4-2011 | EKOLAND
22
Discussie over invulling spelregels binnen EU laait op
Biologische glastuinbouw
de grond uit?
De biologische afzetmarkt
trekt steeds nieuwe spelers
en afzetorganisaties
aan. Onder de vlag
van PuraNatura worden
biologische tomaten,
komkommers en paprika’s
niet langer in de grond
geteeld, maar in natuurlijk
substraat. Is dat het nieuwe
biologische telen? En: hoe
rekbaar zijn de regels?
TeksT & FoTo’s Leen JanmaaT
D
e huidige biologische normen die in Nederland en de rest van Europa worden toegepast, zijn voornamelijk ge-richt op teelt in de open lucht en niet bin-nen een beschermde structuur. Daarmee is er ruimte voor afwijkende invulling van de spelregels die gelden binnen de EU-landen. Enkele jaren geleden stond Denemarken toe dat glastuinders omschakelden zonder dat de tomaten, komkommers of paprika’s in de grond wortelen. Deze producten worden als biologische groenten verhandeld. Buiten Europa staan ook Amerika en Canada toe dat biologische groenten in substraat - dus uit de grond - worden geteeld. Inmiddels wor-den ook substraattomaten vanuit Nederland naar Amerika geëxporteerd met een USDA bio-logo. Duurzaam geteeld in natuurlijk substraat, zonder kunstmest of bestrijdings-middelen, dus ‘100% (USDA) organic!’ al-dus stichting PuraNatura, die als doel heeftde grootschalige kasteelt te verduurzamen. Inmiddels zijn aanvullende regels voor bio-logische glastuinbouw in voorbereiding, de IFOAM EU-groep werkt aan voorstellen voor specifieke productievoorwaarden bij de teelt onder glas. Sommige landen lopen hierop vooruit, zoals het Verenigd Koninkrijk (zie kader). Deze aanvullingen kunnen de ont-stane verschillen wellicht weer rechttrek-ken. Na aanpassing van de EU-verordening ontstaat binnen Europa mogelijk een gelijk speelveld. Maar of het internationaal zover komt, valt te betwijfelen.
Technisch of natuurlijk
De huidige normen en regels zijn gebaseerd op oorspronkelijke principes. IFOAM on-derscheidt vier basisprincipes: 1) gezond-heid, 2) ecologie, 3) eerlijk, en 4) zorg. Het ecologische principe gaat uit van levende ecologische systemen en kringlopen.
Land-EKOLAND | 4-2011 23
GLAstuiNbOuw
bouw in ecologische systemen betekent voor landbouwgewassen dat wortels groei-en in egroei-en levgroei-ende bodem. Deze interpretatie wordt ook in Nederland gebruikt bij de beoordeling van teeltsystemen. Skal certi-ficeert alleen glasgroenten die in de grond worden geteeld. Het werken vanuit de ba-sisprincipes, in samenwerking met de na-tuur zal leiden tot een nana-tuurlijk duurzaam systeem, is de achterliggende gedachte. Aan de andere kant bestaan er teeltsyste-men die op meerdere aspecten goed sco-ren in duurzaamheid. Bijvoorbeeld door duurzaam gebruik van energie, water en/ of mineralen. Meestal zijn dit gesloten teelt systemen waardoor verliezen naar de omgeving worden uitgesloten. In een ge-sloten systeem zijn bemesting en gewas-bescherming doorgaans goed te sturen en te beheersen. Telen in een open systeem is meestal minder stuurbaar, hier gaan de wor-tels op zoek naar mineralen in plaats van dat de mineralen naar de wortels toestromen. Hoewel een gesloten systeem technisch duurzaam kan zijn, is de benadering princi-pieel anders. In zulke systemen wordt biolo-gisch vooral geïnterpreteerd als een systeem waarin gebruik van kunstmest en bestrij-dingsmiddelen zijn verboden en duurzaam-heid technisch is ingevuld. Hiertegenover staat een complexer teeltsysteem, waarbij de tuinder ondersteunende maatregelen neemt om het geheel weerbaar te maken. Het sche-ma laat zien hoe processen in elkaar grijpen en hoe complex het biologische systeem is.
‘PuraNatura: topsport’
Volgens de website deelt PuraNatura dezelf-de basisprincipes met IFOAM: Tuinbouw moet gebaseerd zijn op levende ecologische systemen en kringlopen, met hen meewer-ken, ze versterken en in stand houden. Alleen is de bodem vervangen door kokosmatten of compost in zakken. De biologische grondte-lers ervaren PuraNatura als een bedreiging in hun voortbestaan. Een dergelijk teeltsy-steem maakt het mogelijk om meer en ef-ficiënter te produceren tegen lagere kosten, is de veronderstelling.
Peter Jens, woordvoerder namens Natura, licht toe: “Om binnen ons Pura-Natura systeem biologische producten te telen, bedrijven de glastuinders topsport, in die zin verdienen we een speciale plaats in het groenteschap. Ook PuraNatura telers baseren zich op de IFOAM-principes en zij doen dit op een wijze zoals zij vinden dat ze dit moeten doen. Voor ons valt het PuraNa-tura teeltsysteem binnen de principes en we zijn trots op de 100% USDA organic certi-ficering. De overheid of EU zal beslissen of de teelt straks past binnen de EU-regels of nationale interpretaties. PuraNatura richt zich op supermarkten die ons teeltconcept en USDA-gecertificeerde producten
inpas-sen in hun duurzaamheidconcepten. Dat verschillende EU-landen anders aankijken tegen biologische glastuinbouw begrijpen we goed, in ieder land is de situatie anders. Zo hebben ze in Spanje geen kas of verwar-ming nodig om tomaten te telen.”
‘Niet uit te leggen’
Leo Verbeek, voorzitter van de product-werkgroep biologische glasgroenten, is bezorgd over de ontwikkelingen: “Als deze ontwikkeling doorgaat, worden we snel verdrongen uit de markt. Dat gebeurt nu al in Amerika. Onze inzet is om het principe van de grondteelt te behouden. Anders blijft er weinig verschil over tussen gangbaar en biologisch. Het verhaal is niet langer uit te leggen aan de consument die nog steeds een hogere prijs betaalt voor biologische toma-ten. Op dit moment hebben we de meerprijs hard nodig. Door groter aanbod verdwijnt de meerprijs snel en kunnen we niet langer rendabel produceren. Zolang PuraNatura onder eigen merk producten afzet, hebben wij daar geen problemen mee. Maar als dit met een bio-keurmerk gebeurt, verliest het biologische product aan waarde. In dat ge-val kunnen we onze biologische kassen wel sluiten.”
Leen Janmaat werkt bij het Louis Bolk Instituut NiEuwE rEGELs uK
In het Verenigd koninkrijk stelt de soil association nieuwe normen vast voor de teelt van biologische gewassen in kassen en tunnels. Zij stelt de volgende aanvullende regels voor:
• Vruchtbaarheid: Ieder bedrijf overlegt een plan voor vruchtbaarheidsbeheer, waaruit blijkt dat het systeem het gebruik van nutriënten maximaliseert en de bodemgezondheid en -vruchtbaarheid sti-muleert. Het plan laat zien op welke duurzame ma-nieren de teler de bodemvruchtbaarheid stimuleert. • Energie: Wanneer fossiele brandstof wordt gebruikt om de groenten te verwarmen, moet de producent een energieplan opstellen waarin staat hoe hij/zij de komende vijf jaar het gebruik van hernieuwbare energie of warmte-krachtkoppeling wil vergroten.
• Vruchtwisseling: Producenten die niet aan vrucht-wisseling doen, moeten een plan kunnen overleg-gen om de bodem- en gewasgezondheid te stimu-leren en waarin staat hoe zij omgaan met mogelijke problemen (zoals ziekten- en plaagbeheersing).