• No results found

Vergelijking van 1,0 1,3 en 1,4 m lengte dichte vloer in kraamopfokhokken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vergelijking van 1,0 1,3 en 1,4 m lengte dichte vloer in kraamopfokhokken"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

INHOUDSOPGAVE

2 21. 2 2. 2 3. 2 40 2 5 2:6 3 31l 3 2* 3 3* 3 4. 4 5 6 SAMENVATTING 3 SUMMARY 4 INLEIDING 5 INTRODUCTION 5 MATERIAAL EN METHODE

MATERIAL AND METHOD

Proefdieren

Voeding en drinkwatervoorziening Huisvesting

Proefbehandelingen

Duur, omvang en indeling van de proef Gegevensverwerking en -verzameling RESULTATEN

RESULTS

Gezondheidsstoornissen van zeugen en biggen Technische resultaten

Biggensterfte

Hokbevuiling, ligplaats van de biggen en beenwerk van de zeugen

DISCUSSIE 12 DISCUSSION 12 CONCLUSIE 13 CONCLUSION 13 GERAADPLEEGDE LITERATUUR 14 REFERENCES 14 BIJLAGEN 15 APPENDIX 15

REEDS EERDER VERSCHENEN PROEFVERSLAGEN 16

PUBLISHED RESEARCH REPORTS 16 6 6 6 6 6 6 7 8 8 8 8 9 10

(3)

In het merendeel van de Nederlandse kraamopfokhokken komt minder dan 1 m dichte vloer voor. Het dichte vloeroppervlak wordt onder andere bepaald door de vrees dat verkleining van het roostergedeelte leidt tot hokbevuiling. Aan de andere kant wordt verwacht dat door vergroting van het dichte vloergedeelte de zeug beter kan gaan staan en gaan liggen.

Op het varkensproefbedrijf “Noord- en Oost-Nederland” te Raalte zijn in de periode van april 1987 tot en met april 1990 de vol-gende drie lengten dichte vloer in kraamop-fokhokken vergeleken:

- 1 ,O m dichte vloer, - 1,3 m dichte vloer, - 1,4 m dichte vloer.

De overige inrichting van de kraamopfok-hokken was gelijk: een schuin geplaatste box voorzien van afwijzers, de zeug aange-bonden met behulp van een borstband en een metalen driekant rooster. In totaal zijn gegevens van 408 worpen verzameld. Er is gekeken naar de technische resultaten van de zeug en de uitval van biggen, gezond-heidsproblemen van zeug en biggen de hokbevuiling, de ligplaats van biggen en het beenwerk van de zeugen.

In onderstaande tabel worden een aantal technische resultaten vermeld. De drie proefbehandelingen verschillen niet voor wat betreft de veterinaire behandelingen van zeugen. De biggen, gehuisvest op de 1,4 m dichte vloer, hebben meer problemen met diarree dan de biggen in de kraamop-fokhokken met 1 ,O m of met 1,3 m dichte vloer. Dit gaat samen met meer hokbevui-ling in de kraamopfokhokken met 1,4 m dichte vloer.

Tijdens het zuigen bij de zeug zetten de biggen zich schrap op de vloer. Bij een roostervloer vinden de biggen meer steun dan op een dichte vloer. De pootjes

beschadigen door het schuren op de dichte betonvloer. Als gevolg van deze beschadi-gingen treden meer gewrichtsontstekingen op bij de biggen in de kraamopfokhokken met de 1,4 m dichte vloer (ten opzichte van die met 1 ,O m dichte vloer).

Door het vaker optreden van meer gezond-heidsproblemen groeien de biggen op de 1,3 m en 1,4 m dichte vloer slechter dan op de 1,O m dichte vloer en bereiken op dezelf-de speenleeftijd een lager gewicht (dezelf-de 1,4 m dichte vloer ten opzichte van de 1,O m). Het uitvalspercentage is niet significant ver-schillend voor de drie proefbehandelingen.

Tabel: Gecorrigeerde gemiddelden van de technische resultaten per proefbehandeling Table: Corrected means of fhe performance of sows per freatmenf

dichte vloer

proefbehandeling I,O m 1,3 m 1,4 m

aantal worpen

aantal biggen na overleggen geboortegewicht/big

(na overleggen, kg) aantal gespeende biggen speengewicht/big (kg) voeropname per big (kg) voeropname per zeug (kg) gewichtsafname zeug (kg) groei big (gram/dag) uitval biggen (%) 164 123 116 11,3 10,9 l l , o 1,463 1,468 10,4 10,o 8 6a 0’12 8,4ab 161’1 0,12 27:9 160,3 28,6 223a 215b 7 2I 8 49 1,457 -lo,o 8 3b 0’14 166’1 27’8 2lOB 9 29 ab: gemiddelden in rij die niet dezelfde letters hebben, verschillen significant, P < 0,05

(4)

Het beenwerk van de zeugen en het ligge-drag van de biggen wordt niet be’invloed door de oppervlakte aan dichte vloer. Het vergroten van de dichte betonvloer van 1,O m tot 1,3 m dichte vloer geeft iets slech-tere resultaten. Een extra vergroting tot

1,4 m leidt door de toenemende hokbevui-ling tot beduidend slechtere resultaten en is zodanig niet aan te bevelen. Kraamopfok-hokken met een 1,O m tot 1,3 m lange dich-te vloer voldoen aan de mogelijke eis van minimaal 40% dichte vloer in een kraamop-fokhok, die aangegeven wordt in de voor-stellen van de nieuwe Gezondheids- en Welzijnswet. De kwaliteit van de dichte vloer is daarnaast ook van belang, hoewel hier-aan geen eisen gesteld worden in de nieu-we nieu-wetsvoorstellen.

SUMMARY

Most of the farrowing pens in the Nether-lands contain less than 1 m solid floor. Reducing the perforated floor area will pos-sibly cause penfouling. On the other hand it is expected that more solid floor gives the sow more stability when rising and lying down.

Therefore an experiment has been conduc-ted at the Experimental Farm for Pig Hus-bandry in Raalte in which three solid floor areas have been compared:

- 1 .O m solid floor, - 1.3 m solid floor, - 1.4 m solid floor.

The design of the farrowing pen is the same for the three treatments. The results of 408 lactations have been collected. Compari-sons have been made for veterinary treat-ments of sows and piglets, performance of sows and piglets, penfouling, the quality of the legs of the sows and the location of lying piglets.

There is no differente in number nor type of veterinairy treatments of the sows. The pig-Iets housed in the farrowing pens with 1.4 m solid floor have more diarrhoea than the pig-Iets in the other farrowing pens. This is cau-sed by penfouling. The frequency of infec-tions of the joints is higher in pens with 1.4 m solid floor. This happens because piglets abrase their legs on the cement floor while suckling. Average daily gain of the piglets on the 1.4 m solid floor is lower and these piglets reach a lower weaning weight because of the poor health.

The quality of the legs of the sows and the location of the lying piglets is not influenced by the solid floor size. Piglet mortality is not significantly different.

Farrowing pens with 1 .O to 1.3 m solid floor meet the demand of the new Health- and Welfare law and have fair results. A further increase in solid floor size leads to poor per-formance of sows and piglets. The quality of the solid floor should be improved when it is used in farrowing pens.

(5)

1 INLEIDING

INTRODUCTION

Het merendeel van de kraamopfokhokken in Nederland is voorzien van een halfrooster-vloer, waarbij het dichte vloergedeelte in de regel niet meer dan één meter bedraagt. De dichte vloer doet dienst als biggennest en ook gedeeltelijk als ligplaats voor de zeug. De afmetingen van de dichte vloer worden in belangrijke mate bepaald door de afme-tingen van het biggennest en door de vrees dat verkleining van het roostergedeelte tot bevuiling leidt.

Vandaag de dag wordt, mede door maat-schappelijke druk, de nodige aandacht besteed aan het verbeteren van het welzijn van varkens. In de voorstellen voor de nieu-we Gezondheids- en Welzijnsnieu-wet wordt aan-gegeven dat volledige roostervloeren in kraamhokken in de toekomst niet meer zul-len worden toegestaan. Tevens wordt gedacht aan een dicht vloergedeelte van het kraamhok van minstens 40% van het totale oppervlak (Werkgroep Voorl. en Wel-zijn, 1988). Het ligt in de verwachting dat bij het vergroten van het dichte vloergedeelte de zeugen gemakkelijker op kunnen staan en gaan liggen en een meer comfortabele ligplaats hebben, terwijl de biggen een gro-tere goed begaanbare loop- en ligruimte geboden wordt. Dit zal leiden tot minder beschadigingen van zeug en biggen. Het vergroten van de dichte vloer maakt het ook eenvoudiger strooisel te gebruiken zoals in de wetsvoorstellen omschreven staat.

(6)

2 MATERIAAL EN MET

MATERIAL AND METHOD

2.1 Proefdieren

De in dit onderzoek gebruikte zeugen bestonden voor ongeveer driekwart uit het kruisingtype Yorkshire * Nederlands Land-varken (YN) en voor de overige 25% uit het zuivere ras Nederlands Landvarken (N). In de kraamstal wordt volgens het all in-all out systeem gewerkt. De zeugen worden onge-veer 7 dagen voor het werpen per groep gedoucht en naar de kraamstal overge-bracht.

Direct na de geboorte worden van alle big-gen de tandjes geknipt en de staartjes gecoupeerd. Tevens krijgen de biggen een ijzerinjectie. Tijdens de tweede of derde levensweek worden de beerbiggen gecas-treerd. De tomen worden na het werpen gestandaardiseerd op een toomgrootte van 10 à 11 biggen. De biggen worden op een leeftijd van 28 tot 35 dagen gespeend. 2.2 Voeding en drinkwatervoorziening De zeugen kregen standaard zeugenbrok (EW=0,97) verstrekt. In de kraamstal kregen de zeugen met tomen kleiner dan 10 biggen 6 kg voer. Zeugen met 10 of meer biggen kregen 7 kg voer. De zeugen hadden de gehele dag de beschikking over drinkwater via een drinknippel in de trog.

De biggen kregen vanaf de tiende levens-dag onbeperkt biggenopfokkorrel verstrekt. Een week voor het spenen werd overge-schakeld op speenkorrel. De biggen had-den via een drinknippel onbeperkt beschik-king over drinkwater.

2.3 Huisvesting

Het onderzoek heeft plaatsgevonden in twee afdelingen met elk 10 kraamhokken. De kraamhokken zijn 2,20 m diep en 1,80 m breed. De kraambox is schuin opgesteld en is voorzien van valbeugels aan de onderste stang van de box. Aan de onderste stang zijn tevens afwijzers (lengte 30 cm) aange-bracht om te voorkomen dat de zeug onder de onderste stang klem komt te zitten. De afstand van de afwijzers tot aan de vloer is 5 cm. De zeug wordt gefixeerd met behulp van een borstband die bevestigd is

aan de onderste stang van de box. Voorin de kraambox bevindt zich de voertrog met daarin een drinknippel. Het voer wordt volle-dig automatisch gedoseerd en verstrekt. Achterin het hok is op een hoogte van 22 cm vanaf de vloer een drinknippel voor de biggen aanwezig.

De 20 kraamopfokhokken verschillen alleen in lengte dichte vloer. De verschillende vloeruitvoeringen (=proefbehandelingen) worden beschreven in paragraaf 2.4. De ventilatie is mechanisch. De lucht komt binnen via een schuif in de deur en het voerpad en wordt achterin de afdeling eventueel opgewarmd met behulp van ver-warmingselementen. De lucht wordt afge-voerd via een ventilator in het plafond voorin de afdeling. Door middel van plaatselijke verwarming van het biggennest wordt de gewenste temperatuur voor de biggen bereikt.

2.4 Proefbehandelingen

De in dit onderzoek vergeleken lengten dichte vloer zijn:

1. 1,O m dichte vloer ( proefbehandeling 1) 2. 1,3 m dichte vloer ( proefbehandeling 2), 3. 1,4 m dichte vloer ( proefbehandeling 3). In elk van de twee afdelingen bevinden zich 4 kraamhokken met een dichte vloer van 1,O m. De twee andere proefbehande-lingen bevinden zich in elke afdeling in drie kraamopfokhokken. Het overige vloerge-deelte, respectievelijk 1,2, 0,9 en 0,8 m, bestaat uit roosters van metalen driekant. Het dichte vloergedeelte bestaat uit beton en bevat een warmwatervloerverwarming als verwarmingsbron voor de biggen. 2.5 Duur, omvang en indeling van de proef Het onderzoek is uitgevoerd op het varkens-proefbedrijf “Noord- en Oost-Nederland” te Raalte en heeft gelopen vanaf april 1987 tot en met april 1990. In totaal zijn de gegevens van in totaal 408 worpen verzameld. De ver-deling over de proefbehanver-delingen is als volgt:

- behandeling 1: 167 worpen, - behandeling 2: 125 worpen, - behandeling 3: 116 worpen.

(7)

Er is gewerkt volgens het all in-all out princi-pe. Er is gestreeft naar een evenredige ver-deling van paringstype en pariteit over de verschillende vloeruitvoeringen.

2.6 Gegevensverzameling en -verwerking Gezondheidsstoornissen zijn van zowel de zeug als de biggen genoteerd. De volgende ziekte categorieën zijn bij de zeugen onder-scheiden: kreupel, uierontsteking, geen eet-lust, baarmoederontsteking, geboortehulp verlenen, longaandoeningen en diversen. Bij de biggen is de volgende onderverde-ling gehanteerd: diarree, gewrichtsontste-king, kreupelheid, overige beengebreken, bleek/slap (vitaminen en/of ijzer toediening), longaandoeningen, achterblijver, navelont-steking en diversen. De gegevens zijn ver-werkt tot het aantal behandelde zeugen of biggen per gezondheidsstoornis en tot het percentage behandelde zeugen of biggen per gezondheidscategorie van het totaal aantal aanwezige zeugen of biggen per proefbehandeling.

Van elke worp is het aantal levend- en doodgeboren biggen, het aantal mummies, het aantal overgelegde biggen en het aantal gespeende biggen genoteerd. Uitval van biggen tijdens de zoogperiode is eveneens geregistreerd met vermelding van de reden van uitval. Het uitvalspercentage is bere-kend als het aantal uitgevallen biggen gedeeld door het aantal biggen na overleg-gen. De uitvalspercentages voor de ver-schillende redenen van uitval zijn op dezelf-de wijze berekend. Tevens wordt aangege-ven welk aandeel elke oorzaak in de totale uitval heeft.

De gewichtsafname van de zeug en de groei van de biggen gedurende de zoogpe-riode zijn bepaald. Bij berekening van de groei van de biggen zijn de uitgevallen big-gen niet meebig-genomen De hoeveelheid voer die door de zeug en door de biggen is opgenomen is eveneens genoteerd.

In de periode februari tot en met juni 1988 is gekeken naar de mate van hokbevuiling bij de drie proefbehandelingen. Hierbij is gelet op de dichte vloer onder de zeug en het verwarmde biggennest. Er is onderscheid gemaakt tussen een droge schone vloer (0) een enigszins vochtige of licht besmeurde vloer (1) en een natte en/of ernstig bevuilde vloer (2).

In dezelfde periode is eveneens de ligplaats

van de biggen nagegaan. Hierbij werden de volgende plaatsen in het kraamhok onder-scheiden: het verwarmde biggennest, de onverwarmde dichte vloer, de roosters, tegen de uier van de zeug en verspreid door het hele hok. De ligplaats van de big-gen werd 1 dag, ongeveer 1 week en onge-veer 2 weken na werpen bepaald.

De statistische analyse is uitgevoerd met behulp van de pakketten SAS en GENSTAT. De volgende kenmerken zijn statistisch geanalyseerd met SAS (variantie-analyse): gewicht bij spenen, groei van de big, voer-opname zeug, voervoer-opname per gespeende big en de gewichtsafname zeug. De ken-merken ‘aantal gespeende biggen’, de ‘tota-le uitval’ en ‘uitval per oorzaak’ zijn met GENSTAT geanalyseerd.

Het aantal behandelde zeugen/biggen per gezondheidsstoornis is met behulp van de X2-toets statistisch geanalyseerd.

(8)

3 RESULTATEN

RESULTS

In respectievelijk tabel 1 en 2 worden de veterinaire behandelingen van de zeugen en biggen vermeld. Per categorie wordt aangegeven hoeveel zeugen of biggen met de betreffende ziekteverschijnselen zijn waargenomen en hiervoor behandeld zijn. Het is mogelijk dat een zeug of een big in meerdere categorieën voorkomt. Het aantal behandelde zeugen bij de categorieën ‘kreupel’, ‘gewrichtsontsteking’ en ‘uieront-steking’ waren te klein om statistisch

geana-lyseerd te worden zodat ze in de categorie ‘diversen’ zijn opgenomen. Dit gold ook voor de categorie ‘longaandoeningen’ bij de biggen.

Tussen de proefbehandelingen is geen ver-schil in de veterinaire behandelingen van zeugen voor de verschillende gezondheids-stoornissen aanwezig. Alleen voor de cate-gorie ‘diversen’ is het aantal behandelde zeugen bij proefbehandeling 2 het hoogst.

Tabel 1: Veterinaire behandelingen van zeugen uitgedrukt als aantal zeugen behandeld per categorie en als van het totaal aantal aanwezige zeugen per proefbehandeling Table 1: Veterinary treatments of sows as number and as percentage of total number of

sows per treatment

dichte vloer proefbehandeling 1,O m 1,3 m 1,4 m aantal zeugen geen eetlust geboortehulp verlenen baarmoederontsteking diversen 167 125 116 15 (8,9) 14 (11,2) 7 (6,0) 38 (22,5) 28 (22,4) 20 (17,l) 16 (915) 10 (8,O) 11 (9,4) 14a (8,3) 24b (19,2) 18ab (15,4) ab gemiddelden in rij die niet dezelfde letters hebben, verschillen significant, P < 0,05

Tabel 2:

Table 2:

Veterinaire behandelingen van biggen uitgedrukt als aantal behandelde biggen per ziektecategorie en als percentage van het totaal aantal aanwezige biggen per proefbehandeling

Veterinary treatments of piglets as number and as percentage of total number of liveborn pigle ts per trea tmen t

dichte vloer proefbehandeling 1,0 m 1,3 m 1,4 m aantal biggen diarree navelontsteking gewrichtsontsteking kreupelheid overige beengebreken achterblijver bleek/slap diversen 1870 456a (24,l) 529 (27,9) 7oa (3,7) 55a (2,9) 30 (L6) 9 (0,5) 36a (1,9) 13 (0,7) 1363 352a (25,8) 4 1 9 (30,7) 54a (4,O) 63b (4,6) 12 (0,9) 6 (0,9) 17a (1,2) 12 (0,9) 1267 387b 362 90b 67b 20 5 59b 15 (30,1> (28,1> KO) (52) (116) KW PW (12) ab: gemiddelden in rij die niet dezelfde letters hebben, verschillen significant, P < 0,05

(9)

De categorie ‘diversen’ bestaat echter uit een groot aantal verschillende gezond-heidsproblemen, die elk in een klein aantal voorkomen. Dit heeft tot gevolg dat het ver-schil tussen de proefbehandelingen niet aan één specifiek probleem is toe te wijzen. Er zijn significante verschillen bij de biggen gevonden voor diarree, gewrichtsontste-king, kreupel en bleek/slap. Het percentage veterinaire behandelingen is voor deze vier categorieën het hoogst voor de biggen gehuisvest op de 1,4 m dichte vloer. Proef-behandeling 1 en 2 verschillen alleen wat betreft het kreupel zijn van de biggen: op de 1,3 m dichte vloer worden meer biggen

behandeld voor kreupelheid dan op de 1 ,O m dichte vloer.

In tabel 3 worden de gecorrigeerde techni-sche resultaten vermeld. In tabel 4 wordt het totale uitvalspercentage opgedeeld naar oorzaken. Tussen haakjes wordt het aan-deel van elke oorzaak in de totale uitval aangegeven. De ongecorrigeerde techni-sche resultaten en ongecorrigeerde uitvals-percentages staan respectievelijk in bijlage 1 en bijlage 2.

De biggen die gehuisvest werden op de 1,O m dichte vloer groeiden sneller dan de biggen op de 1,3 en 1,4 m dichte vloer. Tabel 3: Gecorrigeeerde gemiddelden van de technische resultaten per proefbehandeling Table 3: Corrected means of the performance of the sows per treatment

dichte vloer

proefbehandeling 1,0 m 1,3 m 1,4 m

aantal worpen

aantal biggen na overleggen geboortegewicht/big

(na overleggen, kg) aantal gespeende biggen speengewicht/big (kg) voeropname per big (kg) voeropname per zeug (kg) gewichtsafname zeug (kg) groei big (gram/dag) uitval biggen (%) 164 123 116 11,3 10,9 11,o 1,463 105 8 6a 0’12I 161,l 27,9 223a 792 1,468 1,457 10,o 10,o 8,4ab 8 3b 0,12 0’14 160,3 166’1 28,6 27:8 215b 210b 8 49 9 21

ab: gemiddelden in rij die niet dezelfde letters hebben, verschillen significant, P < 0,05

Tabel 4: Uitval van biggen onderverdeeld naar oorzaken per behandeling, gecorrigeerde waarden met aandeel in totaal

Table 4: Piglet mortality divided by causes, corrected values

dichte vloer proefbehandeling totale uitval (%) uitval door (%) - doodliggen - niet levensvatbaar - achterblijver/vermageren - spreidzit - overigen 1,O m 7 29 2,8 (39) 112 (17) 04 ! a (6) 0 6 210 (27)(8) 1,3 m 1,4 m 84 Y 92 7 3J (37) 296 (28) L7 (20) l,oab (11) ‘1,9 ( 2 0 )1,3b (15) 0 4 (5) 0 6 (7) 119 (23) 213 (24) ab: gemiddelden in rij die niet dezelfde letters hebben, verschillen significant, P < 0,05

(10)

Tevens bereikten deze biggen daardoor een hoger gewicht bij spenen dan de big-gen van proefbehandeling 3 in een gelijk aantal dagen. Er is geen significant verschil tussen de drie proefbehandelingen wat betreft het uitvalspercentage van biggen. Bij opsplitsing van de uitval naar oorzaken blijkt er tussen de drie verschillende oppervlak-ten dichte vloer een verschil te zijn in de uit-valsoorzaak ‘achterblijver/vermageren’. Op de 1,4 m dichte vloer blijken er meer biggen ten gevolge van deze oorzaak uit te vallen dan op de 1 ,O m dichte vloer. Het verschil in uitval ten gevolge van ‘achterblijver/verma-geren’ tussen de 1,3 m en 1,4 m dichte vloer is niet significant verschillend, maar er is wel sprake van een tendens (P<O,lO). De resultaten van de waarnemingen van hokbevuiling worden in tabel 5 gegeven. Geen enkel hok had een natte en/of ernstig bevuilde vloer, zodat de score 2 is weggela-ten Het totaal aantal beoordeelde hokken per proefbehandeling is 24, 18 en 18 voor respectievelijk 1,O m, 1,3 m en 1,4 m dichte vloer. Op drie tijdstippen tijdens de zoogpe-riode is het aantal hokken met een schone vloer (score 0) en het aantal hokken met een enigszins bevuilde vloer (score 1) bepaald.

Het aantal waarnemingen met betrekking tot

hokbevuiling is beperkt (ongeveer 15% van het totaal aantal tomen) zodat aan de hand van deze resultaten alleen een tendens kan worden aangegeven. Geen enkel hok is in ernstige mate bevuild (score 2). Er treedt nauwelijks enige bevuiling op in de kraam-opfokhokken met 1 ,O m dichte vloer. Twee weken na werpen zijn de hokken nog net zo schoon als 1 dag na het werpen. Hiervan is geen sprake bij de twee andere proefbe-handelingen.

De kraamhokken met 1,3 m dichte vloer zijn 1 week na werpen in een grotere mate bevuild dan de hokken met 1,4 m dichte vloer. Waarnemingen 2 weken na werpen laten dan pas bij hokken met 1,4 m dichte vloer een toename in het aantal bevuilde hokken zien. Met name bij de jonge (korte) zeugen treedt bevuiling van de lange dichte vloer op.

In tabel 6 wordt de ligplaats van de biggen op dag 1, ongeveer 1 week en ongeveer 2 weken na werpen van de drie proefbehan-delingen gegeven. Het aantal bekeken hok-ken is gelijk aan die van de hokbevuiling. De ‘I/,‘-hokken ontstaan doordat het moge-lijk is dat bijvoorbeeld een deel van de toom bij de uier van de zeug ligt en op hetzelfde moment de overige biggen op het verwarm-de biggennest verblijven.

Tabel 5:

Table 5:

Hokbevuiling per proefbehandeling op 1 dag, ongeveer 1 week en ongeveer 2 weken na werpen uitgedrukt als aantal kraamhokken met droge, schone vloer (0) en aantal kraamhokken met enigszins vochtige, of licht besmeurde vloer (1)

Penfouling per treatment after 1 day, about 1 week and about 2 weeks after partus as number of farrowing pens with a dry, clean floor (0) and number of farrowing with a slightly damp or stained floor (1)

proef be- l dag 1 week 2 weken

handeling hokonderdeel na werpen na werpen na werpen

1,0 m

score score score

0 1 0 1 0 1 dichte vloer onder de zeug 24 - 23 1 23 1 verwarmd biggennest 24 - 22 2 22 2 1,3 m dichte vloer onder de zeug 17 1 13 5 13 5 verwarmd biggennest 17 1 // / 16 2 11 7 1,4 m dichte vloer onder de zeug 18 - 17 1 10 8 verwarmd biggennest 18 - 17 1 11 7

(11)

De waarnemingen zijn momentopnamen en Ten aanzien van het beenwerk van de zeu-kunnen afhankelijk zijn van het moment van

de dag waarop de ligplaats van de biggen

gen is het volgende gevonden. Bij het inleg-gen van de zeuinleg-gen in de kraamhokken ver-is bepaald. Bij elke proefbehandeling werd

op het moment van de ligplaatsbepaling

toont slechts één zeug een stramme loop. Op het moment van spenen hebben slechts niet tot nauwelijks op de roosters gelegen. drie zeugen van de in totaal 60 bekeken Daarentegen werd het verwarmde biggen- zeugen problemen met het beenwerk, waar-nest als belangrijkste ligplaats gezien,

toe-nemend in de loop van de tijd. Dit in

tegen-van twee zeugen gehuisvest op de 1,3 m stelling tot het liggen tegen de uier van de

dichte vloer en één op de 1,4 m dichte zeug: dit is 2 weken na werpen afgenomen.

vloer. De waargenomen problemen zijn niet Tussen de proefbehandelingen kunnen

ernstig van aard. Het aantal problemen met betrekking tot het beenwerk is te klein om geen verschillen worden geconstateerd. significante verschillen te kunnen bepalen.

Tabel 6: Ligplaats van de biggen op 1 dag, ongeveer 1 week en ongeveer 2 weken na wer-pen per proefbehandeling, aangegeven door het aantal hokken

Table 6: Place where the piglets lie on day 1, about 1 week and about 2 weeks after partus

per treatment, as number of pens

proefbe-handeling hokonderdeel

1 dag 1 week 2 weken

na werpen na werpen na werpen 1,O m verwarmd biggennest

roosters tegen uier van de zeug verspreid door het hele hok

1,3 m verwarmd biggennest roosters

tegen uier van de zeug verspreid door het hele hok

1,4 m verwarmd biggennest roosters

tegen uier van de zeug verspreid door het hele hok

15 0 17 17 ‘12 1 9 0 10 0 8

4%

1 0 2 6 1 1012 14’12 16 0 0 0 1 712 0 4% 3 2 3 11 10 ‘12 1 1 3/2 1 0 11

(12)

4 DISCUSSIE

DISCUSSION

De verwachting is dat een toename in dich-te vloer in het kraamopfokhok leidt tot een verslechtering van de hygiëne en tot minder beschadigingen aan zeugen en biggen bij een gladde vloer. Door de slechtere hygië-ne kunhygië-nen er meer gezondheidsproblemen optreden bij de zeug en haar biggen. Een verlenging van de dichte vloer van 1 ,O m tot 1,3 m geeft iets meer behandelingen voor gezondheidsstoornissen te zien, met name bij de biggen. Alleen voor de behandeling van kreupelheid bij biggen is een significan-te toename aanwezig. Wanneer de dichsignifican-te vloer nog langer wordt (1,4 m) dan neemt het aantal behandelingen voor diarree, gewrichtsontsteking, kreupelheid en het bleek/slap zijn van de biggen significant toe in vergelijking met de 1,O m dichte vloer. De hygiëne in de kraamopfokhokken met 1,3 en 1,4 m dichte vloer lijkt slechter in vergelij-king met de kraamopfokhokken met 1,0 m dichte vloer. Bij de hokken met de 1,0 m dichte vloer is na ongeveer twee weken na het werpen nauwelijks sprake van hokbevui-ling. Deze betere hygiëne verklaart mogelijk het lagere aantal diarree gevallen bij biggen in de kraamopfokhokken met 1 ,O m dichte vloer. In de kraamopfokhokken met de 1,3 m dichte vloer vindt vervuiling van de dichte vloer onder de zeug al binnen één week na het werpen plaats, terwijl bij de hokken met de 1,4 m dichte vloer pas na één week hiervan sprake is. Waardoor dit wordt veroorzaakt is niet duidelijk. Het aan-tal waarnemingen is echter klein.

Het verwarmde biggennest wordt in gelijke mate als de dichte vloer onder de zeug bevuild. Als gevolg van de gedragsbehoef-ten van het varken zijn er binnen het hok de volgende functiegebieden te onderschei-den: ligruimte, mestruimte, drinkruimte, eet-ruimte en bewegingseet-ruimte (Bokma et al., 1990). Het dier zal zijn ligplaats normaal gesproken niet gebruiken als mestplaats. Een vijf dagen oude toom is goed in staat de ligplaats (=biggennest) schoon te hou-den (Buchenauer et al., 1982). Bij een lange dichte vloer is er met name sprake van ver-vuiling door de zeug door de mestophoping in de kraamopfokhokken met 1,4 m dichte vloer (als gevolg van de lange dichte vloer).

Tevens is het mogelijk dat mest vanaf de roosters en de dichte vloer onder de zeug door het lopen naar het biggennest ver-plaatst wordt.

In dit onderzoek is alleen het beenwerk van de zeugen bekeken. De verwachting was dat door het langer worden van de dichte vloer de zeugen minder beenwerkproble-men hebben. De eerste indruk is dat het langer worden van de dichte vloer weinig effekt heeft op het beenwerk van de zeug. De zeug kan goed staan op het metalen driekantrooster en het rooster is eveneens voldoende stroef, zodat de zeug redelijk goed kan gaan staan en liggen (Arkes en Peerlings, 1984). Dit kan betekenen dat ‘vervanging’ van rooster door dichte vloer geen verbetering en ook geen verslechte-ring in het beenwerk van zeugen te zien geeft.

Furniss et al. (1986) geven aan in hun onderzoek dat kniebeschadigingen bij zui-gende biggen meer en in ernstigere mate voorkomen op een oude betonvloer dan op een nieuwe betonvloer of een betonvloer met een dunne coating. Daarnaast geeft een draadrooster met een plastic coating minder kniebeschadigingen te zien. Ook de metalen driekant voldoet redelijk voor big-gen (Arkes en Peerlings, 1984). De kwaliteit van de drie dichte vloeren is gelijk. Toch hebben de biggen op de 1,4 m dichte vloer meer problemen met gewrichtsontsteking en kreupelheid dan de biggen gehuisvest op de 1,0 en 1,3 m dichte vloer. Biggen blij-ken zich tijdens het zuigen bij de zeug af te zetten op de vloer (Lorenz, 1982). Bij de aanwezigheid van een rooster zonder scherpe randen kunnen de biggen zich schrap zetten. Op de betonvloer glijden de pootjes weg waardoor deze openschuren en ontstoken raken (Lorenz, 1982).

Er zijn geen significante verschillen tussen de drie dichte vloeroppervlakken voor wat betreft de uitval van biggen. Bij het toene-men van de dichte vloer in het kraamopfok, hok bestaat wel een tendens tot meer uitva Een natte of met mest bedekte vloer geeft een toename in warmteverlies, zodat meer energie vereist is om de lichaamstempera-tuur op peil te houden (Baxter, 1984). De

(13)

voeropname door de biggen en de zeugen verschillen echter niet significant tussen de drie lengten dichte vloer.

Het blijkt dat het liggedrag van de biggen niet verandert door het vergroten van het dichte vloeroppervlak. Het liggedrag veran-dert in de tijd voor elke proefbehandeling op dezelfde wijze. Bij het ouder worden lig-gen de biglig-gen minder bij de uier van de zeug en meer verspreid over het gehele hok.

5 CONCLUSIE

CONCLUSION

Het vergroten van het dichte troffelvloer-oppervlak in kraamopfokhokken van 1 ,O m tot 1,3 m lengte geeft iets slechtere techni-sche resultaten te zien in de vorm van groei van de zuigende biggen en het aantal gezondheidsproblemen. De extra verlen-ging tot 1,4 m leidt er toe dat de gezond-heidsproblemen in verhouding meer toene-men Dit geldt met name voor diarree, gewrichtsontsteking en het kreupel worden van de biggen.

Er kan gesteld worden dat zonder achteruit-gang in resultaten voldaan kan worden aan minimaal 40% dichte vloer in een kraamop-fokhok waaraan in de wetsvoorstellen wordt gedacht. Echter het verlengen van de dich-te vloer tot meer dan 1,3 m geeft problemen met hokbevuiling en daardoor meer diarree problemen. De kwaliteit van de dichte vloer is tevens van groot belang. Een gladde, iso-lerende vloer voorkomt beschadigingen aan de biggen en biedt een comfortabele lig-plaats.

(14)

6 GERAADPLEEGDE LITERATUUR

REFERENCES

Arkes, J.G. en J. Peerlings, 1984. Vergelijking van kraamopfokhokken I ll. Halfroostervloer met metalen roosters. Varkensproefbedrijf “Zuid- en West-Neder-land”, Sterksel, proefverslag nr. 34. Baxter, SH., 1984.

lnsulation and ventilation of pig buildings. In: Environment and housing for livestock. Proceedings of the first international confe-rence on environment and housing for live-stock, may 22th-23th, ~1-49.

Bokma, Sj., J.P.L. de Kleijn en C.M.C. van der Peet-Schwering, 1990.

Hokvorm en hokuitvoering voor groeiende varkens: een synthese.

PV, Rosmalen, proefverslag P1.57.

Buchenauer, D., C. Luft and A. Grauvogel, 1982.

Investigations on the eliminative behaviour of piglets.

Applied Animal Ethology, 9, 153-164. Furniss, S.J., S.A. Edwards, A.L. Lightfoot and H.H. Spechters, 1986.

The effect of floor type in farrowing pens on pig injury. ll. Leg and teat damage of suc-kling piglets.

British Veterinarian Journal, 142, 434-440. Lorenz, J., 1982.

Cast-iron slats vs wire.

Pig International, march 1982, 10,14,16 and 18 .

Werkgroep Voorlichting Welzijn Varkens, 1988.

Documentatiebundel over wetgeving en voorlichting welzijn van varkens.

Consulentschap in Algemene Dienst voor de Varkenshouderij, Rosmalen, 19p.

(15)

6 BIJLAGEN

APPENDIX

Bijlage 1: Ongecorrigeerde gemiddelden van de technische resultaten per proef-behandeling

Appendix 1: Uncorrected means of the performance of the sows per treatment dichte vloer

proefbehandeling aantal worpen

aantal levend geboren biggen aantal doodgeboren biggen geboortegewicht/big

(voor overleggen, kg) aantal biggen na overleggen geboortegewicht/big

(na overleggen, kg) aantal gespeende biggen speengewicht/big (kg) speenleeftijd (dagen) uitval biggen (%) groei big (gramldag) gewichtsafname zeug (kg) worpnummer

voeropname per big (kg) voeropname per zeug (kg)

1,O m 1,3 m 1,4 m 164 123 116 10,8 l1,O l l , o 0 79 06 ’ 0 5’ 1,482 1,463 1,492 11’2 10,9 11’0 1,466 1,455 1,470 10’2 9 9! 98 9 87 T 85 ? 84 9 32 32 32 8 2 9 3 10’1 225’ 219’ 214 28’3 28’3 28,2 4 0 3 4 3 5 0’12 162’8 0’12 161’4 0’14 9 ! 166’91

Bijlage 2: Uitval van biggen onderverdeeld naar oorzaken per behandeling, ongecorri-geerde waarden met aandeel in totaal en de standaard deviatie

Appendix 2: Piglet mortality divided in different causes, uncorrected values dichte vloer proefbehandeling totale uitval (%) uitval door (%) - doodliggen - niet levensvatbaar - achterblijver/vermageren - spreidzit - maagdarmstoornis - overigen 1’0 m 1,3 m 1,4 m 8 2’ 9 3I 10’1 3 ’ 2 ( 3 9 ) 3 ’ 3 ( 3 5 ) 2’8 (28) 1’9 ( 2 3 ) 2 ’ 4 ( 2 6 ) 2’7 (27) 0 4f (5) 1’1 (12) L4 (14) 06 ’ (7) 0 5’ (5) 0’7 (7) 01 210 (24)(1) 0 3116 (17)(3) 0’5 (5)1’8 (18) 15

(16)

REEDS EERDER VERSCHENEN PROEFVERSLAGEN

PUBLISHED RESEARCH REPORTS

Proefverslag P 1.64

“De invloed van beperking van de drinktijd op het waterverbruik en technische resulta-ten bij mestvarkens”

Proefverslag P 1.65 “Porcine parvovirus” Proefverslag P 1.66

“Informatiemodel Technisch Model Varkens-voeding”

Proefverslag P 1.67

“Het effect van het lysine/eiwit gehalte in het voer voor lacterende zeugen op de presta-ties van de zeugen en hun biggen”

Proefverslag P 1.68

“Meten van klimaat in varkensstallen” Proefverslag P 1.69

“De koude vergisting van varkensmest” Proefverslag P 1.70

“Een vergelijking van methoden om het stof-gehalte van de lucht in de varkensstallen te vergelijken”

Proefverslag P 1.71

“On beperkte voedering van vleesvarkens via een brijbak of via een droogvoerbak met drinkbakjes”

Proefverslag P 1.72

“Invloed van voeding tijdens de opfok op mesterij-resultaten en slachtkwaliteit” Proefverslag P 1.73

“Metalen driekantroosters in vleesvarkens-hokken met bolle vloeruitvoering”

Proefverslag P 1.74

“Zeven interviews: Investeringsbeslissingen door varkenshouders”

Proefverslag P 1.75

“Het effect van twee-fasen-voedering op de technische resultaten van zeugen in verge-lijking met één-fase-voedering”

Proefverslag P 1.76

“Kwaliteit van vleesvarkens met een hoog aflevergewicht”

Proefverslag P 1.77

“Mechanische mestscheiders als mogelijke schakel in de mestbewerking op bedrijfsni-veau”

Proefverslag P 1.78

“Klauwgezondheid bij varkens” Proefverslag P 1.79

“De invloed van een graanrijk voer op de mesterijresultaten, slachtkwaliteit en vlees-kwaliteit bij vleesvarkens”

Proefverslag P 1.80

“De invloed van gezondheidsstoornissen bij gespeende biggen op de mesterijresultaten en slachtkwaliteit”

Proefverslag P 1.82

“Het effect van vloertype in het kraamopfok-hok op de produktieresultaten van zeugen”

Exemplaren van proefverslagen kunnen worden verkregen door f 15,- per verslag over te maken op postgirorekeningnummer 51.73.462 ten name van het Proefstation voor de Varkenshouderij, Lunerkampweg 7, 5245 NB ROSMALEN, onder vermelding van het gewenste verslagnummer.

U kunt zich ook abonneren op het periodiek PRAKTIJKONDERZOEK VARKENSHOUDE-RIJ. U ontvangt dan 6 keer per jaar een periodiek met daarin de resultaten van het onderzoek. U heeft dan de mogelijkheid om onderzoeksverslagen gratis te bestellen. Bovendien ontvangt u de jaarverslagen van de regionale proefbedrijven en het Proefsta-tion gratis. U kunt zich hierop abonneren door f 45,- over te maken op postgiroreke-ningnummer 51.73.462 ten name van het Proefstation voor de Varkenshouderij, Lunerkampweg 7,5245 NB ROSMALEN, onder vermelding van POV, Nieuw abonne-ment.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Al decennia worden onderzoekers afgerekend op het aan- tal keren dat hun werk wordt aangehaald door collega’s (citaties) en wat de impact factor – het gemiddeld aantal citaties

Uit voorgaande hoofdstukken blijkt dat jagers zeer gemotiveerd zijn om zich in te zetten voor schadebestrijding en dat de relatie tussen jager en grondgebruiker als zeer goed

Vergelijkbare ontwikkelingen doen zich tegenwoordig op veel plaatsen in de wereld voor en ze laten steeds duidelijker zien dat het landschap ook een sociaaleconomische

de uiteindelijke evenwichtstoestand afhankelijk is van de hoeveel- heid zout en water die per jaar toegediend wordt, gesteld dat deze hoeveelheden voor een reeks

• Het grootste deel van de besparing ligt in de kortere teeltduur met een hogere plantdichtheid en het overbodig zijn

Dit kan door toevoeging van H2O2 om organismen af te doden en (kool) filters om het organisch stof weg te vangen. • Sturen op redox-potentiaal: het water moet stabiel tussen 100

Bij het advies voor aanvullende werkzaamheden is vooral uitgegaan van de resultaten van de workshops die in het voorjaar 2012 zijn gehouden voor de operationele percelen Meteo

Dit sal 'n al te goeie ding wees, as onse distrik kan beter ferteu'enwoordig wees in di parlement.. It would be a capital thing