• No results found

Zelfstandig Praktijkonderzoek Pluimveehouderij (PP)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zelfstandig Praktijkonderzoek Pluimveehouderij (PP)"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zelfstandig Praktijkonderzoek Pluimveehouderij

(PP)

G. W. H. Heusinkveld, directeur

Per 1 januari 1994 is PP (= Praktijkonderzoek Pluimveehouderij) zelfstandig geworden. De ontwikkeling van een levenskrachtige en maatschappelijk ver-antwoorde veehouderij staat bij PP centraal. Zij werkt aan dit doel door het doen van praktijkonderzoek ten behoeve van de pluimvee-, pelsdieren- en konijnen-houderij.

Een stukje geschiedenis

In 1988 besloten de financiers, te weten Ministerie van LNV, Landbouwschap en Pro-duktschap voor Pluimvee en Eieren, het praktijkonderzoek pluimveehouderij te cen-traliseren op “Het Spelderholt” te Beekber-gen. Het praktijkonderzoek werd volledig ondergebracht bij het COVP-DL0 (= Cen-trum voor Onderzoek en Voorlichting voor de Pluimveehouderij “Het Spelderholt” van de Dienst Landbouwkundig Onderzoek). De regionale pluimveeteeltproefbedrijven werden gesloten.

Eind 1991 werden de nieuwe praktijkonder-zoek-faciliteiten op “Het Spelderholt” in ge-bruik genomen.

Inmiddels was er een discussie opgang ge-komen over concentratie van het veeteelt-kundige DLO-onderzoek. Eind 1993 had dit als resultaat de vorming van het DLO-lnsti-tuut voor Veehouderij en Diergezondheid (ID-DLO) te Lelystad. Het COVP-DL0 ging op in ID-DL0 en werd dus als zelfstandig instituut opgeheven.

Het pluimveepraktijkonderzoek (inclusief dat voor de pelsdieren en de konijnenhouderij) wordt voorgezet als onderzoek van het PP in Beekbergen.

Positie PP

Zowel het Ministerie van LNV als het be-drijfsleven achten praktijkonderzoek van

groot belang om de ontwikkelingen van de dierlijke sectoren te ondersteunen. Geza-menlijk stellen zij zich garant voor de

conti-n u ï t e i t é conti-n d e f i n a n c i e r i n g v a n h e t

praktijkonderzoek.

De positie van het PP wordt in hoge mate bepaald door degenen waarvoor het onder-zoek wordt uitgevoerd, de zgn. doelgroepen. Bij de doelgroepen wordt onderscheid ge-maakt tussen de directe doelgroep bestaan-de uit pluimvee-, pelsdieren- en konijnen-houders en afgeleide doelgroepen zoals voorlichting en onderwijs, onderzoekinstel-lingen, vaktechnische organisaties,

Land-b o u w s c h a p e n P r o d u k t s c h a p p e n , h e t

industriële bedrijfsleven, de overheid en maatschappelijke belangenorganisaties. De relatie met de doelgroepen is van zeer groot belang voor het praktijkonderzoek, omdat zij de uiteindelijke consument zijn, voor wie het onderzoek wordt uitgevoerd. De doelgroepen zijn direct betrokken bij het bestuur, de financiering en de onderzoek-programmering.

Wat doet PP

PP stelt zich ten doel om zowel zelfstandig als in samenwerking met anderen nieuwe mogelijkheden te onderzoeken en oplossin-gen aan te draoplossin-gen voor huidige en te ver-wachten problemen en knelpunten op de

(2)

pluimvee-, pelsdieren- en konijnenhouderij-bedrijven. Dit doel stelt zij zich eveneens t.a.v. problemen en knelpunten in de totale produktiekolom, die in direct verband kun-nen worden gebracht met de primaire bedrij-ven. Het praktijkonderzoek wordt uitgevoerd in de onderzoekaccommodaties te Beekber-gen. Het totaal van het praktijkonderzoek is er op gericht een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van een levenskrachtige en maatschappelijk verantwoorde veehouderij. Daarbij wordt de technische en economi-sche inpasbaarheid vooraf zoveel mogelijk ingeschat. Het praktijkonderzoek is interdis-ciplinair van karakter, wat betekent dat on-derzoekers van verschillende tak- en vakgebieden samenwerken.

Het PP vervult de onderzoekfunctie tussen het meer fundamentele onderzoek en de

verschillende veehouderijsectoren. Mede

door de grote toegankelijkheid voor de doel-groepen is het praktijkonderzoek bij uitstek geschikt voor het overbruggen van de af-stand tussen het meer theoretische onder-zoek en de praktijk.

De taakstelling van het praktijkonderzoek bestaat uit:

l het inventariseren van huidige en te

ver-wachten knelpunten in de betreffende veehouderijsectoren en het op grond daarvan formuleren van onderzoekspro-jecten en -wensen;

0 het op wetenschappelijke wijze onderzoe-ken en verbeteren van de toepasbaarheid op veehouderijbedrijven van zelf ontwik-kelde en reeds beschikbare kennis;

l het leveren van bijdragen aan de

program-mering van vakgericht onderzoek van an-dere onderzoekinstellingen;

l het zorgdragen voor een goede

doorstro-ming van de resultaten van het praktijkon-derzoek naar de sectoren.

De toegevoegde waarde van het praktijkon-derzoek ligt vooral in het in overleg met doelgroepen analyseren van de actuele en toekomstige problemen in de primaire sec-toren, het op grond daarvan initiëren v a n onderzoek en het zelf verrichten van toege-past onderzoek naar mogelijke oplossingen voor knelpunten en het toetsen en verbete-ren van de praktische waarde van nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen.

De medewerkers

Bij de opzet van het PP is rekening gehou-den met de veranderende omgeving. De belangrijkste factoren met betrekking tot deze veranderingen zijn:

l de aard en inhoud van het onderzoek

l de relatie met de doelgroepen

l de relatie met onderzoekorganisaties en

het IKC.

Dit betekent, dat gekozen is voor een sector-c.q. takgewijze opstelling van het onder-zoek. Deze opstelling sluit direct aan bij de aard en inhoud van het onderzoek en de directe doelgroepen. Door de nauwe relatie met andere onderzoekorganisaties en het IKC kan gezorgd worden voor aanvulling van de vakdisciplinaire kennis.

Bij PP zijn 11 onderzoekers gespecialiseerd

opgesteld naar de:

l legpluimveehouderij l vleeskuikenhouderij l vermeerdering en broederij l kalkoenhouderij l eendenhouderij * pelsdierenhouderij l konijnenhouderij

Eén onderzoeker is belast met het onder-zoek m.b.t. economie en modellen. Hij werkt nauw samen met de LEI-gedetacheerde, die bij het PP is tewerkgesteld. Een tweetal on-derzoekers is grotendeels belast met milieu-onderzoek.

(3)

Ten behoeve van de uitvoering van de proe-ven, de verzorging van de dieren en het technisch onderhoud zijn er 17 onderzoek-medewerkers. De directie plus ondersteu-ning bestaat uit 5 personen.

Op dit moment zijn er 35 medewerkers bij het PP in dienst. Afhankelijk van de finan-ciering, eventueel projecten die extra wor-den gefinancierd, kan dit aantal variëren. Het vaste personeelsbestand is minimaal 33. Het organisatieschema van PP geeft u een volledig overzicht (pag. 6).

Financiering onderzoek

De overheid (het Ministerie LNV) en het col-lectieve bedrijfsleven (LBS en PPE) finan-cieren elk structureel 50% van het exploitatietekort van PP (zie de tabel). Daarnaast wordt het PP-onderzoek of de onderzoekactiviteiten door speciale fondsen (FOMA, SPOM), door NOVEM, door provin-cies, produktschappen en het individuele

be-drijfsleven extra gefinancierd. Een

voorbeeld van een extra gefinancierd project is het onderzoek naar alternatieve huisves-tingssystemen voor leghennen.

Het Landbouwschap, de Produktschappen voor Pluimvee en Eieren én Veevoeder; en de RABO-bank brengen gezamenlijk f 1 miljoen voor dit project op.

Tabel: globaal overzicht van de medefinanciering.

Samenvatting

Sinds 1 januari 1994 is PP een zelf-standige onderzoekorganisatie. Ze verricht praktijkonderzoek voor de pluimvee-, pelsdieren- en konijnen-houderij. De ontwikkeling van een levenskrachtige en maatschappelijk verantwoorde veehouderij staat daarbij centraal. Via onderzoek draagt PP in belangrijke mate bij aan oplossingen voor knelpunten in de veehouderij. PP beschikt over goed gemotiveerde onderzoekmedewer-kers en heeft de beschikking over prima onderzoekfaciliteiten. Door de structurele medefinanciering van overheid en bedrijfsleven is er een gezonde financiële basis voor het zelfstandige PP.0

LNV BEDRIJFSLEVEN

LBS PPE

Pluimvee (excl. eenden) 1.350.000 900.000 450.000

Pelsdieren 200.000 200.000

Konijnen 150.000 150.000 ‘)

Eenden 150.000 100.000 50.000

1.850.000 1.350000 500.000

1) Inclusief de bijdrage uit heffingen op het konijnenvoer

(4)

ORGANISATIESCHEMA VAN HET PRAKTIJKONDERZOEK PLUIMVEEHOUDERIJ Llnkl.konl]nen-enpelsdierenhouderll) BESTULR Medewerkerakaemene Adm medewerkster SUllOr- onderzoeker legpllllmVW3-

r-l

houderil

Jllllia-onderzoeker vermeer- dering J W

ba” der H&!8r lng J M. Rammen W J Buitenhus A Cardose MA M. Elders

JUnkX-orderzoel algemeen publlkati

!

zaken Ing CJI vd HOOI I SWlb- proef-begeleider pelsdIeren -houdedj ME van /waarden I SdClr- proef-bqelekler konqnen- houderij

ML Snwennk ker en e- u n

1

I

M J H tir&wrg W.J Momlnk zakenlelec- trotechnicus Ing T Veldkamp

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Antecedenten: zie bijlage (kopie van deel I : medische aandachtspunten) • Huidige behandeling: kopie van medicatiefiche. • Huidige problematiek en reden

Op jouw eerste stagedag zal deze worden overhandigd door de stagecoördinator van het ziekenhuis?. Voor deze badge wordt er 20 euro

Zoals in de inleiding aangegeven wordt in de brochure ingezoomd op gasten uit België, Duitsland en China, omdat deze landen in de top 10 van herkomstlanden voor inkomend toerisme

Als de bestaande activiteiten wel significant negatieve effecten (kunnen) hebben op de instandhoudingsdoelstellingen worden mitigerende maatregelen in het Natura

2 De auteurs stellen: “Exoten die zich sterk uitbreiden en schade geven, de invasieve soorten, zijn ongewenst” om te vervolgen: “Maar ook niet-schadelijke exoten worden vaak

Veertig bedrijven met een LPAI virus introductie in het verleden (cases) zijn vergeleken met 81 bedrijven waar geen introductie heeft plaats gevonden (controls) om te onderzoeken

De tijd per plant, alsmede het aantal planten dat ontbladerd moet worden, is lager wanneer het blad niet sterk meer in de groei is aan het gedeelte van de plant dat wordt geplukt..

Voor beide tuigen is per soort of groep (maatse- en ondermaatse vis en benthos) het rekenkundig gemiddelde en de standaardafwijking berekend, samen met het aantal trekken met