• No results found

Hoe krijg ik mijn merrie drachtig?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoe krijg ik mijn merrie drachtig?"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hoe krijg ik mijn merrie drachtig?

G. Bruin (PR), P Fontijne (Vakgroep Bedrijffsdiergeneeskunde en Voortplanting), J. L.A. M. Remmen (Gezondheidsdienst Noord- Brabant), E.A. A. Smolders (PR).

Van de gedekte merries werpt circa 60 % een veulen. Soms wordt hieruit de conclusie getrokken dat het paard een minder vruchtbaar landbouwhuisdier is dan bijvoorbeeld het rund. Toch werpt in de vrije natuur meer dan 85 % van de merries een veulen. De reden voor de tegenvallende drachtigheidsresultaten in de praktijk moet wellicht meer gezocht worden in de behandeling van het dier dan in het dier zelf.

In het onderzoek wordt aandacht besteed aan de mogelijkheden die er zijn om de vruchtbaarheids-resultaten van paarden te verbeteren. Onderzocht wordt of door goed schouwen en door de merrie alleen in de meest gunstige periode van het dek-seizoen te insemineren een hoog veulenpercen-tage kan worden gerealiseerd. De eerste resulta-ten geven aan dat in een dekseizoen van begin mei tot begin september drachtigheidspercenta-ges van 74 % tot 98 % behaald kunnen worden. Gemiddeld wordt hiervoor maar 2.1 hengstigheid per merrie gebruikt.

Vruchtbaarheid merrie

Het percentage hengstigheden waarbij een eicel vrijkomt en dus een bevruchting kan plaats vinden varieert van minder dan 20 % in januari en febru-ari tot meer dan 80 % in mei en juni. De van nature lage vruchtbaarheid van de merrie in de eerste maanden van het jaar is strijdig met de wens van een groot aantal fokkers om de veulens zo vroeg mogelijk in het jaar geboren te laten worden. Het gevolg is dat er vaak ingegrepen wordt in de li-chaamsprocessen van de merrie, waardoor de kans op problemen wordt vergroot. In de periode vanaf het dekken tot de geboorte van een veulen onderscheiden we drie fasen:

1. Vanaf dekken tot een dracht op 3 weken; 2. Het in stand houden van de dracht van 3 w. tot

4-6 mnd.;

3. Het uitdragen van de dracht tot en met het veulenen.

In de eerste fase moet bij de merrie een eicel vrijkomen, die dan door een zaadcel kan worden bevrucht. Indien er geen eicel vrijkomt of er sperma van onvoldoende kwaliteit is ingebracht volgt er geen dracht. Is dit wel het geval en heeft ook de baarmoeder het vruchtje geaccepteerd dan wordt er op 3 weken na dekken een drach-tigheid worden geconstateerd. In de tweede fase kunnen we te maken krijgen met een aantal pro-blemen die leiden tot het afbreken van de dracht in een vroeg stadium (bv. vroeg embryonale sterfte of tweelingdracht). Bij de merries die 4-6 maanden na het dekken (eind december) nog drachtig zijn kan er in de derde fase nog een abortus (bv. door rhinopneumonie of tweeling-dracht) optreden of kan er bij het veulenen iets misgaan. Aan de eerste en de tweede fase beste-den we hier aandacht.

De cijfers hebben betrekking op 2 tot 9-jarige merries. Elk jaar worden minimaal vier hengsten gebruikt. Om de paarden op de proefbedrijven niet met andere paarden in contact te brengen is 46

(2)

Tabel 1 Drachtigheidsresultaten 1985 t/m 1986.

1985 1986 1987 1988 Totaal

Aantal 47 50 65 60 222

Drachtig (3 weken) 44 49 56 53 202 Drachtig (december) 42 49 48 49 188 Aantal VES (Vroeg Embryonale Sterfte) 5 3 7 6 21 % drachtig (3 weken) 94 98 86 88 91 % drachtig (december) 89 98 74 82 85

gekozen voor kunstmatige inseminatie met sperma dat is verzonden vanuit een spermawins-tation. Van zondagochtend tot maandagavond werd er geen sperma op het bedrijf afgeleverd en konden er geen merries worden geïnsemineerd. Elk jaar bleek gedurende het dekseizoen dat een of meer hengsten sperma leverden van onvol-doende kwaliteit. Dit oordeel werd gegeven op grond van een te laag drachtigheidspercentage na twee hengstigheden per merrie. Deze hengs-ten zijn steeds ca. half juli niet meer ingezet. Dit betekende uiteraard een kleinere kans op drach-tigheid voor de merries die bij deze hengsten wa-ren ingedeeld.

Drachtigheidsresultaten

Om gebruik te kunnen maken van de meest vruchtbare periode van de merrie en om de veu-lens zo snel mogelijk permanent in de wei te laten, is gekozen voor een dekseizoen van begin mei tot begin september. In dit korte dekseizoen is op drie weken na inseminatie 86 % tot 98 % van de mer-ries drachtig. Bij controle in december is het drachtigheidspecentage nog 74 % tot 98 % (tabel

1). Het lage drachtigheidspercentage in 1987 kan worden verklaard door de onvoldoende kwaliteit sperma bij drie van de zes gebruikte hengsten. Van de 27 merries, die met sperma van deze hengsten zijn ge’i’nsemineerd, zijn na 78 insemi-naties slechts twee drachtig geworden. Gezien de goede drachtigheidspercentages op drie weken na inseminatie kan worden gesproken van goed vruchtbare merries in de eerste fase (tot drie we-ken na inseminatie).

in de tweede fase van drie weken na inseminatie tot 4-6 maanden dracht (ca. eind december) heb-ben zich 21 gevallen van vroeg-embryonale sterfte (VES) voorgedaan. Dit is ongeveer 10 % van het aantal merries dat op 3 weken na insemi-natie drachtig is bevonden. Door deze merries direct weer op te nemen in het schouwprotocol zijn er 15 gedekt; 8 daarvan zijn drachtig gewor-den. Vijf merries zijn niet meer gedekt omdat het dekseizoen voorbij was en twee merries omdat

geen hengstigheid meer is opgetreden. Het uit-eindelijke drachtigheidspercentage is hierdoor met 6 % gedaald. De diagnose VES kan uiteraard alleen worden gesteld als daarvoor (op 3 weken na dekken) een drachtigheid is vastgesteld. De resultaten op het proefbedrijf zijn negatief be-ïnvloed door de spermakwaliteit van een aantal van de gebruikte hengsten en misschien positief door de leeftijd van de merries. Het gemiddelde drachtigheidspercentage van 85 %, 4-6 maan-den na inseminatie, moet echter ook in de praktijk haalbaar worden geacht. Op grond van de fysiolo-gie van de merrie en van de resultaten op het proefbedrijf is het verstandig niet te vroeg te be-ginnen met dekken.

Schouwen

Samen met de Vakgroep Bedrijfdiergeneeskunde en Voortplanting is een schouwsysteem (het “Utrechtse” schouwprotocol) opgesteld met de bedoeling de merries op vaste tijdstippen te schouwen en de beoordeling van het schouwen te uniformeren (tabel 2 en 3). Verondersteld wordt Tabel 2 Tijdstippen waarop is geschouwd en lengte

dekseizoen. 1985: dekseizoen: schouwen 1986: dekseizoen: schouwen: 1987: dekseizoen: 1988: dekseizoen

20 april tot 13 september; vanaf dag 6 na veulenen om de dag,

gedurende hengstigheid om de dag,

vanaf dag 16 na afslaan om de dag tot dag 24,

tot dag 50 om de 4 dagen. 1 mei tot 13 september; vanaf dag 4 na veulenen om de dag,

gedurende hengstigheid elke dag, verder zie boven.

14 mei tot 11 september; verder zie 1986. 1 mei tot 15 september; schouwen in de wei (dagelijks). Drachtigheidsonderzoek: 3, 6 en 9 weken.

(3)

Tabel 3 Beoordeling van het schouwresultaat.

0 = merrie slaat af, of weigert toenadering van de schouwhengst;

1= merrie staat bij de schouwhengst, doet verder niets;

3= merrie laat zich likken, is niet onvriendelijk en begint te blitzen;

4= merrie toont vrij snel interesse voor de schouwhengst en laat vrij veel heldere urine vallen.

4= merrie toont veel interesse en laat troebele urine vallen (jus d’orange-kleurig), dit is het tijd-stip waarop de merrie gedekt moet worden.

dat het mogelijk is om op grond van het gedrag van de merrie gedurende de cyclus het tijdstip van dekken te kunnen bepalen. Het schouwprotocol is zowel op stal als in de weide dagelijks, behalve op zondag, gevolgd. De merries liepen vanaf 10 mei dag en nacht buiten. Het schouwen werd in 1985 t/m 1987 individueel in het bedrijfsgebouw uitge-voerd. In 1988 werden op grond van arbeidstech-nische overwegingen de merries in kleinere groe-pen geweid en in de wei geschouwd. Op de dag van inseminatie zijn de merries ook op stal schouwd. Gemiddeld is per merrie 31 keer ge-schouwd, waarvan in 38 % van de gevallen een 3 of een 4 werd gescoord (tabel 4). In dit aantal zijn de keren dat er geschouwd is na een drachtig-heidsdiagnose meegeteld. Bij 36 merries (17 %) werd nadat dracht was vastgesteld nog e e n hengstigheid waargenomen.

Een probleem vormt de sterk wisselende lengte van de hengstigheden. Hierdoor moet bij een aan-tal merries lang worden doorgegaan met schou-wen en insemineren met als gevolg een groot aantal inseminaties per merrie. De resultaten ge-ven echter aan dat in het hier gevolgde systeem van schouwen goede drachtigheidsresultaten zijn Tabel 4 Overzicht schouwresultaten.

te behalen. Wel worden voor het behalen van een betrouwbaar resultaat hoge eisen gesteld aan het vakmanschap van degene die schouwt. Op deks-tations of stoeterijen waar grotere aantallen mer-ries moeten worden beoordeeld is deze werk-wijze goed uitvoerbaar en kan extra aandacht worden besteed aan de kwaliteit van de waarne-mingen. Voor een eigenaar met een of twee mer-ries is dit uiteraard veel moeilijker en moet veelal gebruik worden gemaakt van de deskundigheid van de hengstenhouder. Voor deze groep merrie-houders kan een progesterontest misschien waardevolle informatie geven. In een ander artikel zal hierop worden ingegaan. In alle gevallen is een goede kennis van het gedrag van de merrie tijdens de cyclus gewenst.

Insemineren

In het dekseizoen zijn in totaal 511 hengstigheden waargenomen (tabel 5). Hiervan is ca. 10 % niet benut omdat er geen sperma aanwezig was op het bedrijf (weekend). Er werd in principe ge’inse-mineerd bij een schouwresultaat 4. Daar niet alle merries dit resultaat toonden is ook bij een schou-wresultaat 3 geïnsemineerd. Per merrie zijn ge-middeld twee hengstigheden benut voor het inse-mineren met 2.2 doses per hengstigheid. In de verschillende jaren is 3.4 tot 5.2 doses sperma per merrie gebruikt. Bij de spermaverzending wordt uitgegaan van 3 doses sperma per merrie. Voor elke dosis extra moet een bedrag van f lOO,-worden betaald. Hiermee is ook het te behalen voordeel bepaald wanneer we uitgaan van de merrie. Vanuit de problematiek van de hengst be-naderd is het voor een veel gevraagde hengst van belang dat er weinig doseringen worden gebruikt per aangeboden merrie. De hoeveelheid sperma per merrie kan worden teruggebracht door een intensieve controle van de eierstokken, waarbij de

Schouwen 1985 1986 1987 1988 Totaal Resultaat 0 2 3 4 653 883 1170 610 3316 149 45 130 257 581 92 66 80 160 398 190 160 448 499 1297 339 392 310 287 1328 Totaal 1423 1546 2138 1813 6920 Per merrie: Totaal Resutaat 3/4 0 30 31 33 30 31 11 11 12 13 12 14 18 18 10 15 48

(4)

Tabel 5 Hengstigheden en inseminaties. 1985 1986 1987 1988 Totaal Hengstigheden: Totaal met inseminaties 101 104 174 132 511 87 98 157 121 463 Inseminaties: Totaal per hengstigheid per merrie hengstigh./merrie (benut) 161 232 306 309 1008 1.9 2.4 1.9 2.6 2.2 3.4 4.6 4.7 5.2 4.5 1.9 2.0 2.4 2.0 2.1

eisprong wordt vastgesteld en slechts een inse-minatie per hengstigheid wordt uitgevoerd. Een andere mogelijkheid is, op grond van de levens-duur van het sperma in de merrie, minder vaak insemineren in de hengstigheid. De eerste moge-lijkheid wordt in de praktijk op grote schaal toege-past, de tweede zal in 1989 op het proefbedrijf worden onderzocht.

Veterinaire begeleiding

Er is getracht het aantal veterinaire ingrepen mi-nimaal te houden. Alleen in geval van klinische afwijkingen is een behandeling ingesteld (bv. aan de nageboorte blijven staan of een baarmoeder-ontsteking). Ook de merries die na twee hengstig-heden niet drachtig waren zijn gecontroleerd. De guste merries zijn voor het dekseizoen onder-zocht. Op 3, 6 en 9 weken na inseminatie werd een drachtigheidsonderzoek uitgevoerd. In de verschillende jaren is 18 % tot 32 % van de merries onderwerp geweest van veterinair han-delen (tabel 6). In 1987 is pas met insemineren begonnen na 15 mei. Het probleem deed zich voor dat een aantal merries voor het dekseizoen goede hengstigheden liet zien en in het seizoen niet. Hierdoor is aan een groter aantal merries veterinaire aandacht besteed. Van de handelin-gen werd 45 % uitgevoerd voor het dekseizoen (o.a. controle guste merries) en 55 % in het dek-seizoen, 50 % bestond uit het nemen van slijm-monsters en biopten en 10 % uit het toedienen van antibiotica.

Tabel 6 Aantal merries met een veterinaire handeling.

Veterinaire aandacht is nodig bij een goede bege-leiding van de vruchtbaarheid. De aandacht moet zich daarbij richten op de controle van de guste merries, het drachtigheidsonderzoek en de echte probleemmerries. In de optimaal vruchtbare peri-ode kan voor het merendeel van de merries wor-den volstaan met een beperkte begeleiding. Het geheel leidt tot de volgende aanbevelingen: 1.

2. 3. 4. 5.

Laat de guste merries voor het dekseizoen controleren;

Besteed veel aandacht aan het schouwen; Gebruik voor het dekken de optimaal vrucht-bare periode;

Laat op 3 weken na het dekken een drachtig-heidsonderzoek uitvoeren;

Besteed veel aandacht aan merries met klini-sche afwijkingen en aan merries die na twee hengstigheden niet drachtig zijn.

1985 1986 1987 1988 Totaal Merries Totaal aantal % van totaal 15 11 20 11 57 32 22 31 18 26 49

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

De thans voorziene onderhoudskosten zullen gezien onze liquiditeitspositie en de onzekere expolitatieresultaten voor de komende jaren gefaseerd moeten worden uitgevoerd. en

A Realiseren en ondersteunen van de Limburgse Raad voor Cultuur... A Realiseren en ondersteunen van de provinciale adviesraad

Mogelijk heeft u na de operatie het gevoel dat uw benen niet even lang zijn.. Dit gevoel wordt veroorzaakt door de zwelling en verdwijnt

Het beste kunt u de eerste dagen thuis de pijnmedicatie op vaste tijden innemen om de pijn niet te erg te laten worden en voor te blijven.. Ook is het belang- rijk om voldoende

hoe gaan we hier in de fokkerij mee om?.. Fokwaarden merries exterieur & sportaanleg. Merrie register vader moedersvader vw% exterieur beweging totaal bloedspr.. Fokwaarden

Ook de stelpost (2%) wordt gemakshalve toegerekend aan MFC Kloosterhof, zodat totaal € 335.582 (79,1%) aan MFC Kloosterhof wordt toegerekend. De investering wordt geactiveerd en

[r]