• No results found

De invloed van fysieke activiteit op de associatie tussen de opvoedstijl van de vader en BMI van het kind

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van fysieke activiteit op de associatie tussen de opvoedstijl van de vader en BMI van het kind"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorproject Sociale Psychologie

De Invloed van Fysieke Activiteit op de Associatie tussen de Opvoedstijl van de Vader en BMI van het Kind.

Balm R.M.M.

Studentnummer: 10380736

Naam begeleider: Alvin Westmaas

Datum: 22-05-2015

(2)

Abstract

Dit onderzoek bekijkt of de associatie tussen opvoedstijl van de vader en BMI van het kind gemedieerd wordt door de mate van fysieke activiteit van het kind. Deelnemers waren vaders met kinderen tussen de zes en 12 jaar oud. Opvoedstijl werd gemeten aan de hand van de CRPR. Vaders (n=15) werden verdeeld over vier opvoedstijlen, authorative (n=8),

authoritarian (n=2), permissive (n=5) en disengaged (n=0). BMI werd gemeten aan de hand

van lengte en gewicht van het kind welke opgegeven werden door de vader. Fysieke activiteit werd gemeten aan de hand van de AQAA. Zowel opvoedstijl (p=.472) als fysieke activiteit (p=.162) waren geen voorspeller voor BMI van het kind. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het soort opvoedstijl die de vader hanteert niet van invloed is op BMI van het kind en dus niet gemedieerd wordt door mate van fysieke activiteit van het kind.

(3)

De invloed van fysieke activiteit op de associatie tussen de opvoedstijl van de vader en BMI van het kind.

In de afgelopen decennia is het aantal kinderen met overgewicht en obesitas flink toegenomen. Binnen 20 jaar is het aantal gevallen van obesitas onder kinderen in westerse landen verdrievoudigd (Hedley et al., 2004). Ook binnen Nederland komt overgewicht bij kinderen veel voor. Ondanks stabilisatie over de laatste jaren kampt 11% van de Nederlandse kinderen met overgewicht. Bij kinderen van Turkse afkomst ligt het percentage met

overgewicht momenteel zelfs op 32% (de Wilde, Verkerk, & Middelkoop, 2014). Obesitas bij volwassenen wordt geassocieerd met enkele levensbedreigende ziektes, zoals type-2 diabetes, kanker en aandoeningen aan het hart en bloedvaten (Ford, 1999; Murphy, Calle, Rodriguez, Kahn, Thun, 2000; Brochu, Poehlman, Ades, 2002). Overgewicht onder volwassenen vindt zijn oorsprong voornamelijk in de kindertijd (Spalding et al., 2008). Om deze reden is het van groot belang dat er gezocht wordt naar mogelijke interventies die gericht zijn op het

voorkomen van overgewicht bij kinderen.

Ouders spelen mogelijk een rol bij het ontstaan van overgewicht van kinderen. Ze hebben invloed op hoe het kind tegen verschillende soorten voedsel aankijkt en de

eetpatronen van het kind (Rhee, 2008). Daarnaast hebben ze invloed op de mate waarin een kind beweegt en ook hoe vaak het stil zit (Fogelholm, Nuutinen, Pasanen, Myöhänen, & Säätelä, 1999). Om deze reden werd er in deze studie gekeken naar de relatie tussen opvoeding en overgewicht onder kinderen.

Wanneer men in zijn of haar jeugd al veel vetcellen creëert, en dus met overgewicht kampt, zal dit er in de toekomst toe leiden dat men snel aankomt en moeilijk kan afvallen (Pinna, Rolfes, Whitney, 2012). Deze bevinding komt voort uit een onderzoek van Spalding et

(4)

al. (2008). Spalding et al. (2008) onderzochten in welke mate het aantal vetcellen een rol speelt bij vet massa onder volwassenen. Uit de resultaten concludeerden zij dat vetmassa van een persoon op twee manieren kan stijgen. De eerste optie is dat vetcellen in volume

toenemen. Daarnaast is het mogelijk dat het aantal vetcellen dat een persoon bezit toeneemt. Beide manieren vinden plaats wanneer men meer energie binnenkrijgt dan dat er het lichaam verlaat. Het is echter zo dat alleen op kinderleeftijd het aantal vetcellen van een persoon toeneemt. Bij toename van het vetpercentage van volwassenen is dit niet meer mogelijk; alleen het volume van de bestaande vetcellen neemt toe (Spalding et al., 2008). Doordat overgewicht op volwassene leeftijd moeilijker te bestrijden is wanneer men in de kindertijd al met overgewicht heeft gekampt, is het cruciaal al op jonge leeftijd overgewicht te voorkomen.

Overgewicht op kinderleeftijd kan verschillende oorzaken hebben. Het ligt voor de hand om te denken dat overgewicht voornamelijk ontstaat doordat een kind te veel of te ongezond eet. Davies (1997) vond echter bij 1444 kinderen tussen de 1,5 jaar en 4,5 jaar geen significante relatie tussen de samenstelling van het dieet van het kind en zijn of haar BMI. Jaren later werd een soortgelijk resultaat gevonden, toen bleek dat het aantal uren dat een kind tv kijkt en de mate van fysieke activiteit significante voorspellers waren van BMI, terwijl voeding dat niet was (Jago, Baranowski, Baranowski, Thompson, & Greaves, 2005; Jouret et al., 2007). Hieruit kan gesuggereerd worden dat een tekort aan fysieke activiteit aan de basis ligt bij obesitas onder kinderen.

Ouders hebben veel invloed op het gedrag van kinderen en dat is in het geval van fysieke activiteit niet anders. Weir, Etelson, en Brand (2006) vonden dat kinderen minder aan lichaamsactiviteit doen wanneer hun ouders bang zijn voor de veiligheid in de buurt. Ook in ander onderzoek werd een relatie gevonden tussen de ouders en de kinderen wat betreft fysieke activiteit. Zo hebben kinderen meer fysieke activiteit wanneer hun ouders hier een positieve houding tegenover hebben (Fogelholm et al., 1999). Trost, Kerr, Ward, en Pate

(5)

(2001) toonden aan dat wanneer de vader meer beweegt zijn kinderen dat ook doen. Ook Davison, Cutting, en Birch (2003) vonden dat de ouders invloed hebben op de mate van fysieke activiteit bij het kind. Uit hun resultaten bleek echter dat de vader en de moeder op verschillende wijzen invloed hebben. De vader motiveert zijn kinderen vooral door zijn eigen gedrag, bijvoorbeeld door een actief familie-uitje op te zetten. De moeder verleent vooral logistieke steun, zoals het vervoeren van hun kind naar de sportclub of het inschrijven bij een sportvereniging. Uit deze resultaten kan gesuggereerd worden dat de vader een grotere rol speelt bij het ontstaan van overgewicht dan men wellicht zou verwachten.

De invloed van de vader binnen de opvoeding is al vaker gebleken. De vader heeft een grote invloed op het kind wat betreft het latere welzijn en risicovol gedrag van adolescenten (Bronte-Tinkew, Moore, & Carrano, 2006; Videon, 2005). Daarnaast heeft de vader invloed op de hoogte van de Body-Mass-Index (BMI) van zijn kind. Uit een onderzoek van Wake, Nicholson, Hardy, en Smith (2007) bleek dat de opvoedstijl van de vader een significante invloed heeft op de BMI van het kind, terwijl de opvoedstijl van de moeder geen invloed heeft. Stein, Epstein, Raynor, Kilanowski, en Paluch (2005) vonden een soortgelijk resultaat toen bleek dat vaders, in tegenstelling tot moeders, een grote rol spelen in het behouden van een normaal gewicht na afvallen. In het onderzoek van Wake et al. (2007) werd gevonden dat kinderen met vaders die veel controle op hen uitoefenden een veel kleinere kans hadden op overgewicht dan kinderen op wie er weinig controle werd uitgeoefend. Zo was de kans dat het kind in een hogere BMI-categorie viel 59% groter wanneer een vader wel warmte gaf maar geen controle uitoefende, tegenover een vader die zowel warmte gaf als controle uitoefende.

Onduidelijk is of opvoedstijl van de vader een directe correlatie vertoont met het BMI van het kind of dat deze correlatie wordt gemedieerd door een andere factor. Aangezien een tekort aan fysieke activiteit een grote rol speelt bij het ontstaan van overgewicht is het mogelijk dat de juiste opvoedstijl van de vader de mate van fyieke activiteit op een positieve

(6)

manier beïnvloedt. Op deze wijze is de opvoedstijl van de vader geen directe voorspeller van BMI van het kind maar wordt de correlatie gemedieerd door fysieke activiteit.

In eerder onderzoek zijn opvoedstijl van de vader en mate van fysieke activiteit van het kind niet opgenomen in hetzelfde onderzoek. In deze studie wordt onderzocht of fysieke activiteit een mediator is in de relatie tussen de opvoedstijl van de vader en BMI van het kind. Ten eerste wordt er gekeken of de opvoedstijl van de vader een voorspellende waarde heeft voor de hoogt van BMI van zijn kind. Vervolgens of de opvoedstijl van de vader gerelateerd is aan de mate van fysieke activiteit van zijn kind. Daarna wordt bekeken of de mate van fysieke activiteit invloed heeft op BMI van het kind. Tot slot wordt bekeken of opvoedstijl van de vader niet langer een voorspeller is van BMI wanneer fysieke activiteit wordt meegenomen in de analyse.

Methode Deelnemers

Er waren in deze studie minimaal 134 deelnemers nodig om een power van 80% te behalen. Deelnemers waren vaders en moeders van kinderen tussen de zes en 12 jaar oud. Deelnemers werden geworven door middel van verschillende methodes. Ten eerste werd er geworven door direct contact op te nemen met personen en deze te vragen om online de vragenlijst in te vullen. Daarnaast werd de vragenlijst op een site geplaatst en tot slot werden basisscholen benaderd met de vraag om de vragenlijst te verspreiden onder ouders. Geen van de deelnemers werd beloond voor deelname aan het onderzoek.

(7)

Materialen

Body-Mass-Index (BMI) is geoperationaliseerd door middel van het vragen naar gewicht en lengte van het desbetreffende kind. Vanuit deze gegevens werd BMI van het kind handmatig berekend: BMI = gewicht / lengte2, met gewicht in kilogram met één cijfer achter de komma en lengte in centimers (Talma, Schönbeck, & Bakker, 2010).

Opvoedstijl van de vader werd gemeten aan de hand van 20 stellingen. Deze hadden betrekking op de warmte die de vader toonde richting het kind en de mate van controle die de vader uitoefende. Alle items waren afkomstig uit de Child Rearing Practices Report (CRPR) (Dekovic. Janssens, & Gerris, 1991). Van de items waren er 10 bedoeld om warmte te meten. Deze waren afkomstig uit de lijst met items met de hoogste factorlading op de factor warmth. De 10 items om controle te meten waren uitkomstig uit de lijst met items met de hoogste factorlading op de factor restrictiveness. Bij elk item werd men gevraagd in hoeverre dit item op hun kind van toepassing was. Hierbij konden de deelnemers antwoorden op een 5-punts Likert schaal waarbij de antwoorden liepen van 1 (“Helemaal mee oneens”) tot 5 (“Helemaal mee eens”). Het gemiddelde per factor werd genomen om de vaders in te delen in

verschillende soorten opvoedstijl. Zo ontstond er per factor een waarde tussen de 1 en 5. Onderscheid tussen hoge en lage scores op warmte en controle werd gemaakt door een cut-off point aan de hand van de gemiddeldes over 70 deelnemers. Bij controle was 2.9 het

gemiddelde en werd een waarde van 3.0 of hoger als hoog beoordeeld. Bij warmte was 4.2 gemiddeld. Er is echter voor gekozen om een groter gedeelte te labelen met een hoge score op warmte. Hierdoor gold een waarde van 4.0 of hoger als een hoge mate van warmte.

Deelnemers werden ingedeeld in één van vier verschillende opvoedstijlen. De combinatie van een hoge score op warmte en een hoge score op controle werd bestempeld als authorative; een lage score op warmte en een hoge score op controle als authoritarian; een hoge score op

(8)

warmte en een lage score op controle als permissive; en tot slot een lage score op warmte en een lage score op controle als disengaged (Wake et al., 2007).

De mate van fysieke activiteit van het kind werd gemeten aan de hand van de Activity Questionaire for Adults and Adolescents (AquAA) (Nederlands Jeugd Instituut, 2015).

Oorspronkelijk wordt er bij deze vragenlijst gebruik gemaakt van self-report. De vragen zijn aangepast zodat deze door een ouder ingevuld kunnen worden. De vragenlijst bestond uit 8 items die onverdeeld konden worden in vier categorieën: ‘vervoer naar school’ (2 items), ‘fysieke activiteit op school’ (1 item), ‘in de vrije tijd’ (2 items) en ‘tijdens buitenschoolse sportactiviteiten’ (3 items). Per categorie werd gevraagd naar het aantal dagen per week dat het kind deze activieit beoefende en vervolgens hoeveel minuten het kind gemiddeld per keer aan deze activiteit besteedde. Voor de categorie ‘fysieke activiteit op school’ werd 60 minuten gerekend per dag dat een kind fysieke activiteit had op zijn of haar school. Door de getallen bij elkaar op te tellen die aangeven hoeveel minuten per week het kind bewoog binnen elke categorie ontstond er een waarde welke aangaf hoeveel een kind per week fysiek actief was.

Procedure

Deelnemers vulden de vragenlijst in op papier of konden deze digitaal invullen via een toegestuurde hyperlink. De hyperlink leidde tot een vragenlijst die ingevuld werd via het programma Qualtrics. Deelnemers kregen te horen dat ze deel namen aan een onderzoek naar de verschillende factoren binnen een gezin die een rol kunnen spelen bij de gezondheid van een kind. Een informed consent werd afgenomen bij alle deelnemers voordat ze deelnamen aan het onderzoek. Nadat men akkoord ging met het informed consent werd men gevraagd om één kind in hun gedachten te nemen en aan de hand van dit kind de vragenlijst in te vullen. Deelnemers waren tussen de 10 en 20 minuten kwijt met het invullen van de vragenlijst.

(9)

Data Analyseplan

BMI en fysieke activiteit waren continue variabelen en opvoedstijl van de vader categorisch (authorative, authoritarian, permissive en disengaged). Er werd gekeken naar een alfa van .05 en er werd tweezijdig getoetst. Er is voor gekozen om de eerste twee hypotheses te meten door middel van niet-parametrische toetsen.

Over de subschalen ‘Controle’ en ‘Warmte’ van de factor ‘Opvoedstijl’ is een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd. Zowel de subschaal ‘Controle’ als de subschaal

‘Warmte’ had een hoge betrouwbaarhied, respectievelijk Cronbach’s α = .86 en Cronbach’s α = .77. Bij ‘Warmte’ kon de betrouwbaarheid stijgen door verwijdering van één stelling. Deze stijging was echter dusdanig klein dat er voor gekozen is om deze stelling te behouden.

De eerste hypothese was dat de opvoedstijl van de vader een voorspellende waarde had voor de BMI van het kind (a, zie figuur 1). Deze werd getoetst aan de hand van een Kruskal-Wallis test. Opvoedstijl functioneerde als predictor en BMI als criterium. De

verwachting was dat de opvoedstijlen in verschillende mate invloed uitoefenen op de hoogte van BMI van het kind.

De tweede hypothese was dat de opvoedstijl van de vader een voorspellende waarde had voor de mate waarin het kind fysiek actief is (b, zie figuur 1). Ook deze hypothese werd getoetst door middel van een Kruskal-Wallis test. Opvoedstijl functioneerde opnieuw als de predictor en mate van fysieke activiteit van het kind als criterium. De verwachting was dat de opvoedstijlen in verschillende mate invloed hadden op de mate waarin een kind fysieke actief was.

De derde hypothese was dat de mate van fysieke activiteit van het kind een

voorspellende waarde heeft voor BMI van het kind (c, zie figuur 1). Hier is gebruik gemaakt van een hiërarchische multipele regressie. BMI van de ouder en leeftijd en geslacht van het

(10)

kind zijn meegenomen als confounders. De verwachting was dat hoe meer het kind beweegt, des te lager zijn of haar BMI zou zijn.

De laatste hypothese was dat de relatie tussen opvoedstijl van de vader en BMI van het kind gemedieerd werd door de mate van fysieke activiteit van het kind (a’, zie figuur 1). Deze hypothese werd getoetst aan de hand van een multipele regressie-analyse. Hierbij werden zowel opvoedstijl van de vader als mate van fysieke activiteit van het kind meegenomen als predictoren. BMI van het kind was het criterium. De verwachting was dat wanneer opvoedstijl van de vader evenals fysieke activiteit van het kind werden meegenomen in eenzelfde

regressie-analyse, opvoedstijl niet langer een significante voorspellende waarde had voor de hoogte van de BMI van het kind.

b c

a

a’

Figuur 1. Weergave van getoetste hypotheses

Resultaten

In figuur 2 wordt het proces van de dataselectie weergeven. De dataverwerking is uitgevoerd over de overgebleven 70 deelnemers.

Fysieke activiteit

(11)

Figuur 2. Dataselectie.

Demografische gegevens van de kinderen en de ouders zijn te vinden in Tabel 1. Van de 70 deelnemers waren er slechts 15 de vader van het kind (21,4%) en 55 de moeder van het kind (78,6%). Om deze reden is er besloten om een herschikking te maken ten opzichte van de bekeken data. In eerste instantie wordt er gekeken naar de invloed van fysieke activiteit op de associatie tussen opvoedstijl van de vader en BMI van het kind. Daarna wordt er in de exploratieve analyses ook gekeken naar de invloed van fysieke activiteit op de associatie van opvoedstijl van de ouder (zowel de vader als de moeder) op BMI van het kind. In Tabel 2 is de verdeling te vinden over de vier verschillende opvoedstijlen.

(12)

Tabel 1.

Demografische gegevens van ouder en kind.

Variabele Kind Ouder

Gemiddelde(Range) Leeftijd 8,69(6-12) - Gemiddelde(Standaardafwijking) Lengte(Cm) 139,01(14,29) 173,97(7,49) Gewicht(Kg) 33,51(10,8) 75,37(14,9) BMI 16,96(2,81) 24,82(4,15) Fysieke activiteit(Minuten) 875,86(393,54) - Percentage(%) Man 51,4 21,7 Geboren in: Nederland 97,1 82,6 Anders 2,9 17,4 Tabel 2.

Verdeling ouders over de verschillende opvoedstijlen. Aantal deelnemers per categorie plus percentage van totaal (tussen haakjes).

Opvoedstijl Vader Moeder Totaal

Authorative 8(53,3) 23(41,8) 31(44,3)

Authoritarian 2(13,3) 5(9,1) 7(10,0)

Permissive 5(33,3) 20(36,4) 25(35,7)

Disengaged -(0,0) 7(12,7) 7(10,0)

Totaal 15(100,0) 55(100,0) 70(100,0)

Gegevens per opvoedstijl van de vader met betrekking tot BMI van het kind en de mate van fysieke activiteit van het kind zijn te vinden in Tabel 3.

(13)

Een Kruskal-Wallis test toonde aan dat er geen significant verschil was tussen de verschillende opvoedstijlen van de vader met betrekking tot de BMI van het kind, H(2)=1,5, p=.472. De manier waarop een vader zijn kind opvoedt heeft geen invloed op de hoogte van

de BMI van het kind.

Tabel 3.

Per opvoedstijl vader de gemiddeldes en standaardafwijkingen (tussen haakjes).

Opvoedstijl BMI Fysieke activiteit Leeftijd BMI vader

Authorative 17,6(2,6) 1041,3(391,9) 9,75(1,75) 26,27(2,98) Authoritarian 18,4(5,1) 660(21,2) 10,0(1,41) 29,91(3,47)

Permissive 16,7(3,3) 723(285, 3) 8,6(2,41) 25,23(6,02)

Disengaged - - - -

Een Kruskal-Wallis test toonde aan dat er geen significant verschil was tussen de verschillende opvoedstijlen met betrekking tot mate van fysieke activiteit van het kind, H(2)=3,635, p=.162. De manier waarop de vader zijn kind opvoedt heeft geen invloed op de mate van fysieke activiteit van het kind.

Een hiërarchische multiple regressie is uitgevoerd om te toetsen of de mate van fysieke activiteit van het kind een voorspeller is voor de hoogte van de BMI van het kind, nadat er gecontroleerd was voor leeftijd en geslacht. Leeftijd en geslacht van het kind en BMI van de vader werden meegenomen in model 1. Model 1 verklaarde 54,8% van de variantie met betrekking tot de BMI van het kind. In model 2 werd de mate van fysieke activiteit van het kind meegenomen. Het totale model verklaarde 54,9% van de variantie en was geen significante voorspeller voor de BMI van het kind, R2=54,9%, F(4, 10)=3,04, p=.070. De mate van fysieke activiteit verklaarde een extra 0,1% van de variantie, nadat er gecontroleerd was voor leeftijd en geslacht, R2-change=.001, F-change(1, 10)=0,02, p=.892. Het maakte niet uit hoeveel de kinderen bewogen voor de hoogte van hun BMI.

(14)

Doordat de opvoedstijl van de vader geen significante voorspeller was voor de BMI van zijn kind was het niet mogelijk om een mediatie-analyse uit te voeren.

Exploratieve analyses

Er werd een mediatie-analyse uitgevoerd om te toetsen of de invloed van verschillende opvoedstijlen van de ouders op de BMI van het kind gemedieerd werd door de mate van fysieke activiteit van het kind. Gegevens per opvoedstijl zijn te vinden in Tabel 4. Uit een eenweg-variantieanalyse (ANOVA) bleek dat er geen verschil was tussen de verschillende opvoedstijlen met betrekking tot de BMI van de ouder, F(3,66)=1.48, p=.227, r=.25.

Omdat er geen assumpties werden geschonden werd er een parametrische toets uitgevoerd. Een hiërarchische multiple regressie werd uitgevoerd om de invloed van

verschillende opvoedstijlen op de BMI van het kind te meten, nadat er gecontroleerd was voor leeftijd en geslacht van het kind. Leeftijd en geslacht van het kind werden meegenomen in model 1 en verklaarden 12,9% van de variantie met betrekking tot de BMI van het kind. In model 2 werden de verschillende opvoedstijlen van de ouders meegenomen. Omdat

opvoedstijl categorisch is werd er gebruik gemaakt van dummy’s. Aangezien de opvoedstijl authorative de meeste deelnemers bezat werd er voor gekozen om deze als baseline tegenover

de andere opvoedstijlen af te zetten. Het totale model verklaarde 23,6% van de variantie en was een significante voorspeller voor BMI van het kind, F(5, 64)=3,95, p=.003. De

opvoedstijlen van de ouders verklaarde een extra 10,7% van de variantie, nadat er

gecontroleerd was voor leeftijd en geslacht, R2-change=.107, F-change(3, 64)=2,99, p=.037. In het totale model waren de leeftijd van het kind (β=.52, t=3.23, p=.002) en de opvoedstijl disengaged (β=-3.19, t=-2.97, p=.004) significante voorspellers. Kinderen van een hogere leeftijd hadden een hoger BMI dan kinderen van een lagere leeftijd. Daarnaast hadden

(15)

kinderen van ouders met de opvoedstijl disengaged een lagere BMI dan kinderen van ouders met de opvoedstijl authorative.

Tabel 4.

Per opvoedstijl ouders de gemiddeldes en standaardafwijkingen (tussen haakjes).

Opvoedstijl BMI Fysieke activiteit Leeftijd BMI ouder

Authorative 17,6(2,5) 976(416,5) 8,61(1,75) 25,37(3,85) Authoritarian 16,9(3,3) 640,8(161,1) 8,86(2,12) 24,48(4,40) Permissive 16,9(3,1) 818,8(418,1) 8,72(2,32) 23,53(3,71)

Disengaged 14,5(1,8) 841,4(265) 8,71(1,6) 26,67(6,16)

Vervolgens werd er een multipele regressie-analyse uitgevoerd om te toetsen of opvoedstijl van de ouders een voorspeller is voor de mate van fysieke activiteit van het kind. Opvoedstijl van de ouders werd gebruikt als predictor en mate van fysieke activiteit van het kind als criterium. Uit de regressie-analyse bleek dat de opvoedstijl van de ouders geen significante voorspeller was voor de mate van fysieke activiteit van het kind, R2=6.6%, F(3,66)=1.54, p=.211. Het maakte niet uit welke opvoedstijl de ouders van de kinderen

hanteerde voor de mate van fysieke activiteit van het kind.

Tot slot is er een hiërarchische multipele regressie-analyse uitgevoerd om te toetsen of de mate van fysieke activiteit van het kind een voorspeller is voor de hoogte van de BMI van het kind. Opnieuw werden leeftijd en geslacht van het kind meegenomen in model 1. De mate van fysieke activiteit van het kind werd genomen in model 2. De mate van fysieke activiteit van het kind verklaarde een extra 0,8% van de variantie, nadat er gecontroleerd was voor leeftijd en geslacht, R2-change=.008, F-change(1,66)=0,63, p=.430. Het maakt niet uit hoeveel een kind beweegt voor de hoogte van zijn of haar BMI.

(16)

Omdat de mate van fysieke activiteit op de BMI van het kind geen significante voorspellende waarde heeft is het niet mogelijk om te kijken of het verschil tussen de opvoedstijlen disengaged en authorative, met betrekking tot hun invloed op de BMI van het kind, gemedieerd wordt door de mate van fysieke activiteit.

Discussie

In deze studie werd de invloed van fysieke activiteit op de associatie tussen de opvoedstijl van de vader en BMI van het kind onderzocht. De opvoedstijl van de vader had geen invloed op de BMI van het kind. Daarnaast had de opvoedstijl van de vader geen invloed op de mate van fysieke activiteit van het kind. Tot slot had de mate van fysieke activiteit van het kind geen invloed op zijn of haar BMI. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er geen associatie is tussen de opvoedstijl van de vader en BMI van het kind en dat deze dan ook niet beïnvloed wordt door de mate van fysieke activiteit van het kind.

Het feit dat de verwachtingen niet significant bleken is naar alle waarschijnlijkheid voor een deel te wijten aan het tekort aan deelnemers. Elk van de uitgevoerde toetsen is beïnvloed doordat er zich maar 15 vaders in de steekproef bevonden. Om de beoogde power van 80% te halen waren er 134 deelnemers nodig. Aangezien dit aantal niet bereikt is valt er te twijfelen aan hoe respresentatief de gevonden resultaten zijn voor de gehele populatie. Wanneer er een hogere power gecreërd wordt kan er met grotere zekerheid een uitspraak worden gedaan over de invloed van de opvoedstijl van de vader op de hoogte van de BMI en de mate waarin een kind actief is.

Het onjuist meten van het construct BMI kan aan de grondslag liggen voor het niet voldoen aan de eerste verwachting. Aan de hand van onderzoek van Wake et al. (2007) werd

(17)

verwacht dat opvoedstijl van de vader geassocieerd zou zijn met de hoogte van de BMI van zijn kind. Doordat waardes met betrekking tot de lengte en het gewicht van de kinderen zijn doorgegeven door de desbetreffende ouders is het mogelijk dat er onjuiste data zijn ontstaan. Een oplossing hiervoor is om persoonlijk het gewicht en de lengte van de kinderen te meten. Hierdoor kan men er zeker van zijn dat er geen fouten worden gemaakt in het meetproces. Daarnaast is BMI in grote mate afhankelijk van de leeftijd en het geslacht van het kind

(Talma et al., 2010). Cole, Bellizzi, Flegal en Dietz (2001) hebben richtlijnen opgesteld welke het mogelijk maken om te corrigeren voor leeftijd en geslacht. Door gebruik te maken van categorieën welke ze indelen in verschillende gewichtsklasses wordt het probleem van leeftijd en geslacht opgelost. Door hier in vervolgonderzoek gebruik van te maken kan men met grotere zekerheid uitspraken doen over BMI van een kind.

De resultaten suggeren dat de opvoedstijl van de vader niet geassocieerd wordt met de mate van fysieke activiteit van het kind. Het is mogelijk dat het simpelweg niet uitmaakt op welke manier het kind wordt opgevoed voor de hoeveelheid dat hij of zij beweegt. Een alternatieve verklaring is dat het construct fysieke activiteit niet op de juiste wijze is gemeten. Fysieke activiteit werd gemeten aan de hand van de AQuAA (Nederlands Jeugd Instituut, 2015). Doordat de ouders de vragenlijst voor hun kind invulde is het mogelijk dat er een vertekend beeld is ontstaan van de hoeveelheel beweging die een kind heeft. Een betere manier om fysieke activiteit te meten is door gebruik te maken van the Computer Science and Applications Inc. (CSA) 7164 activity monitor. Deze wordt bevestigd om de pols van het kind

en meet hoeveel het kind beweegt gedurende de periode dat de CSA 7164 wordt gedragen. Uit onderzoek van Trost et al. (1998) bleek een hoge validiteit en inter-instrument

betrouwbaarheid bij gebruik op kinderen tussen de 10 en 14 jaar. Door het gebruik van een getest meetinstrument verklein je de kans op vertekende data. Ten eerste meet het instrument veel preciezer hoeveel het kind beweegt. Daarnaast speelt de beoordeling van de ouder geen

(18)

rol meer in het bepalen van de mate van fysieke activiteit. Eventuele verkeerde inschattingen worden hierdoor uitgesloten.

Het verschil tussen de opvoedstijl disengaged en de andere drie opvoedstijlen met betrekking tot hun invloed op BMI, gevonden bij de exploratieve analyses, komt niet overeen met eerder onderzoek (Wake et al., 2007). Hieruit bleek immers dat de stijl van opvoeden van de moeder niet van invloed was op de hoogte van BMI van het kind. Een verwaarlozende opvoedstijl (disengaged) zou juist leiden tot een grotere kans op overgewicht (Birch en Davison, 2001). In tabel 4 is duidelijk te zien dat leeftijd geen mogelijke oorzaak kan zijn voor het verschil tussen de groepen. De BMI van de ouders ligt zelf iets hoger in de groep disengaged dan in de andere groepen. De gevonden resultaten dienen echter voorzichtig te

worden geïnterpreteerd. Een mogelijke verklaring kan namelijk de lage power zijn die de steekproef met zich meedraagt. Zo bevonden zich in de categorie disengaged slechts zeven deelnemers. Omdat deze gevonden resultaten in tegenspraak zijn met al het eerder gevonden materiaal, wordt de kans groot geacht dat het in dit geval slechts op toeval berust.

In het uitgevoerde onderzoek bevinden zich enkele sterke en minder sterke punten. In het vervolg is het van belang dat er meer deelnemers worden geworven om een grotere steekproef te krijgen. Vaders bleken een stuk lastiger te benaderen dan moeders. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat de moeder in veel gevallen meer betrokken is bij de

opvoeding dan de vader. Hierdoor zal een doorgestuurde vragenlijst over het kind vaker door de moeder dan door de vader ingevuld worden. De gebruikte methodes om vaders te werven bleken niet voldoende te werken. De controle is te veel uit handen gegeven door er op te vertrouwen dat andere personen de vragenlijst zouden delen of doorgeven. Dit heeft er toe geleid dat er geen directe invloed meer was op de werving. In het vervolg is het aan te raden andere strategieën te hanteren. Mogelijkheden hiervoor zijn het face-to-face benaderen van vaders of afgedrukte vragenlijsten achter te laten op plaatsen waarvan te verwachten is dat

(19)

deze veel bezocht worden door vaders. Door potentiële deelnemers persoonlijk aan te spreken en ze ter plekke een vragenlijst te laten invullen is het mogelijk om direct invloed uit te oefenen op het aantal deelnemers dat meedoet aan het onderzoek en wordt de controle niet uit handen gegeven.

Een sterk punt aan dit onderzoek is de wijze waarop opvoedstijl is gemeten. De stellingen die zijn gebruikt komen uit een al bestaande vragenlijst met een hoge

betrouwbaarheid. Deze hoge betrouwbaarheid is opnieuw gebleken na het toetsen van de gebruikte stellingen binnen dit onderzoek. Daarnaast is gebleken dat het lastig is om fysieke activiteit en BMI op een betrouwbare wijze te meten. Vervuiling van deze data leidt er al snel toe dat er geen goede conclusies getrokken kunnen worden. Dit onderzoek benadrukt het belang dat er voldoende moeite gedaan moet worden om deze constructen op een juiste wijze te meten, zelfs als dit gepaard gaat met hogere kosten in tijd en geld.

Dit onderzoek is niet representatief genoeg om een goede bijdrage te leveren aan al bestaande informatie over de invloed van opvoedstijl van ouders op BMI van het kind. Desondanks suggereert het dat er geen link is tussen de manier van opvoeden en de mate van fysieke activiteit van het kind. Dit opent de deur voor onderzoek naar mogelijke andere mediators bij de associatie tussen opvoedstijl en BMI. In de zoektocht naar effectieve interventies om overgewicht bij kinderen te voorkomen draagt dit onderzoek bij door een nieuwe blik te werpen op de associaties tussen voorspellers. Door beter in kaart te brengen welke factoren elkaar beïnvloeden in het proces naar overgewicht kan er gerichter onderzoek gedaan worden naar mogelijke oplossingen en wordt men beter in staat gesteld om de juiste interventies te ontwikkelen.

(20)

Literatuurlijst

Brochu, M., Poehlman, E. T., & Ades, P. A. (2000). Obesity, body fat distribution, and

coronary artery disease. Journal of Cardiopulmonary Rehabilitation and

Prevention, 20(2), 96-108.

Bronte-Tinkew, J., Moore, K. A., & Carrano, J. (2006). The father-child relationship,

parenting styles, and adolescent risk behaviors in intact families.Journal of Family

Issues, 27(6), 850-881.

Cole, T. J., Bellizzi, M. C., Flegal, K. M., & Dietz, W. H. (2000). Establishing a standard

definition for child overweight and obesity worldwide: international survey. Bmj, 320(7244), 1240.

Davison, K. K., Cutting, T. M., & Birch, L. L. (2003). Parents’ activity-related parenting

practices predict girls’ physical activity. Medicine and science in sports and

exercise, 35(9), 1589

Deković, M., Janssens, J. M., & Gerris, J. R. (1991). Factor structure and construct validity of

the Block Child Rearing Practices Report (CRPR).Psychological Assessment: A

Journal of Consulting and Clinical Psychology,3(2), 182.

Fogelholm, M., Nuutinen, O., Pasanen, M., Myöhänen, E., & Säätelä, T. (1999). Parent-child relationship of physical activity patterns and obesity.International journal of obesity

and related metabolic disorders: journal of the International Association for the Study of Obesity, 23(12), 1262-1268.

(21)

adults. Diabetes care, 22(12), 1971-1977.

Hedley, A. A., Ogden, C. L., Johnson, C. L., Carroll, M. D., Curtin, L. R., & Flegal, K. M.

(2004). Prevalence of overweight and obesity among US children, adolescents, and adults, 1999-2002. Jama, 291(23), 2847-2850.

Jago, R., Baranowski, T., Baranowski, J. C., Thompson, D., & Greaves, K. A. (2005). BMI

from 3–6 y of age is predicted by TV viewing and physical activity, not diet. International journal of obesity, 29(6), 557-564.

Jouret, B., Ahluwalia, N., Cristini, C., Dupuy, M., Nègre-Pages, L., Grandjean, H., & Tauber,

M. (2007). Factors associated with overweight in preschool-age children in

southwestern France. The American journal of clinical nutrition,85(6), 1643-1649.

Nederlands Jeugd Instituut (2015). Bewegen-812-vragenlijst-kind. Opgehaald van

https://www.monitorgezondheid.nl/jeugdindicatoren.aspx

Murphy, T. K., Calle, E. E., Rodriguez, C., Kahn, H. S., & Thun, M. J. (2000). Body mass

index and colon cancer mortality in a large prospective study.American journal of

epidemiology, 152(9), 847-854.

Pinna, K., Rolfes, S. R., Whitney, E. N., (2012). Understanding normal and clinical nutrition (10th ed.). Wadsworth Publishing Company, Inc..

Davies, P. S. (1997). Diet composition and body mass index in pre-school children. European

journal of clinical nutrition, 51(7), 443-448.

(22)

parenting style, and family functioning. The ANNALS of the American Academy of

Political and Social Science, 615(1), 11-37.

Spalding, K. L., Arner, E., Westermark, P. O., Bernard, S., Buchholz, B. A., Bergmann, O., ...

& Arner, P. (2008). Dynamics of fat cell turnover in humans.Nature, 453(7196), 783-787.

Stein, R. I., Epstein, L. H., Raynor, H. A., Kilanowski, C. K., & Paluch, R. A. (2005). The

influence of parenting change on pediatric weight control. Obesity Research, 13(10), 1749-1755.

Talma, H., Schönbeck, Y., & Bakker, B. (2010). Groeidiagrammen 2010: handleiding bij het

meten en wegen van kinderen en het invullen van groeidiagrammen [Growth diagrams 2010: manual for measuring and weighing of children and the use of growth

diagrams]. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven [Quality of Life].

Trost, S. G., Kerr, L. M., Ward, D. S., & Pate, R. R. (2001). Physical activity and

determinants of physical activity in obese and non-obese children.International

journal of obesity, (25), 822-9.

Videon, T. M. (2005). Parent-Child Relations and Children’s Psychological Well-Being Do

Dads Matter?. Journal of family issues, 26(1), 55-78.

Wake, M., Nicholson, J. M., Hardy, P., & Smith, K. (2007). Preschooler obesity and

parenting styles of mothers and fathers: Australian national population study. Pediatrics, 120(6), e1520-e1527.

(23)

and children's physical activity. Preventive medicine, 43(3), 212-217.

de Wilde, J. A., Verkerk, P. H., & Middelkoop, B. J. (2014). Aantal te dikke kinderen neemt

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

With this article the author intends to fill one of these gaps in the narrative of social history and focuses specifically on the experiences of teachers who taught

The aim of this research was to analyse the profile of nutrition interventions for combating micronutrient deficiency with particular focus on food fortification reported in

Lise Rijnierse, programmaleider van ZZ-GGZ benadrukte dat dit het moment was om argumenten voor deze signalen aan te scherpen of te komen met argumenten voor alternatieve

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

28 Nikolai Jorgensen, ‘The Protection of Freshwater in Armed Conflict’ (2007) 3(2) Journal of International Law and International Relations 57-96 p 64; see also Elizabeth

Three fundamental problems have been studied in this thesis for handwritten document understanding based on handwriting style analysis: Writer identification, historical document

Interestingly, whereas Aquarius haloes B and E contain the least massive galaxies in terms of total stellar mass ( S13 ), they have the largest fraction of accreted spheroid

In Chapter 2 a versatile one-pot auto-combustion route for the synthesis of SrTi1-xFexO3-δ STF powders, using ethylene-diamine-tetra-acetic acid EDTA and citric acid CA as