J., & Peen, J. (2014). The conscience as a regulatory function: empathy, shame, pride, guilt, and moral orientation in delinquent adolescents, Clinical Psychology, 60, 675-693.

Singer, T. (2006). The neuronal basis and ontogeny of empathy and mind reading: Review of literature and implications for further research. Neuroscience and Biobehavioral

Reviews, 30, 855–863.

Stams, G.J., van Vugt, E., & van Langen, M. (2009). De Nederlandse validering van de Basic Empathy Scale. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Portfolios are first sorted into quintiles based on their 12 months lagged excess returns (excluding the most recent month), then they are sorted again into quintiles based on

supporting or contesting the positive impact of regulation on innovation, we identify the role of rules during the uptake of two systems: the 'KLIC utility register' and the 'Ground

To determine the detection limit of the nanogap IDEs, we applied a step-function with different levels of acetone concentration (Fig.. For high concentrations that are depicted in

The Black Economic Empowerment Act 17 of 2003, largely failed to meet its objectives - even after being changed to broad based, it failed to address the ownership patterns

including habitat use and movement patterns, of animals in general and brent geese in particular (Rouleau et al 2002; Fahrig 2007; chapter 4).. Interactions between species and

This article conducts a series of list experiments to detect whether community conversations contribute to a change in thinking about harmful traditional practices in Ethiopia..

interventions, the actual implementation of these interven- tions into various settings lags behind. The effectiveness of Psyfit.nl, an online mental fitness program based on

We expected that negative cognitions (about one’s self, life, future, and catastrophic misinterpretations of one’s own grief reactions) and anxious and depressive avoidance