Y.S. Brenner en J.T.J.M. van der Linden*
Column
Kiezen of delenEen van de moeilijkste problemen waarvoor wij de komende jaren zullen staan is de uitwerking van een gemeenschappelijk Europees sociaal be leid. Als wij in 1992 niet in staat zullen zijn een consensus te bereiken over lonen en sociale stel sels, dan is de kans op een vooraanstaande positie van Europa in de internationale economie vrijwel verkeken.
Het probleem is nu niet zozeer op welke wijze loonniveaus en sociale zekerheidsregels in techni sche zin op elkaar kunnen worden afgestemd. Het zal er veel meer om gaan welke keuze zal worden gemaakt, met alle verreikende gevolgen van dien, namelijk wat voor maatschappelijke inhoud wij Europa willen geven.
De worsteling tussen degenen die voorrang willen geven aan het solidariteitsprincipe - dat stoelt op het gemeenschappelijk streven van christelijke, socialistische en humanitair-liberale tradities —, en degenen die de nadruk leggen op een individu- aliseringsstreven en op het concurrentieprincipe, is nog in volle gang. Het is dan ook nog niet ge heel duidelijk om nu reeds uit te maken of Neder land, en ook Europa, in het kielzog van de Ver enigde Staten zullen worden meegetrokken, of dat zij in staat zullen zijn een onafhankelijke positie in te nemen. Het gaat dan om de keuze voor een positie die gekenmerkt wordt door een min of meer gereguleerde ‘vrije markt’ met een mense lijk gezicht. Nog onlangs klonk deze zorg door in de woorden van de Voorzitter van de Europese Commissie, toen hij opnieuw pleitte voor een Europees groei-initiatief.
Het inkomensbeleid moet daarom niet gezien worden als een apart element in de economische ontwikkeling, maar in samenhang met het hele
* Prof. Y.S. Brenner en dr. J.T.J.M. van d e r Linden zijn ver bonden aan het Internationaal Centrum voor Sociale Eco nomie, Rijksuniversiteit Utrecht
stelsel van sociale zekerheid. Dit houdt in dat het om maatschappelijke waarden en normen gaat. Een goed functionerend democratisch systeem vereist een brede maatschappelijke consensus. Deze consensus vergt dat zo veel mogelijk men sen in de baten, welke dit systeem brengt, kunnen delen. Het is nog niet zo lang geleden, dat in Ne derland bij herhaling en in alle duidelijkheid werd gesteld, dat een belangrijke pijler voor een demo cratische staat het geven van een garantie van bestaanszekerheid bij aanvaardbaar levenspeil moest zijn. Op een bepaald moment werd het zelfs vertaald in termen van welvaart, welzijn en geluk.
De inkomenspolitiek, die de laatste jaren publie kelijk wordt gevoerd, is gericht op het bevorderen van inkomensverschillen. Een dergelijke politiek is op zich strijdig met een beleid gericht op maat schappelijke eensgezindheid. De grote vraag is dan ook op welke wijze onze toekomst meer ge diend wordt: door het stimuleren van de econo mie door middel van concurrentie tussen indivi duen (waarbij velen inderdaad het gelag betalen en vervolgens als ‘zwak’ worden geëtiketteerd) en door middel van afbraak van vele zekerheden die in de na-oorlogse periode moeizaam en met vol harding werden opgebouwd? Of kan de economie juist gestimuleerd worden door een nieuw elan te geven aan het solidariteitsprincipe, door een ap pèl te doen op maatschappelijke verantwoorde lijkheid? Een dergelijk appèl kan alleen dan ho pen op weerklank wanneer op systematische wij ze een rechtvaardige verdeling zichtbaar gemaakt wordt en een aandeel in de vruchten van een ge meenschappelijke inzet voor ieder wordt gega randeerd.
Anders gezegd: hoe zorgzaam en fair willen wij dat deze samenleving zal zijn? Op welke wijze zullen wij het stelsel van sociale voorzieningen beoordelen: vanuit het beperkte gezichtspunt van ‘Zoete lieve Gerritje’, het zogenaamde ‘kosten plaatje’? Of vanuit het besef, dat wij in dit land
Arbeidsorganisatie/Beloning en inkomen
een origineel stelsel hebben opgebouwd, dat het waard is in stand gehouden te worden?
In het eerste geval kunnen wij alleen hopen, dat het traditionele mechanisme van zowel hebzucht alsook angst voor armoede ons weer op een mate rieel groeipad zal zetten. In het tweede geval zal een verantwoordelijke overheid haar taak actief moeten waarmaken. Dit houdt onder meer ook in, dat deze overheid zo spoedig mogelijk haar in vesteringen in de infrastructuur opvoert. Dergelij ke investeringen zijn van groot belang voor eco nomische groei. Zonder deze investeringen zal het particuliere bedrijfsleven waarschijnlijk niet in staat zijn de uitdagingen van een zich vereni gend Europa aan te nemen. Een kwalitatieve en materiële uitbouw van een voorzieningenstelsel kan niet enkel en alleen overgelaten worden aan particuliere bedrijven, vanwege de noodzaak van hun rendementen op korte termijn. Overheids inspanningen gaan uit van zicht op langere ter mijn. Tevens scheppen overheidsinvesteringen werkgelegenheid, besparen uitkeringen en verdie nen zich terug door toenemende overheidsin komsten, zoals uit belastingen. Het is naar onze mening niet verantwoord de lasten voor het inpas sen in een Europese economie en voor het herstel van de groei door te schuiven naar een volgende generatie. Het is juist een zaak om deze te be schermen tegen een type samenleving, waarin hebzucht en angst nog slechts de stimuli zijn voor maatschappelijk handelen.