• No results found

STADSMOESTUINTJES, TOXISCH OF TOCH NIET?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "STADSMOESTUINTJES, TOXISCH OF TOCH NIET?"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

STADSMOESTUINTJES,

TOXISCH OF TOCH NIET?

Selma Boeke, 10508236

Sasja Voet, 10500057

Noraly Ilahi, 10541926

Thijs van Eeden, 10627499

Universiteit van Amsterdam Aantal woorden: 5982

29 januari 2016

Samenvatting

In dit onderzoek wordt er gekeken of het kweken van eigen groentes in stadsmoestuintjes wel zo ge-zond is als er nu wordt aangenomen. Uit eerder onderzoek blijkt dat grond in een stad vaak vervuild is met zware metalen en dat gewassen deze vervuiling kunnen opnemen. Door de aanwezigheid van zware metalen in tal van toepassingen heeft hun residu zich wijd verspreid in het milieu. Deze metalen komen vrij rond autowegen en treinsporen en vervuilen zo de de aanliggende grond. Van deze zware metalen wordt cadmium gezien als een relatief toxisch, zwaar metaal dat door planten via de wortels kan worden geaccumuleerd. Hierom krijgt cadmium in dit onderzoek de focus. Als eerste wordt de groei in populariteit van stadsmoestuintjes vanuit een historisch-sociologisch oogpunt ontleed. Vervolgens dient het Westergasterrein te Amsterdam als case-studie voor het in kaart brengen van de concentratie cadmium in de bodem. Met behulp van bodemonderzoeken rond autowegen en treinsporen wordt er een voorspelling gedaan over de concentratie cadmium in het Westergasterrein door de wegen en sporen in de case-studie te vergelijken met de literatuur. Deze informatie is in kaart gebracht om vervolgens aan-bevelingen te doen omtrent deze grond. Zo zijn de bladgroentes relatief hoge accumulators van zware metalen en kunnen deze beter niet worden geteeld op een met cadmium vervuilde grond. Als de con-centratie cadmium van de grond in de case-studie bekend is, kan er bepaald worden welke gewassen veilig geteeld kunnen worden. Op het Westergasterrein is het grootste deel van de grond veilig voor alle soorten teelten, maar rond de ringweg en de treinsporen kan het beste de groei van sla, spinazie en andijvie worden vermeden.

(2)

Inhoudsopgave

1 Inleiding 3

2 Theoretisch kader 4

2.1 Definities stadsmoestuintjes . . . 4

2.2 Bodemvervuiling . . . 4

2.2.1 Bodemvervuiling door snelwegen . . . 4

2.2.2 Bodemvervuiling door industrie . . . 5

2.2.3 Bodemvervuiling door spoorwegen . . . 5

2.3 Gewassen en cadmium . . . 5

2.4 Gebiedsomschrijving Westergasterrein . . . 5

3 Methoden 6 3.1 Sociologische kijk op trends . . . 6

3.2 Case-study Westergasterrein . . . 6

4 Resultaten 7 4.1 Geschiedenis der volkstuinen . . . 7

4.2 Afweermechanismen . . . 9

4.3 Verontreiniging via de wortel . . . 9

4.4 Accumulatie verschillen bij planten . . . 9

4.5 Case-study Westergasterrein . . . 10 5 Conclusie 11 6 Aanbevelingen 12 7 Discussie 12 8 Referenties 14 9 Bijlages 17 9.1 Cadmium kaart Westergasterrein . . . 17

9.2 Wegen kaart Westergasterrein . . . 18

(3)

1 Inleiding

Stadsmoestuintjes worden steeds populair-der. Mensen willen hun eigen gezonde en verse groentes verbouwen. Ruim zestig pro-cent van de Nederlanders prefereert groente en fruit uit eigen tuin [Säumel et al. 2012, Marketingtribune, 2015]. De tuintjes hebben niet meer dezelfde rol als dat ze eind acht-tiende eeuw hadden. Waar men het nu vooral als ontspanning ziet, was het toen een mid-del dat ingezet werd in de bestrijding van armoede en in het opvoeden van het volk [Hessels, 1955]. Het was de bedoeling dat de volkstuinen, vroeger arbeiderstuinen, een po-sitieve invloed zouden hebben op de samen-leving. De bond die hierbij betrokken was, is de Amsterdamse Bond van Volkstuinders [Lenshoek, 2009].

De Bond van Volkstuinders is een vereni-ging van volkstuinparken in en rondom Am-sterdam. Het is mogelijk een stukje tuin te huren en hierop je eigen groentes te telen. Vroeger werden deze stadsmoestui-nen gesitueerd op tijdelijke plekken waar de gemeente geen andere bestemming voor had [Bond van Volkstuinders, 2015]. Hier-door zijn uit praktisch oogpunt de tuintjes vaak gelegen aan snel- en spoorwegen. De grond rond deze snel- en spoorwegen is vaak vervuild. Vergeleken met sen uit landelijke gebieden worden gewas-sen in stedelijke gebieden over het algemeen meer blootgesteld aan verontreinigende stof-fen, waaronder zware metalen en organische verontreinigingen [Säumel et al. 2012]. Deze zware metalen zijn natuurlijke elementen die in de natuur kunnen voorkomen. Door hun aanwezigheid in tal van toepassingen heeft hun residu zich wijd verspreid in het milieu. Antropogene factoren zorgen ervoor dat in en rondom de stad voortdurend zware meta-len aanwezig zijn in de atmosfeer, de bodem en het water. Een veelvoorkomende bron van zware metalen rond autowegen zijn bijvoor-beeld autobanden [Adachi, 2004].

Cadmium, koper, lood en kwik, zijn de voornaamste milieuvervuilende stoffen [Ul Islam, 2007]. Deze stoffen kunnen

ern-stige problemen veroorzaken, zoals bioaccu-mulatie in de voedselketen [Khanna, 2011]. Uit onderzoek blijkt dan ook dat stadsmoes-tuingroentes meer zware metalen bevatten - zoals cadmium, zink en lood - en dat deze kunnen leiden tot gezondheidsrisico’s [Säumel et al. 2012]. Bovendien lijkt de af-stand van de grond tot de vervuilende bron samen te hangen met de concentratie zware metalen in de bodem.

Echter, een hoge concentratie aan zware me-talen in bodems hoeft niet te impliceren dat alle soorten gewassen deze metalen ook accumuleren [Albasel, 1985]. Uit eerder on-derzoek blijkt dat groentes verschillend re-ageren op hoge concentraties zware meta-len [Alexander et al. 2006]. Sommige planten schakelen een verdedigingssysteem in om op-name van zware metalen te voorkomen. An-dere planten doen dit niet [Manara, 2012]. Bij het gebruik van volkstuintjes is het daarom belangrijk om de gezondheidsrisico’s te ken-nen van vervuilde grond en hierop in te spe-len met de teeltkeuze. In dit onderzoek zal de nadruk komen te liggen op cadmium. Hier is voor gekozen omdat vervuiling van gronden in stadsmoestuinen met cadmium tot relatief grote gezondheidsrisico’s voor de mens kan leiden [Alloway, 2004]. Ook wordt cadmium via de wortels van de plant opgenomen en zal grondig wassen van de groentes geen ef-fect hebben in tegenstelling tot andere zware metalen [Cadmiumwebtool, 2015].

In dit onderzoeksverslag zal de sociologie de trend rondom volkstuintjes bestuderen en een mogelijke groei in populariteit verklaren. Hierna zullen de bronnen van cadmium in kaart worden gebracht en zal de ruimtelijke verspreiding van dit zware metaal worden onderzocht. Nadat de trend en de vervui-ling beschreven is, wordt er vanuit de biolo-gie gekeken welke groentesoorten het meest vatbaar zijn voor vervuiling van cadmium. Hierna kan er worden bepaald welke gewas-sen het meest geschikt zijn per type vervuilde grond. Als resultaat zal er een kaart worden worden gemodelleerd met de verwachte con-centratie cadmium in de bodem van één stuk grond in Amsterdam. Het gebied waarop de kaart zal worden gebaseerd, is het

(4)

Westergas-terrein in west en zal als case-studie dienen. De keuze voor dit specifieke gebied zal in het theoretisch kader worden uitgelegd.

Aan de hand van de sub-conclusies zal gecon-cludeerd worden waar rond het Westerpark de verschillende groentes het best kunnen worden geteeld op basis van de concentratie cadmium. Deze informatie zal worden ver-werkt in een kaart. Verwacht wordt dat niet alle gewassen dezelfde accumulatie van cad-mium zullen vertonen en dat er een spreiding zal zijn van de verschillende gewassen over de kaart. Dit heeft te maken met het feit dat de volkstuincomplexen in Amsterdam onder-worpen worden aan diverse verontreinigende bronnen. Ook zal de afstand van het tuintje tot de vervuilende bron invloed hebben. In de rest van dit verslag zullen de verschillende methoden uitgelegd worden. Vervolgens zul-len de resultaten gepresenteerd worden en zal er een discussie opgesteld worden.

2 Theoretisch kader

2.1 Definities stadsmoestuintjes

’Volkstuinen zijn een vorm van stadsland-bouw. Stadslandbouw is een industrie die op verschillende manieren betrokken is bij de productie van voedsel die men dagelijks con-sumeert. Dit wordt gedaan in en bij stadse omgeving.’ [Smit et al. 1996]. In dit onder-zoek ligt de focus op volkstuinen, er wordt dus uitsluitend gekeken naar privaat gebruik. Het onderscheidt zich van plattelandsland-bouw doordat er integratie is van de ur-bane omgeving en het ecologische systeem [Mougeot, 2000]. Om de toegenomen popula-riteit van deze volkstuinen te verklaren, moet er eerst gekeken worden naar de geschiede-nis van de volkstuin. Hierbij moet men in het achterhoofd houden dat de negentiende en twintigste eeuw reactieve eeuwen waren. Te-genstellende type maatschappijen volgden el-kaar in rap tempo op. Verschillende mijlpalen van volkstuinen zullen geschetst worden te-gen de tijd waarin zij plaatsvonden. Dit zal verder uitgediept worden in de resultaten. In dit hoofdstuk zal verder informatie gegeven

worden die nodig is om alle resultaten in een duidelijk kader te kunnen plaatsen.

2.2 Bodemvervuiling

Uit verschillende studies blijkt dat rond auto-wegen en treinsporen verhoogde concentra-ties van zware metalen, met name cadmium, zijn te vinden in de bodem [Albasel, 1985, Li et al. 2001, Lagerwerff, 1970]. Op sommige plekken meer dan de streefwaarde van 0.7 mg/kg cadmium [Vlarebo, 2008]. Deze stu-dies zijn op uiteenlopende plekken gedaan en laten zien dat hoe dichter de grond bij de ver-vuilende bron ligt, hoe vervuilder de grond is [Argawal, 2009]. In het onderzoek van Ma, Chu, Li en Song [2009] is hiervoor een alge-mene formule opgesteld. Door het invullen van de afstand tot de vervuilende bron, kan de concentratie cadmium worden voorspeld. Voor de case in dit verslag, is geen eigen bodemonderzoek gedaan. Maar met alle be-schikbare literatuur is het mogelijk om een re-latie te formuleren tussen de verwachte con-centratie cadmium op verschillende afstan-den van een vervuilende bron. Deze relatie is uitermate geschikt om te verwerken in een kaart. Deze kaart kan dan een beeld schetsen van de verwachte concentraties cadmium in de volkstuintjes rond het Westergasterrein te Amsterdam. Voordat er op de verspreiding van cadmium dieper wordt ingegaan, is het belangrijk om na te gaan waar cadmium pre-cies vandaan komt.

2.2.1 Bodemvervuiling door snelwegen Een Japans onderzoek keek naar de bron van zware metalen in steden en concludeerde dat sporen van autobanden erg vervuilend zijn [Adachi, 2004]. Wanneer banden slijten ko-men er stofdeeltjes vrij die hoge concentra-ties zware metalen bevatten. Adachi conclu-deert met zijn onderzoeksgroep dat vervui-lende bodems rond wegen hun zware meta-len te danken hebben aan de bandenslijtage en het langzaam loskomen van verf op de weg.

(5)

bodemonder-zoeken gedaan die deze vervuiling kwanti-ficeren en in kaart brengen [Albasel, 1985, Li et al. 2001, Lagerwerff, 1970]. Bij het bekij-ken van deze onderzoebekij-ken is er getracht om een verband te vinden tussen de de concen-tratie cadmium en de afstand tot de bron. Te-gelijkertijd wordt er gekeken naar de grootte en drukte van de weg. Er worden namelijk hogere concentraties vervuiling gevonden bij drukkere wegen met meerdere banen dan bij kleinere wegen met relatief minder verkeer. Echter, hoge bomen en gebouwen houden de verspreiding van de zware metalen tegen [Liu et al. 2009].

2.2.2 Bodemvervuiling door industrie Een andere vervuilende bron van cadmium in de stad is de industrie [Argawal, 2009]. Op plekken waar in het verleden metalen zijn gesmolten is een hoge concentratie van cad-mium en zink te vinden. Zelfs als de fabriek al tijden gesloten is, kan de grond nog lang ver-vuild blijven. In 1976 stopte in het Westerpark de Westergasfabriek met de gasproductie en liet het een zwaar vervuilde grond achter [Project Westergasfabriek, 2016]. Omdat deze fabriek gespecialiseerd was in gas, werd de grond met oliën en cyanide vervuild en niet met zware metalen. In dit verslag wordt hier geen onderzoek naar gedaan, maar de gevol-gen van dit gegeven worden nog besproken in het laatste hoofdstuk; de discussie.

2.2.3 Bodemvervuiling door spoorwegen De laatste vervuilende bron die behandeld gaat worden, zijn treinsporen. Net als bij autowegen wordt er rond treinsporen cad-mium vervuiling gevonden [Ma et al. 2009, Liu et al. 2009]. In beide onderzoeken werd vastgesteld dat van bepaalde metalen de hoogste concentratie dicht bij het spoor ligt, en van andere metalen juist op langere af-stand. Doordat bijvoorbeeld de kabels boven de trein veel koper loslaten en deze hoger lig-gen dan andere emissiebronnen (wielen en spoor), heeft koper een grotere spreidingsaf-stand en ligt de hoogste concentratie niet di-rect aan de spoorweg. Ma et al [2009]

heb-ben met hun gevonden data zelf formules opgesteld om de spreiding van de metalen te beschrijven. Aangezien in dit onderzoek ook de data van Liu et al [2009] zal wor-den gebruikt, zullen wij alle gegevens samen-voegen om vervolgens zelf de spreiding van cadmium rond de spoorwegen te voorspellen [Liu et al. 2009].

2.3 Gewassen en cadmium

Er zijn verschillende typen vervuiling die invloed hebben op de planten. Hierbij is luchtverontreiniging die de bladeren van de plant bereikt via de lucht minder signifi-cant. De meest relevante vervuilers die wor-den gevonwor-den in stedelijke gebiewor-den zijn SO2, O3, NOx en Suspended Particulate

Mat-ter (SPM) [Emberson et al. 2001]. Deze ver-ontreinigingen worden nauwelijks opgeno-men door gewassen. Het grootste probleem van de vervuiling ervaart de plant zelf. Het wassen van groenten voor gebruik vermin-dert het risico van toxiciteit door het verwij-deren van oppervlakkige verontreinigingen [Nabulo et al. 2010]. Afhankelijk van de aard van de verontreiniging is wassen effectief. Zo wordt cadmium opgenomen door de plant via de wortels en zal wassen het effect niet beperken [Cadmiumwebtool, 2015]. Lood is moeilijker om voor de plant op te nemen en wordt vooral als stof neergeslagen op de plant. Dit soort verontreiniging kan wel doel-treffend worden verwijderd door de groentes grondig te wassen.

2.4 Gebiedsomschrijving

Wester-gasterrein

Met de bovenstaande gegevens wordt de ba-sis gelegd voor de kaart in de bijlage van dit verslag. De wegen in de case van het Wes-tergasterrein worden vergeleken met alle we-gen in de literatuur en geven zo een kaart met de verwachte waardes van cadmium in de grond. Hoe deze kaart precies gemaakt wordt, wordt uiteengezet in de methode. De grenzen van het gebied zijn de ring (A10) met de Haarlemmerweg en het treinspoor ten

(6)

noorden van het terrein. De oostelijke grens is het Westergasterrein. Dit gebied is gekozen omdat het altijd een bruisend gebied is ge-weest. Van 1898 tot 1967 was het een gasfa-briek die voor veel werkgelegenheid zorgde. Tegenwoordig is het een recreatiegebied waar veel verschillende markten samenkomen en is het een pilaar binnen de gemeenschap van Amsterdam West (project-westergasfabriek). Tevens zijn hier ook moestuintjes maar ook spoor- en snelwegen. Deze elementen zorgen er samen voor dat het een relevante case-study is.

3 Methoden

3.1 Sociologische kijk op trends

Om vanuit de sociologie de trend te kunnen beschrijven zullen de volgende vragen beant-woord moeten worden:

• Welke geschiedenis gaat vooraf aan de volkstuintjes?

• Waardoor nam de populariteit af?

• Wat is de trend?

• Zo ja, hoe kan deze trend het beste om-schreven worden?

Als deze vragen beantwoord zijn, is er een adequate trendomschrijving gegeven. De sproken sociologische subvragen zullen be-antwoord worden aan de hand van gevden literatuur. Pearson et al [2010] heeft on-derzoek gedaan naar de kennis en voorde-len die men opdoet bij stadslandbouw. Er zal een focus liggen op het vinden en onderbou-wen van zijn gevonden kenmerken. In figuur 1 staat een aangepaste tabel van zijn belang-rijkste bevindingen.

Figuur 1

In de tabel zijn de belangrijkste bevindingen uit het onderzoek van Pearson et al te zien.

Naar de trend zal gezocht worden in de da-tabase LexisNexis. Dit is een dada-tabase die alle gepubliceerde artikelen ordent aan de hand van kernbegrippen. Het kernbegrip dat hier-bij gebruikt zal worden, is ’volkstuin’. Met behulp hiervan zullen de gemiddelde publi-caties per jaar/per maand in kaart worden gebracht in de periode van 1996-2015. Ver-volgens zal dit geplot worden in een grafiek. Om zeker te zijn dat een mogelijke stijging of daling van publicaties over ’volkstuin’ niet ligt aan een toename publicaties in het alge-meen, zal er een controlebegrip gebruikt wor-den. Het controlebegrip is ’siertuin’. Dit be-grip zal aan de hand van dezelfde methode als ’volkstuin’ in de grafiek geplot worden. De data is afkomstig uit een databibliotheek waarin gepubliceerde krantenartikelen opge-slagen zitten. Voor de eerste lijn is gekeken naar het woord ’volkstuin’ en voor de tweede lijn is gekeken naar het woord ’siertuin’. Hier-bij staat de data-set van het begrip ’volkstuin’ voor DT en de data-set van het begrip ’sier-tuin’ voor DTC. Hoe de data is verwerkt is terug te lezen in de bijlage.

3.2 Case-study Westergasterrein

Na de trendomschrijving wordt er gekeken naar de case-studie van het Westergasterrein. Omdat het niet mogelijk is om zelf bodemon-derzoek te doen, wordt de data die voor de kaart nodig is gevonden met behulp van een

(7)

een literatuuronderzoek. Zoals eerder ver-meld ligt de focus op het zware metaal cad-mium. Uit technische beweegredenen is er-voor gekozen om deze case-study niet te la-ten uitvoeren met behulp van een geografisch informatiesysteem (GIS), maar met de hand. GIS is een programma waarmee geografische gegevens kunnen worden gepresenteerd. Ech-ter, het bleek voor studenten te moeilijk om zonder enige ervaring met GIS een kaart van dit kaliber te maken. De kaart van het Wester-gasterrein is uit de GIS base-map data geëx-traheerd en vervolgens uitgeprint op A3 for-maat.

Allereerst zijn de autowegen en treinspo-ren overgetekend met behulp van overtrekpa-pier. Hierdoor ontstaat er een kaartlaag met daarop alleen de wegen zonder enige aflei-dende achtergrond informatie en kleuren die de base-map bevat. Vervolgens is de schaal van de base-map en de kaartlaag bepaald op het A3 formaat van de kaart. Hiermee kan la-ter de vervuiling op verschillende afstanden van de bron secuur getekend worden. De data van de verschillende autowegen waarop de case-studie is gebaseerd, komen uit de artikelen van Lagerwerff [1970] en Al-basel [1985]. In deze data vond men niet al-leen een relatie tussen de afstand tot de bron en de concentratie zware metalen, maar ook een hogere intensiteit van vervuiling bij druk-kere wegen. Zo zijn de wegen uit de litera-tuur ingedeeld op het aantal banen. De we-gen rond het Westergasterrein zijn gekoppeld aan de verschillende typen wegen uit de lite-ratuur en zo is er onderscheid gemaakt tussen 6-baans wegen (3 heen en 3 terug), 4-baans wegen en 2-baans wegen.

De gegevens van de vervuiling rond trein-sporen komen uit de artikelen van Jian-Hua [2009] en Liu [2009]. Het valt op dat de ver-vuiling van cadmium rond treinsporen hoger is in vergelijking tot de autowegen en ook ver-der is verspreid. Van alle bodemonver-derzoeken is een gemiddelde genomen van de waarde cadmium op verschillende afstanden van het treinspoor om deze waardes te implemente-ren in de kaart.

Eerder werd beschreven dat er een kaartlaag

werd gemaakt van de wegen en treinspo-ren met behulp van overtrekpapier. De we-gen nemen op de kaart, buiten hun lengte, ook ruimte in beslag in de breedte. Alle we-gen zijn bij het overtrekken benaderd als een lijn. Dat betekent dat bij een 6-baans weg de lijn die de weg representeert precies door 3 banen aan beide kanten wordt ingesloten. Dit versimpelt het berekenen van de verwachte waardes cadmium rond de weg. bovendien kan het worden verantwoord door het feit dat alle bodemonderzoeken zijn gemeten vanaf een punt tot aan het midden van de dichtst-bijzijnde vervuilende bron.

Op de kaart is er bij het treinspoor een split-sing te zien. Intuïtief zou een tweede trein-spoor voor tweemaal zoveel vervuiling zor-gen, maar dat is niet correct. De vervuiling komt namelijk vrij door slijtage van langsrij-dend verkeer en bij de splitsing van het spoor is niet tweemaal zoveel verkeer. Uiteindelijk resulteert een splitsing in de helft van het verkeer van alleen een enkel spoor. Daarom wordt de splitsing benaderd door een lijn tus-sen de twee takken en wordt deze lijn als één enkel spoor beschouwd.

Bij het implementeren van de data zijn bij de losstaande rechte wegen en treinsporen de verschillende klassen aangeduid op hun bij-behorende afstand. Wegen met meerdere ba-nen hebben grotere gebieden met vervuiling om zich heen dan enkelbaanwegen. Op pun-ten waar meerdere wegen in de buurt liggen is de vervuiling van de verschillende bronnen bij elkaar opgeteld wat resulteert in zwaar-der vervuilde stukken grond. Na een klad kaartlaag van overtrekpapier met veel van deze punten werd er een patroon ontdekt die de verschillende klassen vervuiling op deze knelpunten in kaart brengt.

4 Resultaten

4.1 Geschiedenis der volkstuinen

De eerste volkstuinen werden in 1838 opge-zet in Franeker, een dorp in het noorden van Nederland. Deze periode, rond 1838, werd

(8)

sterk getekend door het reactionisme. Dit was een voorloper van het conservatisme maar dan in een extremere mate. Het ging gepaard met een sterk wantrouwen tegen de moder-nisering en men verlangde naar de vroegere plattelandsgemeenschap. De opzet van deze volkstuinen werd door de overheid sterk ge-stimuleerd. Men vond het proletariaat een ongeordende gemeenschap en wilde ze met behulp van volkstuinen opvoeden. De tui-nen zouden bijdragen aan orde en regelmaat maar zouden ook geduld, toewijding, wils-kracht, vrolijkheid en vriendelijkheid stimule-ren [Lenshoek, 2009]. Tevens was het een ma-nier om voor de armen te zorgen. Ondanks het feit dat Nederland, economisch gezien, in een goede periode had, leefde een groot deel van het proletariaat in armoede. Volks-en moestuinVolks-en warVolks-en eVolks-en manier waarop de arme op een goedkopere manier aan voed-sel konden komen [Lenshoek, 2009]. In 1878 en in 1895 braken er landbouwcrisissen uit. Door mechanisering van landbouwwerk en vele faillisementen zorgde dit voor veel ar-moede onder de bevolking. Wat volgde was een grote migratie van veel landbouwwer-kers naar de stad en naar het buitenland. Ook in de stad hadden ze het in economisch op-zicht niet breed. In dezelfde periode werden er steeds meer volkstuincomplexen geopend door de toenemende vraag. Deze ontwikke-lingen laten zien dat volkstuinen van oor-sprong zijn opgezet vanuit educatieve en eco-nomische uitgangspunten [Bieleman, 1992]. Na de eerste wereldoorlog zette men veel tuinverenigingen op. Deze groei kwam voort uit de behoefte aan het vormen van groe-pen en viel samen met de verzuiling die ook zijn intree deed na de eerste wereldoor-log [Righart, 2012]. Men voelde een grote be-hoefte om zich te groeperen binnen hun ei-gen soort. Abraham Kuyper omschreef dit als de behoefte tot een soevereine eigen kring waarbinnen de overheid niet in zou grijpen [Metz, 2012].

In 1928 werd het Algemeen Verbond van Volkstuinders Verenigingen (AVVN) opgezet. Dit was deels om de politieke besluitvor-ming omtrent volksleiders te kunnen beïn-vloeden. Door het opzetten van deze

vereni-gingen kwam de overheid wat meer buiten spel te staan. Het educatieve aspect van de volkstuin viel hierdoor weg en daarvoor in de plaats kwam het samenzijn met de eigen groep.

In de jaren dertig van de twintigste eeuw brak er een nieuwe crisis uit die zorgde voor een nieuwe golf van werkeloosheid [Bieleman, 1992]. Dit had als gevolg dat het economische uitgangspunt werd versterkt. Echter nam de welvaart weer toe in de jaren 50. De industrialisatie zorgde voor nieuwe werkgelegenheid en verschillende ontdekkingen (zoals aardgasbel) zorgden voor een hevige verandering in de samen-leving [Zanden, 1989]. Zo kwam bijvoorbeeld de consumptiemaatschappij steeds meer op. Individuele ontplooiing werd belangrijker dan de verwachtingen die jou werden opge-legd door middel van zuilen en verenigingen. Deze ontwikkeling groeide tot de ontzuiling inzette halverwege de jaren zestig. Tegelijker-tijd daalde de populariteit van de volkstuin-tjes en kregen ze het stigma van ’oudbollig’ en ’stijf’. Men had geen zin meer om in de vrije tijd te staan ploeteren in de eigen tuin, de groenten verdwenen dan ook snel uit de tui-nen en werden vervangen door sierplanten. Dit veroorzaakte een daling in moestuinen en stijging in siertuinen. Het eerder besproken stigma heeft lang aangehouden tot er rond 2000 nieuwe belangstelling voor kwam.

Figuur 2

De lijn met de zwarte bolletjes slaat op de publi-caties in kranten die iets te maken hebben met het begrip ’volkstuin’. De onderste lijn doet hetzelfde voor het begrip ’siertuin’.

(9)

In bovenstaande grafiek is te zien dat er vanaf 2002 een stijging is in de interesse in dit onderwerp. Deze interesse stagneert enigs-zins na 2003 maar na 2006 is er weer een fikse stijging te zien. Zoals tot nu toe te zien was, kwam de populariteit van de volkstui-nen vooral voort uit de volgende punten:

• Opvoeding • Educatie

• Financiële verlichting

Hoewel sommige van deze punten nog steeds gelden, gelden ze niet meer zo sterk als vroeger. De Amsterdamse socioloog Elias be-schrijft met zijn civilisatieproces hoe de stij-ging van de populariteit van de volkstuintjes tot stand komt. Hij heeft de middeleeuwse hofsamenleving geanalyseerd, want volgens hem waren dit de trendsetters die een sa-menleving vorm geven. Wat het hof doet, dringt langzaam door tot de lager gelegen de-len van de samenleving [Van Krieken, 2012]. Deze theorie is nog steeds relevant en makke-lijk te vertalen naar het heden. Het stelt dat wat de elite groep doet, doorsijpelt in wat de massa doet en wil doen omdat zij (on)bewust op de elite willen lijken.

4.2 Afweermechanismen

Nu de groeiende populariteit van volkstuin-tjes in kaart is gebracht en de vervuiling cadmium is voorspeld in de volkstuintjes, is het nodig om dieper in te gaan op de ge-wassen. Planten hebben, net als andere orga-nismen, verschillende mechanismen ontwik-keld om zich te beschermen tegen de bloot-stelling van zware metalen, waaronder cad-mium [Manara, 2012]. Veel planten die wor-den blootgesteld aan hoge concentraties van metaalionen, schakelen een verdedigingssys-teem in dat opname in de wortels voorkomt of verminderd. De plant doet dit door de schadelijke concentraties metaalionen te bin-den aan de celwand of aan cellulaire exsu-daten. Exsudaat is een afscheiding van wa-ter met daarin opgeloste stoffen die door het vaatstelsel van de plant naar het externe mi-lieu wordt afgescheiden. Als de metalen zich

al binnen de plant bevinden, wordt lange af-standstransport verhinderd en wordt trans-port van metaalionen beperkt tot het apoplas-tisch transport [Manara, 2012]. Dit is trans-port via de extracellulaire ruimtes van een plant wat ervoor zorgt dat cadmium en an-dere zware metalen niet wordt opgenomen in het interne milieu van de plant. De celwand van de endodermis, de binnenste laag van de primaire schors, fungeert hierbij als een bar-rière voor apoplastdiffusie in het vasculaire systeem [Ghosh, 2005]. Dit zorgt er dus voor dat de zware metalen niet in de intercellulaire ruimtes terecht komen. Als deze mechanis-men niet goed werken en de metalen toch in de cel terechtkomen, zal de plant zich richten op allerlei opslag- en detoxificatie systemen [Manara, 2012]. Dit heeft invloed op de sprei-ding van cadmium in de plant. Onderzoek van Pettersson [1976] heeft aangetoond dat er meer accumulatie in de wortel plaatsvindt dan in de scheut. Dit betekent dat binnen de plant de spreiding van de verontreiniging niet in overal hetzelfde is [Säumel et al. 2012].

4.3 Verontreiniging via de wortel

Cadmium wordt via de wortel van de plant opgenomen in het systeem. De mate waarin cadmium wordt opgenomen, is afhankelijk van het type plant en de hoeveelheid veront-reiniging in de bodem [Säumel et al. 2012]. Een belangrijke factor voor verontreiniging is de zuurgraad van de bodem. Metaal katio-nen, Cd2+ (positief geladen ionen), zijn meer aanwezig in zandige bodems met weinig klei partikels en zure bodems. De opname door planten kan worden gereduceerd door de PH van de bodem te verhogen [Alloway, 2004].

4.4 Accumulatie

verschillen

bij

planten

Omdat cadmium bestempeld wordt als een van de meest toxische zware metalen heeft Het Vlaams Agentschap Zorg en Gezond-heid een advies uitgebracht over de te vermij-den groenten bij verschillende waarvermij-den cad-mium. Dit staat beschreven in tabel 3. De

(10)

voorwaarde is dat de bodem niet te zuur is, voldoende organische stof bevat. Op een bodem met minder dan 2 mg Cd/kg kun-nen alle groentes verbouwd worden zon-der een risico te zijn en op bodems met meer dan 12 mg Cd/kg kunnen alleen kom-kommer, augurk, pompoen, diepwortelende fruitbomen veilig geteeld worden. Uit de ta-bel blijkt dat niet elk type gewas dezelfde concentraties verontreiniging ophoopt. Con-centraties cadmium tussen bodems en het plantaardige weefsel van planten correleren niet met elkaar [McBride, 2014]. Uit onder-zoek van Alexander et al [2006] blijkt dat er opvallende verschillen zijn tussen groen-tes. Zo zijn peulvruchten lage tors, wortelgroenten zijn matige accumula-tors en bladgroenten zijn hoge accumulaaccumula-tors [Alexander et al. 2006]. Onderzoek van Hu et al [2014] toonde aan dat cadmium in blad-groenten significant hoger zijn dan in wortel-en peulgrowortel-entwortel-en. Dit komt overewortel-en met de bevindingen dat bladgroenten hogere waar-den cadmium opslaan in de eetbare delen [Alexander et al. 2006]. In de onderstaande tabel kan gezien worden welke groentes ge-teeld kunnen worden per bodem concentratie cadmium.

Figuur 3

Teeladvies bij verschillende concentraties van cad-mium in de grond. [Cadcad-miumwebtool, 2015] In ander onderzoek kwam naar voren dat vooral bladgroente Cd concentraties opne-men waarna wortel, peulvruchten en dan kruiden [McBride, 2014]. Deze constaterin-gen komen overeen met de bovenstaande

ta-bel over tuinadviezen van het Het Vlaamse Agentschap Zorg en Gezondheid.

De ph van de bodem, de hoeveelheid ver-vuiling en het type plant spelen allemaal een rol bij het accumuleren van cadmium door groentes. Er kan onderscheid gemaakt worden in categorieën. Het blijkt dat blad-groentes gewassen zijn die het meest cad-mium accumuleren. Daarna zijn wortelgroen-tes matige accumulatoren van cadmium ge-volgd door peulvruchten en nemen kruiden het mist cadmium op via de wortels. Deze verscheidenheid in opnamen heeft te maken met de verschillen mechanismen die een rol spelen in afweermechanismen van de plan-ten. Zo zullen hebben sommige planten zich gespecialiseerd in afweermechanismen en an-dere in detoxificatie systemen. De detoxifi-catie systemen spelen een belangrijke rol in waar concentraties cadmium zich ophopen en of deze delen ook de eetbare delen zijn.

4.5 Case-study Westergasterrein

In de bijlage is de kaart te vinden die de ver-spreiding van cadmium weergeeft in en rond het Westergasterrein. Wanneer de cadmium data uit de bodemonderzoeken wordt ver-geleken met de cadmium tabel betreft teelt-keuze, valt er op dat de verwachte waardes in de bodem over het algemeen lager zullen uitvallen dan dat er in de tabel wordt beschre-ven. Hierdoor is ervoor gekozen om een an-dere klassering aan te houden voor de con-centraties op de kaart. De hoogste concentra-ties die voor zullen komen in de case-study liggen tussen de 2-4 mg/kg cadmium en hier-mee wordt de zwaarst vervuilde klasse gede-finieerd. De volgende klasse ligt tussen de 1-2 mg/kg, gevolgd door 0,5-1 mg/kg en als laat-ste de klasse met minder dan 0,5 mg/kg. Dit geeft vier klassen die met verschillende kleu-ren zijn aangeduid in de kaart met bijbeho-rende legenda.

De rode zone’s in de kaart komen overeen met de 2-4 mg/kg klasse en zijn de meest vervuilde gebieden die in en rond het Wester-gasterrein liggen. Deze vervuiling komt over-een met de eerste kritieke bodemconcentratie

(11)

waarop teeltkeuze moet worden aangepast. Op deze wordt er onder andere aanbevolen om geen andijvie, peterselie, sla, spinazie en tuinkers te planten. De zones met minder dan 2 mg/kg vervuiling die in de kaart overeen-komen met de respectievelijke kleuren groen, blauw en oranje zijn veilig voor alle teelten. Zie de tabel 3 voor alle teeltadviezen.

5 Conclusie

Zoals eerder beschreven, bestaan volkstuinen al langere tijd, maar niet altijd met dezelfde doeleinden. De maatschappij heeft in 200 jaar veel veranderingen doorgemaakt, hier-door hebben volkstuinen veel wisselende re-den gehad om te bestaan. Wat duidelijk uit de literatuur naar voren komt is dat de tui-nen alleen populair zijn op het moment dat ze een duidelijk doel vervullen maar hierbuiten al snel hun charme verliezen. Om de trend te kunnen verklaren, moet er dus gekeken wor-den naar de maatschappelijke noodzaak voor deze tuinen. Uit de tekst komt naar voren dat de volkstuin in afgelopen decennia drie dui-delijke rollen heeft gehad:

• Opvoeding • Educatie

• Financiële verlichting

Alle drie de aspecten komen ook nu nog naar voren. Zo gebruikt men de volkstuintjes in het curriculum van basisscholen. Kennis over de natuur, milieu en landschap vergroot de be-trokkenheid en maakt mensen meer bewust. Tuinieren in de volkstuin is een actieve re-creatie waarbij de werkzaamheden zich niet alleen beperken tot de eigen tuin, maar uit-strekken tot het terrein van het gehele tuin-complex. Dit creëert samenhorigheid en bo-vendien worden er kost bespaart als je je ei-gen groente te kweekt.

De reden dat de volkstuinen eind achttiende eeuw in populariteit zijn gedaald, komt door het feit dat ze hun doel hadden vervuld. Zoals in de grafiek bij de resultaten te zien is, is er een duidelijke heropkomst van volkstuintjes aanwezig. Deze heropkomst is waarschijnlijk

te danken aan dat de hierboven genoemde factoren een grotere rol zijn gaan spelen. Al met al is de volkstuin een cruciaal onderdeel van de stad en vervormt het zich rustig tot de aanvulling die een stad op dat moment nodig heeft. Hoewel het een mooi iets is dat deze gezonde bezigheid voor zijn bijdrage levert aan sociale cohesie, is er een belangrijk punt wat hierin vaak vergeten wordt; de grond in stedelijke omgevingen is vaak vervuild met zware metalen. Dit hoeft nog niet te beteke-nen dat er niets gekweekt mag worden in de stad, maar de teeltkeuze heeft invloed op het toxiciteit van de groentes voor de mens. Voor de case-studie is gekozen om cadmium nader te onderzoeken in het Westergasterrein, omdat dit zware metaal relatief toxisch is en niet afwasbaar is omdat het is opgenomen door de wortels. De opname van cadmium door de wortel van groenten hangt voorna-melijk af van twee dingen:

1. het type plant, rekening houdend met het vermogen tot opname

2. en de concentratie van cadmium in de bodem.

Concentraties cadmium correleren echter niet met bodems en het plantaardige weefsel van planten. Dit betekent dat als er veel zware metalen in de bodem zitten deze niet altijd in de plant hoeven te zitten. Daarnaast blij-ken er opvallende verschillen te zijn tussen opnamecapaciteiten van groentes. Hierbij zijn bladgroentes de hoogste accumulators van cadmium gevolgd door wortelgroentes. Peul-vruchten blijken tenslotte lage accumulators van cadmium te zijn.

Concluderend is het antwoord op de vraag dat de tuintjes niet in alle opzichten even ge-zond zijn. Vanuit sociaal opzicht zijn de tuin-tjes een gezonde bezigheid, maar vanuit bi-ologisch oogpunt moet er wel goed naar de bodem gekeken worden voor er een uitspraak gedaan kan worden over de fysieke gezond-heidseffecten. Aan de hand van de kaart kun-nen tuinders zien welke gebieden op het Wes-tergasterrein het beste zijn om gewassen te planten. Zie de bijlage voor de kaart.

(12)

6 Aanbevelingen

Om ondanks deze factoren toch groentes te kunnen cultiveren, kunnen tuinders een aan-tal dingen doen. Allereerst kunnen ze probe-ren om een locatie te kiezen die niet te dicht bij een weg ligt om zo hoge concentraties van zware metalen, met name cadmium te vermij-den. Vervolgens kan de bodem getest wor-den op de concentraties zware metalen. In-dien nodig kan de bodem vervangen worden door een gezonde bodem. Daarnaast kan de pH-waarde van de bodem worden verhoogd zodat de bodem niet te zuur is. Metaalkat-ionen zijn over het algemeen meer aanwe-zig in zure gronden, hierdoor zullen deze on-der zure omstandigheden eeron-der in groentes worden opgenomen. Ook kunnen consumen-ten groentes grondig wassen om oppervlakte verontreiniging te verwijderen, maar dit geldt niet voor cadmium.

Uit de kaart van het Westergasterrein blijkt dat met name de gebieden rond treinsporen zodanig vervuild kunnen worden dat teelt-keuze belangrijk wordt. Zo moet er binnen 50 meter van een treinspoor geen spinazie, andijvie en veldsla worden geteeld. Bij auto-wegen is de verspreiding van cadmium een stuk lager en kan alles al vanaf 10 meter vei-lig worden geteeld. Dit geldt niet voor gebie-den die zijn ingesloten door meerdere wegen. De vervuiling telt hier op vanuit de verschil-lende richtingen en verhoogd zo de concen-tratie cadmium.

Aan de hand van de kaart kunnen ook voor-spellingen gedaan worden voor de toekomst. Vanuit een sociologisch oogpunt zal deze kaart zorgen voor meer duidelijkheid met betrekking tot wat men wel en niet zal kun-nen telen. Zoals is te zien, zijn veel groen-ten die op bepaalde plekken niet gepland kunnen worden geen onderdeel van de aan-bevolen groenten voor school moestuintjes [Handleidingschoolmoestuinen, 2015]. Het educatieve component hoeft dus niet ge-schrapt te worden uit dit gebied. Hiermee blijft het component opvoeding ook bestaan. Daarbij blijven er genoeg planten over die wel gepland kunnen worden, waardoor er ook

nog ruimte is voor het financiële component. Hoewel de kaart geen uitspraak doet over de toekomstige doelen van de volkstuinen, geeft het in ieder geval weer dat er nog altijd ruimte is voor de meest voorkomende rollen.

7 Discussie

Net als met alle trends, is het moeilijk om een duidelijke factor te vinden die de trend ver-oorzaakt. Sociale processen zijn vrijwel altijd een mengelmoes van verschillende factoren die meewegen. Vandaar dat ervoor gekozen is om de trend te beschrijven in plaats van te verklaren.

Vervolgonderzoek zou zich daarom kunnen richten op een verdere analyse van van de opkomende populariteit van moestuinen. Zo-als eerder besproken wordt, had Pearson et al [2010] hier al een goed begin mee gemaakt. Hij onderscheidde in zijn onderzoek 3 ver-schillende dimensies: sociale-, economische-en omgevingsfactoreconomische-en. De tabel die hier-uit volgde, te zien in zijn artikel, zet al deze 3 dimensies uit in verschillende sub-mechanismen. In dit onderzoek is getracht om dezelfde richtlijnen aan te houden maar economisch zou in verder onderzoek een ex-tra nadruk kunnen hebben.

Een belangrijke voorwaarde voor vervolgon-derzoek is dat er weer wordt gekozen voor een interdisciplinaire aanpak. Zoals eerder vermeld, is het uiteenzetten van een trend las-tig te bepalen door alle verschillende facto-ren. Wat hierbij goed onthouden moet wor-den, is dat al deze verschillende factoren ook nog eens verspreid liggen over verschillende disciplines. Voor het sociologische aspect van ons probleem was het dan ook lastig om goed binnen de eigen discipline te blijven. Er moest veel geschiedkundige informatie ge-bruikt worden waarmee mogelijk enigszins kort door de bocht is gegaan met betrek-king tot de sociologische achtergrond hier-van. Desalniettemin is geprobeerd ook hier nuances aan te brengen zodat het nog blijft dat er maar weinig punten in de geschiede-nis zijn met maar een duidelijke sociologische aanstichter.

(13)

Bij het uitlichten van de case-study van het Westergasterrein is er alleen gekeken naar de effecten van vervuilde bodem voor planten. Vanuit biologisch perspectief is het ook van belang om ook naar de effecten van water-contaminatie op planten te kijken. Zo kan ver-vuild regen- en grondwater ook van invloed zijn op de toxiciteit van verschillende groen-ten [Arora, 2008]. In dit onderzoek is ervoor gekozen om dit niet te nemen, maar vervolg-onderzoek zou toxiciteit door water in kaart kunnen brengen.

Daarnaast is in de case-study de aandacht al-leen uitgegaan naar het zware metaal cad-mium. Ondanks dat dit een van de toxischere zware metalen is, zou het een breder beeld geven als er naar meerdere zware metalen werd gekeken [Nabulo et al. 2010]. Er zal dus nader onderzoek nodig zijn naar de effecten van de andere voornaamste zware metalen om een compleet beeld te krijgen van de ge-hele invloed van zware metalen op groente-planten. Vervolgens is het naast de fysische ei-genschappen die de toxiciteit van de groente bepalen ook belangrijk om de effecten op de consument te onderzoeken. De risico’s zullen verschillen afhankelijk van kenmerken van de consument. Zo hebben leeftijd, gewicht en ge-slacht invloed op de effecten van deze zware metalen. Dit maakte geen deel uit van de hier behandelde onderzoeksvraag, maar dit is wel zeker van belang voor eventuele beleidsim-plementatie.

Verder is er bij de case-studie geen eigen on-afhankelijk bodemonderzoek gedaan. De ge-bruikte formules in de kaart die aangeven waar de zware metalen neerslaan zijn geba-seerd op de data van eerder gedane onderzoe-ken. Hierbij werden concentraties zware me-talen gemeten in de buurt van verschillende snel- en spoorwegen. Wij hebben al deze ge-gevens samen genomen om een uiteindelijke voorspelling te maken. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de 6-baans , 4-baans en 2-baans wegen. Echter, er is geen rekening ge-houden met het feit dat er bij sommige we-gen tussen de banen vegetatie aanwezig is. Dit kan de verspreiding van de zware meta-len hinderen. Hierdoor kan het zijn dat de data van verschillende wegen kunnen

vari-ëren. Vanwege gemak en gebrek aan tijd is er toch voor gekozen om alle data van de 6-baans wegen, respectievelijk 4-6-baans wegen, samen te nemen.

Een andere factor die de data kan doen vari-ëren zijn de omliggende wegen van de bron. Wanneer de weg bijvoorbeeld in de buurt van andere snelwegen ligt, kan de concentratie zware metalen rond deze weg veel hoger zijn dan wanneer dit niet zo is. Aangezien het bij de vergaarde data niet duidelijk is waar pre-cies de samples zijn genomen, is er wederom gekozen om dit niet in ons onderzoek op te nemen.

Ook is het belangrijk om de historisch ver-vuilde grond in het achterhoofd te houden. In dit verslag is er de nadruk gelegd op vervui-ling door wegen en treinsporen, maar stuk-ken grond kunnen ook vervuild zijn door an-dere activiteiten. Zo is bijvoorbeeld een groot deel van de Jordaan zwaar vervuild doordat leerlooiers hier jarenlang werkzaam waren [Gemeente Amsterdam Stadslandbouw, 2016]. De kaart die bij dit verslag zit gevoegd houdt hier bijvoorbeeld geen rekening mee, terwijl dit zeker een belangrijke bijdrage levert aan de totale vervuiling.

(14)

8 Referenties

[Adachi, 2004] Adachi, K., & Tainosho, Y. (2004). Characterization of heavy metal particles em-bedded in tire dust. Environment international, 30(8), 1009-1017.

[Albasel, 1985] Albasel, N., & Cottenie, A. (1985). Heavy metal contamination near major high-ways, industrial and urban areas in Belgian grassland. Water, Air, and Soil Pollution, 24(1), 103-109.

[Alexander et al. 2006] Alexander, P. D., Alloway, B. J., & Dourado, A. M. (2006). Genotypic variations in the accumulation of Cd, Cu, Pb and Zn exhibited by six commonly grown vegetables. Environmental Pollution, 144(3), 736-745.

[Alloway, 2004] Alloway, B. (2004). Contamination of soils in domestic gardens and allotments: A brief overview. Land Contamination & Reclamation, 12(3), 179-187.

[Antisari et al. 2015] Antisari, L. V., Orsini, F., Marchetti, L., Vianello, G., & Gianquinto, G.(2015). Heavy metal accumulation in vegetables grown in urban gardens. Agronomy for Sustainable Development, 1-9.

[Argawal, 2009] Agarwal, S. K. (2009). Heavy metal pollution (Vol. 4). APH publishing.

[Arora, 2008] Arora, M., Kiran, B., Rani, S., Rani, A., Kaur, B., & Mittal, N. (2008). Heavy metal accumulation in vegetables irrigated with water from different sources.Food Chemistry, 111(4), 811-815.

[Bieleman, 1992] Bieleman, J. (1992). Geschiedenis van de landbouw in Nederland; 1500-1950. Veranderingen en verscheidenheid.

[Bond van Volkstuinders, 2015] Bond van Volkstuinders (2015), geraadpleegd op donderdag 8

oktober 2015 via .

[Cadmiumwebtool, 2015] Cadmiumwebtool (2015), geraadpleegd op maandag 4 januari 2016 via

[Dijkshoorn, 2015] Dijkshoorn-Dekker, M. W. C., & de Blaeij, A. T. (2015). Stadslandbouw, aan-toonbaar gezond? (No. 2015-043, p. 28). LEI Wageningen UR.

[Emberson et al. 2001] Emberson, L., Ashmore, M., Murray, F., Kuylenstierna, J., Percy, K., Izuta, T., et al. (2001). Impacts of air pollutants on vegetation in developing countries. Water, Air, and Soil Pollution, 130(1-4), 107-118.

[Geldinzicht, 2014] Geldinzicht (2014), geraadpleegd op 22 december 2015 via .

[Gemeente Amsterdam, 2015] Gemeente Amsterdam (2015), geraadpleegd op 22 de-cember 2015 via

.

[Gemeente Amsterdam Stadslandbouw, 2016] Gemeente Amsterdam (2016), geraadpleegd op 3 januari 2016 via

[Ghosh, 2005] Ghosh, M., & Singh, S. P. (2005). A review on phytoremediation of heavy metals and utilization of itâ ˘A ´Zs by products. Asian J Energy Environ, 6(4), 18.

[Handleidingschoolmoestuinen, 2015] Handleiding schoolmoestuinen (2015), geraadpleegd op 3 januari 2016 via

(15)

[Hessels, 1955] Hessels, A. (1955). De Haagse volkstuin. Mens en Maatschappij, 30(4), 193-222. [Hu et al. 2014] Hu, W., Chen, Y., Huang, B., & Niedermann, S. (2014). Health risk assessment

of heavy metals in soils and vegetables from a typical greenhouse vegetable production system in China. Human and Ecological Risk Assessment: An International Journal, 20(5), 1264-1280.

[Khanna, 2011] Khanna, P. (2011). Assessment of heavy metal contamination in different vege-tables grown in and around urban areas. Research Journal of Environmental Toxicology. [Kingma, 2012] Kingma, J. (2012). Blijvend aantrekkelijk: Tuinwijken van de jaren ’30. Doctoral

dissertation, TU Delft, Delft University of Technology).

[Lagerwerff, 1970] Lagerwerff, J. V., & Specht, A. W. (1970). Contamination of roadside soil and vegetation with cadmium, nickel, lead, and zinc. Environmental Science & Technology, 4(7), 583-586.

[Lenshoek, 2009] Lenshoek (2009), De historie van de volkstuin, tuinjournaal juni 2009, p. 13. [Li et al. 2001] Li, X., Poon, C. S., & Liu, P. S. (2001). Heavy metal contamination of urban soils

and street dusts in Hong Kong. Applied Geochemistry, 16(11), 1361-1368.

[Liu et al. 2009] Liu, H., Chen, L., Ai, Y., Yang, X., Yu, Y., Zuo, Y., & Fu, G. (2009). Heavy me-tal contamination in soil alongside mountain railway in Sichuan, China. Environmenme-tal Monitoring and Assessment. 152(1), 25-33.

[Lyons et al. 1973] Lyons, W. A., & Olsson, L. E. (1973). Detailed Mesometeorological Studies of Air Pollution Dispersion in the Chicago Lake Breeze 1. Monthly Weather Review, 101(5), 387-403

[Maas et al. 2005] Maas, J., et al. Vitamine G: effecten van een groene omgeving op gezondheid, welzijn en sociale veiligheid. 2005.

[Ma et al. 2009] Ma, J., Chu, C., Li, J., & Song, B. (2009). Heavy Metal Pollution in Soils on Rail-road Side of Zhengzhou-Putian Section of Longxi-Haizhou RailRail-road, China. Pedosphere, 19(1), 121-128.

[Manara, 2012] Manara, A. (2012). Plant responses to heavy metal toxicity. In Plants and heavy metals (pagina’s 27-53). Springer Netherlands.

[Marketingtribune, 2015] Marketingtribune (2015), geraadpleegd op: 22 december 2015, via

[McBride, 2014] McBride, M. B., Shayler, H. A., Spliethoff, H. M., Mitchell, R. G., Marquez-Bravo, L. G., Ferenz, G. S., ... & Bachman, S. (2014). Concentrations of lead, cadmium and barium in urban garden-grown vegetables: The impact of soil variables. Environmental Pollution, 194, 254-261.

[Metz, 2012] Metz, K. (2012). Periode van verzuiling tot ontkerkelijking in Nederland geraad-pleegd op 22 december 2015 via

[Mougeot, 2000] Mougeot, L. J. (2000). Urban agriculture: Definition, presence, potentials and risks. Growing Cities, Growing Food: Urban Agriculture on the Policy Agenda, German Foundation for International Development, 1-42.

(16)

[Nabulo et al. 2010] Nabulo, G., Young, S. D., & Black, C. R. (2010). Assessing risk to human health from tropical leafy vegetables grown on contaminated urban soils. Science of the Total Environment, 408(22).

[Pagotto et al. 2001] Pagotto, C., Remy, N., Legret, M., & Le Cloirec, P. (2001). Heavy Metal Pollution of Road Dust and Roadside Soil Near a Major Rural Highway, Environmental Technology, 22(3), 307-319.

[Pearson et al. 2010] Pearson, L. J., Pearson, L., & Pearson, C. J. (2010). Sustainable urban agri-culture: Stocktake and opportunities. International Journal of Agricultural Sustainability, 8(1-2), 7-19.

[Petterson, 1976] Pettersson, O. (1976). Heavy-metal ion uptake by plants from nutrient solu-tions with metal ion, plant species and growth period variasolu-tions. Plant and Soil, 45(2), 445-459.

[Project Westergasfabriek, 2016] Project-westergasfabriek. Geraadpleegd op 3 januari 2016 via http://www.project-westergasfabriek.nl/nederlands

[Righart, 2012] Righart, J. A. (2012). JCH Blom, Verzuiling in Nederland in het bijzonder op lokaal niveau, 1850-1925 J. Art, Verzuiling.

[Säumel et al. 2012] Säumel, I., Kotsyuk, I., Hölscher, M., Lenkereit, C., Weber, F., & Kowarik, I.(2012). How healthy is urban horticulture in high traffic areas? Trace metal concentrations in vegetable crops from plantings within inner city neighbourhoods in Berlin, Germany. Environmental Pollution, 165, 124-132.

[Sluis, 2014] Sluis, L. (2014). ’Tuinieren met de buren’: een onderzoek naar het fungeren van stadslandbouwprojecten als ontmoetingsplek voor buurtbewoners in de wijk.

[Smit et al. 1996] Smit, J., Nasr, J., & Ratta, (1996). Urban agriculture food, jobs and sustainable-cities. UNDP Press.

[Tchounwou et al. 2014] Tchounwou, P. B., Yedjou, C. G., Patlolla, A. K., & Sutton, D. J. (2012). Heavy metal toxicity and the environment. In Molecular, Clinical and Environmental Toxi-cology (pp. 133-164).

[Ul Islam, 2007] Ul Islam, E., Yang, X. E., He, Z. L., & Mahmood, Q. (2007). Assessing potential dietary toxicity of heavy metals in selected vegetables and food crops. Journal of Zhejiang University Science B, 8(1), 1-13.

[Van Krieken, 2012] Van Krieken, R. (2012): ’Norbert Elias and Process Sociology’ in The Hand-book of Social Theory, edited by George Ritzer & Barry Smart, London: Sage, 2001: 353-367.

[Vlarebo, 2008] Vlarebo, (2008). Geraadpleegd op 26 januari 2016 via

[Wildschut, 2012] Wildschut, N. Het Algemeen Verbond van Volkstuindersverenigingen in Ne-derland: 1928 tot 2012.

[Zanden, 1989] Zanden, J. L., & Griffiths, R. T. (1989). Economische geschiedenis van Nederland in de 20e eeuw. Het Spectrum.

(17)

9 Bijlages

9.1 Cadmium kaart Westergasterrein

Figuur 4:Op de kaart zijn de concentraties cadmium te zien in het Westergasterrein. De kaart is 90 graden tegen de klok in gedraaid, dus het Noorden wijst nu naar links. De ringweg (A10) loopt onderin de kaart en sluit het gebied in samen met het treinspoor en de Haarlemmerweg. De rode gebieden geven de zwaarst vervuilde gebieden aan met 2-4 mg cadmium per kg grond. De oranje gebieden hebben tussen de 1 en 2 mg/kg, de blauwe gebieden tussen de 0,5 en 1 en de groene gebieden minder dan 0,5.

(18)

9.2 Wegen kaart Westergasterrein

(19)

Figuur 6:In deze figuur zijn de lagen van de wegen en de vervuiling over elkaar heen gelegd. Het verschil met de bovenste kaart is dat die kaart nog een zogenaamde base-map onderop heeft liggen. In deze figuur is deze base-map niet aanwezig.

(20)

9.3 Dataverwerking sociologie

>DT= c(814,737,858,940,776,670,792,637,444,319,308,247,294,117,77,82,68,94,75,90) > DT1=DT/12 > XA=c(2015:1996) > DTC=c(408,278,222,255,204,196,190,169,214,200,162,191,154,49,40,44,32,51,30,38) > DTC1=DTC/12 > x=XA > y1=DT1 > y2=DTC1

> plot(x, y1, ylim=range(c(y1,y2)), type=ö", main="Gemiddeld aantal publicaties per maand in de afgelopen 20 jaar", xlab="Jaartal", ylab="Gemiddeld per maand")

> par(new=TRUE)

> plot(x, y2, ylim=range(c(y1,y2)), type=ö", main="Gemiddeld aantal publicaties per maand in de afgelopen 20 jaar", xlab="Jaartal", ylab="Gemiddeld per maand")

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(2002) observed that longer fermentation times (as was evident with the milk incubated ~t 39 'C in our studies) increased the firmness of yogurt. Results obtained during

The final sample of this study constituted of Mathematics teachers in schools in the Western Cape Province and comprised: (i) a total of 167 schools presenting Mathematics in

The thesis divided Irenaeus' pneumatological thought into five particular chapters: The creation and spiritual destiny of humanity; the fall of humanity; the spiritual

The Tokyo Round decision of the 28 th Nov 1979 similarly provides clearly that, notwithstanding the provisions of Article 1 of GATT 47, 46 member countries may accord

Cr (VI) reintroduced to the smelting process would be reduced to either Cr (III) or metallic Cr; thus dismissing concerns relating to Cr (VI).. yield mechanically strong pellets.

Daar moet ook, waar moontlik, van die bes opgeleide en die meer ervare onderwysers gebruik gemaak word vir die aanbieding van Geskiedenis in st. 6 en 7 om langs

The qualitative data also helped the researchers to discover and gain understanding of the perspectives of the professional software developers regarding the topics they learned