• No results found

Hoe ziet het Europese bos er in 2050 uit?; langetermijngevolgen van natuurgericht bosbeheer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoe ziet het Europese bos er in 2050 uit?; langetermijngevolgen van natuurgericht bosbeheer"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gert-Jan Nabuurs, Risto Paivinen, Mart-Jan Schelhaas

en

Frits Mohren,

Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO), Wageningen en European Forest Institute (EFI), Joensuu, Finland

Lange termijn gevolgen van natuurgericht

Hoe ziet het Europese bos er in

Niet alleen in Nederland is

het bosbeheer snel aan het

veranderen. Ook in de ons

omringende landen

veranderen de doelen en

methoden van bosbeheer

snel. Waar eerder de

nadruk lag op

houtproductie, wordt nu

vooral de nadruk gelegd op

de natuurwaarden van het

bos. Deze veranderingen in

het Europese beheer

kunnen grote gevolgen

hebben voor de lange

termijn ontwikkeling van

het bos. Dit artikel

beschrijft een instrument

om inzicht te krijgen in de

gevolgen van deze

veranderingen in het

beheer.

Het Europese bos (excl. Europe- se deel van de voormalige Soviet Unie) omvat ongeveer 150 mil- joen hectare en strekt zich uit van de boreale berkenbossen in Noord Scandinavië tot de Medi- terrane steeneikbossen en mac- quis in Spanje. Het overgrote deel van het Europese bos be- staat uit gelijkjarige, éénsoortige opstanden, meestal met houtpro- ductie als het belangrijkste be- heerdoel. Voor veel Europese landen geldt dat de bosgeschie- denis in grote lijnen vergelijkbaar is met die van Nederland: na een lange periode van ontbossing en bosdegradatie, een snelle bos- uitbreiding in de 19e en 20e eeuw.

Van het huidige bosareaal bezit- ten Finland, Zweden, Duitsland, en Frankrijk tezamen ruim 64 mil- joen ha. De rest van het areaal is verspreid over de overige 26 lan- den, elk met een eigen boswet en

bosbeheercultuur. Mede door het toepassen van een regelma- tig beheer van kaalkap en aan- plant is veel bos jong, met een geringe staande voorraad van 142 m3ha" (gem. Ned: 185) en een naar Nederlandse begrippen vrij lage bijgroei van 4.6 m3ha"jr" (gem. Ned: 8). Door de lange his- torie van beheer kent het Euro- pese bos wel een unieke ver- scheidenheid van beheervormen en bostypen.

Op het eerste oog ziet de toe- komst van het Europese bos er niet slecht uit: de staande voor- raad neemt snel toe, Europa is voor 70% zelfvoorzienend in haar houtbehoefte, grootschalige ont- bossing komt niet voor en het bos- beheer besteedt steeds meer aandacht aan natuurwaarden van het bos. Toch zijn er een paar za- ken die reden voor zorg zijn:

-

de vitaliteit en dan met name die van loofbomen neemt nog steeds af (UN-ECE 1997);

-

schijnbaar in tegenstelling daarmee lijkt de groei van het gehele bos door nog onbeken- de oorzaak te zijn toegenomen (Spiecker et al. 1996); - jaarlijks gaat 1 % van het Medi-

terrane bos in vlammen op (UN-ECEIFAO 1995);

-

de biodiversiteitswaarde is laag omdat het huidige bos vaak sterk afwijkt van de po- tentieel natuurlijke vegetatie; - bij een herstel van de Russi-

sche bosbouwsector kan de Europese houtmarkt sterk be- invloed worden (Anttonen & Petrov 1997);

-

milieuveranderingen kunnen op lange termijn een groot ef- fect hebben op de dynamiek van het bos (Karjalainen et al. 1997).

bosbeheer

2050

uit?

Veranderingen in

bosbeheer: kleinschalige

ingrepen met grootschalige

gevolgen

Naast bovenstaande is er nog een andere ontwikkeling gaande die vaak veel minder aandacht krijgt bij lange termijn projecties van het Europese bos. Namelijk het feit dat het bosbeheer snel aan het veranderen is. Niet alleen in Nederland wordt het beheer steeds meer afgestemd op na- tuurwaarden, maar dit is een pro- ces dat in vrijwel elk Europees land begonnen is. Waar voor- heen in Zweden kaalkapvlaktes van 100 hectare en meer heel normaal waren, worden nu de meeste kaalkappen beperkt tot 10 hectare. Tevens worden ran- den langs meren en venen ge- spaard, en blijven dode bomen staan. In de verjonging krijgt nu ook de ratelpopulier een kans. In centraal en oost Europa is het nu heel normaal om verjonging van beuk onder fijnspar te tolereren en de beuk te gebruiken voor de volgende rotatie. De boomsoor- tenkeuze wordt ook daar steeds meer aangepast aan de natuurlij- ke vegetatie op die standplaats. Deze kleinschalige veranderin- gen waarvan we lokaal wel de gevolgen kunnen inschatten, zul- len waarschijnlijk leiden tot een volledig ander Europees bos over 50 tot 70 jaar. Het gemiddel- de bos zal ouder zijn, veelal ge- mengd, ongelijkjarig, met meer structuur en meer dood hout. Vooral d e boomsoortenverdeling en leeftijdsklassenverdeling zul- len sterk veranderd zijn tegen 2050 en ten minste 10% van het bos zal opzij gezet zijn als strict natuurreservaat. We kunnen op dit moment slechts raden hoe dat

(2)

Figuur I. Digitale Europese bossenkaarten komen in steeds gedetailleerdere vorm beschikbaar. Door deze vorm van

informatievoorziening en samenwerking in Europa bij het opzetten van databanken, kunnen projecties van de bosontwikkeling nu sterk verbeterd worden. Met dank aan het World Conservation Monitoring Centre (WCMC) en het Centre for International Forestry Research (CIFOR).

Europese bos er in 2050 uit zal zien en wat deze veranderingen betekenen in termen van natuur- waarden en internationale hout- voorziening. Wel is duidelijk dat de beheerveranderingen een groter effect zullen hebben dan bijv. milieuveranderingen. Met behulp van een geharmoniseerd Europees bossen model wordt nu aan het European Forest Insti- tute (EFI) en het IBN-DL0 gepro- beerd inzicht te verkrijgen in de

lange termijn ontwikkeling van het Europese bos onder deze be- heerveranderingen.

Beschikbare instrumenten

en data

In het verleden zijn in diverse Europese en Noord-Amerikaanse landen grootschalige nationale scenario modellen ontwikkeld die destijds veelal gericht waren op houtproductie. Voor Nederland is bijvoorbeeld in de jaren '80 HOP- SY ontwikkeld (Hinssen 1994). Dergelijke modellen bestaan voor 13 Europese landen. De enige projectie op Europese schaal is de European Timber Trend Study waarvan de vijfde recentelijk is afgerond (Pajuoja 1995). Hierin wordt de projectie van de ontwikkeling van het bos overgelaten aan nationale cor- respondenten waardoor de me- thoden sterk verschillen.

Een ander in Europa ontwikkeld model is het European Forest Information Scenario Model (EFI- SCEN). De basis van dit model is ontwikkeld door Sallnas voor Zweden (Sallnas 1990) en slechts één keer gebruikt voor IIASA's Forest Study voor Euro- pese bossen (Nilsson et al. 1992). Op dit moment is het in gebruik en in verdere ontwikke- ling aan het EFI en het IBN-DLO. Het EFISCEN maakt gebruik van areaal-matrix simulatie om de bosontwikkeling te simuleren voor bijvoorbeeld een periode van 100 jaar. Als basis worden bosinventarisatie gegevens ge- bruikt van gelijkjarig bos. Een sub-module is in staat de ontwik- keling van ongelijkjarig bos te si- muleren (Guo et al in press), wat bijvoorbeeld noodzakelijk is voor Spanje (Schelhaas 1997). Afhan- kelijk van de mate van detail in de

(3)

inventarisatiegegevens kunnen meer of minder gedetailleerde studies worden uitgevoerd op nationaal of regionaal niveau. Het grote voordeel van het EFISCEN is dat het nationale ontwikkeiin- gen in een internationaal per- spectief kan plaatsen en een ge- harmoniseerde methode wordt gebruikt voor alle landen. Hier- door zijn resultaten per land on- derling te vergelijken en te kop- pelen.

Een nieuwe projectie voor

Europa

Bovenstaande geeft aan dat er behoefte is aan een meer dyna- mische projectie van de ontwik- keling van het Europese bos. In eerste instantie gaat het dan om een nieuwe basislijn met de meest recente nationale bosin- ventarisatiedata. Deze zijn in 1996 verzameld en een concept- projectie bestaat nu (zie para- graaf 'Leningrad regio1). De volgende aspecten van ver- anderend bosbeheer worden in- gebouwd voor een nieuwe pro- jectie waarin het juist gaat om de consequenties van een natuur- gericht bosbeheer:

- een kleinschaliger bosbeheer; - het toestaan van natuurlijke

dynamiek door brand en storm in de simulatie;

-

voorkeur voor inheemse soor- ten in het beheer;

- meer ruimte voor natuurlijke successie;

- door toename van natuurlijke successie, kunnen hogere dichtheden optreden met een toename van natuurlijke sterfte en dus meer dood hout;

-

toename van ongelijkjarige ge- mengde opstanden in een groepenkap-beheer;

- natuurbeschermingsorganisa-

'

De naam van de regio is nog altijd Leuingradregio, alleen de naam van de stad is veranderd in St. Petersburg.

Tabel 1. Totale Europese (EU 15) import van industriëel rondhout en het aandeel daarvan uit Rusland (pers. comrn. Michie, EFI).

EU import industrieel waarvan uit

rondhout (m3) Rusland (%)

1985 34 O00 O00 18

1995 54 O00 O00 34

ties als het WNF streven naar het opzij zetten van 10% van het Europese bos voor natuur. Vaak gaat het dan om de oud- ste bossen.

Samen met de veranderingen in soortenverdelingen zal de toe- komstige sortimentsverdeling van geoogst hout er dus ook anders uit gaan zien. Dit zal haar invloed hebben op de houtstromen tus- sen landen. Zeker voor Neder- land als netto importeur zullen beheerveranderingen in de ons omringende landen ook haar in- vloed hebben op de binnenland- se houtmarkt. De projectie van het Europese bos onder een na- tuurgericht bosbeheer zal dus ook de landen aan elkaar verbin- den via de houtstromen.

Case-studie: een

basislijnprojectie voor

de

Leningrad regio1

Met de omwentelingen in de voormalige Soviet Unie en de diepe recessie in de Russische economie, is ook de activiteit in de Russische bosbouwsector tot een minimaal niveau gedaald. In 1996 bedroeg de totale houtpro- ductie slecht 35% van de pro- ductie aan het eind van de jaren '80 (Lioubimow et al. In press). Zelfs aan de huidige lage binnen- landse vraag kan nauwelijks wor- den voldaan door de technische problemen rond ontsluiting van bosgebieden, transportafstan- den en hopeloos verouderd ma- terieel.

De nieuwe Russische boswet heeft aan de onzekerheid rond het beheer van het bos alleen maar bijgedragen. De regionale

overheden zijn nu eigenaar ge- worden van het bos en kunnen kapconcessies verkopen of ge'in- teresseerden kunnen het bos voor 50 jaar leasen, met het recht een eindkap uit te voeren. Deze kapconcessies worden vooral gekocht door de geprivatiseerde onderdelen van het vroegere MINLESPROM, het staatsbedrijf dat verantwoordelijk was voor de houtoogst. Het Russisch Staats- bosbeheer houdt nog slechts toezicht en mag de niet-commer- ciële dunningen en herplant uit- voeren.

Kenmerkend voor de mogelijke toekomstige rol van de Russi- sche bossen in de Europese houtmarkt is dat de houtimport vanuit Rusland nu al toeneemt (Tabel 1). Tevens is de onduide- lijke situatie rond boseigendom en bosbeheer de reden om een aparte case studie voor de Leningrad regio uit te voeren. Zo'n scenariostudie kan dienen als een strategische plannings- methode voor de regio. Hiermee kan de onduidelijkheid rond duurzaamheid van het huidige en toekomstige bosbeheer hopelijk worden weggenomen en kunnen diverse alternatieven tegen el- kaar worden afgewogen. De resultaten van deze projectie ge- ven ook weer wat de mogelijk- heden zijn met het huidige EFI- SCEN model.

De Leningrad regio behelst zo'n 8 miljoen ha. Daarvan is 4.7 mil- joen ha bedekt met bos van het zuidelijk taiga type waarin fijn- spar en grove den domineren. De regio bevindt zich in de

(4)

Areaal (1000 iia) 500

Leeftijdsklasse

Noordwest hoek van Rusland te- gen de Finse Golf. Door intensie- ve kap in de jaren '30 en '40 be- vindt een groot deel van het bos zich nu in de middel tot oudere leeftijdsklassen (zie figuur 2).

Omdat de dichtheid van het bos zeer hoog is, is de natuurlijke sterfte groot.

Voor de regio zijn diverse scena- rio's van herstel van de bosbouw- sector gedraaid. In één van deze (het natuurbeheer-scenario) is aangenomen dat:

- de bosbouwsector zich her- stelt tot het niveau van de jaren

'80 binnen 20 jaar

- daarna de productie blijft stij- gen met 2% per jaar;

- een toegenomen aandacht voor natuurwaarden in de regio is als volgt ingebouwd: al het bos dat ouder is dan 150 jaar wordt opzij gezet voor natuur en verder is de oogst door mid- del van kaalkap sterk beperkt. De resultaten lieten zien dat duur- zaam bosbeheer, herstel van de bosbouwsector en natuurbehoud in de regio goed samen kunnen gaan. Aan het eind van de simu- latie periode (2040) is in totaal 1 .l

miljoen ha bos opzij gezet voor natuur (zie toename oud bos in fi- guur 2). De concentratie van het

bosareaal in de middel tot oude- re leeftijdsklassen is iets afge- nomen. Daarnaast bleek het duurzaam te oogsten houtvolume jaarlijks 10 miljoen m3 te bedra- gen; voldoende voor herstel van de bosbouwsector en voldoende om een bijdrage aan de regionale economie en werkgelegenheid te leveren. Het bleek dat hiermee jaarlijks 25 miljoen US$ door de regionale overheid verdiend kon worden. Hoewel dat niet een groot bedrag is kan het (wanneer het op de juiste wijze besteedt wordt) wél dienen om een begin te maken met de ontwikkeling van infrastructuur en verwerkende in- dustrie in de regio.

Rol van het Nederlandse

bos in Europa

Wat is hiervan het nut voor het Nederlandse bos en bosbeheer? Duidelijk is dat het Nederlandse bos qua areaal weinig betekent in Europa. Nederland is als netto im- porteur van hout afhankelijk van de ontwikkelingen elders. Het grootste deel van de Nederland- se import komt uit Zweden, Duitsland en Finland en Neder- land is daarmee afhankelijk van ontwikkelingen in met name die landen. Wanneer daar besloten wordt om bos opzij te zetten voor

Figuur 2. Leeftijdsklassen

ontwikkeling van het totale bos in de Leningrad regio onder een

bosbouwsector-herstel-scenario met natuurbeheer.

natuur of om andere boomsoor- ten te gebruiken, zal dat ook in Nederland op termijn te merken zijn. Ook voor Nederland is het vanuit dat oogpunt dus belangrijk om inzicht te hebben in buiten- landse ontwikkelingen in bosbe- heer. Gezien de eerdere pogin- gen van Nederland om hout uit niet duurzaam beheerde bossen te weren van de markt, is duidelijk dat die informatiebehoefte er is. Maar de Nederlandse betrokken- heid gaat verder. Het ziet er naar uit dat internationale discussies rond duurzaam bosbeheer (bijv. in het Intergovernmental Panel on Forests) gaan leiden tot een inter- nationale bossenwet. Hoewel bossen daarin nog altijd als een soevereine aangelegenheid wor- den gezien, wordt het bosbeheer wel steeds meer in een internatio- naal perspectief gezet. Neder- land kan daarin door haar vrij unieke wijze van bosbeheer een voorlopers positie vervullen t.a.v. een natuurgericht bosbeheer. Nationale scenario studies onder een natuurgericht bosbeheer in Nederland (Edelenbosch et al. 1998) kunnen dan als voorbeeld dienen voor andere landen. Afgestemd op het kleine bosare- aal en de soms unieke bostypen in Nederland, kunnen voor Ne- derland de scenario's in meer detail worden uitgevoerd. Daarnaast is er een ontwikke- ling gaande naar een Euro- pese Ecologische Hoofdstruc- tuur waarvan bossen (net als in Nederland) een belangrijk onder- deel zullen zijn. Deze Europese Ecologische Hoofdstructuur zal ook haar invloed hebben op het Europese bosbeheer. De ervarin- gen binnen Nederland met de Ecologische Hoofdstructuur kun-

(5)

nen dan als een voorbeeld die- nen.

Maar ook de nationale case stu- die voor Nederland is van belang om inzicht te krijgen in de lange termijn ontwikkeling van het Nederlandse bos onder de hier snel ingevoerde beheerwijzigin- gen. Ook al is het binnenlandse areaal klein, toch is ook hier be- hoefte aan lange termijn inzicht in de ontwikkeling. Nederland is één van de landen waar de ge- noemde beheerwijzigingen snel ingeburgerd raken. De ontwikke- lingen hier, dienen dan als een voorbeeld voor andere landen.

Literatuur

Anttonen, T. & A.P. Petrov (eds.) 1997. Potential of the Russian fo- rests and forest industries. Research Notes 61. University Joensuu, Faculty of Forestry. 144 P.

Edelenbosch, N.H., P.J.W. Hinssen en E.A.P. Wieman 1998 Verken- ning van de toekomstige bosont- wikkeling met behulp van het mo- del HOPSY. IBN rapport 352. Instituut voor Bos- en Natuur- onderzoek. Wageningen 31 p. Guo, B., Y.N. Bouton and G.J.

Nabuurs In prep. Application of a model for unevenaged forest ma- nagement to European forest re-

source projections - a test for the French unevenaged forests. Working Paper European Forest Institute, Joensuu.

Hinssen, P.J.W. 1994. HOPSY, a model to support strategic deci- sion making in forest resource ma- nagement. Forest Ecology and Management 69: 321-330. Karjalainen, T., G.J. Nabuurs & S.

Kellomaki 1997 Carbon sequest- ration in the forest sector under cli- mate change: upscaling from the plot level to the European forests level. In: G.M.J. Mohren, K. Kra- mer & S. Sabaté (eds.), Impacts of Global Change on Tree Physiolo- gy and Forest Ecosystems. Wage- ningen November 26-29, 1996. Kluwer, Dordrecht. p. 351-361. Lioubimow, A.V., G.J. Nabuurs, K.

Kuusela & R. Paivinen In press. The state, utilisation and possible future developments of Leningrad region forests. EFI Research Report. European Forest Institute Joensuu, Finland.

Nilsson, S., Sallnas, O. & P. Duinker. 1992 Future forest resources of Western and Eastern Europe. International Institute for Applied Systems Analysis. The Parthenon Publishing Group. England. 496 p. Pajuoja, H. 1995 The outlook for the European Forest Resources and roundwood supply. Geneva Tim- ber and Forest Discussion Papers. ETTS-V Working Paper. UN- ECEIFAO ECElTIMlDPl4. Geneva.

59 PP.

Pukkala, T., J. Kangas, M. Kniivila, and A.M. Tiainen 1997 Intearatina forest level and compartmeñt level indices of species diversity with numerical forest planning. Silva fennica 31 (4): 41 7-429

Sallnas, 0. 1990 A matrix growth model of the Swedish forest. Studia Forestalia Suecica. No 183. Swedish Univ Agr. Sci. Faculty of Forestry. Uppsala. 23 pp. Schelhaas, M.J. 1997 A forest re-

source projection for the Spanish forest inventory. P97-10. Report of a practica1 period at the IBN-DL0 Institute. Wageningen Agricultural University. Wageningen, The Ne- therlands. 77 p.

Spiecker, H., K. Mielikainen, M. Köhl & J.P. Skovsgaard 1996 Growth trends in European forests. Re- search Report No 5. European Forest Institute, Joensuu, Finland. Springer Berlin-Heidelberg. 371 p. UN-ECE 1997. Forest condition in Europe. Results of the 1996 sur- vey. Convention on Long-Range Transboundary Air Pollution. United Nations Economic Com- mission for Europe and European Commission, Brussels

UN-ECEIFAO 1995. International fo- rest fire news. No 13. United Nations Economic Commission for Europe and Food & Agriculture Organisation of the United Na- tions. July 1995 Geneva, Switzer- land

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om deze redenen is het noodzakelijk om nationaal aanvullende regels te stellen ten aanzien van preventie, bewaking en monitoring en bestrijding van dierziekten.. Wat is

De afgelopen twee jaar is met groot succes gewerkt aan het moonshotproject Circulaire Windparken. Dit inmiddels Europese project met een kennishub, beleidshub en investeringshub

zichtbaarheid: de lidstaten zelf blijven direct aan de EU betalen, maar maken die afdracht zichtbaar aan de burgers door deze om te slaan in een nationale

Niet enkel uitstroom van ouderen, maar ook uitstroom door jobmobiliteit.. Overige

Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912), dient men zich tot de uitgever te

‘To the majority of Westerners… Russia appeared no longer as an alien world but rather as an extension of their own civilization, though still in a immature stage of development.’ 11

This dissertation endeavours to reconstruct the images of reforming Russia as presented in the European works in their original form, to place them in the con- text of the

De suggestie van Martin Malia dat de fluctuaties in het westerse beeld van Rus- land een weerspiegeling zouden zijn van de verschillende culturele stromin- gen in de westerse