• No results found

Blessures jeugdspelers Zeelandia Middelburg

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Blessures jeugdspelers Zeelandia Middelburg"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Afstudeeropdracht blessures jeugd

Zeelandia Middelburg

Naam: Olivier Noordam

Type rapport: Onderzoeksrapport

Onderwijsinstelling: HZ University of Applied Sciences

Begeleider: B. Geenen

Opleiding: Sport en Bewegingseducatie

Datum: Waarde, 2 Juni 2014

(2)

Afstudeeropdracht blessures jeugd Zeelandia Middelburg

Auteur

Olivier Noordam

noor0022@hz.nl

00049725

Student Sport en Bewegingseducatie HZ University of Applied Sciences

Begeleider HZ University of Applied Sciences

Bert Geenen

bert.geenen@hz.nl

Docent Sport en Bewegingseducatie HZ University of Applied Sciences

Begeleider voetbalvereniging Zeelandia Middelburg

Edwin Overbeeke

verenigingsmanager@zeelandiamiddelburg.nl Verenigingsmanager vv Zeelandia Middelburg Voetbalvereniging Zeelandia Middelburg

(3)

Voorwoord

Voor u ligt het rapport over onderzoek naar blessures bij de jeugdspelers van voetbalvereniging Zeelandia Middelburg te Middelburg.

Het onderzoek heeft als doel het aantal blessures en de ernst van blessures bij jeugdspelers te verminderen.

Graag wil ik van de gelegenheid gebruik maken om een aantal mensen te bedanken die meegeholpen hebben aan dit onderzoek.

Allereerst wil ik het voetbalvereniging Zeelandia Middelburg bedanken voor de hulp aan het onderzoek. Zonder de inzet van alle trainers en begeleiders had ik nooit alle resultaten verworven. Ik wil mijn begeleidend docent vanuit de HZ University of Applied Sciences, Bert Geenen, bedanken voor de deskundigheid die hij me heeft geboden tijdens dit onderzoek.

Daarnaast wil ik ook mijn bedrijfsbegeleider Edwin Overbeeke bedanken. Door zijn enthousiasme, hulp en kritische vragen was ik niet tot dit eindresultaat gekomen.

Tot slot wil ik iedereen bedanken die niet is genoemd, maar wel een bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van dit onderzoeksrapport.

Waarde, juni 2014 Olivier Noordam

(4)

Samenvatting

Voetbalvereniging Zeelandia Middelburg is een sportorganisatie met ongeveer 1150 leden. Dit ledenaantal is verdeeld over voetballende leden, niet spelende, RSGM leden en leden van de bridge verenigingen die aangesloten zijn bij Zeelandia Middelburg.

Tijdens de stageperiode van 1 november 2013 - 1 juni 2014 is onderzoek gedaan naar blessures bij de jeugdspelers van Zeelandia Middelburg.

De doelstelling van het onderzoek bij Zeelandia Middelburg is het aantal blessures bij jeugdleden te verminderen en om de ernst van de blessures te verminderen. De eerste stap om dit te bereiken is het in kaart brengen van de blessures bij de jeugdleden (F- pupillen tot de A- junioren).

De centrale vraag van dit onderzoek is als volgt geformuleerd: Welke factoren zijn van invloed op blessures bij de jeugd van voetbalvereniging Zeelandia Middelburg?

Om de centrale vraag te beantwoorden is tijdens het onderzoek gebruik gemaakt van twee

verschillende meetinstrumenten. De gebruikte meetinstrumenten zijn een vragenlijst (kwantitatief meetinstrument) en een interview (kwalitatief meetinstrument).

Voor het onderzoek is gebruikt gemaakt van het blessure inventarisatie systeem (BIS) van de KNVB. Uit de literatuur blijkt dat de trainer/ begeleider ook een grote taak heeft in het voorkomen van blessures. Daarom is gekozen om naast de vragenlijst, interviews te houden met verschillende trainers. De trainers zijn geïnterviewd aan de hand van een van te voren vastgestelde vragenlijst. Uit het onderzoek blijkt dat 49 van de 522 jeugdspelers een blessure hebben gehad in de periode van 1 september 2013 tot 1 maart 2014. De B- junioren (15-16 jaar) hadden de meeste blessures, 1 op de 4 B- junioren heeft in de onderzoeksperiode een blessure gehad. Van de 49 blessures zijn de meeste ontstaan in het laatste deel van de eerste en tweede helft van de wedstrijd. De Jeugdspelers hebben het meest last van de enkel. De trainer / begeleider speelt een belangrijke rol bij het omgaan met blessures en de preventie ervan.

Daarnaast zijn de resultaten van het onderzoek bij Zeelandia Middelburg vergeleken met de

resultaten van landelijke onderzoeken naar blessures bij jeugd. Een aantal belangrijke oorzaken voor het ontstaan van blessures zijn ook tijdens het onderzoek bij Zeelandia Middelburg teruggevonden (val, contact met speler). Een opmerkelijk verschil tussen het onderzoek bij de KNVB en dit

onderzoek is dat 93% van de jeugdspelers na een blessure weer op het oude niveau acteert en bij Zeelandia Middelburg is dit 57%.

Het ontstaan van een blessures is een wisselwerking tussen verschillende factoren. De menselijke factor(trainer/ begeleider, tegenstander, medespeler) is de meeste bepaalde factor voor het ontstaan van een blessure. De overige factoren die beschreven zijn in het model van Baarveld, et al. hebben een geringe invloed op het ontstaan van blessures.

De trainer dient zijn spelers op de juiste manier voor te lichten over blessures, zowel preventief als curatief.

Aan de hand van de conclusies zijn er vooral aanbevelingen gedaan op het gebied van kennisverbreding bij de trainers/ begeleiders.

(5)

Abstract

Football club Zeelandia Middelburg is a sports organization with 1150 members. These members are divided in 3 groups: playing members, non- playing members, RSGM members and members of a bridge organization that is affiliated with Zeelandia Middelburg. During the internship period from 1 November 2013 till 1 June 2014 a research assignment was held at Zeelandia Middelburg on injuries by youth players.

The aim of this research is reducing the amount of injuries and the seriousness of the nature of the injury. First an injury inventory was made among the youth players of Zeelandia Middelburg (F- pupils till A- juniors).

The central question of this research is formulated as follows: Which factors have influence on injuries by youth players of Zeelandia Middelburg?

Two research methods are used for answering the central question. These two methods are: An injury inventory system(qualitative method) and an interview(quantitative method) with the trainers. For this research the injury inventory system (BIS) of the KNVB is used.

In the literature is published that the trainer plays a role in reducing injuries. That is why there is chosen for a survey and an interview. A topic list is used for interviewing the trainers.

The results of de research tell that 49 out of the 522 youth players had an injury in the period between 1 September 2013 and 1 March 2014.The B-junior players (15-16 years old) had the most injuries, 1 out of 4 players had in an injury during this research period. The ankle is the place where most injuries occurred. The trainer plays an important part in preventing injuries.

Also is this research study at Zeelandia Middelburg compared with national research studies on injuries by youth players. Causes for injuries reported in this studies are also found in the Zeelandia Middelburg study( fall, contact with a player). A salient feature is that 93% of the players that play for a professional football organization that are recovered from an injury act on the old level. At Zeelandia Middelburg this is 57%.

Lots of factors have influence on injuries by the youth players of Zeelandia Middelburg. The human factor (trainer/ coach, opponent, team member) has the most influence on starting an injury. The other factors that are described in the model Baarveld, et al. have less influence on starting an injury. The trainer has to inform his players how to handle an injury.

The recommendations that are made for the football club Zeelandia Middelburg are all meant to enrich the knowledge of trainers.

(6)

Begrippenkader

In de hoofdvraag en de deelvragen zijn een aantal begrippen beschreven. Naast de begrippen die beschreven zijn in de hoofdvraag en de deelvragen komen er door de scriptie heen nog al wat begrippen aan bod. Alle begrippen zijn voor de onderzoeker heel duidelijk maar de lezer kan hier een andere interpretatie over hebben. De begrippen worden hieronder verduidelijkt.

Blessure

Voor de betekenis van een blessure (ook wel letsel genoemd) wordt gebruik gemaakt van de

definities die vastgesteld zijn door het ICECI(International Classification of External Causes of Injury), een internationale classificatie van letsel die deel uitmaakt van de WHO (World Health Organisation) familie van internationale classificaties (Ormel, Mulder, Schoots, & Stam, 2005.).

Blessure (letsel): Een (vermoede) lichamelijke verwonding die het gevolg is van een te grote

blootstelling aan energie (hetzij mechanische, elektrische, chemische, stralings- of warmte-energie) die op het lichaam inwerkt in hoeveelheden of gehalten die de drempel van het fysiologisch

verdraagbare overschrijden. In een enkel geval kan een letsel resulteren van een tekort aan vitale elementen, zoals zuurstof. Acute vergiftigingen en toxische effecten, inclusief overdoses van stoffen en verkeerde stoffen die per vergissing worden toegediend of ingenomen, zijn eveneens inbegrepen, net zoals complicaties en slechte reacties bij therapeutische, chirurgische en medische zorgen. Psychologische ‘pijn’ wordt in deze context uitgesloten (Ormel, Mulder, Schoots, & Stam, 2005.). Het afstudeeronderzoek wordt bij een sportvereniging uitgevoerd. Er wordt hierbij niet gekeken naar een blessure maar naar een sportblessure (of sportletsel). Er is een theoretische en een operationele definitie voor sportblessure.

Theoretische definitie:

Een blessure die opgelopen is als gevolg van sportdeelname (Ormel, Mulder, Schoots, & Stam, 2005.).

Operationele definitie:

Voorbeelden van een operationele definitie zijn hieronder beschreven: National Athletic Injury Registration System (NAIRS, US):

The reportable injury is one that limits athletic participation for at least the day after the day of onset.

The Council of Europe:

Any injury as a result of participation in sport with one or more of the following consequences: (a) a reduction in the amount or level of sports activity; (b) a need for (medical) advice or treatment; or (c) adverse social or economic effects. (Nunen, Ormel, Schoots, Valkenberg, & Vriend, 2010)

(7)

- Het letsel is ontstaan door beoefening van een sport;

- De speler kan minimaal drie dagen niet mee doen aan eventuele wedstrijden en/of trainingen met de groep, met uitzondering van blessures aan het hoofd en gebitsletsel die altijd gemeld dienen te worden. NB. In geval van een plotselinge blessure wordt de dag van het optreden van de blessure niet meegerekend. In praktijk betekent dit dat de blessure ongeveer een halve week moet duren voordat het een blessure genoemd mag worden. Bij eenmaal per week een training en eenmaal per week een wedstrijd, betekent dit dat we spreken van een blessure als een wedstrijd of training met de groep gemist wordt.

Uitgangspunt blijft: drie dagen na het ontstaan nog zo veel last hebben dat sportparticipatie niet goed mogelijk is. Uitzondering hierop vormt het betaald voetbal waarbij afgesproken is een uitval van één dag aan te houden (conform UEFA registratie). In de paardensport worden tevens ongevallen geregistreerd waarbij er géén uitval is (Nunen, Ormel, Schoots,

Valkenberg, & Vriend, 2010). Jeugdleden

Onder jeugdleden verstaan we de jonge voetballers die lid zijn van een voetbalvereniging die

aangesloten is bij de KNVB (Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond. De KNVB heeft de indeling van de leeftijden verschillende benamingen gegeven. Zo heb je de Pupillen en de Junioren. Deze zijn weer opgedeeld in subgroepen. De pupillen zijn ingedeeld in de Mini (5-6 jaar), F (7-8 jaar), E (9-10 jaar) en de D (11-12 jaar). De Junioren zijn ingedeeld in de volgende subgroepen: de C (13-14), B (15-16 jaar) en de A (17-18).

Deze indeling vindt plaats op basis van geboortejaar (Lingen, 2010).

Tijdens het onderzoek worden de verschillen afkortingen van de verschillende leeftijdsgroepen gebruikt zoals ze hierboven beschreven zijn.

(8)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding 1

Hoofdstuk 2 Bedrijfsprofiel 2

2.1 Bedrijfsgegevens: 2

2.2 Kennismaking stagebedrijf 2

Hoofdstuk 3 Theoretische kader 4

3.1 Lichamelijke risicofactoren 5 3.2 Niveau 6 3.3 Persoonlijke sportuitrusting 6 3.4 Omgevingsfactoren 7 3.5 Menselijke factoren 8 3.6 Sportgedrag 9 Hoofdstuk 4 Methodiek 10 4.1 Onderzoeksmethode 10 4.2 Onderzoekspopulatie 11 4.3 Benadering onderzoekspopulatie 12 Hoofdstuk 5 Resultaten 13 Hoofdstuk 6 Discussie 19

6.1 Vergelijking landelijke onderzoeken 19

6.2 Verdieping resultaten blessure onderzoek Zeelandia Middelburg 19

Hoofdstuk 7 Conclusie en aanbevelingen 21

7.1 Conclusie deelvragen inventarisatie 21

7.2 Conclusie deelvragen verdieping 21

7.3 Conclusie centrale vraag 22

7.4 Aanbevelingen 23

Hoofdstuk 8 Literatuurlijst 24

Bijlage A Vooronderzoek

Bijlage B Blessure inventarisatie systeem (BIS) Bijlage C Interview trainer

(9)

Hoofdstuk 1 Inleiding

Alle studenten aan de opleiding sport en bewegingseducatie van de HZ University of Applied Sciences dienen aan het einde van de vier jaar durende opleiding een afstudeerscriptie te schrijven. Voor het schrijven van deze scriptie dient een onderzoek gedaan te worden op de afstudeerstage plaats. De stage wordt gelopen bij voetbalvereniging Zeelandia Middelburg en hier wordt onderzoek gedaan naar de blessures bij de jeugdspelers. Het idee voor dit onderzoek is tot stand gekomen na het lezen van een artikel wat op Nu.nl stond. Het artikel was geschreven naar aanleiding van een onderzoek van het VUmc. Uit het onderzoek van het VUmc bleek dat kinderen meer blessures hebben op jonge leeftijd dan 10 jaar geleden. De voornaamste redenen voor deze stijging in blessures zijn een

slechtere motoriek bij de jeugd en meer belasting (nu.nl, 2013).

Door werkzaamheden bij verschillende voetbalverenigingen (SC Waarde, VV Kruiningen en Hansweertse Boys) werd de uitkomst zoals beschreven in het artikel van Nu.nl bevestigd in de praktijk.

Tijdens de algemene ledenvergadering van voetbalvereniging Zeelandia Middelburg op woensdag 20 november kwam naar voren dat er daadwerkelijk veel blessures zijn. Het bestuur van Zeelandia Middelburg heeft aangegeven zeer benieuwd te zijn naar het afstudeeronderzoek.

De doelstelling van het onderzoek bij Zeelandia Middelburg is tweeledig: - het aantal blessures te verminderen

- de ernst van de blessures verminderen

De eerste stap om dit te bereiken is het in kaart brengen van de blessures bij de jeugdleden (F- pupillen tot de A- junioren).

Naar aanleiding van deze doelstelling is de volgende centrale vraag geformuleerd:

Welke factoren zijn van invloed op blessures bij de jeugd van voetbalvereniging Zeelandia Middelburg?

Om deze centrale vraag te beantwoorden zijn de onderstaande deelvragen geformuleerd. De deelvragen zijn opgedeeld in twee categorieën: inventarisatie en verdieping.

Inventarisatie:

- Wat zijn de verschillen en de overeenkomsten tussen het onderzoek bij Zeelandia Middelburg en de vergelijkbare landelijke onderzoeken?

- Bij welke leeftijdsgroep zijn de meeste blessures aanwezig? Verdieping:

- Hoe gaat een trainer/ begeleider om met een blessure van een speler?

- Vergroot vermoeidheid, naarmate de wedstrijd of training zich vordert, de kans op een blessure?

- Vergroot een andere ondergrond (kunstgras of natuurgras) het optreden van blessures? - Zit er een verschil tussen het recreatief en het prestatief sporten, wat betreft het optreden

van blessures?

Naast hoofdstuk 1 volgen er nog 7 hoofdstukken in het rapport. Het stage bedrijf, voetbalvereniging Zeelandia Middelburg, is in hoofdstuk 2 uitgebreid beschreven. Het theoretisch kader van het onderzoek is in hoofdstuk 3 beschreven. De methode komt in hoofdstuk 4 aanbod en in hoofdstuk 5 worden de resultaten van het onderzoek beschreven. In hoofdstuk 6 worden de literatuur en de resultaten met elkaar vergeleken en wordt een mogelijke verklaringen gegeven. In hoofdstuk 7 vindt men conclusies en aanbevelingen. Hier wordt de centrale vraag zoals hierboven beschreven is, beantwoord. Alle gebruikte literatuur is in hoofdstuk 8 te vinden.

(10)

Hoofdstuk 2 Bedrijfsprofiel

In dit hoofdstuk wordt het stagebedrijf geïntroduceerd.

2.1 Bedrijfsgegevens:

Naam: Voetbalvereniging Zeelandia Middelburg

Adres: M.H. Boassonlaan 6

Postcode: 4333 MH

Plaats: Middelburg

Telefoonnummer: 0118-628774

Email: verenigingsmanager@zeelandiamiddelburg.nl

Voorzitter: Walter Blondeel

Figuur 1. Organogram voetbalvereniging Zeelandia Middelburg

2.2 Kennismaking stagebedrijf

Nederland is een land met een verenigingscultuur. Er zijn ruim 3300 voetbalverenigingen in ons land (KNVB, 2012). Topsport en breedtesport zijn in ons land nauw met elkaar verbonden. In Amerika is dit anders. Daar kent men het verenigingsleven niet, want daar is sportnauw met onderwijs

verbonden. Je kunt in Amerika alleen aan sport doen als je op een onderwijsinstelling zit (Dejonghe, 2012).

De verenigingen in Nederland hebben ook een belangrijke maatschappelijke functie in de omgeving. Zo zijn de meeste verenigingen actief met allemaal activiteiten voor de gemeente (denk hierbij aan oud papier ophalen en meer van dit soort karweitjes).

Een vereniging kan vanuit drie verschillende perspectieven werken: Verenigingsperspectief,

Beleidsperspectief of het marktperspectief. De basis van het verenigingsperspectief ligt bij de passie en het plezier van de vrijwilligers, ook wel een familievereniging. Bij een beleidsvereniging hebben vrijwilligers meer een instrumentele betekenis. Het marktperspectief draait om het aanpassen naar

(11)

2.2.1 Geschiedenis Zeelandia Middelburg

Zeelandia Middelburg is in 2001 ontstaan door een fusie tussen M.V.& A.V.Zeelandia (1910) en M.V.& A.V. Middelburg (1916). Zeelandia was een gezellige volkse vereniging met ongeveer 250 leden. Middelburg was meer de vereniging die ging voor kwaliteit met gemiddeld ongeveer 600 leden. In de jaren zeventig was Middelburg driemaal landskampioen bij de amateurs.

De geschiedenis leert dat het tussen Zeelandia en Middelburg niet altijd even goed ging. Ondanks het feit dat de verenigingen letterlijk naast elkaar leefden, was er vaak weinig vriendschap. Midden jaren tachtig ontstond via het Nadorstoverleg een vorm van samenwerking, om een vuist te maken richting de lokale politiek. In het jaar 2000 werd het oude sportpark 'Nadorst' opgeheven en de verenigingen verhuisden naar het nieuwe sportpark 'Veerse Poort'. Dit was voor beide clubs hét startsein om te denken over meer dan alleen samenwerken. Op 22 juni 2001 zijn beide verenigingen gefuseerd tot Zeelandia Middelburg.

2.2.2De vereniging Zeelandia Middelburg

De vereniging beschikt over vijf voetbalvelden en drie trainingsvelden waarvan er één uitgerust is met het nieuwste type kunstgras (realisatie juli 2011) met daaraan vast een veldschakeling met 3 miniveldjes speciaal voor de aller jongste leden. De 15 kleedkamers met twee EHBO/verzorgruimtes, 3 scheidsrechterkleedkamers en één instructieruimte zijn gebouwd onder de grote tribune met 418 zitplaatsen. De "beheerstichting Sportpark Veerse Poort" verzorgt in samenwerking met de

gemeente de kwaliteit van de velden. De vereniging beschikt over het grootste en mooiste clubhuis van Zeeland, door een aannemer casco neergezet en door eigen leden verder afgewerkt. Zeelandia Middelburg heeft ongeveer 1150 leden, met inbegrip van een bridgeafdeling en recreatieve

sportgroepen voor ouderen. Er zijn zes seniorenelftallen, waarvan één op de zaterdag- en de rest in de zondagcompetitie uitkomt. Het eerste elftal speelt in de tweede klasse van de zondagcompetitie. De jeugdafdeling telt ongeveer vijftig teams.

2.2.3 Clubvisie Zeelandia Middelburg

De clubvisie is gebaseerd op het zijn van een grote familievereniging. Hierbij gaat het streven naar een hoger voetbalniveau samen met de grote aandacht voor de maatschappelijke functie van het voetbal als breedtesport. Er is binnen de club volop ruimte voor iedereen, van mini tot 45-plusser. Het meisjes/damesvoetbal is de meest groeiende tak binnen de club. Er werken gediplomeerde trainers op alle standaardelftallen vanaf D1. De jeugdafdeling besteedt naast het voetbal veel aandacht aan allerlei andere activiteiten. De vereniging hecht veel waarde aan pedagogische zaken als discipline en respectvol gedrag, zowel binnen als buiten het veld. De vele enthousiaste

(12)

Hoofdstuk 3 Theoretische kader

Er zijn verschillende factoren die een rol spelen bij het ontstaan van een sportblessure. Baarveld, et al. hebben een model gebruikt voor het ontstaan van een sportblessure (Baarveld, Backx, & Voorn, 2009). Het model is hieronder weergegeven.

Figuur 2 Risicofactoren voor een sportblessure en indicatoren voor (preventief) sportgedrag

De vragenlijst is gebaseerd op het blessure inventarisatie systeem van de KNVB (Hepsen, Hilgersom, Jongert, Ooijendijk, Stege, & Stubbe, 2008). In deze vragenlijst komt een aantal van de

bovengenoemde factoren niet aan bod en worden ook niet in het onderzoek betrokken. De factoren die buiten beschouwingen worden gelaten zijn: lichaamsbouw, gedragsmatige risico- indicatoren, sportbelasting, fair play, gezonde voedingsgewoonte, scheidsrechter en publiek.

Deze factoren zijn buiten beschouwing gelaten omdat het onderzoek dan te breed wordt en moeilijk beheersbaar is voor de onderzoeker. Deze factoren zijn niet meegenomen in de uitwerking van de

(13)

3.1 Lichamelijke risicofactoren

De lichamelijke risicofactoren volgens het model van Baarveld et al. zijn: leeftijd, grondmotorische eigenschappen en het herstel na een oude blessure.

3.1.1 Leeftijd

Werken met kinderen zorgt voor een kleinere “speelruimte” dan werken met volwassen. De

functionele aanpassingen bij kinderen zijn beperkt omdat bijvoorbeeld het hormoonstelsel pas na de puberteit voldoende ontwikkeld is. Goed motorisch handelen vereist een zekere volwassenheid van het gedachtepatroon en het fijne motorisch handelen (is op jonge leeftijd nog niet volledig

ontwikkeld). Het kind is nog niet volledig volgroeid. (Vos, 2011). De puberteit van meisjes duurt ongeveer van 10 jaar tot 16 jaar en bij jongens van 12 tot 18 jaar (VGZ, 2013).

Hoe ouder een mens wordt, hoe groter de kans op een blessure is. De ontwikkeling van de grondmotorische eigenschappen gaat samen met leeftijd, waardoor er een stijging is in kracht en snelheid. Het spel wordt steeds sneller en het contact levert grotere schade op(Ravenschot & Speelman, 2011).

Kinderen zijn tijdens de puberteit gevoeliger voor blessures. De lengtegroei van de spieren verloopt minder snel dan de lengtegroei van de botten. Hierdoor ontstaat spierverkorting en komt er meer spanning op de peesaanhechting te staan. Door de spierverkorting kan een te hoge belasting zorgen voor een blessure. De kinderen die hier mee kampen zijn in deze periode gebaat bij rust. (Pauwels, 2004)

Ook de motoriek in de puberteit is minder gecontroleerd, waardoor de kans op de blessure vergroot wordt (Ravenschot & Speelman, 2011).

3.1.2 Grondmotorische eigenschappen

Naast de leeftijd zijn grondmotorische eigenschappen een lichamelijke risicofactor. De

grondmotorisch eigenschappen zijn coördinatie, lenigheid, uithoudingsvermogen, kracht en snelheid (fitdoorfitness.nl, 2013). Hieronder staan ze uitgewerkt.

1. Coördinatie

Zonder een goede coördinatie is het niet mogelijk om voetbalspecifieke handelingen uit te voeren. Het trappen van de bal geeft een continue balans op het standbeen, vaak gecombineerd met een sprong of een grote stap in de beweging. Daarbij is een goede coördinatie nodig om in een effectieve sprint de spiergroepen zo efficiënt mogelijk sturing te bieden (Castagna, Chamari, Stolen, & Wisloff, 2005).

2. Uithoudingsvermogen

De verdeling van energiesystemen is als volgt: - 60% fosfaatsysteem

- 30% melkzuursysteem - 10% zuurstofsysteem2

Het aerobe uithoudingsvermogen wordt voornamelijk gebruikt om de fosfaatpool aan te vullen. Gezien de vele sprintjes en de behoorlijke afstanden die tijdens een wedstrijd afgelegd worden, is dit zeer belangrijk. Een speler heeft in een wedstrijd veel rust momenten en hersteld hierdoor. Het aerobe systeem is hierdoor niet meegenomen in de sport analyse en betreft slechts 10% procent van het zuurstofsysteem (Castagna, Chamari, Stolen, & Wisloff, 2005).

(14)

3. Kracht

Er is niet alleen kracht nodig om de bal weg te schieten, maar ook om af te kunnen zetten bij een sprint en omhoog te kunnen springen tijdens een kopduel. Om vermogen te creëren, wat bij voetbal zeer belangrijk is, zijn kracht en snelheid nodig. De speler moet snel bij de bal zijn en deze met veel vermogen kunnen trappen. Voor de aanzet voor een sprint zal voornamelijk kracht gebruikt worden. De snelheid ligt hier nog lag, waardoor het vermogen verhoogd bij worden bij de aanzet. Om met veel vermogen de bal te kunnen trappen, zal bij de aanzet van de trap kracht ook een grote rol spelen. Snelheid komt in een iets later stadium (Castagna, Chamari, Stolen, & Wisloff, 2005).

4. Snelheid

In combinatie met kracht draagt snelheid bij aan het leveren van vermogen. Ook hierbij kan gedacht worden aan een snelle sprint en het snel en hard wegschieten van de bal. Zoals hierboven genoemd is ook snelheid van belang om vermogen te kunnen creëren. In een sprint bijvoorbeeld, wanneer krachtig is afgezet, is snelheid van belang om vermogen op te voeren. Dit in combinatie met coördinatie. Iedere 90 seconde vindt er een sprint plaats van die gemiddeld zo’n 2 tot 4 seconden duurt. (Castagna, Chamari, Stolen, & Wisloff, 2005).

5. Lenigheid

Verminderde lenigheid kan de kans op blessures verhogen (bijvoorbeeld hamstringblessures). Echter lenigheid wordt in deze sportanalyse als laatste geplaatst, vanwege het feit dat lenigheid geen hoge prioriteit heeft om goed te kunnen voetballen (Castagna, Chamari, Stolen, & Wisloff, 2005). 3.1.3 Herstel na oude blessure

Veel sporters beginnen vaak te snel na een oude blessure weer met trainen en het spelen van wedstrijden. Om deze blessures te voorkomen ligt er een belangrijke preventie taak bij de clubarts of bij de trainer. Zij moeten inschatten hoe de revalidatie van de blessure verloopt en of de sporter weer in staat is om wedstrijden te spelen. Zo niet, dan moet zij de sporter remmen in zijn enthousiasme (Baat, Baat, Eijck, & Heijboer, April 2005).

3.2 Niveau

Door het karakter van het voetbalspel is er een relatief grote kans om geblesseerd te raken, wanneer voetbal vergeleken wordt met andere takken van sport. Het blessurerisico in wedstrijden ligt

beduidend hoger dan bij trainingen. Bij trainingen in de periode van voorbereiding op de competitie ligt het blessurerisico twee- tot driemaal zo hoog als dat bij trainingen in de wedstrijdperiode. Een relatief hoog spelniveau is gekenmerkt door een hoger blessurerisico. Naarmate het spelniveau toeneemt, neemt ook het blessurerisico toe (Ergosport, 2012).

3.3 Persoonlijke sportuitrusting

De uitrusting van een voetballer tijdens een wedstrijd en training bestaat uit: schoeisel,

scheenbeschermers en voetbalsokken. Alle onderdelen van de uitrusting moeten voldoen aan een paar eisen die de veiligheid van de sporter waarborgt en waardoor de kans op een blessure afneemt (zie tabel 1). Deze eisen zijn niet verplicht. Het is verplicht bescherming voor de schenen te dragen tijdens een wedstrijd.

Naast deze veiligheidseisen voor de standaard uitrusting wordt er ook geadviseerd om een

trainingspak mee te nemen tegen de afkoeling van het lichaam na de wedstrijd (Hardeveld, Mercus, & Inklaar, 2008).

(15)

Tabel 1. Veiligheidseisen uitrusting voetbal

Schoenen Scheenbeschermers Voetbalsokken

Een goede pasvorm Een goede pasvorm Goede pasvorm

De aanwezigheid van ventilatie gaatjes

Kousen dienen regelmatig gewassen te worden Veters mogen niet te lang zijn Scheenbeschermers moeten

voldoende bescherming aan de enkel bieden

Er wordt aangeraden om de veters niet te strak te doen.

De scheenbeschermer moet op de juiste plaats gehouden worden.

De veters tijdig vernieuwen Scheenbeschermers dienen regelmatig gewassen te worden De schoenen moeten vaste

noppen hebben (hoe meer noppen, hoe beter)

Gebruik nooit elastiek om de sokken op te houden, dit kan de bloedsomloop afknellen

3.4 Omgevingsfactoren

De weersomstandigheden en de accommodatie vallen onder omgevingsfactoren. 3.4.1 Accommodatie

Onder accommodatie valt het veld waar op gespeeld wordt. Dit kan zowel kunstgras of natuurgras zijn. Aangezien de kwaliteit van het kunstgras steeds wordt verbeterd, lijkt het verschil in risico’s op blessures tijdens het spelen op kunstgras ten opzichte van gewoon gras te zijn verdwenen. De meest recente literatuur laat zien dat hierin geen significante verschillen zijn (Ekstrand, Hägglund, & Timpka, 2006) (Andersen, Bahr, & Steffen, 2007).

Wat betreft de aard van de blessure wordt er wel verschil waargenomen. Uit een studie van Ekstrand et al. 2006, komt naar voren dat er op kunstgras meer risico is op enkelblessures en op gras meer risico op spierblessures. De reden hiervoor is niet onderzocht en werd aanbevolen als suggestie voor vervolgonderzoek. Verder komt uit zijn onderzoek naar voren dat het risico op het krijgen van een blessure groter is tijdens een wedstrijd, dan tijdens een training. Dit geld zowel voor het spelen op gras als op het spelen van kunstgras (Ekstrand, Hägglund, & Timpka, 2006).

Ook is gebleken dat de speelwijze op kunstgras anders is dan op gras. Op kunstgras speelt men met kortere passen, worden er minder slidings gemaakt, is er minder balcontrole en kost het meer fysieke inspanning (Andersson, Ekblom, & Krustrup, 2008). De slidings op kunstgras kunnen brand/frictie plekken veroorzaken. Dit lijkt een logische verklaring waarom spelers de slidingiever niet doen en waarom slidings daarom minder vaak voorkomen.

Mogelijk dat de verandering van speelwijze een risico-indicator is voor het ontstaan van blessures, echter dit is nog niet onderzocht. Uit een onderzoek van de KNVB blijkt dat ruim de helft van de spelers in de veronderstelling verkeert dat kunstgras blessuregevoeliger is dan natuurgras (Hoekman & Heuvel, 2008).

3.4.2 Weersomstandigheden

Uit onderzoek blijkt dat in de noordelijke gebieden van Europa de kans op een blessure groter is dan in de zuidelijke gebieden. De voorste kruisband blessure is hier een uitzondering op. Deze blessure komt meer voor in de zuidelijke delen van Europa (Orchard, et al., 2013).

Er zitten wel verschillen in de aard van de blessure. Zo zijn de risico’s op een knieblessure en enkelblessure groter bij warme omstandigheden en de spierverrekkingen groter bij koude omstandigheden (Orchard, et al., 2013).

(16)

De weersomstandigheden spelen dus wel degelijk een rol bij het ontstaan van een blessure. Het gaat echter wel gepaard met de uitrusting en de staat van het gras. Het weer heeft een grote invloed op de ondergrond. Het weer bepaalt namelijk of de ondergrond nat/ vochtig of juist hard is (Orchard, et al., 2013).

3.5 Menselijke factoren

Onder menselijke factoren worden verstaan: de medespeler, een tegenstander en de begeleider (trainer/ leider).

3.5.1 Medespeler & tegenstander

Sporten waarbij contact met een tegenstander mogelijk is (volgens de regels), staan bekend om het grote aantal sportblessures. Voetbal behoort tot deze sporten. Deze blessures ontstaan bij wijze van een ongeluk tijdens onvermijdelijk lichaamscontact (bijvoorbeeld het landen op de voet van een andere speler na een kopduel) of als gevolg van een opzettelijk begane overtreding (bijvoorbeeld met gestrekt been een tegenspeler raken. Ook de medespeler kan soms betrokken zijn bij een blessure. Denk hierbij aan een botsing tussen twee teamgenoten.

Helaas zijn deze sportblessures net als verkeersongevallen niet altijd te voorkomen. Door een goede beheersing van de sportspecifieke technieken en Fair Play kan het aantal sportblessures wel zo laag mogelijk blijven (NOC*NSF, 2006).

3.5.2 Begeleider

De trainer/ begeleider heeft direct invloed op de blessuregevoeligheid van de voetballers. Het geven van goede informatie tijdens de training hoe een blessure voorkomen kan worden , kan leiden tot een verminderd aantal blessures. Het nadeel van een goede zorg tijdens een training of wedstrijd is dat het veel tijd kost. Tijd is vaak iets wat trainers/ begeleiders niet in overvloed hebben omdat dit meestal vrijwilligers zijn. De meeste vrijwilligers zijn niet kundig genoeg om deze beschikbare tijd goed in te kunnen delen. Daarnaast wordt de meeste tijd van het voetbalseizoen aandacht gegeven aan het verbeteren van de voetbalkwaliteiten en (bijna) niet aan een goede blessurepreventie. Hierdoor kan de belasting tijdens een training te hoog zijn voor een bepaalde leeftijdsgroep (Hardeveld, Mercus, & Inklaar, 2008).

Een aantal tips om de blessurepreventie bij trainers en coaches te bevorderen zijn (Hardeveld, Mercus, & Inklaar, 2008):

- de spelers positief beïnvloeden

- bepaal de belasting voor de speler over een korte en over een lange periode - wees op de hoogte van de gezondheid en het eventuele medicijngebruik van uw

spelers

- is er regelmatig overleg met de coach/ leider als de trainer niet zelf bij de wedstrijd aanwezig kan zijn?

- stimuleren van preventie maatregelen door advies te geven aan spelers, maar ook aan ouders.

- zorg voor een goede trainingsopbouw - leer de spelers de juiste techniek aan - creëer een veilige sportomgeving - bevorder Fair play.

(17)

3.6 Sportgedrag

Alle bovengenoemde factoren hebben invloed op het sportgedrag van een voetballer. Het

sportgedrag wordt onderverdeeld in 3 aspecten, namelijk: attitude (houding), sociale invloeden en barrières (Baarveld, Backx, & Voorn, 2009).

3.6.1 Attitude

De houding van een sporter hangt veel samen met de motivatie die een sporter heeft om te gaan sporten. Vooral op jonge leeftijd is deze motivatie nog hoog, omdat het kind zelf de sport heeft gekozen en het ook leuk vindt.

Een ander kenmerk van houding ten opzichte van sporten is de fysieke gesteldheid. De sport kan pas uit gevoerd worden als de persoon dit lichamelijk ook aan kan. Dit kan tegelijkertijd ook een barrière vormen om juist niet de sport voetbal te kiezen (Valentijn, 2009).

3.6.2 Sociale invloed

Vaak kiezen mensen voor een sport die binnen de vrienden- en kennissengroep wordt beoefend. Het gedrag wat deze groep vertoont, wordt vaak nagedaan (Valentijn, 2009).

De invloeden van omgang (sociale omgang met elkaar, fair play) binnen de groep kunnen leiden tot een vergrote kans op blessures. Het is dan de taak van de leiding om dit duidelijk te maken tegenover de groep (NOC*NSF, 2006).

3.6.3 Barrières

Jongeren van een jaar of 15 die sporten worden vaak gezien als ‘een moeilijke leeftijdsgroep’. Echter komen de jongeren op deze leeftijd voor het eerst in aanmerking om een afweging maken qua tijd. Ze staan vaak voor de keuze school, sport en werk. De sportbeoefening blijkt dan minder belangrijk. Jongeren die op deze leeftijd stoppen met sporten, stoppen ook vaak voor de rest van het leven met sporten.

Een andere barrière kan zijn dat de deelnemer een blessure heeft opgelopen waar hij chronische klachten aan heeft overgehouden. Dit is in de paragraaf attitude verder uitgewerkt (Valentijn, 2009).

(18)

Hoofdstuk 4 Methodiek

In dit hoofdstuk wordt de onderzoeksmethode beschreven. Onder de onderzoeksmethode vallen: de meetinstrumenten, de uitvoering en de verwerking van de resultaten.

4.1 Onderzoeksmethode

Voor het afstudeeronderzoek wordt gebruik gemaakt van het BIS (Blessure Inventarisatie Systeem). Het gebruik van het BIS zorgt ervoor dat er een duidelijk beeld is van het aantal blessures en hoe deze blessures ontstaan zijn. Daarnaast zullen een aantal trainers van Zeelandia Middelburg worden geïnterviewd om de kennis ten opzichte van blessures te testen.

Het BIS is een kwantitatieve survey en het interview met de trainers/ leiders is een kwalitatieve survey. Een kwantitatieve survey is een onderzoeksontwerp waarbij een schriftelijke vragenlijst (enquête) onder veel respondenten uitzet wordt. De kwantitatieve survey is een onderzoek, waarbij statische bewerkingen mogelijk zijn.. Het doel van het onderzoek bij Zeelandia Middelburg is om erachter te komen hoeveel blessures zijn ontstaan in de periode van 1 september 2013 tot 1 maart 2014.

Een kwalitatieve survey is een onderzoek door middel van interviews of observaties, waarbij het gaat om het beschrijven van meningen of gedragingen van mensen. Omdat het bij kwalitatief onderzoek meestal niet gaat om het schetsen van een representatief beeld, kan men volstaan met minder respondenten (Bil, 2011).

Er zijn 3 typen interviews: gestructureerd, semi- gestructureerd of een open interview. Bij een gestructureerd interview liggen alle vragen van tevoren vast. Het voordeel van dit type interview is dat alle respondenten precies dezelfde vragen krijgen. De antwoorden zijn makkelijk met elkaar te vergelijken. Het nadeel is dat er geen mogelijkheid is tot doorvragen op bepaalde antwoorden en dus niet wordt uitgegaan van de belevingswereld van de respondent.

Bij een semi- gestructureerd interview staan bepaalde vragen vast, maar wordt doorgevraagd naar wat de respondent antwoordt. Er wordt bij dit type interview gebruik gemaakt van een topiclist, steekwoorden waar naar gevraagd kan worden. Het voordeel van dit type interview is dat iedere respondent naar dezelfde topics wordt gevraagd en dat er ook ruimte is om door te vragen.

Een open interview heeft een vaste beginvraag waaruit alle vragen voortvloeien. Zo zal elk interview totaal verschillende uitkomsten opleveren. Het voordeel van dit type interview is dat volledig wordt uitgegaan van de belevingswereld van de respondent. Nadeel is dat de interviews moeilijk met elkaar vergeleken kunnen worden (Bil, 2011).

Bij het interview van het afstudeeronderzoek liggen de vragen vast, maar is er de mogelijkheid voor verdieping van de vragen. Het is een semi- gestructureerd interview.

4.1.1. Blessure Inventarisatie Systeem (BIS)

Het BIS is een meetinstrument voor blessures wat ontworpen is door het TNO (Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderwijs). TNO heeft dit meetinstrument opgesteld in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) om blessures en behandelingen te registeren in 18 verschillende takken van sport. De dataverzameling werd uitgevoerd volgens de richtlijnen van het internationale consensus statement ten aanzien van epidemiologische onderzoek (Bahr, Hägglund, & Waldén, 2005). In overeenstemming met deze consensus statement is gekozen voor het registeren van “time-loss” blessures. Deze blessures zijn als volgt gedefinieerd:

(19)

Het BIS wordt in grote lijnen gebruikt om de inventarisatie en behandeling van de blessures in kaart te brengen. Het BIS wat werd gebruikt bij het onderzoek in opdracht van de KNVB (zie 3.2) bestond uit 4 formulieren (Hepsen, Hilgersom, Jongert, Ooijendijk, Stege, & Stubbe, 2008). Deze 4

formulieren waren: A. Team meldlijst B. De blessure meldlijst C. Het herstelformulier D. Het expositieformulier

Voor dit afstudeeronderzoek wordt gebruikt gemaakt van formulier B (Blessure meldlijst) en formulier C (herstelformulier). Formulier A (team meldlijst) en Formulier D (expositie formulier) zijn niet van toepassing omdat formulier A en formulier D over een speler volgsysteem gaan. Tijdens het onderzoek wordt gekeken naar welke blessures zijn opgelopen en hoe de blessures zijn behandeld. 4.1.2 Interview

In paragraaf 3.5.2 staan trainer/ begeleider bij menselijke factoren van sportblessures (Baarveld, Backx, & Voorn, 2009). Om te weten te komen hoe groot de invloed van een trainer/begeleider is, worden interviews afgenomen.

De opbouw van het interview bestaat uit vragen die gebaseerd zijn op bronnen die het belang van de trainer bepalen in de sportsituatie. Het gaat bij het interview vooral om de kennis van zaken te testen ten opzichten van blessures.

De opzet van het interview is bijgevoegd in bijlage C. De vragen die toegevoegd worden, zijn afkomstig vanuit opgedane informatie vanuit de literatuur of naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek.

4.2 Onderzoekspopulatie

De onderzoekspopulatie bestaat uit inclusieve criteria en exclusieve criteria. 4.2.1 Inclusieve criteria

De populatie die voor het afstudeeronderzoek onderzocht wordt, zijn de jeugdleden van

voetbalvereniging Zeelandia Middelburg. De jeugdleden moeten een blessure op hebben gelopen tijdens wedstrijd, training of in een privé situatie waardoor ze minstens 1 wedstrijd hebben gemist. Dit wordt getest door middel van het invullen van het formulier blessure meldlijst (bijlage B). De blessure moet opgelopen zijn in het voetbal seizoen 2013-2014 tussen 1 september 2013 en 1 maart 2014. Na deze periode worden de resultaten van de verschillende spelers niet meer meegenomen in de uitwerking.

De trainers die geïnterviewd worden, zijn in de beschreven periode trainer bij voetbalvereniging Zeelandia Middelburg. De trainers van teams met de meeste en de minste blessures zijn geïnterviewd (afhankelijk van de resultaten uit het onderzoek).

4.2.2 Exclusieve criteria

Als de speler voor de aangegeven periode geblesseerd is geraakt en in onderzochte periode niet gespeeld heeft, dan zal deze blessure niet meegenomen worden in het onderzoek. De blessure moet zijn opgelopen in het in paragraaf 4.2.1 genoemde tijdsbestek.

4.2.3 Beschrijving van selectie van de onderzoekspopulatie

De deelnemers van het afstudeeronderzoek zijn jeugdleden van voetbalvereniging Zeelandia Middelburg en voldoen aan de hierboven beschreven inclusieve en exclusieve criteria.

(20)

4.3 Benadering onderzoekspopulatie

Om de onderzoekspopulatie te benaderen is de hulp van de trainers en leiders van de verschillende jeugdteams ingeschakeld. Het BIS is omgezet in een eenvoudige vragenlijst. Het invullen van deze vragenlijst kost de trainer/ begeleider maar 3 minuten van zijn tijd. Dit zorgt er voor de dat trainers makkelijk en snel de vragenlijst kunnen invullen.

Er zijn verschillende stappen doorlopen om de te bereiken onderzoekspopulatie zo groot mogelijk te maken.

Tabel 2. Doorlopen stappen benadering onderzoekspopulatie

Stap Omschrijving Uitleg

1. Mail naar leider Alle trainers van de jeugdteams van

Zeelandia Middelbug ontvangen een email met de vragenlijst en informatie over het onderzoek.

2. Binnenlopen bij trainersbijeenkomst Op vrijdagavond 14 februari was er een bijeenkomst voor de jeugd pupillen cursus. Op deze avond zijn alle aanwezige trainers gevraagd om de vragenlijst in te vullen. 3. Herinneringsmail Een week na de eerste email is er een

herinnering gestuurd.

4. Hulp van enthousiaste trainer inschakelen Een enthousiaste trainer heeft aangegeven te helpen door op de trainingsavonden zijn collega’s aan te spreken.

5. Herinneringsmail Twee weken na de eerste email is er een herinnering gestuurd.

6. Trainers individueel aanspreken Sommige trainers die zich in het clubhuis bevonden op het moment dat de

onderzoeker aanwezig was, zijn individueel aangesproken.

7. Bellen naar de trainers en leiders die nog geen reactie hebben gegeven

De trainers/ leiders die nog geen reactie hebben gegeven op de vragenlijst, zijn gebeld met de vraag of ze deze zo snel mogelijk willen invullen.

8. Verwerking resultaten Nadat alle trainers en leiders zijn benaderd voor het invullen van de vragenlijst, zijn alle resultaten verwerkt.

9. Trainers uitnodigingen voor interview via de mail

Door middel van interviews met

verschillende trainers moet meer inzicht gekregen worden in het kennen en kunnen van de trainers.

10. Trainers bellen voor interview Een paar dagen na de email worden de trainers gebeld of ze de email hebben ontvangen en of ze open staan voor een gesprek. Zo ja, dan werd er een afspraak gemaakt voor een gesprek.

11. Trainers interviewen De trainers worden via de van te voren opgestelde vragenlijst geïnterviewd.

(21)

Hoofdstuk 5 Resultaten

In de periode van 1 september 2013 tot 1 maart 2014 zijn er 49 blessures van de 522 jeugdspelers gemeld door de leiders en/ of trainers van voetbalvereniging Zeelandia Middelburg.

Tabel 3. Blessures per leeftijdscategorie

Leeftijdscategorie Leeftijd Aantal blessures Aantal spelers

A 17-18 jaar 7 43 B 15-16 jaar 21 83 C 13-14 jaar 4 96 D 11-12 jaar 10 111 E 9-10 jaar 3 83 F 7-8 jaar 4 67 Mini (MP) 5-6 jaar 0 39 Totaal 49 522

Zeelandia Middelburg heeft een indeling gemaakt in recreatieve en prestatieve teams. Onder de prestatieve teams vallen: A1, B1, B2, C1, C2, D1, D2, E1, E2, E3, F1, F2. De overige jeugdteams van Zeelandia Middelburg zijn recreatieve teams.

Tabel 4. Blessures recreatieve en prestatieve teams

Leeftijdscategorie Leeftijd Prestatief Recreatief

A 17-18 jaar 1 6 B 15-16 jaar 15 6 C 13-14 jaar 2 2 D 11-12 jaar 2 8 E 9-10 jaar 1 2 F 7-8 jaar 2 2 Mini (MP) 5-6 jaar 0 0 Totaal 23 26

(22)

Sommige blessures zijn niet ontstaan tijdens het voetballen, maar in een privé situatie en zijn daarom ingevuld met onbekend. Ook bij het tijdstip van ontstaan is dit het geval. Er zijn 27 blessures tijdens het voetballen ontstaan. De meeste hiervan zijn ontstaan tijdens een wedstrijd.

(23)

De meeste blessures waren aan de enkel (24%) en de minste blessures waren aan de nek en schouder (2%).

De mogelijke bijdragende factoren voor het ontstaan van een blessure zijn: contact met speler, contact met paal, verstappen/ verdraaien, plotseling wenden/ keren, schieten van de bal,

vermoeidheid, onvoldoende warming up, verkeerd schoeisel, val en conditie speelveld. Verstappen/ verdraaien was in de meeste gevallen de grootst bijdragende factor en het schieten van de bal de minste.

(24)

In bijna alle gevallen was het weer geen bijdragende factor voor het ontstaan van een blessure. De conditie van het speelveld was in kleine mate een bijdragende factor. Bij het invullen van de blessure meldlijst werd bij de conditie van het speelveld veelal ‘niet van toepassing’ ingevuld (valt onder het kopje anders). Een derde van de blessures is ontstaan op natuurgras.

(25)

Nadat een speler een blessure heeft gehad, 57% van de spelers,terug gekeerd op het oude niveau. Een klein aantal van de jeugdspelers die een blessure hebben gehad is gestopt met voetbal nadat ze hersteld waren van de blessure (3%).

Om meer van de trainers te weten te komen zijn er 10 trainers geïnterviewd (zie bijlage C). Uit de interviews met de trainers/ begeleiders blijkt dat 40% eerst kijkt wat de ernst van de blessure is voordat ze overgaan op bepaalde handelingen. 20% van de geïnterviewde trainers geeft zelf advies mee aan de spelers hoe ze moeten herstellen van de blessure.

(26)

Als een speler herstelt is van een blessure, laat 50% van de geïnterviewde trainers de speler apart trainen. Dit kan zijn bij een schaduwteam of de trainer laat de speler oefeningen individueel afwerken.

(27)

Hoofdstuk 6 Discussie

Alle jeugdteams van Zeelandia Middelburg hebben aan het onderzoek deelgenomen. De resultaten van het onderzoek zijn 100% betrouwbaar omdat de gehele populatie aan het onderzoek heeft deelgenomen. Dit houdt in dat dezelfde resultaten zouden worden verkregen als het onderzoek in dezelfde periode herhaald zou worden (Surveymonkey, 2014). Hierbij gaat het over het kwantitatieve deel (het BIS) van het onderzoek.

Bij kwalitatief onderzoek (het interview) is het moeilijk om aan te tonen of de resultaten van het onderzoek geldig zijn. Een manier om dit wel aan te tonen is triangulatie. Bij deze methode worden meerdere personen aan het woord gelaten. Aan de hand van deze gesprekken worden de resultaten vergeleken. Zo wordt voorkomen dat het onderzoek subjectief wordt (Baarda, 2009).

Er mag aangenomen worden dat de resultaten van het onderzoek naar blessures bij de jeugdspelers van Zeelandia Middelburg geldig en betrouwbaar zijn.

Tijdens het onderzoek is de hulp van de trainers ingeschakeld voor het melden van de blessures. Dit brengt een aantal voordelen en nadelen met zich mee. De voordelen zijn dat het onderzoek sneller verloopt omdat de onderzoeker niet individueel iedere trainer of speler langs hoeft te gaan. Het nadeel van deze manier van onderzoeken is dat de trainer het invullen van het formulier vergeet te doen of niet over de juiste kennis beschikt.

6.1 Vergelijking landelijke onderzoeken

De antwoorden op de hoofdvraag en deelvragen komen gedeeltelijk overeen met resultaten uit de vergelijkbare landelijke onderzoeken (zie bijlage B) met 1 groot verschil. 57% van de spelers van Zeelandia Middelburg speelt na de blessure weer op het oude niveau, terwijl dit uit het onderzoek van de KNVB 93% is.

In de literatuur is vermeld dat het herstel na een blessure een belangrijke taak is van de arts of trainer. Zij moeten er voor zorgen dat een jeugdspeler niet te enthousiast en te snel begint. Het grote verschil tussen de jeugdspeler van een betaald voetbal organisatie (BVO) en een jeugdspeler van Zeelandia Middelburg is dat bij een BVO meer begeleiding beschikbaar is.

Twee van de vijf factoren die een rol spelen bij het ontstaan van een blessure komen overeen, namelijk verstappen/ verdraaien en contact met een tegenspeler. Uit het onderzoek bij de jeugd van Zeelandia Middelburg blijkt dat het plotseling wenden en keren, vermoeidheid en onbekend de overige 3 factoren zijn die een blessure veroorzaken. Bij de landelijke onderzoeken zijn dit: contact met voorwerp, springen en rennen en sprinten. Om dit verschil te verklaren mogen we aannemen dat de kennis van de persoon die het formulier invult een e rol speelt. Bij Zeelandia Middelburg is het de trainer en bij de landelijke onderzoeken is het een medisch geschoolde deskundige (arts of fysiotherapeut).

6.2 Verdieping resultaten blessure onderzoek Zeelandia Middelburg

De meeste blessures bij Zeelandia Middelburg komen voor bij de B- junioren (15-16 jaar). Deze jongens en meisjes bevinden zich in de puberteit . In de puberteit is de jeugd gevoeliger voor een blessure omdat de spierspanning toeneemt (de botten groeien sneller dan de spieren). Het tempo van het spel neemt toe naarmate de speler ouder wordt waardoor de kans op een blessure stijgt. Dit heeft met de ontwikkeling van de grondmotorische eigenschappen te maken.

De B-junioren komen op de leeftijd waarbij er een afweging gemaakt gaat worden tussen school, werk en sport. Doordat de jongeren voor het eerst voor deze soort afweggingen komen te staan bestaat de kans dat ze niet genoeg herstellen van de inspanning. Een overbelasting van het lichaam kan leiden tot een blessure.

(28)

Er ontstaan meer blessures in wedstrijden dan op een training. Dit heeft voornamelijk te maken met de mate van de belasting die bij een wedstrijd veel groter is dan bij een training. Tijdens de

trainingen in de voorbereiding op het nieuwe voetbalseizoen ontstaan de meeste blessures. Een mogelijk verklaring hiervoor kan zijn dat belasting op de trainingen aan het begin van het seizoen te hoog liggen. Het is aan de trainer om de training zo in te richten dat de kans op een blessure minder worden.

Naarmate een wedstrijd vordert neemt de kans op een blessure ook toe. Uit de resultaten blijkt dat er meer blessures voor komen in het tweede deel van de eerste helft en aan het einde van de tweede helft van de wedstrijd. Vermoeidheid is dus een mogelijke factor voor het ontstaan van een blessure.

De jonge voetballers hebben rustmoment nodig om even te op adem te komen. Hierdoor ontstaan er in het eerste deel van de tweede helft, na de rust, minder blessures. Een andere verklaring voor blessures aan het einde van de tweede helft zou kunnen zijn dat een speler pas in de tweede helft is gestart, omdat hij of zij de eerste helft wissel heeft gestaan.

Er ontstaan bij Zeelandia Middelburg meer blessures op natuurgras dan op kunstgras. Uit de literatuurstudie blijkt dat er geen verschil is tussen natuurgras en kunstgras wat betreft het een vergrote kans op blessures. Wel verschillen de speelstijlen op beide grassoorten heel erg. Dat er meer blessures zijn ontstaan op natuurgras valt ook wel te verklaren. Zeelandia Middelburg heeft namelijk 1 kunstgras veld en 5 natuurgras velden. De meeste teams trainen op het natuurgras. De kans op een blessure hangt in kleine mate af van het niveau waarop de spelers acteren. Bij de B-junioren zijn er meer blessure geconstateerd bij de prestatieve teams. Dit heeft voornamelijk met de leeftijd van de spelers te maken en het tempo wat ze spelen. Dit zijn bepaalde factoren voor het ontstaan van een blessure.

Bij de D- pupillen zijn bij de prestatieve teams maar 2 blessures en bij de recreatieve teams 8 blessures. Hierbij moet wel vermeld worden dat de recreatieve D- pupillen teams uit vier teams bestaan en dat er twee prestatieve D- pupillen teams zijn. De rol van de trainers kan heel bepalend zijn. De trainers van de prestatieve teams hebben allemaal een trainerscoach diploma vanuit de KNVB.

De rol van de trainer/ begeleider is belangrijk. Zij hebben een voorbeeldfunctie. In de literatuur staat beschreven dat de trainer moet voorlichten over blessures om de kans op een blessure te

verminderen. Ook zijn in de literatuur een aantal tips gegeven om de trainers hierbij te helpen. Uit de resultaten van de interviews met de trainers/ begeleiders blijkt dat deze tips in grote lijnen worden na gestreefd.

Een mogelijk vervolg onderzoek bij Zeelandia Middelburg zou een controle onderzoek kunnen zijn naar de gegeven aanbevelingen. De trainers/ begeleiders gaan één voetbalseizoen aan de slag met de gegeven aanbevelingen uit dit onderzoek. Het daarop volgende voetbalseizoen wordt het onderzoek nogmaals uitgevoerd. Als het aantal blessures verminderd is, dan zouden de

aanbevelingen die aan de hand van het in dit document beschreven onderzoek geholpen kunnen hebben.

(29)

Hoofdstuk 7 Conclusie en aanbevelingen

In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag en de deelvragen.

7.1 Conclusie deelvragen inventarisatie

Op de volgende deelvragen is naar antwoorden gezocht:

- Wat zijn de verschillen en de overeenkomsten tussen het onderzoek bij Zeelandia Middelburg en de vergelijkbare landelijke onderzoeken?

- Bij welke leeftijdsgroep zijn de meeste blessures aanwezig?

7.1.1 Wat zijn de verschillen en de overeenkomsten tussen het onderzoek bij Zeelandia Middelburg en de vergelijkbare landelijke onderzoeken?

Na het gebruik van het BIS (blessure inventarisatiesysteem) zijn er een aantal overeenkomsten en verschillen te benoemen tussen de landelijke onderzoeken en het lokale onderzoek. De

overeenkomsten zijn dat 2 van de 5 factoren voor het ontstaan van een blessure overeen komen. Dit zijn namelijk contact met een tegenstander en draaien en verstappen.

Een andere overeenkomst is dat de meeste blessures ontstaan tijdens een wedstrijd. Dit is ook te verklaren aan de hand van de literatuur.

Zoals hierboven genoemd komen 2 van factoren overheen. Dit houdt ook in dat er 3 verschillen. In paragraaf 6.2 is hier een verklaring voor gegeven.

Het grootste verschil tussen het landelijke onderzoek en het onderzoek bij de jeugd van Zeelandia Middelburg zit in het herstel van een blessure. Bij het landelijke onderzoek van de KNVB is namelijk 93% van de geblesseerde na de blessure weer terug op het oude niveau. Bij Zeelandia Middelburg is dit maar 57%.

7.1.2 Bij welke leeftijdsgroep zijn de meeste blessures aanwezig?

Uit de onderzoeksresultaten bij Zeelandia Middelburg komt naar voren dat de meeste blessures bij de B- junioren voorkomen. Aan de hand van de literatuur is hier een verklaring voor het gegeven in paragraaf 6.2.

7.2 Conclusie deelvragen verdieping

Op de volgende deelvragen is naar antwoorden gezocht:

- Hoe gaat een trainer/ begeleider om met een blessure van een speler?

- Vergroot vermoeidheid, naarmate de wedstrijd of training zich vordert, de kans op een blessure?

- Vergroot een andere ondergrond (kunstgras of natuurgras) het optreden van blessures? - Zit er een verschil tussen het recreatief en het prestatief sporten, wat betreft het optreden

van blessures?

7.2.1 Hoe gaat een trainer/ begeleider om met een blessure van een speler?

Uit de interviews met de trainers/ begeleiders blijkt dat meeste trainers eerst naar de ernst van de blessure kijken (40%). Ze schatten zelf het risico in van de blessure in. De trainers van de pupillen teams geven aan dat het vaak om een schrik reactie gaat.

(30)

7.2.2 Vergroot vermoeidheid, naarmate de wedstrijd of training zich vordert, de kans op een blessure?

Uit de resultaten van het onderzoek bij Zeelandia Middelburg blijkt dat de meeste blessures ontstaan tijdens een wedstrijd. De meeste blessures ontstaan in het tweede deel van de eerste helft van de wedstrijd en aan het einde van de tweede helft. Vermoeidheid vergroot de kans op een blessure naarmate de wedstrijd vordert.

7.2.3 Vergroot een andere ondergrond (kunstgras of natuurgras) het optreden van een blessure? Volgens de literatuur moet er geen verschil zitten tussen natuurgras of kunstgras in relatie tot de kans op blessures. Er ontstaan echter wel andere soort blessures op een verschillende ondergrond. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de meeste blessures zijn ontstaan op natuurgras. De deelvraag kan niet beantwoord worden omdat er wel meer blessures op natuurgras

gerapporteerd zijn. De reden is dat de meeste wedstrijden en trainingen worden afgewerkt op natuurgras. Zie paragraaf 6.2.

7.2.4 Zit er een verschil tussen het recreatief en het prestatief sporten, wat betreft het optreden van blessures?

Het aantal blessures tussen de recreatieve en prestatieve teams verschillen niet veel met elkaar. Wat wel opvalt is dat bij de B- junioren er veel meer blessures in de prestatieve teams zitten dan in de recreatieve teams. Een mogelijke verklaring is in paragraaf 6.2 gegeven.

Er zit geen duidelijk verschil tussen het recreatief en het prestatief sporten, wat betreft een vergrote kans op een blessure.

7.3 Conclusie centrale vraag

De centrale vraag van het onderzoek is: Welke factoren zijn van invloed op blessures bij de jeugd van voetbalvereniging Zeelandia Middelburg?

De meeste blessures ontstaan in een wedstrijd. Het grootste aantal blessures kwam voor bij de B- junioren. Aan de hand van de resultaten uit het onderzoek bij Zeelandia Middelburg (het BIS en de interviews) en kijkend naar het model van Baarveld, et al. is de menselijke factor van de trainer/ begeleider de grootste factor die invloed heeft op de preventie en het herstel van blessures bij een jeugdspeler. De trainer/ begeleider biedt de speler handvaten en tips om het spel voetbal beter te spelen.

Het niveau waarop de sporters acteren is van minder belang. De rol van de trainer/ begeleider en de leeftijd van de sporter staan in verband met het niveau. Hoe hoger het niveau, hoe sneller en krachtiger het spel gaat. In de puberteit zijn de sporters fysiek in zwakkere gesteldheid door de groei van botten en spieren. Deze groei verloopt niet synchroon. In deze leeftijdsfase is het aan de trainers om de sporters op de juiste manier te begeleiden. Tot deze begeleiding hoort niet alleen het beste uit de speler te halen, maar af en toe ook te remmen in zijn kunnen om tot zo een goed mogelijk herstel te komen.

Een ander factor die van invloed kan zijn op de blessures bij de jeugdspelers van Zeelandia

Middelburg is vermoeidheid. Hier kan echter op getraind worden. De trainer/ begeleider speelt hier een grote rol in.

Kort samengevat ontstaan blessures door een wisselwerking tussen verschillende factoren. De menselijke factor(trainer/ begeleider, tegenstander, medespeler) is de meeste bepaalde factor voor het ontstaan van een blessure. De overige factoren die beschreven zijn in het model van Baarveld, et al. hebben een geringe invloed op het ontstaan van blessures. De rol van de trainer/ begeleider is

(31)

7.4 Aanbevelingen

Aan de hand van de resultaten en de conclusie worden de volgende aanbevelingen gedaan aan voetbalvereniging Zeelandia Middelburg om de kans op en blessure te verminderen:

- De trainers/begeleiders van de selectie teams moet in het bezit zijn van minimaal TC3- jeugd opleiding van de KNVB. Bij deze 1- jaar durende cursus leert de trainer wedstrijden en trainingen voorbereiden. Ook leert de trainer wat de verschillende kenmerken zijn van de verschillende leeftijdsgroepen.

- Trainingen opbouwen volgens een periodiseringsysteem. Zo komt er meer lijn in de trainingen gedurende het seizoen. Hierdoor kan bij de training meer aandacht besteed worden aan de oefeningen en het coachen van de oefeningen.

- Het ontwikkelen van een flyer met tips voor alle trainers/ begeleiders hoe te handelen bij een blessure en welke handelingen getroffen kunnen worden om een blessure tegen te gaan. - Het organiseren van een bijeenkomst waarbij een specialist (in het geval van Zeelandia

Middelburg de voorzitter van de Medische Commissie) een presentatie houdt over hoe een training op de juiste manier wordt opgebouwd. Daarnaast zullen leden van de medische commissie een demonstratie geven over het praktisch toepassen van hulpverlening bij een blessure.

De aanbevelingen zijn allemaal gericht op het bij brengen van kennis aan de trainers/ begeleiders. Hier kan namelijk de meeste winst behaald worden om de kans op een blessure te verminderen.

(32)

Hoofdstuk 8 Literatuurlijst

1. Andersen, T., Bahr, R., & Steffen, K. (2007). Risk of injury on artificial turf and natural grass in young female football players. Junior Sport Medicine , 1-6.

2. Andersson, H., Ekblom, B., & Krustrup, P. (2008). Elite football on artificial turf versus natural grass: Movement patterns, technical standards and player impressions. Journal of Sports Sciences , 113-122.

3. Baarda, B. (2009). Dit is onderzoek! In B. Baarda, Dit is onderzoek! (pp. 137-139). Groningen/ Houten: Noordhoff Uitgevers.

4. Baarveld, F., Backx, F., & Voorn, T. (2009). Praktische huisartsgeneeskunde Sportgeneeskunde. Bohn Stafleu en Longum: Houten.

5. Baat, C. d., Baat, P. d., Eijck, C. v., & Heijboer, M. (April 2005). Medische begeleiding in de sport, in het bijzonder de voetbalsport. Nederlands Tijdschrift Tandheelkunde , 130-135. 6. Bil, P. d. (2011). Onderzoek in 15 stappen. Amsterdam: Uitgeverij Nelissen.

7. Bishop, D., Bravo, D., Impellizeri, F., Marcora, S., Rampini, E., & Sassi, R. (2007). Validity of simpel field tests an indicators of match-related physical performance in top-level

professional soccerplayers. Junior Sportmedicine , pp. 228-235.

8. Bloemhof, L. (2013, Mei 30). sportknowhowxl. Opgeroepen op Januari 23, 2014, van http://sportknowhowxl.nl/: http://sportknowhowxl.nl/nieuwsberichten/8133

9. Boessenkool, J., Waardenburg, M., & Lucassen, J. (2011). Toekomst van de sportvereniging: Hoe nu verder. Utrecht: Mullier instituut.

10. Campbell, S. (1998). The psychology of winning. Focus , 94.

11. Capel, J. v. (1999, Maart 2). Scheenbeschermer ook verplicht voor amateur. Volkskrant , p. 1. 12. Carter, J., Drust, B., A., M., Reilly, T., & Rienzi, E. (2000, Juni). Investigation of anthropometric

and work-rate profiles of elite South American International soccer players. J Sports Med Phys Fitness , p. 162.

13. Castagna, C., Chamari, K., Stolen, T., & Wisloff, U. (2005). Physiologie of soccer, an update. Sportsmedicine , p. 35.

14. Castagna, C., Helgerud, J., Hoff, J., Jones, R., & Winslof, U. (2004). Strong correlation of maximal squat strength with sprint performance and vertical jump height in elite soccer

(33)

16. Dejonghe, T. (2012). Sport en economie samen in de spits. Nieuwegein: Arko Sports Media. 17. Door minder bewegen meer blessures kinderen. (2013, Mei 27). Telegraaf , p. 1.

18. Ekstrand, J., Hägglund, M., & Timpka, T. (2006). Risk of injury in elite football played on artificial turf versus natural grass: a prospective two-cohort study. Junios Sports Medicine , 975-980.

19. Ergosport. (2012, April 3). Voetbalblessures. Opgeroepen op April 3, 2014, van http://www.ergosport.nl/: http://www.ergosport.nl/voetbalblessures.htm 20. Erp, L. v. (2012). Sportpsychologie. 's Hertogenbosch: Avans Hogeschool. 21. fitdoorfitness.nl. (2013). Opgeroepen op Maart 10, 2014, van fitdoorfitness:

http://fitdoorfitness.nl/algemeen/informatie-grondmotorische-eigenschappen

22. Gill, D. (1979). Definition Sport and exercise psychology. Foudations of Sport end Exercise psychology.

23. Gill, D., & Lavon, W. (2008). Psycholigical Dynamics of Sport and Exercise. Human Kinects. 24. Gould, D., & Weinberg, R. (2011). Foundations of sport and exercise psychology. Champaign:

Human Kinetics Publishers.

25. Hardeveld, G. v., Mercus, P., & Inklaar, H. (2008). Blessurepreventie: Handleiding blessurepreventie binnen voetbalverenigingen. Zeist: KNVB.

26. Hoekman, R., & Heuvel, M. v. (2008). Zo groen als kunstgras; Een onderzoek naar de

ervaringen van spelers, gemeenten en verenigingen met kunstgras in de periode 2001-2007. Zeist: KNVB.

27. Keun, D. (2006, Maart). Krachtig voetballen. Krachttraining, Vakblad voor krachtsporters, krachttrainers en fitnessprofessionals , p. 12.

28. KNVB. (2012). Opgeroepen op December 5, 2013, van http://www.knvb.nl: http://www.knvb.nl/clubsenleden/ledental

29. Lingen, B. v. (2012). Het coachen van voetbal: Het jeugdvoetballeerproces. Zeist: Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond.

30. Lingen, B. v. (2012). Het coachen van voetballen: Het jeugdvoetballeerproces. In B. v. Lingen, Het coachen van voetballen: Het jeugdvoetballeerproces (p. 107). Zeist: Koniklijke

Nederlandse Voetbal Bond.

31. Lingen, B. v. (2010). Het coachen van voetballen; het jeugdvoetballeerproces. Vandenberg printmedia: Maarn.

32. NOC*NSF. (2006). Algemene preventie maatregelen. Opgeroepen op April 3, 2014, van http://www.ijsselmeerhuizen.nl: http://www.ijsselmeerhuizen.nl/index.php/blessure-algemeen

(34)

33. nu.nl. (2013, Mei 27). Opgeroepen op December 10, 2013, van http://www.nu.nl:

http://www.nu.nl/binnenland/3484335/minder-bewegen-meer-blessures-bij-kinderen.html 34. Nunen, M. v., Ormel, W., Schoots, W., Valkenberg, H., & Vriend, I. (2010). Handboek

Epidemiologie Sportblessures; Versie 4.1. Amsterdam: Stichting consument en veiligheid . 35. Orchard, J., Walden, M., Hägglund, M., Orchard, J., Chivers, I., Seward, H., et al. (2013).

Comparison of injury incidences between football teams playing in different climatic regions. Junior Sport Medicine , 251-260.

36. Ormel, W., Mulder, S., Schoots, W., & Stam, C. (2005.). Handboek epidemiologie sportblessures. Amsterdam: Stichting Consument en Veiligheid.

37. Pauwels, F. (2004). Gymnastiek tijdens de prepuberteit en de groeispurt. Opgeroepen op Maart 27, 2014, van http://www.gymfed.be:

http://www.gymfed.be/images/File//Clubnet/Methodiek-algemeen/Gymtec4-2004-Gym-pubertijd.pdf

38. Profi-leren. (2008). De sportleider als begeleider. Arnhem: Angerensteijn. 39. Profi-leren. (2009). De sportleider als lesgever. Arnhem: Angerensteijn.

40. Ravenschot, D., & Speelman, G. (2011). Blessurepreventie en medishe actieplan. Opgeroepen op April 3, 2014, van http://www.kfcduffel.be/:

http://www.kfcduffel.be/images/pdf/blessurepreventie%20en%20medisch%20actieplan.pdf 41. Rozendaal, E. (2012). Sport Mindfulness. Alkmaar: Sportgek, mentale training voor sporters. 42. sportzorg. (2013). Opgeroepen op Februari 27, 2014, van http://www.sportzorg.nl:

http://www.sportzorg.nl/bibliotheek/ouderen-en-sport

43. Surveymonkey. (2014). Opgeroepen op Mei 5, 2014, van https://nl.surveymonkey.com: https://nl.surveymonkey.com/mp/sample-size/

44. Taylor, J., & Wilson, G. (2005). Applying sport psychology: four perspectives. Champaign: Human Kinetics Publishers.

45. Valentijn, T. (2009). Een onderzoek naar het sportgedrag van jongeren en wat hierop van invloed is. Tilburg: Universiteit van Tilburg.

46. Verheyen, R. (2002). Voetbalconditie. Leeuwarden: Eisma Businessmedia bv.

47. VGZ. (2013, November 29). Puberteit bij meisjes. Opgeroepen op Maart 27, 2014, van https://www.gezondvgz.nl/: https://www.gezondvgz.nl/%7Be6151cdc-0a0d-4231-95f8-cbd52682389a%7D

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het door mij uitgevoerde onderzoek geeft geen aanleiding om voor uw corporatie een nader onderzoek uit te voeren.. De risico inschatting voor uw corporatie is midden op

Wij vinden het belangrijk dat een pensioen fonds nadenkt over de communicatie en over de vraag wat passend is voor de deelnemers.. Net zo belangrijk is een eerlijk

• Docent bereidt onderwerp voor waar de meeste studenten voor gestemd hebben (+ half uur voor overige vragen)..

Een deel van het zaad ging verloren, een deel van het zaad werd brood, maar niemand weet van te voren de weg van het zaad in de schoot.. Het wordt op de wegen vertreden, het valt

De opening van een dossier door onze gerechtigde correspondent voor ongeval of blessure dat wordt doorgestuurd naar de KBVB, leidt er automatisch toe dat de desbetreffende

In het voetbal kunnen de volgende interne factoren invloed hebben op het wel al dan niet krijgen/voorkomen van blessures;.. 

Nee, de Heere Jezus zegt hier duidelijk: ‘Indien dan Ik, de Heere en de Meester, uw voeten gewassen heb, zo zijt gij ook schuldig, elkanders voeten te wassen.. Met

ANTWOORDLIED: (wijze psalm 134) Tot U God is ons hart gericht Hier zijn wij open voor Uw licht Gij geeft ons kracht tot stilt’en strijd...