• No results found

Invloed Mn, Fe en pH op bladafwijkingen bij Begonia

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Invloed Mn, Fe en pH op bladafwijkingen bij Begonia"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

«y

t*£

Proefstation voor de Bloemisterij Linnaeuslaan 2a 1431 JV Aalsmeer Tel: 02977 - 52525 Mte. & INVLOED Mn, Fe EN pH OP

BLADAFWIJKINGEN BIJ BEGONIA

Proefverslag 6613.22

Aalsmeer, januari 1994 Ing. H. Verberkt

(2)

INHOUD 1. Inleiding en doel blz. 2. Materiaal en methode 4 2.1. Proefopzet 4 2.2. Accomodatie 4 2.3. Teeltgegevens 4 2.4. Waarnemingen 5 3. Resultaten 6 3.1. Chemische analyse voedingsoplossingen 6

3.2. Chemische analyse gewas 7

3.3. Gewaswaarnemingen 11

4. Conclusie 13 Literatuur

Bijlagen

1. Chemische analyses potgrond en gewas van planten met en zonder 'spikkels'

2. Proefschema

(3)

BLADBESCHADIGING BIJ BEGONIA 1. INLEIDING EN DOEL

Bij de Begonia kunnen beschadigingen optreden aan het blad, de zogenoemde 'spikkels'. Deze schade uit zich in het zwart verkleuren van de kleine nerven in het blad. Deze 'spikkels' komen pleksgewijs voor op het blad. In een later stadium ontstaan gele vlekken rondom de

spikkels en uiteindelijk wordt het gehele blad geel met zwarte 'spikkels' en sterft af. De schade ontstaat veelal eerst in de oudere bladeren. Later kan dit doortrekken naar de jongere bladeren. De groei en scheutvorming van aangetaste planten blijven achter.

Om na te gaan of mogelijk één of meerdere voedingselementen invloed hebben op het ontstaan van 'spikkels' zijn grond- en gewasmonsters genomen van planten zonder en van planten met 'spikkels'. In bijlage 1 zijn de chemische analyses van de potgrond en het gewas weergegeven. Uit de chemische analyses van de potgrond blijken geen duidelijke aanwijzingen te komen. Uit de chemische analyses van het gewas blijken in het Fe- en Mn-gehalte duidelijke verschillen te zijn tussen de bladeren zonder en met 'spikkels'. De richtwaarde van Fe bij Begonia

is 1,0-2,0 mmol/kg droge stof (De Kreij e.a., 1992). Bladeren met 'spikkels' hebben duidelijk veel hogere gehalten aan Fe dan bladeren met zeer weinig tot geen 'spikkels'. Een Fe-overmaat komt in het

algemeen zeer weinig voor omdat Fe-verbindingen zeer slecht oplossen in het bodemvocht. Bij eventuele overdosering slaan ze snel neer. De oplosbaarheid van Fe-verbindingen neemt toe bij een lage pH. Volgens een Deense publikatie (Lavsen, 1986) wordt echter het zwartverkleuren van de nerven en bruinzwarte vlekken op de bladeren veroorzaakt door een sterke Fe-opname als gevolg van een lage pH en hoge ammonium-gehalten in de grond.

Ook de gehalten aan Mn is in de bladeren met 'spikkels' hoger dan in de bladeren zonder 'spikkels'. De richtwaarde voor Mn bij Begonia is 1,0-2,3 mmol/kg droge stof (De Kreij e.a., 1992). Een overmaat van Mn kenmerkt zich door necrose beginnend vanuit het oudere blad, chlorose

in jongere bladeren en necrose in de bladnerven (Sonneveld, 1990). Er zijn echter ook andere symptomen, soms specifiek voor bepaalde gewassen. Ook de oplosbaarheid van Mn-verbindingen neemt toe bij een lagere pH.

Het doel van dit onderzoek was nagaan in hoeverre de pH, mangaan (Mn) en ijzer (Fe) invloed hebben op het ontstaan van 'spikkels' bij Begonia.

(4)

2. MATERIAAL EN METHODE 2.1. Proefopzet

In tabel 1 is een overzicht weergegeven van de proeffactoren met de bijbehorende niveaus.

Tabel 1. Proeffactoren met bijbehorende niveaus

Factor aantal niveaus beschrijving

* pH 3 4,0 (± 0,2) 5,5 (± 0,2) 7,0 (± 0,2) * Mn 2 5 umol/1 (Mn-laag) 200 umol/1 (Mn-hoog) * Fe 2 15 umol/1 (Fe-laag) 200 umol/1 (Fe-hoog)

Het Mn-gehalte van 5 umol/1 en het Fe-gehalte van 15 umol/1 is de

geadviseerde standaard hoeveelheid in de voedingsoplossing (Bemes-tingsadviesbasis Glastuinbouw, 1992). De proef is in tweevoud

uitgevoerd. In totaal z i j n 2 * 3 * 2 * 2 = 24 gelijke bakken gebruikt voor dit onderzoek. Er zijn twee blokken aangehouden. Binnen een blok zijn de behandelingen vrij geloot.

2.2. Accomodatie

De proef is uitgevoerd in kas L109 van het PBN te Aalsmeer. In deze kas staan 24 gelijke onafhankelijke bakken met een inhoud van 20 1. Elke bak was voorzien van beluchting. De EC- en pH-metingen moesten handmatig worden verricht en indien nodig handmatig worden bijgesteld. Het proefschema is weergegeven in bijlage 2.

2.3. Teeltgegevens

Het onderzoek is uitgevoerd in watercultuur met het ras 'Rosanna'. Als uitgangsmateriaal zijn bewortelde stekken genomen. Het onderzoek is in week 4 (1993) gestart. Na het afspoelen van de stekgrond, zijn de

planten in de bakken gehangen. Per bak zijn elf planten geplaatst. De eerste twee weken is in alle bakken de standaardvoedingsoplossing voor Begonia aangehouden. In bijlage 3 is een overzicht gegeven van de

samenstelling van de voedingsoplossing. Nadat de planten goed

aangeslagen waren zijn de behandelingen volgens proefschema in week 6 ingezet.

In de kas is een temperatuur van 20 C aangehouden. Er is standaard belicht met hogedruk-kwik lampen van 1.00 tot 15.30 uur. Tijdens de

(5)

proef is niet geremd, getopt en zijn geen bloemen geplukt. In week 12 (1993) is de proef beëindigd.

2.4. Waarnemingen

Om na te gaan in hoeverre de bemestingsbehandelingen zijn gerealiseerd zijn regelmatig EC- en pH-metingen verricht en zijn om de twee weken de voedingsoplossingen geanalyseerd. De pH is in het begin dagelijks gemeten en indien nodig handmatig bijgesteld. Later was dit minder frequent nodig.

Om na te gaan in hoeverre de planten de afzonderlijke elementen hebben opgenomen zijn gewasmonsters geanalyseerd. Vlak voordat de behandelin-gen ingezet zijn is van elk blok een mengmonster (— 1 plant per bak =

12 planten) genomen. Voor de gewasmonsters zijn de juist uitgegroeide bladeren genomen. Drie weken en zes weken na inzet van de behandelin-gen is per bak een gewasmonster van vijf planten behandelin-genomen. Ook hierbij zijn de juist uitgegroeide bladeren genomen.

Om na te gaan in hoeverre de bemestingsbehandelingen invloed hadden op het voorkomen van 'spikkels' zijn de planten wekelijks beoordeeld op

'spikkels'.

(6)

3. RESULTATEN

3.1. Chemische analyse voedingsoplossing

Er is gestart met een EC van 1,7 mS/cm en een pH van 5,1. De

samen-stelling van de voedingsoplossing is weergegeven in bijlage 3. Om een te sterke daling van de pH in de waterbakken te voorkomen is NH4

vervangen. De eerste twee weken liep de pH iets op naar 5,3. In week 6, twee weken na planten, zijn de bemestingsbehandelingen ingezet conform het proefschema. Een overmaat aan Fe en Mn is per bak afzon-derlijk toegediend. Een overmaat aan Mn is gegeven in de vorm van MnSO, en een overmaat aan Fe is gegeven in de vorm van Fe-DTPA. De pH is afhankelijk van de behandeling aangepast met een oplossing van H„PO, (pH-verlagend) of K-CCL (pH-verhogend). Er is handmatig bijge-stuurd indien de pH 0,2 of meer afweek van de streefwaarde. In het

begin en na bijvullen van de waterbakken moest dit dagelijks bijge-stuurd worden. Indien de gewenste pH was bereikt kon deze vrij goed in de hand gehouden worden. In tabel 2 is de analyse van de voedings-oplossing weergegeven voor inzet van de behandelingen.

Tabel 2. Analyse voedingsoplossing voor inzet van de behandelingen

NO3 H2P04 (mmol/1) 11,5 1,78 Zn Cu (umol/1) S04 1,25 Mn Cl 0,14 Fe K 4,9 NH4 0,04 Na 0,08 Mg 1,04 Ca 3,9 2,12 0,00 4,60 14,00

In tabel 3 en 4 zijn respectievelijk de Mn- en Fe-gehalten in de

voedingsoplossingen gedurende het onderzoek, na inzet van de behande-lingen, weergegeven. Er waren grote verschillen in gerealiseerde Mn-en Fe-gehaltMn-en tussMn-en de standaard- Mn-en de overmaatbehandelingMn-en. Gemiddeld is bij de laagste pH in de voedingsoplossing het hoogste Mn-gehalte teruggevonden. Ook het Fe-gehalte in de voedingsoplossing bij de laagste pH was hoger dan bij de hogere pH's, ondanks het

toevoegen van dezelfde hoeveelheden. Dit wordt hoogst waarschijnlijk veroorzaakt doordat de oplosbaarheid van zowel Mn- als Fe-verbindingen toeneemt bij lagere pH. Bij een pH van 7,0 in combinatie met een over-maat aan Mn en Fe is relatief weinig Fe teruggevonden in de voedings-oplossing. Mogelijk dat een hoog Mn-gehalte in de voedingsoplossing, in combinatie met een hoge pH, de oplosbaarheid van Fe vermindert. Ook kan verdringing van Fe uit het chelaat plaats vinden door onder meer Mn.

(7)

Tabel 3. Gerealiseerde Mn-gehalten in de voedingsoplossing gedurende het onderzoek in umol/1

pH Mn Fe week 7 week 9 week 11 gem.

pH = 4 pH = 5,5 pH - 7 Mn-laag Mn-laag Mn-hoog Mn-hoog Mn-laag Mn-laag Mn-hoog Mn-hoog Mn-laag Mn-laag Mn-hoog Mn-hoog Fe-laag Fe-hoog Fe-laag Fe-hoog Fe-laag Fe-hoog Fe-laag Fe-hoog Fe-laag Fe-hoog Fe-laag Fe-hoog 7 7 183 176 4 7 178 170, 5, 6. 166. 157. .53 .85 .70 .93 .74 ,19 ,35 ,35 61 10 ,40 80 8 8 205 207 3 7 194, 202, 2, 7. 112. 148. .52 .12 .20 .73 .05 ,73 ,93 ,12 75 41 60 60 8 9 210 210 2, 8, 191, 205, 4, 7, 142. 159. .34 .99 .35 .82 .94 ,97 ,62 ,18 88 29 ,50 60 8 8 199 198 3 7 188 192 4 6, 140, 155, .13 .65 .75 .49 ,57 .96 ,30 .55 ,41 .93 .50 ,33

Tabel 4. Gerealiseerde Fe-gehalten in de voedingsoplossing gedurende het onderzoek in umol/1

pH Mn Fe week 7 week 9 week 11 gem.

pH - 4 pH = 5,5 pH = 7 Mn-laag Mn-laag Mn-hoog Mn-hoog Mn-laag Mn-laag Mn-hoog Mn-hoog Mn-laag Mn-laag Mn-hoog Mn-hoog Fe-laag Fe-hoog Fe-laag Fe-hoog Fe-laag Fe-hoog Fe-laag Fe-hoog Fe-laag Fe-hoog Fe-laag Fe-hoog 12, 197, 13 145 8, 180 7, 162 6 170 5 148 ,00 ,50 ,50 ,00 ,50 ,00 ,50 ,50 .50 .00 .50 .00 12, 176, 13 176 6, 157 5, 134, 8 162 4 46 ,50 ,50 ,50 ,00 50 ,00 ,00 ,00 .50 .00 .50 .00 12 222, 12, 210 5, 107 4, 149 7 147 3 48 ,00 ,50 ,50 ,00 ,50 ,50 .00 ,50 .50 .50 .50 .00 12. 198. 13, 177, 6, 148 5, 148 7 159 4 80 ,17 ,83 17 ,00 ,83 ,17 .50 ,67 .50 .83 .50 .67

3.2. Chemische analyse gewas

In tabel 5 is de chemische analyse van de planten aan het begin van de proef, voor inzet van de behandelingen weergegeven. De gevonden gehal-ten aan Mn (1,76 mmol/kg droge stof) en Fe (1,1 mmol/kg droge stof)

(8)

Tabel 5. Chemische analyse gewas voor inzet van de behandelingen

P K Mg Ca Cl Na Zn Cu Mn Fe (mmol/kg droge stof)

236 678 212 508 174 73 2,37 0,11 1,76 1,1

In tabel 6 en 7 zijn respectievelijk de Mn- en Fe-gehalten in de

gewasmonsters gedurende het onderzoek, na inzet van de behandelingen, weergegeven. Bij beide beoordelingen zijn gewasmonsters genomen van juist volgroeide bladeren.

De gevonden Mn-gehalten in de bladeren varieerden sterk. Bij de tussenbeoordeling bleek er een significant effect van het Mn- en Fe-gehalte in de voedingsoplossing en de pH van de voedingsoplossing. Een overmaat aan Mn in de voedingsoplossing gaf gemiddeld een hoger Mn-gehalte in het blad ten opzichte van de standaard hoeveelheid Mn. Indien een overmaat aan Fe aangehouden werd in de voedingsoplossing gaf dit gemiddeld een lager Mn-gehalte in het blad (Fe/Mn-antagonisme) ten opzichte van de standaard hoeveelheid Fe. Dit effect kwam

duidelijker naar voren indien ook een overmaat aan Mn in de

voedingsoplossing werd aangehouden. Het effect van de hoeveelheid Fe in de oplossing op het Mn-gehalte in het blad werd daarnaast groter naarmate de pH hoger was. Het hoogste gehalte aan Mn in het blad werd bij een pH van 5,5 gevonden. Bij de eindbeoordeling is alleen een significant effect van het Mn-gehalte in de oplossing gevonden. Bij een overmaat aan Mn in de voedingsoplossing werd meer Mn gevonden in het blad dan bij de standaard-hoeveelheid Mn in de voedingsoplossing. Het Fe-gehalte in de juist volgroeide bladeren varieerde minder sterk dan het Mn-gehalte. Bij beide beoordelingen is een significant effect van het Mn- en Fe-gehalte in de voedingsoplossing gevonden op de

hoeveelheid Fe in het blad. Het Fe-gehalte in het blad was hoger bij een overmaat aan Fe in de oplossing dan bij de standaard-hoeveelheid Fe in de oplossing. Dit effect nam bij de standaard-hoeveelheid Mn in de voedingsoplossing duidelijk toe naarmate de pH hoger was. Bij een overmaat aan Mn in de voedingsoplossing werd minder Fe gevonden in de bladeren dan bij de standaard hoeveelheid Mn in de voedingsoplossing

(9)

Tabel 6. Gerealiseerde Mn-gehalten in de bladeren gedurende het onderzoek in mmol/kg droge stof

PH pH = 4 pH = 5,5 pH = 7 Mn Mn-laag Mn-laag Mn-hoog Mn-hoog Mn-laag Mn-laag Mn-hoog Mn-hoog Mn-laag Mn-laag Mn-hoog Mn-hoog Fe Fe Fe Fe' Fe Fe' Fe-***** Analysis of variance Variate: Source of mangaan variation blok stratum blok.*Units* stratum PH Mn Fe pH.Mn pH.Fe Mn. Fe pH.Mn.Fe Residual Total d .f. 1 2 1 1 2 2 1 2 11 23 ***** Analysis of variance Variate: Source of mangaan variation blok stratum blok.*Units* stratum PH Mn Fe pH.Mn pH.Fe Mn. Fe pH.Mn.Fe Residual Total d. 1 :ussen eind beoord. beoord -laag -hoog -laag ! -hoog -laag -hoog 2 1 L2 9 3 2 -laag 17, -hoog 11, -laag -hoog 3 2 -laag 17, -hoog 6, .40 1 .75 1 ,61 7 .97 6 .28 4 .47 2, .73 9, ,83 6, 14 2, 27 1, 37 8, 62 8. .58 .17 .03 .46 .60 .83 .25 ,75 ,66 72 61 ,97 tussenbeoordeling ***** S.S. 0.090 19.257 616.238 78.074 9.418 17.518 47.847 15.826 21.963 826.231 m. s. 0.090 9.628 616.238 78.074 4.709 8.759 47.847 7.913 1.997 eindbeoordeling ***** ,f.(m.v.) s.s. 1 2 1 1 2 2 1 2 3.240 14.451 184.136 5.655 3.884 4.105 0.017 1.911 9(2) 35.965 21(2) 227.664 m. s. 3.240 7.225 184.136 5.655 1.942 2.052 0.017 0.956 3.996 V, 0, 4. 308. 39, 2. 4. 23. 3. V, 0 1 46 1 0 0 0 0 ,r. ,04 82 64 10 36 39 96 96 . r. .81 .81 .08 .42 .49 .51 .00 .24 F 0, <. <, 0. 0. <. 0, F 0 < 0 0 0 0 0 pr. 031 001 001 140 040 001 051 pr. ,219 .001 ,265 .630 ,615 .950 .792 L.S.D 1, 1, 1 2 1, 56 27 27 20 ,80 L.S.D 1 .80

(10)

10

Tabel 7. Gerealiseerde Fe-gehalten in de bladeren gedurende het onderzoek in mmol/kg droge stof

PH pH = 4 pH = 5,5 pH - 7 Mn Mn-laag Mn-laag Mn-hoog Mn-hoog Mn-laag Mn-laag Mn-hoog Mn-hoog Mn-laag Mn-laag Mn-hoog Mn-hoog Fe tussen eind beoo Fe-laag 1.30 Fe-hoog 1.45 Fe-laag 1.12 Fe-hoog 1.56 Fe-laag 1.27 Fe-hoog 2.14 Fe-laag 1.19 Fe-hoog 1.67 Fe-laag 1.19 Fe-hoog 2.37 Fe-laag 0.81 Fe-hoog 1.30 cd. beoord. 1.34 1.71 1.18 1.63 1.43 2.83 1.21 1.91 1.38 3.38 0.91 1.33

***** Analysis of variance tussenbeoordeling ***** Variate: Source of ijzer variation blok stratum blok.*Units* stratum pH Mn Fe pH.Mn pH.Fe Mn. Fe pH.Mn.Fe Residual Total d .f. S.S. 1 0.01707 2 0.19023 1 0.72107 1 2.18407 2 0.49391 2 0.31081 1 0.11207 2 0.25066 11 0.26573 23 4.54560 m. s. 0.01707 0.09511 0.72107 2.18407 0.24695 0.15540 0.11207 0.12533 0.02416

***** Analysis of variance eindbeoordeling ***** Variate: Source of ijzer variation blok stratum blok.*Units* stratum pH Mn Fe pH.Mn pH.Fe Mn. Fe pH.Mn.Fe Residual Total d .f.(m.v.) s.s. 1 0.22793 2 0.62891 1 2.78723 1 4.72593 2 1.32335 2 0.70882 1 0.66040 2 0.70054 9(2) 0.63643 21(2) 11.92419 m. s. 0.22793 0.31445 2.78723 4.72593 0.66168 0.35441 0.66040 0.35027 0.07071 v.r. 0 3 29 90 10 6 4 5 71 94 85 41 22 43 64 19 v.r. 3 4 39 66 9 5 9 4 22 45 42 83 36 01 34 95 F pr. 0.051 <.001 <.001 0.003 0.014 0.054 0.026 F pr. 0.045 <.001 <.001 0.006 0.034 0.014 0.035 L.S 0 0 0 0 0 L.S 0 0 0 0 0 0 0 D. 14 14 24 24 34 D. 29 24 24 41 41 34 58

(11)

11

3.3. Gewaswaarnemingen

Wekelijks zijn de planten beoordeeld op het voorkomen van de zogenoem-de 'spikkels'. Deze zijn echter niet geconstateerd. Wel is een anzogenoem-dere vorm van gewasschade geconstateerd. Het verloop van de gewasschade verliep als volgt:

1) Enkele bruine stipjes aan de onderzijde van het oude blad (+) 2) Toename van het aantal stipjes tot kleine plekjes, met

name rond of op de nerven (++) 3) Bruinverkleuring van de nerven aan de onderzijde van het

oude blad (+++) 4) Bladrand van het oude blad wordt donkerder (++++)

5) Geelverkleuring van het oude blad (Mill) De planten die duidelijk schade vertoonden bleven achter in

gewasgroei. In tabel 8 is de mate waarin de planten beschadigd waren weergegeven.

Tabel 8. Mate van gewasschade gedurende het onderzoek

pH Mn Fe tussen eind beoord. beoord. pH = 4 pH = 5,5 pH = 7 Mn-laag Mn-laag Mn-hoog Mn-hoog Mn-laag Mn-laag Mn-hoog Mn-hoog Mn-laag Mn-laag Mn-hoog Mn-hoog Fe-laag Fe-hoog Fe-laag Fe-hoog Fe-laag Fe-hoog Fe-laag Fe-hoog Fe-laag Fe-hoog Fe-laag Fe-hoog -+ ++ -++ ++ -+++ + ++++ +++++ = geen schade

+ = geringe schade (enkele stipjes onderzijde oude bladeren) +tlM = zeer veel schade (bruine nerven en vergeling van de oude

bladeren)

Bij alle behandelingen met de standaard-hoeveelheid Mn in de voedings-oplossing is geen duidelijk schade geconstateerd. Ook niet in combina-tie met een overmaat aan Fe. Daarentegen is bij alle behandelingen met een overmaat aan Mn in de voedingsoplossing de beschreven gewasschade in meer of mindere mate geconstateerd. Het is dan ook aannemelijk dat deze schade veroorzaakt werd door een overmaat aan Mn. Bij de

(12)

behande-12

lingen met een standaardhoeveelheid Fe nam de schade toe naarmate de pH hoger was. Bij de hogere pH's werd minder schade geconstateerd in-dien er eveneens een overmaat aan Fe in de voedingsoplossing zat. Dit wordt hoogst waarschijnlijk veroorzaakt door het Fe/Mn-antagonisme. Dit antagonisme blijkt groter te zijn bij een hogere pH in de

voedingsoplossing. Van Fe-overmaat is geen duidelijke gewasschade geconstateerd.

foto 2. Onderzijde Begonia blad met Mn-overmaat (stadium 3)

5

(13)

4. CONCLUSIE

In dit onderzoek, met Begonia op watercultuur, is door het geven van een overmaat aan Mn (200 umol/1) en Fe (200 umol/1) geen zogenoemde

'spikkels' geconstateerd. Ook door de pH te variëren (4,0 5,5 -7,0), in combinatie met de standaard en een overmaat aan Mn en Fe in de voedingsoplossing, zijn geen 'spikkels' geconstateerd.

De hoeveelheid Fe in de juist volgroeide bladeren liep uiteen van 0,8 tot 3,4 mmol/kg droge stof. Het Fe-gehalte in het blad was hoger bij een overmaat van Fe in de voedingsoplossing ten opzichte van de

standaard-hoeveelheid Fe in de voedingsoplossing. Daarnaast speelde ook het Mn-gehalte en de pH een rol. Bij een overmaat aan Mn in de

voedingsoplossing werd minder Fe gevonden in de bladeren ten opzichte van de standaard-hoeveelheid Mn in de voedingsoplossing (Mn/Fe-antagonisme). Dit effect werd groter naarmate de pH hoger was. Er is geen duidelijke gewasschade geconstateerd van Fe-overmaat. De gevonden Mn-gehalten in de juist volgroeide bladeren varieerden sterker en liepen uiteen van 1,0 tot 20,0 mmol/kg droge stof. Bij de beoordelingen bleek duidelijk dat het Mn-gehalte in de net volgroeide bladeren veel hoger was bij de behandelingen met een overmaat aan Mn in de voedingsoplossing dan bij de standaard-hoeveelheid Mn in de voedingsoplossing. Daarnaast werd bij een laag Mn-gehalte in de voedingsoplossing geen duidelijk effect geconstateerd van de Fe-hoeveelheid in de voedingsoplossing. Bij een overmaat van Mn in combinatie met een overmaat van Fe in de voedingsoplossing werd beduidend minder Mn gevonden in het blad dan bij de

standaard-hoeveelheid Fe in de voedingsoplossing (Fe/Mn antagonisme). Het effect van de Fe-hoeveelheid in de voedingsoplossing was niet significant bij de lage pH, maar nam toe bij de hogere pH's.

Bij Mn-gehalten lager dan 4,0 mmol/kg droge stof is geen duidelijke Mn-schade geconstateerd. Bij hogere gehalten is, afhankelijk van het niveau, meer of minder schade geconstateerd. Het verloop hiervan verliep als volgt:

1) Enkele bruine stipjes aan de onderzijde van het oude blad. 2) Toename van het aantal stipjes tot kleine plekjes, met

name rond of op de nerven.

3) Bruinverkleuring van de nerven aan de onderzijde van het oude blad.

4) Bladrand van het oude blad wordt donkerder. 5) Geelverkleuring van het oude blad.

De planten die duidelijk schade vertoonden bleven achter in gewasgroei.

Bij alle behandelingen met de standaard-hoeveelheid Mn in de

voedingsoplossing is geen schade geconstateerd. Daarentegen is bij alle behandelingen met een overmaat aan Mn in de voedingsoplossing in meer of mindere mate Mn-schade geconstateerd. Bij deze behandelingen

in combinatie met de standaard-hoeveelheid Fe nam de schade toe naarmate de pH hoger was. Indien eveneens een overmaat aan Fe in de

(14)

14

voedingsoplossing aanwezig was, werd bij de hogere pH's minder schade geconstateerd. Dit wordt hoogst waarschijnlijk veroorzaakt door het Fe/Mn-antagonisme. Dit antagonisme blijkt groter te zijn bij een hogere pH in de voedingsoplossing.

(15)

15

LITERATUUR

Kreij , de C , Sonneveld, C , Warmenhoven, M. en Straver, N.A. , 1992:

Normen voor gehalten aan voedingselementen van groenten en bloemen onder glas. No. 15 Serie: Voedingsoplossingen glastuinbouw. 3 druk

Proefstation voor Tuinbouw onder Glas te Naaldwijk,

Proefstation voor de Bloemisterij in Nederland te Aalsmeer Lavsen, E.R., 1986: pH i joid, vand og planter.

Gartner Tidende 32 (1986) p. 1040 - 1041 Roorda van Eysinga, J.P.N.L.,: Voedingselementen.

Informatie reeks No. 89

Proefstation voor Tuinbouw onder Glas te Naaldwijk, Instituut voor Bodemvruchtbaarheid te Haren (Gr), Consulentschappen voor de tuinbouw

Sonneveld, C., 1990: Mangaan in de plant: bepaling en interpretatie. Intern verslagnr. 14

Proefstation voor Tuinbouw onder Glas te Naaldwijk 1992, Bemestingsadviesbasis Glastuinbouw. Informatie en Kennis Centrum Akker- en Tuinbouw afd. Glasgroente en Bestuiving en afd. Bloemisterij

(16)

W r J H tu W » P-w o s o N z w H W S z

p

H z

3

PH z < > c/l < Ès w o z w o z o Pi o H O PH C/3 M CO •< hJ < z

3

w SO o CO H S W BC u t - l w Ü

1

>-) M m Q Z O Pd o EH O PH 0*3 W M 5 H r J < Z < W S Ü 00 M M S o U 0) 4J td S •u CO S m | r-l O > m « H r-l CO -o O Xi 4J CO 6 co •H • U 0 ni •u X w 3 u CQ G N C S 0) En ^ - s I-l \ I-l O e o u o •H S N * ^ <f CM CM O O VO O m CM o CM ^o CM r-l i-i i n co m o o < t CO < t v t PH co O U EC O C/3 •J co O Z bû u

z

EC Z 6 U u

w \

00

e

EC ex b0 co •o

e

S

CO va n m CJS O i-l O O

o o o o

vo in r*. m r-- iH cr\ o> O i-I O i-l

o o o o

o o o o

CO VO [SI H

o o o o

co m ci m

o o o o

ON O <)• <N CM <f CO U3 in 00 -H; co O O O i-l VO 00 VO CO O O O r-l co co o co O r-l O i-l r^ O os co H CM r-l CM

o o o o

mr-- m o O O O r-l 00 r-l co r--m vo m in r-l CM r-l CM O O DQ CQ co rJ

w

c/3 H5

w

PH i4 on |*H M pc! PH W on Q Z O CM

z z

W Cd H H PH PH CM O z w CM PH Z M O PQ

(17)

CQ CD tu co CM r~- h-CM m i-i ON r 4 N \ C g

a

P«. VO r- I-I 4 H m I-I m CM ON io 3 u c N 00 1 ^ in r>. vo vo co oo v t (V> VO VO cd S3 cö g P-i bp S X ) C cd ,0 CU m i n CT\ r-. in <t m in O K t O N co < f -31 co i - i co r o o ON <f O i-l O O O O < t 4 M N <)• r~ CM O O i - I i-M O O O o o o o o C M oo c-O C M 00 m oo m C M 0 0 0 0 CM i n i n m r--i n r--00 co C M m O 0 0 i n m m r-i r-. o C M C3N O N C M r--1 - r--1 -el-co i n C M C M oo oo C M C M m C M oo i-H o i n O N ON C M O O i n o C M i - l i—1 C M CO H O N ^o ON 0 0 i - l CM i - l CM CO < f O O pq pq pq pq oo w Ï4 c/i M W PM ^ CO ^ M DÜ P M Cd 00 Q S H O W M g is S3 W W H H PM PM CM < f O 03 t d H r-l r - l O pq

(18)

18 BIJLAGE 2 . PROEFSCHEMA

O

j Q C\J J*

O

_Q

pH=5,

5

F

e

pH=7,

0

M

n

F

e

m

LO il X Q.

pH=4,

0

M

n

pH=4,

0

F

e

pH=5,

5

M

n

pH=4,

0

M

n

F

e

o

K c

il ^ X

o.

© ï CD LL

X

Q.

pH=5,

5

M

n

F

e

o

h-~ il X Q. O ^~ II X Q.

pH=4,

0

M

n

o

II X Q.

pH=4,

0

F

e

o

h-T II X CL LO LL

X

Q

-pH=5,

5

M

n

F

e

pH=7,

0

M

n

F

e

LO LO~ il X OL

pH=7,

0

M

n

LO

in c

II 2

X

Q .

pH=4,

0

M

n

F

e

pH=7,

0

F

e

03 ca

E

CD > O i i _ CD N CD 03 03

E

CD > O I

c

CO CC

en

c

ca

E

(19)

19

BIJLAGE 3. STANDAARDVOEDINGSOPLOSSING (BEMESTINGSADVIESBASIS, 1992) Begonia; klasse = 7.2.4.

7.X.X.

Schema: A000 (demi-water)

NH4 K Ca Mg N03 S04 P (mmol/1)

standaard 1,25 4,0 3,75 0,75 10,75 1,0 1,5 aanpassing * 0,00 5,0 4,25 1,00 12,00 1,0 1,5

* Om een te sterke daling van de pH te voorkomen is NH4 vervangen

Fe Mn Zn B Cu Mo (umol/1) 15 5 3 10 0,5 0,5

Dosering EC standaard = 1 , 7 mS/cm

X.2.X. = matig zoutgevoelig X.X.4. = streefwaarde pH = 5,2 - 6,0

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2p 33 Leid af, aan de hand van de ladingsverandering van de ijzerdeeltjes, of de stof ijzer bij het omzetten tot roest de oxidator of de reductor is.. Noteer je antwoord

such as the nature of the solvent, deactivation of the column wall and the injection and column temperatures were investigated_ CI mass spectra, using methane

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

The intermeshing corotating screw machine come with a variety of mixing and kneading elements tailored to provide extensive and intensive mixing as well as

– Decisions needed on switching DC and RF – Anticipate meeting in January

but rather to one 80-nm-thick V layer sandwiched be- tween two Fe layers, which already has a lower T, than bulk V. When the outer layers consist of Fe, all V layers are

Indigenous water systems; David Livingstone; Exploration; Colonialism; Water management; Malaria; Communications; Zambezi River; Southern Africa; Victoria Falls.. 1

For geometry optimization, a hybrid CASPT2/PBE0 method (the metal-ligand distance is optimized at CASPT2 level while the rest of molecule is optimized at PBE0 level) is recommended