• No results found

De Mindful met je baby/peuter training : wat zijn de effecten op de sensitiviteit en acceptatie van moeders met ouderlijke stress?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Mindful met je baby/peuter training : wat zijn de effecten op de sensitiviteit en acceptatie van moeders met ouderlijke stress?"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Graduate School of Childhood and Education

MASTER

ORTHOPEDAGOGIEK 2017-2018

Master Scriptie

Naam student: Milou Pulkerman Adres: Conradstraat 126A Woonplaats: Amsterdam Telefoon: +31623910858 Studentnummer: 10759573

E-mailadres: miloupulkerman@gmail.com

Onderwerp: De Mindful met je baby/peuter training: wat zijn de effecten op de sensitiviteit en acceptatie van moeders met ouderlijke stress?

Leergroep: OOP

Begeleider: Moniek Zeegers Datum: 11-07-2018

(2)

Abstract

Het nieuwe moederschap brengt vele uitdagingen met zich mee; moeders krijgen nieuwe verantwoordelijkheden en voelen zich hierdoor vaker uitgeput en ervaren (ouderlijke) stress. Ouderlijke stress kan niet alleen leiden tot belemmeringen in het functioneren van zowel moeder als kind, maar kan ook invloed hebben op de sensitiviteit en mate van acceptatie van moeders. In deze studie is onderzocht of de Mindful met je baby/peuter training effectief is in het verminderen van ouderlijke stress en het verbeteren van sensitiviteit en acceptatie. De Mindful met je baby/peuter training is een training bestaande uit acht sessies, waarbij

wisselend het kind wordt meegenomen. In deze studie hebben 67 moeders geparticipeerd (met kinderen van drie tot 45 maanden), die zich hadden aangemeld bij een instantie voor hulp bij geestelijke gezondheidsproblemen. Moeder-kind interacties zijn geobserveerd en moeders vulden vragenlijsten in op drie meetmomenten (acht weken en één week voor de training en één week na de training). De resultaten laten zien dat de Mindful met je baby/peuter training effectief is in het verminderen van ouderlijke stress en verbeteren van acceptatie van moeders. Sensitiviteit van moeders verbeterde niet significant. Desondanks is Mindful met je

baby/peuter training een veelbelovende training, die kan worden ingezet voor moeders met ouderlijke stress.

Kernwoorden: nieuw moederschap, ouderlijke stress, sensitiviteit, acceptatie, mindful parenting, mindfulness training.

Abstract

Becoming a mother comes along with many challenges: mothers have new responsibilities that often lead to more exhaustion or parental stress. Parental stress does not only lead to obstacles in the individual functioning of mothers as well as their children, but stress also influences parenting, more specifically the sensitivity and acceptance of mothers. This study examined the effectiveness of the Mindful with your baby/toddler training in decreasing parental stress and improving sensitivity and acceptance. In this study 67 mothers participated (with children from three to 45 months old), who received the training at a mental health institute. Mother-child dyads were observed and mothers filled in questionnaires at three times (eight weeks - and one week before the training started and one week after de training ended). The results showed that parental stress decreased after the training, and mothers were more accepting of their infant’s behavior. Maternal sensitivity however was not improved after the training. Regardless, the Mindful with your baby/toddler training is a promising training for mothers who experience parental stress.

(3)

De Mindful met je baby/peuter training: wat zijn de effecten op de sensitiviteit en acceptatie van moeders met ouderlijke stress?

Het krijgen van een kind is voor velen een grote levenswens, die wanneer hij in vervulling gaat, leidt tot enorme vreugde. Het moeder worden kan echter naast blijdschap, ook forse veranderingen met zich meebrengen (Nelson, 2003). Na de geboorte van een kind realiseren veel moeders zich de enorme impact die het op het leven heeft om moeder te zijn (Barclay et al., 1997). Moeders geven aan onvoldoende voorbereid te zijn op het moederschap en zich hier niet klaar voor te voelen. Bovendien voelen zij zich na de geboorte vaak uitgeput en eenzaam, door alle fysieke, mentale- en emotionele aspecten van het nieuwe moederschap. De ervaring van nieuw moederschap kan tevens gepaard gaan met een gevoel van verlies, aangezien zij beschikbare tijd voor zichzelf, hun partner en hun vrienden verliezen maar ook vrijheden en een eigen identiteit (Barclay et al., 1997). Door deze veranderingen en nieuwe verantwoordelijkheden kan de overgang naar het moederschap tot een toename van ouderlijke stress leiden (Nelson, 2003). In deze studie zal onderzocht worden of ouderlijke stress

vermindert na het volgen van de Mindful met je baby/peuter training. Daarnaast wordt gekeken naar een verandering in de sensitiviteit en acceptatie van moeders na het volgen van de Mindful met je baby/peuter training. De constructen in deze twee onderzoeksvragen en het belang van deze onderzoeksvragen zullen hieronder verder worden toegelicht.

Ouderlijke stress is een normale reactie op het nieuwe moederschap en wordt

omschreven als een vorm van stress, die specifiek ontstaat door de eisen en verwachtingen die het ouderschap met zich meebrengt (Deave, Johnson, & Ingram, 2008; Abidin, 1990). Indien de eisen en verwachtingen van het moederschap ongelijk zijn aan de middelen die moeders beschikbaar hebben om aan die eisen te voldoen, ontstaat er ouderlijke stress (Abidin, 1995). Moeders waaraan veel eisen worden gesteld, bijvoorbeeld door een moeilijk temparament van het kind of een laag geboortegewicht, lopen om die reden een verhoogd risico op het

ontwikkelen van ouderlijke stress (Östberg, Hagekull, & Hagelin, 2007; Jackson et al., 2007). Andere risicofactoren voor het ontwikkelen van oudere stress zijn gezondheidsklachten, psychologische problemen bij ouders, relatieproblemen en beperkte economische middelen (Leigh & Milgrom, 2008; Chang & Fine, 2007; Östberg et al., 2007).

Ouderlijke stress kan ernstige gevolgen hebben op zowel de gezondheid en het functioneren van de moeder, als dat van het kind (Fallucco et al., 2016). Ouderlijke stress hangt samen met een verslechtering van de psychische gezondheid en het functioneren van moeder en verhoogt de kans op het ontwikkelen van een depressie (Zelkowitz & Milet, 2001). Kinderen wiens moeder veel ouderlijke stress ervaart hebben een verhoogd risico op

(4)

emotionele-, sociale- en cognitieve problemen (Siegel & Hartzell, 2003). Bovendien zijn deze kinderen vaker ongehoorzaam, prikkelbaar, snel impulsief en snel afgeleid (Falluco et al., 2016).

Naast de nadelige gevolgen van stress op individuele factoren van de moeder en het kind, heeft stress ook invloed op de ouder-kind interactie. De wisselwerking tussen ouderlijke stress en het gedrag van het kind zou kunnen leiden tot een verminderde capaciteit om

(gepast) te reageren op het kind (Alcorn et al., 2010). Het adequaat en gepast reageren op signalen van het kind is een onderdeel van het begrip ‘sensitiviteit’. In de literatuur wordt sensitiviteit omschreven als ‘het vermogen van de ouders om de signalen van het kind te herkennen en goed te interpreteren, en een gepaste en tijdige respons te geven op deze

signalen’ (Ainsworth, Bell, & Stayton, 1974; Shin, Park, Rye, & Seonum, 2008). Sensitiviteit is één van de belangrijkste voorspeller van een veilige gehechtheidsrelatie tussen moeder en kind (De Wolff & Van IJzendoorn, 1997; Zeegers, Colonnesi, Stams, & Meins, 2017). Daarnaast beïnvloedt sensitiviteit de emotionele- en cognitieve ontwikkeling van het kind (Kemppinen et al., 2006; Van Doesum et al., 2007). Ook een positief humeur, sociaal en speels gedrag en visueel contact (mate waarin het kind de moeder aankijkt) van het kind hangen samen met de sensitiviteit van moeder (Kivijarvi et al., 2001). Sensitiviteit is kortom een belangrijke factor voor de groei en ontwikkeling van het kind en voor een goede ouder-kind relatie.

Een onderdeel van sensitiviteit is de warmte, affectie, zorg, steun, troost en liefde die moeders geven aan hun kind, wat in de literatuur wordt omschreven als ‘acceptatie’ (Rohner, Khaleque, & Cournoyer, 2012). Ook de mate waarin moeders ‘acceptatie’ laten zien, wordt beïnvloedt door ouderlijke stress (Alcorn et al., 2010), met als uiterste gevolg een

verschuiving van acceptatie naar afwijzing en verwaarlozing (Rohner, 2004). Dit kan een grote impact hebben op het kind, waaronder het ontwikkelen van zowel internaliserende (angst en depressie) als externaliserende problemen (agressief gedrag; Carrasco et al., 2014; Giauguzi & Giovazolias, 2015). Een gebrek aan acceptatie van moeders lijkt tevens van invloed te zijn op het ontwikkelen van een aandachtstekort- en hyperactiviteitstoornis (Gua & Chang, 2013) en nog vele andere psychologische stoornissen (Khaleque, 2015). Acceptatie (als onderdeel van sensitiviteit) is concluderend van grote invloed op de ontwikkeling van kinderen. Derhalve is het van belang dat moeders in staat zijn sensitief en accepterend te reageren op het kind.

Aangezien ouderlijke stress de sensitiviteit en acceptatie van moeders negatief kan beïnvloeden, is het van belang om vroegtijdig interventies in te zetten om deze stress te

(5)

verminderen (Nelson, 2003). Een vroegtijdige interventie die zich richt op moeders met stress

is de Mindful met je baby/peuter training (Potharst et al., 2017). Dit is een training die is gebaseerd op mindful parenting, wat wordt omschreven als het proces waarbij je voortdurend, van moment tot moment, de keuze probeert te maken om op een niet-veroordelende manier aandacht te schenken aan je eigen (ouderschaps-)ervaringen (Kabat-Zinn & Kabat-Zinn, 2010). Het primaire doel van de training is omgaan met ouderlijke stress, maar het richt zich ook op meer bewuste aandacht voor het kind en eigen ervaringen, contact met de baby of peuter verbeteren en een vriendelijkere houding jegens het kind en jezelf ontwikkelen (Bögels & Restifo, 2013).

De training bestaat uit acht wekelijkse sessies en een terugkomsessie acht weken na de laatste wekelijkse sessie. Moeders nemen hun kind mee naar de training, zodat moeders direct kunnen oefenen met stressvolle momenten die zich tijdens de training kunnen voordoen. Een andere reden om het kind mee te nemen naar de training is dat moeders (na de geboorte van hun kind) vaak gericht zijn op het welzijn van hun kind en het ontwikkelen van een band, waardoor het voor moeders moeilijk kan zijn om hun kind thuis te laten. Van de acht sessies zijn er twee sessies zonder kinderen waarin het nodig is dat moeders volledige aandacht voor zichzelf hebben, zoals wanneer thema’s worden behandeld die veel emoties bij moeders kunnen oproepen.

Er zijn twee varianten van de training; de eerste richt zich op ouders met baby’s en de tweede op ouders met peuters. In dit onderzoek zal gekeken worden naar de effecten van beide trainingen. De Mindful met je baby training is een training die berust op de

fundamenten van mindful parenting, maar richt zich daarnaast specifiek op de aanwezigheid van baby’s en alle thema’s die een rol spelen in het leven van moeders met een baby (Potharst et al., 2017). In de training krijgen moeders psycho-educatie over mindfulness, mindful

parenting en de invloed hiervan op kinderen. Moeders leren mediteren waarbij gebruik gemaakt wordt van meditatie-sessies om stress te reduceren, zoals bij de mindfulness-based stress reduction training (MBSR, Kabat-Zinn, 1990). Moeders oefenen tijdens deze

meditatie-sessies met het richten van de aandacht op zichzelf en het vergroten van bewustzijn. Tijdens de meditatie-sessies wordt gebruikt gemaakt van inquiry: een zelfonderzoek. Het doel hiervan is dat moeders leren om óók in de aanwezigheid van hun baby, bewust te zijn van hun eigen lichaam, gevoelens en gedachten.

Daarnaast wordt er in de training aandacht besteed aan de sensitiviteit van moeders door een zogeheten: kijkmediatie. Tijdens deze meditatie-sessies krijgen moeders de opdracht om met hun volledige aandacht te kijken naar hun kindje, waarbij wordt gevraagd: “wat zie

(6)

je?” en “wat voel je?”. Ook worden moeders tijdens deze oefeningen gevraagd om zich in te leven in hun kind: wat ziet het kind, wat denkt het kind en wat voelt het kind. Deze

kijkmeditaties hebben als doel om moeders te trainen in het met bewuste aandacht naar hun kind kijken en het inleven in het kind, waardoor zij signalen van het kind leren herkennen (Potharst, 2017). Tijdens de kijkmeditaties is er tevens aandacht voor het bewust worden van automatische reacties van moeders op signalen van het kind en wordt (door bewustwording) geleerd hoe moeders automatische (stress) reacties kunnen omzetten naar responsieve reacties (Potharst, 2017).

In de training wordt bovendien aandacht besteed aan acceptatie. Gedurende iedere meditatie-sessie worden moeders uitgenodigd om naar zichzelf en naar hun kind te kijken met een open en accepterende houding. Het doel van de bewustwording van gedachtes en

gevoelens is niet om hier een oordeel over te vellen, maar het doel is enkel bewustwording hiervan en te accepteren dat de gedachtes en gevoelens er zijn. Moeders worden gedurende de training constant gestimuleerd om hun gedachtes en gevoelens niet te veroordelen, maar te accepteren (Potharst, 2017).

De Mindful met je baby training is in eerder onderzoek effectief gebleken in het verbeteren van mindfulness van moeders, mindful parenting, zelf-compassie,

psychopathologie, welzijn, gebrek aan zelfvertrouwen, warmte, responsiviteit en vijandigheid. Ook werd een verbetering gevonden in de positieve affectiviteit van de baby’s richting

moeder (Potharst et al., 2017). Gezien de positieve effecten van de Mindful met je baby training, is de Mindful met je peuter training ontwikkeld. Deze training is een aanpassing van de Mindful met je baby training, waarbij er ook aandacht wordt besteedt aan de specifieke situatie van moeders met een peuter. Naar de effectiviteit van de Mindful met je peuter training is nog geen onderzoek gedaan. Daarnaast is in het eerdere onderzoek van Potharst (2017) gebruik gemaakt van vragenlijsten, ingevuld door de moeders zelf. Er is geen

onafhankelijke observationele data beschikbaar, waardoor nog onbekend is of de sensitiviteit en acceptatie van moeders daadwerkelijk verbeteren. Tevens geeft het gebruik van

onafhankelijke observaties objectievere resultaten, dan bij enkel het gebruik van vragenlijsten het geval zou zijn (Miron, Lewis & Zeanah, 2009).

In deze studie wordt om bovenstaande reden het volgende onderzocht: “In hoeverre is de Mindful met je baby/peuter training effectief in het verminderen van ouderlijke stress?” en “In hoeverre is de Mindful met je baby/peuter training effectief in het verbeteren van de sensitiviteit en acceptatie van moeders met ouderlijke stress?”. Verwacht wordt dat de training effectief is in het verminderen van ouderlijke stress, aangezien moeders leren niet in

(7)

zorgen te blijven hangen maar aanwezig te zijn in het huidige moment. Door middel van onder andere ontspanningsoefeningen en meditatie leren zij hun stress reduceren (Kabat-Zinn & Kabat-Zinn, 2010). Bovendien is de verwachting dat moeders sensitiever worden, doordat ze meer bewust in het moment zijn en hierdoor ook meer aandacht hebben voor signalen van het kind (Kabat-Zinn & Kabat-Zinn, 2010). Daarnaast leren moeders bewust te worden van sensitieve reacties en automatische stress reacties (reactieve reacties) op het gedrag van hun kind. Door bewust te zijn van deze reacties, kunnen moeders hun automatische stress reactie omzetten in een sensitieve reactie. Ook wordt verwacht dat moeders meer acceptatie laten zien na de training, doordat zij leren om niet te oordelen of te streven, maar om te accepteren, los te laten en geduld en vertrouwen te hebben (Kabat-Zinn & Kabat-Zinn, 2010).

Gezien de grote groep moeders die ouderlijke stress ervaren en de gevolgen die dit heeft op de sensitiviteit en acceptatie, is het van belang om moeders te ondersteunen in het nieuwe moederschap door middel van een effectieve oudertraining. Indien dit onderzoek kan aantonen dat de Mindful met je baby/peuter training een effectieve oudertraining is, kan deze training (vroegtijdig) worden ingezet bij moeders die een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van ouderlijke stress. Hiermee kan voorkomen worden dat ouderlijke stress leidt tot een scala aan problemen, zoals het ontwikkelen van een depressie bij moeders of

prikkelbaarheid bij kinderen (Zelkowitz & Milet, 2001; Falluco et al., 2016). Daarnaast kunnen resultaten uit dit onderzoek aanknopingspunten bieden voor aanpassingen in de training, zoals de leeftijdscategorie van de kinderen, waardoor de training mogelijk voor een grotere groep moeders (en hun kinderen) kan worden ingezet.

Methode Participanten

Het huidige onderzoek is nog steeds bezig. Tot nu toe hebben 67 moeders (Leeftijd M = 35.2, SD = 4.37) met kinderen tussen de drie en 45 maanden geparticipeerd (M = 1.3, SD = 0.91). Gemiddeld hebben de moeders hoger beroepsonderwijs gevolgd (M = 6.2, SD = 1.10, range = 1: lagere school/basisschool; 7 = wetenschappelijk onderwijs). De meeste moeders hebben de Nederlandse nationaliteit (63%). De andere moeders hebben verschillende nationaliteiten, waaronder: Surinaams, Turks, Marokkaans, Indiaas, Duits, Pools en

Hongaars. De participerende moeders hebben zich aangemeld bij UvAMinds, UvAMinds You, de OuderKindLijn, of een andere afdeling binnen MOC ’t Kabouterhuis, vanwege problemen of stress in de opvoeding. Bij het kennismakingsgesprek hebben de participanten een

(8)

deelname aan de trainingsgroep niet verplicht is. Hierbij werd hen ook een informed consent brief meegegeven.

Onderzoeksdesign

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van drie meetmomenten respectievelijk: acht weken voor de training (wachtlijstmeting), één week voor de start van de training

(voormeting) en één week na de training (nameting). Tijdens deze meetmomenten zijn

vragenlijsten afgenomen en zijn de moeders middels video-opnamen geobserveerd. Daarnaast is er een follow-up meeting gedaan (zes maanden na het eind van de training), waarbij alleen vragenlijsten zijn afgenomen. Deze data is niet meegenomen in het huidige onderzoek, aangezien er tijdens de follow-up meeting geen observaties zijn gedaan. Hierdoor is er geen informatie beschikbaar over de langetermijneffecten van de training op de sensitiviteit en acceptatie van de moeders. Dit onderzoek maakt gebruik van een quasi-experimenteel design, aangezien er geen sprake was van een controlegroep of willekeurige toewijzing. Alle

participanten die zich hebben aangemeld mochten deelnemen aan het onderzoek, en zij kregen allen dezelfde training. Ook moeders die niet aan het onderzoek mee wilden doen, konden de training volgen.

Procedure

Tijdens de drie meetmomenten zijn vragenlijsten afgenomen bij de deelnemende moeders. Daarnaast werden de moeders geobserveerd door middel van video-opnamen om de sensitiviteit en acceptatie van de participanten te meten. De moeders werden bij voorkeur thuis geobserveerd door een onderzoeksstudent van UvAMinds. Indien thuisobservatie niet mogelijk was, konden moeders ook naar de UvAMinds praktijk komen. De moeders kregen de instructie om vijf minuten met hun kind te spelen zonder speelgoed en daarna om vijf minuten met hun kind te spelen met speelgoed. Hiervan werden video-opnamen gemaakt, die later gebruikt zijn voor het onderzoek. Acht weken na de eerste thuisobservatie begonnen de moeders aan de training.

Training

De Mindful met je baby/peuter training is een training voor moeders met een baby of peuter (leeftijd tussen drie en 45 maanden). De training bestaat uit acht wekelijkse sessies en een terugkomsessie acht weken na de laatste trainingssessie. De training is ontwikkeld voor moeders die stress ervaren bij het moederschap. Tijdens de sessies nemen de moeders hun kind mee, zodat ze de oefeningen gelijk kunnen toepassen op hun kind. Alleen tijdens sessie één en sessie vijf komen de moeders zonder hun kind, zodat thema’s kunnen worden

(9)

trainers aanwezig: één trainer die zich richt op het geven van de mindfulness-oefeningen en één trainer (een Infant Mental Health (IMH) specialist) die zich richt op het welzijn van de moeder-kind-dyades tijdens de gezamenlijke sessies en op het welzijn van de kinderen tijdens de mindfulness-oefeningen. Indien het kind huilt of de moeder moeite heeft haar aandacht te verdelen kan de IMH-specialist de moeder steunen door ernaast te gaan zitten of even met de moeder te overleggen. Ook kan de IMH-specialist bepaalde situaties (tijdens de training) die voor iedere moeder lastig zijn plenair in de groep bespreken, op een open en accepterende manier (Potharst, 2017).

De trainingsgroepen bestaan uit vier tot zes moeders. De sessies duren ongeveer twee uur en beginnen altijd met een meditatie-oefening, waarin moeders leren om met bewuste aandacht en zonder te oordelen in het huidige moment aanwezig te zijn. Hierna wordt het huiswerk van de vorige week plenair besproken en kunnen eventuele vragen hierover worden beantwoord door de trainer. Na het bespreken van het huiswerk is er een pauze, waarin moeders hun kind kunnen verschonen, voeden en zelf iets kunnen eten of drinken. Na de pauze wordt er psycho-educatie gegeven over onder andere mindful opvoeden en is er een tweede meditatie-oefening en/of korte andere oefeningen (Potharst, 2017).

Tijdens een mediatie-oefening wordt aan de moeders gevraagd of zij hun ogen willen sluiten en met hun aandacht naar binnen willen gaan. Meestal wordt de ademhaling gebruikt als een focuspunt in het lichaam waar de aandacht op wordt gericht. Iedere keer als een moeder afgeleid raakt door omgevingsgeluiden of gedachtes, moet zij proberen om, na hiervan bewust te zijn geworden, haar aandacht weer naar haar lichaam of ademhaling te brengen. Tijdens het richten van de aandacht naar binnen, kunnen bepaalde gevoelens naar boven komen. Deze gevoelens worden met een open, vriendelijke en onbevooroordeelde houding geobserveerd (ook wel: inquiry genoemd).

Een andere oefening die ingezet wordt is ‘visualisatie’, waarbij moeders

(bijvoorbeeld) de opdracht krijgen om te visualiseren dat hun kind de hele dag heeft gehuild en dat niets heeft geholpen om het kind te troosten. Vervolgens wordt aan de moeder

gevraagd wat dit met haar doet: wat voelt ze in haar lichaam, welke gevoelens of emoties zijn er en welke gedachten komen in haar op. Het doel van deze oefening is moeders bewust te laten worden van lichamelijke sensaties, gevoelens en gedachtes en deze toe te staan in plaats van te veroordelen. Door het schetsen van herkenbare situaties in het nieuwe moederschap leren moeders hoe ze mindful parenting ook in het dagelijkse leven kunnen gebruiken (Potharst, 2017).

(10)

Maten

Sensitiviteit. Sensitiviteit is gemeten door middel van video-observaties. De moeders

werden bij voorkeur bij hen thuis en mogelijk bij UvAMinds gefilmd tijdens een

speelmoment. Zij kregen de instructie om met hun kind te spelen (zonder speelgoed) en daarna met hun kind te spelen met speelgoed. Deze video-opnamen zijn met behulp van de Ainsworth schalen ‘sensitiviteit’ en ‘acceptatie’ (Ainsworth, 1969) bestudeerd. Met de

sensitiviteit-schaal wordt gekeken naar het vermogen van de moeder om signalen van het kind te herkennen en juist te interpreteren. Bovendien wordt gekeken naar, indien de moeder de signalen herkent en interpreteert, of haar reactie op signalen van het kind adequaat en op tijd is (Ainsworth, 1969). Op de sensitiviteit-schaal van Ainsworth kan een score worden behaald tussen 1 en 9, waarbij 1 hoog insensitief is en 9 hoog sensitief.

Met de acceptatie-schaal wordt gekeken naar vier componenten die tezamen het niveau van acceptatie van de moeder bepalen. Allereerst wordt gekeken naar de gevoelens van de moeder over haar kind (bijvoorbeeld positieve gevoelens: glimlachen, complimenten geven of negatieve gevoelens: kind afwijzen, negatieve verbale uiting tegen het kind). Daarnaast wordt gekeken naar het geduld van de moeder, het accepteren van een negatieve mentale staat van het kind en de mate waarin de moeder respect heeft voor de autonomie van het kind. Evenals op de sensitiviteit-schaal, kan op de acceptatie-schaal een score worden behaald tussen 1 en 9, waarbij 1 hoog afwijzend is en 9 hoog accepterend (Ainsworth, 1969).

De video-opnames (waarin zowel werd gekeken naar sensitiviteit als acceptatie) werden onafhankelijk gecodeerd door twee getrainde masterstudenten. Om de

betrouwbaarheid van de scores te waarborgen werden de video-opnames blind gecodeerd; de codeerders wisten niet of ze de wachtlijst-, voor- of nameting aan het coderen waren. De scores van de codeerders werden voor iedere video-opname vergeleken waaruit een

interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (IBB) is berekend. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid was voor de sensitiviteits-schaal goed (IBB = .70) en voor de acceptatie-schaal excellent (IBB = .80; Cicchetti,1994). Voor meer betrouwbare scores hebben de codeerders tevens iedere video-opname, waarbij hun scores verschilden, met elkaar besproken totdat ze consensus bereikten over de score.

Ouderlijke Stress. Ouderlijke stress is gemeten door middel van de verkorte versie

van de Nijmeegse Ouderlijke Stress Index (NOSI-K, verkorte versie; Brock, Vermulst, & Gerris, 1990). Deze vragenlijst is afgenomen bij de moeders op alle meetmomenten en beoogt de stressbeleving binnen de opvoedingssituatie te meten. De NOSI-K bestaat uit 25 items. De moeders konden elk item op een 6-punts Likert schaal beantwoorden, variërend tussen 1

(11)

(helemaal mee oneens) tot 6 (helemaal mee eens). Een voorbeelditem betreft: “Ik merk dat ik niet zo goed in staat ben voor mijn kind te zorgen als ik dacht”. De betrouwbaarheid van de NOSI-K ligt tussen de Chronbach alpha .92 en .95 (Egberink, Vermeulen, & Frima, 2014). In dit onderzoek werd eveneens een hoge betrouwbaarheid gevonden; de Cronbach’s alphas lagen tussen de .90 en .94 (Tavakol & Dennick, 2011). Deze hoge betrouwbaarheidswaardes betekenen dat de interne consistentie van de NOSI-K hoog is. Daarnaast is de

criteriumvaliditeit als goed beoordeeld (Egberink, Vermeulen, & Frima, 2014).

Data analyse

De hypotheses over de effecten van de training zullen worden getoetst door middel van multilevel analyses. In het huidige onderzoek werden de meetmomenten bij ieder moeder-kind paar drie keer herhaald (wachtlijstmeting, voormeting en nameting). Hierdoor zijn de antwoorden en observaties van de moeders tijdens die verschillende metingen niet onafhankelijk van elkaar. Multilevel analyses houden er rekening mee dat data afhankelijk van elkaar kunnen zijn (Field, 2009). Bovendien kan met deze methode alle beschikbare data worden meegenomen in de analyses, waardoor maximale statistische power wordt behaald (Field, 2009). In het huidige onderzoek konden niet alle moeders meedoen aan de

wachtlijstmeting vanwege een late aanmelding voor de training. Door gebruik te maken van multilevel analyses, kunnen ook de moeders worden meegenomen die een meetmoment hebben gemist.

Resultaten Voorbereidende analyses

Allereerst is er gecontroleerd voor de aannames van een multilevel analyse, waaronder de onafhankelijkheid van variabelen en de normale verdeling van data. Door middel van een visuele inspectie van histogrammen en het bekijken van de z-scores (z-score < 3.29 duidt op normale verdeling; Tabachnick & Fidell, 2013) is de normale verdeling getoetst. Bijna alle variabelen waren normaal verdeeld met uitzondering van sensitiviteit op de voormeting en ouderlijke stress op de wachtlijstmeting. Op de variabele sensitiviteit konden moeders een score behalen tussen de 1 en de 9 (Ainsworth, 1969). Het merendeel van de moeders scoorde ofwel een 5 (inconsistent sensitief) ofwel een 7 (sensitief) en weinig daarbuiten of daartussen, waardoor er pieken te zien zijn in de dataverdeling (hoge kurtosis; George & Mallery, 2010). Voor ouderlijke stress werd een soortgelijke verdeling van de data gezien. Het merendeel van de moeders behaalde een score op de NOSI-K tussen de 40 en 60 (range van scores is 0 tot 120), waardoor er ook voor ouderlijke stress pieken te zien zijn in de dataverdeling (hoge kurtosis; George & Mallery, 2010).

(12)

Naast het bekijken van de verdeling van de data, zijn de variabelen getransformeerd (LOG; Tabachnick & Fidell, 2013). De transformaties leidden niet tot een substantiële verbetering van de normale verdeling. Om de invloed van de pieken in de data op de resultaten te minimaliseren is gebruik gemaakt van een techniek genaamd windsorization (Tabachnick & Fidell, 2013). Hierbij zijn de extreme waarden (z-score < -3.29 of > 3.29) aangepast door ze een score te geven van één eenheid boven de daaropvolgende hoogste score.

Na het controleren voor de normale verdeling is de data geherstructureerd naar een long format. Hierbij zijn twee dummyvariabelen gemaakt, met de voormeting als referentie. Vervolgens zijn z-scores gemaakt van de uitkomstmaten (sensitiviteit, acceptatie en

ouderlijke stress), zodat niet alleen de ruwe scores konden worden meegenomen in de multilevel analyse, maar ook gestandaardiseerde scores. Met gestandaardiseerde scores kunnen namelijk uitspraken worden gedaan over de effectgrootte (Cohen’s D) van een mogelijk gevonden verband (Agresti & Franklin, 2014).

De specifieke kenmerken van de groep participerende moeders kunnen mogelijk de effecten van de training beïnvloeden. Om hiervoor te controleren zijn correlaties uitgevoerd waarin een aantal demografische variabelen (leeftijd kind, leeftijd moeder en

opleidingsniveau moeder) zijn meegenomen. Deze correlaties zijn weergegeven in Tabel 1.

* p < .05.

Gekeken is naar of één van deze demografische variabelen correleerde met de

uitkomstmaten (sensitiviteit, acceptatie en ouderlijke stress) op de voormeting. De leeftijd van moeders bleek samen te hangen met ouderlijke stress. Oudere moeders ervaren minder stress op de voormeting dan jongere moeders (r = - .48, p < .05). De leeftijd van moeder is dan ook meegenomen als controle variabele in de multilevel analyse voor ouderlijke stress. Daarnaast

Leeftijd kind Leeftijd moeder Opleidingsniveau

r Sig. r Sig. r Sig.

Ouderlijke stress (NOSIK) -.19 .237 -.48 .002* -.10 .556 Sensitiviteit (Observatie) .25 .066 -.12 .384 .52 .000* Acceptatie (Observatie) .19 .163 -.07 .642 .41 .002* Tabel 1

Pearson’s r correlaties tussen de variabelen (ouderlijke stress, sensitiviteit en acceptatie) en de controle variabelen (leeftijd kind, leeftijd moeder en opleidingsniveau moeder

(13)

bleek het opleidingsniveau van moeders samen te hangen met sensitiviteit en acceptatie. Moeders met een hoger opleidingsniveau lieten meer sensitiviteit en acceptatie zien naar hun kind toe op de voormeting, in vergelijking met moeders met een lager opleidingsniveau (sensitiviteit: r = .52, p < .05, acceptatie: r = .41, p < .05). Ook het opleidingsniveau van moeders is om die reden meegenomen als controle variabele in de multilevel analyse voor sensitiviteit en acceptatie. De leeftijd van het kind hangt op de voormeting niet samen met de sensitiviteit, acceptatie en ouderlijke stress van moeders. Desondanks is de leeftijd van het kind voor uitkomstmaat meegenomen als controle variabele, omdat dit belangrijke informatie verschaft over de eventuele verschillende effecten van de training voor moeders met een baby en moeders met een peuter.

Hoofdanalyses

In Tabel 2 zijn de beschrijvende statistieken van de uitkomstmaten ouderlijke stress, sensitiviteit en acceptatie, op elk meetmoment, weergegeven.

Tabel 2

Descriptieve statistieken ouderlijke stress, sensitiviteit en acceptatie op alle meetmomenten (wachtlijstmeting, voormeting en nameting)

Een overzicht van de correlaties tussen de uitkomstmaten per meetmoment is

weergeven in Tabel 3. Zoals af te lezen uit Tabel 3 hangen de uitkomstmaten sensitiviteit en acceptatie op alle meetmomenten significant met elkaar samen. Dit betekent dat de moeders die hoog scoren op sensitiviteit veelal ook hogen scoren op acceptatie en vice versa; moeders die laag scoren op sensitiviteit scoren veelal ook laag op acceptatie. Sensitiviteit en acceptatie hangen beide niet samen met ouderlijke stress. Dit houdt in dat moeders die een laag niveau van stress ervaren, niet sensitiever of meer accepterend zijn dan de moeders die een hoog niveau van stress ervaren.

Wachtlijstmeting Voormeting Nameting

N Min Max M Sd N Min Max M Sd N Min Max M Sd Stress 17 38 113 65.5 1.65 40 25 133 72.6 26.06 35 25 116 64.6 21.25 Sensitiviteit 41 2 9 5.9 1.80 54 1 9 5.7 1.92 46 2 9 6.3 1.86 Acceptatie 41 1 9 6.2 2.08 54 1 9 5.9 1.89 46 3 9 6.9 1.64

(14)

* p < .05.

De resultaten van de multilevel analyses zijn weergegeven in Tabel 4. Voor de variabelen ouderlijke stress, sensitiviteit en acceptatie is gekeken naar de effecten van de training op de nameting, ten opzichte van de voormeting. Daarnaast is gecontroleerd of er verschillen waren tussen de wachtlijstmeting en de voormeting voor iedere variabele, om met meer zekerheid te kunnen zeggen dat de (mogelijk gevonden) effecten toe te wijzen zijn aan de training en niet aan een andere factor (zoals het verstrijken van tijd). In Tabel 5 zijn de effecten van de controle variabelen (leeftijd moeder, leeftijd kind en opleidingsniveau

moeder) op de effectiviteit van de training weergegeven. De effecten van de training op WL n

* p < .05.

Ouderlijke stress Sensitiviteit Acceptatie

Wachtlijst Voor Na Wachtlijst Voor Na Wachtlijst Voor Na r Sig r Sig r Sig r Sig r Sig r Sig r Sig r Sig r Sig

Str.

.08 .786 .02 .906 .01 .978 .05 .850 .01 .932 .00 .982

Sen. .08 .786 .02 .906 .01 .978 .92 .000* .89 .000* .86 .000*

Acc. .05 .850 .01 .932 .00 .982 .92 .000* .89 .000* .86 .000*

Wachtlijstmeting Nameting

B (SE) F Sig B (SE) F Sig

Stress -4.22 (4.34) -.97 .335 -8.80 (3.24) -2.71 .009*

Sensitiviteit 0.12 (0.25) 0.47 .638 0.43 (0.24) 1.77 .081 Acceptatie 0.32 (0.27) 1.20 .233 0.81 (0.26) 3.15 .002* Tabel 3

Pearson’s r correlaties tussen de uitkomstmaten (ouderlijke stress, sensitiviteit en acceptatie) op de drie meetmomenten (wachtlijsmeting, voormeting en nameting)

Tabel 4

Parameter schattingen (standaard fouten) en F waardes van multilevel modellen van de effecten van de training op de wachtlijst en nameting

(15)

* p < .05.

Voor ouderlijke stress werd tussen de wachtlijstmeting en de voormeting geen (significant) verschil gevonden; ouderlijke stress bleef tussen de wachtlijst meting en

voormeting gelijk. Uit Tabel 4 is af te lezen dat ouderlijke stress significant is afgenomen op de nameting ten opzichte van de voormeting (F = -2.71, B = -8.80, p < .05). Dit betekent dat moeders minder ouderlijke stress ervaren na het volgen van de training. De leeftijd van moeders blijkt van invloed te zijn op de afname van ouderlijke stress na het volgen van de training (F = 2.07, B = 1.63, p < .05). Het interactie-effect tussen de leeftijd van moeder en de nameting was significant. Dit betekent dat ouderlijke stress na het volgen van de training meer af neemt bij oudere moeders, vergeleken met de afname bij jongere moeders. Oudere moeders bleken over alle meetmomenten heen genomen ook minder stress te ervaren dan jongere moeders (F = -3.94, B = -3.06, p < .05). De leeftijd van het kind is niet van invloed op de effecten van de training voor ouderlijke stress (F = 2.30, B = 0.69, p > .05). Voor zowel de moeders met een baby als de moeders met een peuter neemt ouderlijke stress af na het volgen van de training.

Voor de mate van sensitiviteit is geen verschil gevonden tussen de wachtlijstmeting en de voormeting; de sensitiviteit van moeders veranderde niet in deze periode. Op de nameting is bovendien geen significante verandering te zien in de mate van sensitiviteit (F = 1.77, B = 0.43, p > .05). Dit houdt in dat de moeders na het volgen van de training niet significant hoger scoorden op sensitiviteit, in vergelijking met de voormeting. Er is wel een positieve trend te zien, die neigt naar significantie (p < .01). Het opleidingsniveau van moeders is van invloed op de mate van sensitiviteit. Moeders met een hoger opleidingsniveau zijn over alle

Leeftijd moeder Leeftijd kind Opleidingsniveau

Algemeen Nameting Algemeen Nameting Algemeen Nameting B (SE) F Sig B (SE) F Sig B (SE) F Sig B (SE) F Sig B (SE) F Sig B (SE) F Sig

Stress -3.06 (.78) -3.94 .000* 1.63 (.79) 2.07 .043* -5.42 (3.66) -1.48 .146 2.30 (3.32) .69 .492 Sensitiviteit .57 (.24) 2.40 .019* .22 (.25) .89 .377 .81 (.21) 3.88 .000* -.57 (.23) -2.52 .013* Acceptatie .53 (.24) 2.20 .031* .20 (.27) .76 .452 .58 (.22) 2.70 .009* -.34 (.25) -1.36 .178 Tabel 5

Parameter schattingen (standaard fouten) en F waardes van multilevel modellen van de effecten van de controlevariabelen op de effectiviteit van de training

(16)

meetmomenten heen genomen sensitiever dan laag opgeleiden moeders (F = 3.88, B = .81, p < .05 ). Ook is er een interactie-effect gevonden tussen het opleidingsniveau van moeders en de nameting; het opleidingsniveau van moeders beïnvloedt het effect van de training op sensitiviteit. Moeders met een hoger opleidingsniveau laten een kleinere verbetering in sensitiviteit zien na het volgen van de training, in vergelijking met lager opgeleiden moeders (F = -2.52, B = -.57, p < .05). De leeftijd van het kind heeft geen significante invloed op het effect van de training op de sensitiviteit van moeders (F = 0.76, B = 0.20, p >.05). Ongeacht de leeftijd van het kind (baby of peuter) heeft de training geen (significant) effect op de sensitiviteit van moeders. Uit Tabel 5 is wel af te lezen dat moeders over het algemeen sensitiever zijn naar peuters, dan naar baby’s (F = 2.40, B = .57, p < .05).

De acceptatie van moeders op de wachtlijstmeting verschilde niet (significant) van de voormeting. Zoals te zien in Tabel 4 werd wel een significant verschil gevonden op de

nameting; de mate van acceptatie is significant toegenomen na het volgen van de training (F = 3.15, B = 0.81, p <.05). Dit betekent dat moeders na het volgen van de training hoger

scoorden op acceptatie dan ze hiervoor deden. Het opleidingsniveau van moeders blijkt wederom van invloed te zijn op de mate van acceptatie die moeders naar hun kind toe tonen. Hoger opgeleiden moeders scoren over het algemeen hoger op acceptatie dan moeders met een lager opleidingsniveau (F = 2.70, B = .58, p < .05). Het interactie-effect tussen het

opleidingsniveau van moeders en de nameting is echter niet significant (F = -1.36, B = -.34, p >.05). Dit betekent dat hoger opgeleide moeders na het volgen van de training geen grote toename of afname van acceptatie laten zien, dan lager opgeleiden. De leeftijd van het kind heeft geen invloed op dit effect. Dit houdt in dat zowel voor moeders met een baby als voor moeders met een peuter acceptatie toe nam na het volgen van de training. De leeftijd van het kind is wel significant van invloed op de mate van acceptatie van moeders in het algemeen (over alle meetmomenten genomen; F= 0.52, B = 2.20, p < .05). Moeders blijken over het algemeen meer acceptatie te laten zien naar peuters, dan naar baby’s.

Om de grootte van de gevonden effecten te kunnen duiden is de Cohen’s D berekend. De training heeft een klein tot gemiddeld negatief effect op ouderlijke stress (Cohen’s D = -.37). Het effect van de leeftijd van moeders op deze afname van stress is zeer klein (Cohen’s D <. 20). Echter, bij interactie-toetsingen worden zelden grote effecten worden gevonden (Aguinis, Beaty, Boik, & Pierce, 2005). Hetzelfde geldt voor het effect van het

opleidingsniveau van moeders op sensitiviteit op de nameting; dit is een klein negatief interactie-effect (Cohen’s D = -.30). Verder heeft de training een klein tot gemiddeld positief effect op de acceptatie van moeders (Cohen’s D = .43).

(17)

Discussie

In deze studie is gekeken naar de effecten van de Mindful met je baby/peuter training op ouderlijke stress, sensitiviteit en acceptatie. In lijn met de verwachting is gebleken dat de training leidt tot een afname van ouderlijke stress; na het volgen van de training ervaren moeders minder ouderlijke stress. In tegenstelling tot de verwachting laten de resultaten zien dat de training geen (significant) effect heeft op de sensitiviteit van moeders. Wel werd een positieve trend gezien, die neigde naar significantie; moeders waren gemiddeld meer sensitief op de nameting. Daarentegen werd voor acceptatie van moeders wel een significant effect gevonden. Dit houdt in dat moeders na het volgen van de training verbetering laten zien in de mate van acceptatie die zij tonen naar hun kind toe.

Naast de hoofdeffecten van de training (op ouderlijke stress, sensitiviteit en acceptatie) is ook gekeken naar mogelijke interactie-effecten met een aantal controle variabelen op de nameting. De leeftijd van moeders bleek van invloed te zijn op het effect van de training op ouderlijke stress. Er is een positieve relatie gevonden; oudere moeders lieten een grotere afname van ouderlijke stress zien op de nameting, in vergelijking met jongere moeders. Daarnaast bleek het opleidingsniveau van moeders de positieve trend die voor sensitiviteit werd gevonden te beïnvloeden. Hoger opgeleide moeders lieten een kleinere verbetering zien in sensitiviteit, dan lager opgeleiden. Verder bleek de leeftijd van het kind niet van invloed te zijn op de effecten van de training. Dit betekent dat ongeacht de leeftijd van het kind (baby of peuter) de training wel effectief was in het verminderen van stress en verbeteren van

acceptatie, maar niet effectief in het verbeteren van sensitiviteit.

De afname van ouderlijke stress na het volgen van de training was naar verwachting. Moeders leren in de training door middel van ontspanningsoefeningen en meditatie om niet in zorgen te blijven hangen en stress te reduceren (Kabat-Zinn & Kabat-Zinn, 2010). Uit eerder onderzoek naar de Mindful met je baby training bleek al dat de training leidde tot een afname van ouderlijke stress (Potharst et al., 2017). Deze studie laat zien dat ouderlijke stress niet alleen vermindert bij moeders van baby’s (zoals uit het onderzoek van Potharst et al. (2017) bleek), maar ook bij moeders van peuters. Deze studie laat bovendien zien dat oudere moeders over het algemeen minder stress ervaren, in vergelijking met jongere moeders. Ook laten oudere moeders een grotere afname in ouderlijke stress zien na het volgen van de training dan jongere moeders. Mogelijk zijn oudere moeders door het hebben van meer

levenservaring, beter in staat om (met de aangeleerde vaardigheden) hun stress te reduceren, dan jongere moeders (Maccoby, 1980).

(18)

Sensitiviteit van moeders veranderde niet (significant) na het volgen van de training. Dit zou verklaard kunnen worden doordat er in de training geen nadrukkelijke aandacht voor sensitiviteit is. Er wordt getracht door bewuste aandacht en inleven in het kind een

sensitievere houding bij moeders te stimuleren, maar er wordt geen psycho-educatie gegeven over wat sensitiviteit is, wat het belang hiervan is en hoe moeders sensitief kunnen opvoeden. Tevens bevat de training geen praktische scholing waarin wordt geoefend met het aanleren van sensitief gedrag. Mogelijk is bewuste aandacht en inleven in het kind onvoldoende (expliciet) om de sensitiviteit van moeders te bevorderen. Ondanks dat er geen significant effect van de training werd gevonden op sensitiviteit, was er wel een positieve trend te zien die in de buurt kwam van significantie. Mogelijk was er in deze studie onvoldoende power (door een te kleine steekproef), om een klein effect van de training op sensitiviteit te vinden (Agresti & Franklin, 2014). Daarnaast zou het ook kunnen dat er bij de follow-up meeting wel een significant effect zou zijn gevonden (indien er bij de follow-up meeting was

geobserveerd), aangezien er een positieve trend te zien is in de mate van sensitiviteit en er de mogelijkheid is dat het wat langer duurt voordat moeders de in de training opgedane

vaardigheden hun eigen maken en omzetten in een meer sensitievere houding (Zeegers, Colonnesi, Noom, Polderman, & Stams, 2018).

De mate van acceptatie die moeders naar hun kind tonen verbeterde wel na het volgen van de training. Dit komt overeen met de verwachting, aangezien moeders in de training direct worden gestimuleerd om hun eigen gedachtes, gevoelens en ervaringen te accepteren in plaats van te oordelen of te streven. Deze bevinding sluit ook aan bij eerder onderzoek naar de Mindful met je baby/peuter training waaruit bleek dat de training leidde tot een toename van moederlijke warmte (Potharst et al., 2017), wat een onderdeel is van acceptatie (Rohner, Khaleque, & Cournoyer, 2012). Opvallend is dat moeders meer acceptatie tonen (over alle meetmomenten genomen) naar oudere kinderen (peuters) in vergelijking met jongere kinderen (baby’s). Ook voor sensitiviteit werd gevonden dat moeders meer sensitief zijn naar oudere kinderen, dan ze naar jongere kinderen zijn. Mogelijk is het voor moeders lastiger om een accepterende en sensitieve houding aan te nemen tegenover jongere kinderen, omdat het in deze leeftijdsfase moeilijker is om in te schatten wat het kind nodig heeft (onderdelen van sensitiviteit-schalen van Ainsworth, 1969). Baby’s kunnen minder duidelijk communiceren wat ze dwars zit en nodig hebben. Dit doet een beroep op het geduld en de eigen emoties van de moeder, waardoor zij mogelijk minder respect heeft voor de autonomie van het kind (onderdelen van acceptatie-schalen van Ainsworth, 1969).

(19)

Naast het bekijken van de invloed van de leeftijd van het kind over alle

meetmomenten heen genomen is onderzocht of de leeftijd van het kind van invloed is op de effecten van de training (op sensitiviteit en acceptatie). De leeftijd van het kind bleek geen significante invloed te hebben op het effect van de training op de sensitiviteit van moeders (F = 0.76, B = 0.20, p >.05). Ongeacht de leeftijd van het kind (baby of peuter) verbetert de training de sensitiviteit van moeders niet (significant). Voor het effect van de training op acceptatie bleek de leeftijd van het kind ook niet van invloed te zijn. Voor acceptatie betekent dit dat zowel de moeders met een baby als de moeders met een peuter meer acceptatie toonde naar hun kind na het volgen van de training.

Daarnaast is bekeken of het opleidingsniveau van moeders van invloed is op de effecten van de training op sensitiviteit en acceptatie. Voor sensitiviteit bleek dit het geval te zijn; moeders met een hoger opleidingsniveau lieten een kleinere verbetering zien in

sensitiviteit na het volgen van de training dan moeders met een lager opleidingsniveau. Een verklaring hiervoor kan zijn dat hoogopgeleide moeders al hoog scoorden op sensitiviteit op de voormeting, waardoor zij minder ruimte hadden voor verbetering. Op de voormeting was namelijk al te waar te nemen dat hoogopgeleide moeders sensitiever en meer accepterend zijn in vergelijking met laagopgeleide moeders. Dat laagopgeleide moeders minder sensitief en accepterend zijn (al op de voormeting) kan mogelijk worden verklaard doordat een laag opleidingsniveau veelal gepaard gaat met een lagere sociaaleconomische status en daarmee een meer stressvolle leefomgeving (Ispa et al., 2004). De bijkomende uitdagingen die vaker spelen bij laagopgeleide moeders kunnen het moeilijker maken om emotioneel en fysiek beschikbaar te zijn voor moeders en daarbij sensitief en accepterend te zijn naar hun kind toe.

Een andere verklaring voor het verschil, op basis van opleidingsniveau, in het effect van de training op sensitiviteit is dat laagopgeleide moeders mogelijk beter in staat zijn om de in de training opgedane vaardigheden (snel) hun eigen te maken. Doordat moeders met een lager opleidingsniveau mogelijk minder, dan moeders met een hoger opleidingsniveau, gebruik maken van hun intellect om met ervaringen of situaties om te gaan zouden zij beter in staat kunnen zijn om zich los te maken van hun eigen gedachten en hiermee bewuster en aandachtiger in het huidige moment te zijn. Dit maakt dat moeders met een lager

opleidingsniveau, met de aangeleerde vaardigheden om sensitiviteit te bevorderen, mogelijk meer profiteren van de training.

Verder laten de resultaten een opvallende (significante) samenhang zien tussen sensitiviteit en acceptatie, op alle meetmomenten. Dit betekent dat sensitieve moeders vaak ook accepterend waren en andersom; insensitieve moeders waren veelal ook afwijzend

(20)

(tegenhanger van accepterend). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat sensitiviteit en acceptatie gemeten zijn aan de hand van de sensitiviteitsschalen van Ainsworth (1969), alle vier de schalen die hierin zijn opgenomen (waaronder ‘sensitiviteit voor de signalen van het kind’ en ‘acceptatie van het kind zijn behoefte’) zijn onderdelen van het overkoepelende begrip ‘sensitiviteit’. Mogelijk kunnen sensitiviteit en acceptatie derhalve niet als aparte constructen worden beschouwd (in ieder geval niet indien gebruik wordt gemaakt van de Ainsworth schalen, 1996), maar is acceptatie een onderdeel van sensitiviteit. Desondanks is het interessant om te kijken naar acceptatie, als onderdeel van sensitiviteit, om meer

inzichtelijk te krijgen welke specifieke effecten de training heeft.

Samenvattend blijkt uit deze studie dat de Mindful met je baby/peuter training effectief is in het verminderen van ouderlijke stress en het verbeteren van acceptatie, voor zowel de moeders met een baby als met een peuter. Ondanks de positieve effecten die zijn gevonden, moeten de resultaten met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd door een aantal beperkingen van deze studie. Allereerst is er geen gebruik gemaakt van een

controlegroep. Om de invloed van het gebrek aan een controlegroep te minimaliseren is er wel gebruik gemaakt van een wachtlijstmeting. Hierdoor konden we voor iedere

participerende moeder controleren of de uitkomstmaten (ouderlijke stress, sensitiviteit en acceptatie) gelijk bleven over de verloop van een bepaalde tijd (in deze studie zeven weken). Hiermee kan voor iedere moeder (met enige zekerheid) worden uitgesloten dat het verloop van tijd van invloed is op de uitkomstmaten. Echter, om met meer zekerheid te kunnen constateren dat de gevonden positieve effecten te wijden zijn aan de training en niet aan een verloop van tijd is een controlegroep noodzakelijk (Hoyle, Harris, & Judd, 2002).

Daarnaast zijn de participerende moeders in deze studie niet at random geselecteerd. Zij hebben zich zelf aangemeld voor de training. In deze studie betrof het een mindful parenting training; een specifieke aanpak waar wellicht niet iedereen (uit zichzelf) voor zou kiezen. Mogelijk is de steekproef om deze reden niet representatief voor de gehele populatie (moeders met ouderlijke stress; Hoyle, Harris, & Judd, 2002). Moeders die zichzelf opgeven voor deelname zijn waarschijnlijk meer gemotiveerd om hun gedrag te veranderen dan moeders die zich niet uit zichzelf opgeven. Bovendien hebben deze moeders wellicht al meer affiniteit en/of interesse in mindfulness of mindful parenting. De resultaten van deze studie zijn daarom mogelijk een overschatting van de effecten van de training, in vergelijking met de effecten die gevonden zouden worden indien een meer representatieve steekproef (van de populatie ‘moeders met ouderlijke stress’) was gebruikt. Een eerste suggestie voor

(21)

vervolgonderzoek is dan ook om (indien ethisch mogelijk) gebruik te maken van een controlegroep en participanten at random te selecteren.

Een andere suggestie voor vervolgonderzoek is om vaders te betrekken in de training en in het onderzoek. De afgelopen jaren is er steeds meer aandacht voor de rol van vaders in de opvoeding van kinderen (Tavecchio, 2015). Uit onderzoek naar vaders blijkt onder meer dat zij een belangrijke en unieke rol spelen in de ontwikkeling van kinderen door hun persoonlijkheid, het functioneren als rolmodel en door dagelijkse interacties met hun kind (Tavecchio, 2015). Door de grote rol die vaders spelen in de ontwikkeling van kinderen is het van belang dat zij in hun rol erkend worden en worden betrokken bij trainingen (zoals de Mindful met je baby/peuter training). Hierbij is het tevens van belang dat er gedegen

onderzoek wordt gedaan naar de effecten van de training bij vaders en dat de training passend is voor zowel moeders als vaders.

Tot slot is een suggestie voor vervolgonderzoek om een grotere groep participanten te onderzoeken en om de follow-up meting mee te nemen in het onderzoek. Een grotere groep participanten leidt tot meer power, waardoor er mogelijk een grotere effectiviteit van de training wordt gevonden (Agresti & Franklin, 2014). In deze studie is voor sensitiviteit een positieve trend te zien, richting significantie. Mogelijk was er met een grotere steekproef wel een significant effect gevonden op de nameting. Het meenemen van de follow-up meting had ook meer inzicht kunnen geven over het verloop van de positieve trend die voor sensitiviteit werd gevonden. Bovendien verschaft de follow-up meting belangrijke informatie over of de training ook acht weken na afloop ervan nog effect heeft op ouderlijke stress en acceptatie.

Ondanks de beperkingen in dit onderzoek zijn er ook sterke kanten te benoemen. Allereerst zijn sensitiviteit en acceptatie gemeten aan de hand van observaties (met behulp van de sensitiviteitsschalen; Ainsworth, 1969) in plaats van met vragenlijsten ingevuld door de ouder zelf. Observaties bieden een objectievere inkijk in de kwaliteit van de ouder-kind interactie, in vergelijking met vragenlijsten (Miron, Lewis, & Zeanah, 2009). Ouders zijn zelf onderdeel van de ouder-kind interactie, waardoor zij veel minder objectief in staat zijn om de interactie te beoordelen (Miron, Lewis, & Zeanah, 2009). Ook gaven observaties de

mogelijkheid om moeders in hun eigen omgeving te observeren, wat tevens meer betrouwbaar en valide data oplevert in vergelijking met een laboratoriumsetting (Hoyle, Harris, & Judd, 2002).

De uitkomsten in deze studie zijn een belangrijke toevoeging aan huidige

wetenschappelijk kennis. De uitkomsten bevestigen eerder onderzoek waaruit gebleken is dat een mindful parenting training effectief is in het verminderen van stress (Vieten & Astin,

(22)

2008). Echter is in de wetenschappelijke literatuur, met uitzondering van het onderzoek van Potharst (2017), nog weinig gekeken naar de effectiviteit van een mindfulness training die zich specifiek richt op moeders met ouderlijke stress met een baby of peuter. Bovendien heeft deze studie gekeken naar de effecten van de Mindful met je baby/peuter training op

sensitiviteit en acceptatie, wat niet eerder voor deze specifieke groep moeders is onderzocht. De uitkomst dat de training niet effectief is in het verbeteren van sensitiviteit, geeft

handvatten voor het aanpassen van de training. Door bijvoorbeeld de focus van de mediatie- en kijkoefeningen sterker te laten liggen op bewustwording van de signalen van de baby kan op een mindful manier (door bewuste aandacht en zonder te oordelen) getracht worden meer aandacht aan sensitiviteit te besteden.

Conclusie

Deze studie laat zien dat de Mindful met je baby/peuter training een veelbelovende training is voor moeders die problemen ervaren in het nieuwe moederschap. Er is gebleken dat de Mindful met je baby/peuter training voor zowel moeders met een baby als een peuter effectief is in het verbeteren van acceptatie en het verminderen van ouderlijke stress. De resultaten suggereren dat de training ingezet kan worden (voor baby’s en peuters), om zo meer moeders te kunnen ondersteunen bij de ervaring van het nieuwe moederschap en alle verantwoordelijkheden die hierbij komen kijken.

(23)

Referenties

Abidin, R. (1990). Introduction to the special issue: the stress of parenting. Journal of Clinical Child Psychology, 19, 298-301. doi:10.1207/s15374424jccp1904_1 Abidin, R. (1995). Manual for the Parenting Stress Index. Odessa, FL: Psychological

Assessments Resources.

Agresti, A. & Franklin, C. (2014). Statistics: The Art and Science of Learning from Data (3th ed.). Harlow: Pearson Education.

Aguinis, H., Beaty, J., Boik, R., Pierce, C. (2005). Effect size and power in assessing

moderating effects of categorical variables using regression: a 30-year review. Journal of Applied Psychology, 90, 94-107. doi:10.1037/0021-9010.90.1.94

Ainsworth, M. (1969). Maternal sensitivity scales. Verkregen van:

https://pdfs.semanticscholar.org/77ba/e53ad6d26d2fc13b02f144874cfa1ab28527.pdf Alcorn, K., Donovan, O., Patrick J., Creedy, D., Devilly, G. (2010). A prospective

longitudinal study of prevalence of post-traumatic stress disorder resulting from childbirth events. Psychological Medicine, 40, 1849-1859.

doi:10.1017/S0033291709992224

American Psychological Association. (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders international version (4th ed.). Washington, DC: American Psychiatric Association.

Barclay, L., Everitt, L., Rogan, F., Schmied, V., & Wyllie, A. (1997). Becoming a mother - an analysis of women’s experience of early motherhood. Journal of Advanced Nursing, 25, 719-728. doi:10.1046/j.1365-2648

Bögels, S. & Restifo, K. (2013). Mindful ouderschap: een praktische gids voor hulpverleners. New York: Springer.

Carrasco, M., Holgado, F., & del Barrio, V. (2014). Effects of parental interpersonal power/prestige and acceptance on the psychological adjustment of Spanish youth. Cross-Cultural Research, 48, 1–11. doi:10.1177/1069397114528466.

Chang, Y. & Fine, M. (2007). Modeling parenting stress trajectories among low-income young mothers across the child’s second and third years: Factors accounting for stability and change. Family Psychology, 21, 584–594. doi:10.1037/0893-3200.21.4.584

Cicchetti, D. (1994). Guidelines, criteria, and rules of thumb for evaluating normed and standardized assessment instruments in psychology. Psychological Assessment, 6, 284-290. doi:10.1037/1040-3590.6.4.284

(24)

Cowan, C. & Cowan, P. (1995). Interventions to ease the transition to parenthood: why they are needed and what they can do. Family Relations, 44, 412-423. doi:10.2307/584997 De Brock, A., Vermulst, A., & Gerris, J. (1990). De Nijmeegse ouderlijke stress index. Gezin:

tijdschrift voor primaire leefvormen, 2, 57-75.

Deave, T., Johnson, D., & Ingram, J. (2008). Transition to parenthood: The needs of parents in pregnancy and early parenthood. BMC Pregnancy and Childbirth, 8, 30.

doi:10.1186/1471-2393-8-30

De Wolff, M. & Van Ijzendoorn, M. (1997). Sensitivity and attachtment: a meta-analysis on parental antecedents of infant attachment. Child development, 68, 571-591.

doi:10.1111/j.1467-8624.1997.tb04218.x

Egberink, I., Vermeulen, C., & Frima, R. (2014). COTAN beroordeling 1996: Nijmeegse Ouderlijke Stress Index (NOSI). Verkregen van: http://www.cotandocumentatie.nl Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS (3th ed.). London: SAGE Publications. Gao, L., Chan, S., Mao Q. (2009). Depression, percieved stress, and social support among

first-time chinese mothers and fathers in the postpartum period. Research in Nursing & Health, 32, 50-58. doi:10.1002/nur.20306

Gau, S. & Chang, J. (2013). Maternal parenting styles and mother–child relationship among adolescents with and without persistent attention-deficit/hyperactivity disorder. Research in Developmental Disabilities, 34, 1581–1594. doi:10.

1016/j.ridd.2013.02.002.

Giauguzi, A., & Giovazolias, T. (2015). Remembered parental rejection and social anxiety: the mediating role of partner acceptancerejection. Journal of Child and Family Studies, 24, 3170–3179. doi:.10.1007s108.26-015-0120-z

Hildingsson, I. & Thomas, J. (2013) Parental stress in mothers and fathers one year after birth. Journal of Reproductive and Infant Psychology, 32, 41-56.

doi:10.1080/02646838.2013.840882

Hoyle, R., Harris, M., Judd, C. (2002). Research Methods in Social Relations (7th ed.). Melbourne: Wadsworth/Thompson Learning.

Ispa, J., Fine, M., Halgunseth, L., Harper, S., Robinson, J., Boyce, L., Brooks-Gunn, J., & Brady-Smith, C. (2004). Maternal intrusiveness, maternal warmth, and mother-toddler relationship outcomes: variations across low-income ethnic and acculturation groups. Child Development, 75, 1613-31. doi:10.1111/j.1467-8624.2004.00806.x

(25)

Jackson, K., Ternestedt, B., Magnuson, A., & Schollin, J. (2007). Parental stress and toddler behavior at age 18 months after pre-term birth. Acta Paediatrica, 96, 227–232. doi:10.1111/j.1651-2227.2007.00015.x

Kemppinen, K., Kumpulainen, K., Raita-Hasu, J., Moilanen, I., & Ebeling, H. (2006). The continuity of maternal sensitivity from infancy to toddler age. Journal of Reproductive and Infant Psychology, 24, 199-212. doi:10.1080/02646830600821249

Khaleque, A (2015). Perceived parental neglect, and children’s psychological maladjustment, and negative personality dispositions: A meta-analysis of multicultural studies.

Journal of Child and Family Studies, 24, 1419–1428. doi:10.1007/s108.26- 014-9948-x

Kabat-Zinn, J. (1990). Full catastrophe living: using the wisdom of your body and mind to face stress, pain and illness. New York: Bantam Doubleday Dell.

Kabat-Zinn, J. & Kabat-Zinn, M. (2010). Everyday blessings: the inner work of mindful parenting. New York: Hyperion Books.

Kivijarvi, M., Voeten, M., Niemela, P., Raiha, H., Lertola, K., & Piha, J. (2001). Maternal sensitivity behavior and infant behavior in early interaction. Infant Mental Health Journal, 22, 627-640. doi:10.1002/imhj.1023

Leigh, B., & Milgrom, J. (2008). Risk factors for antenatal depression, postnatal depression and parenting stress. BMC Psychiatry, 8, 24. doi:10.1186/1471-244X-8-24

Luhmann, M., Hofmann, W., Eid, M., & Lucas, R. E. (2012). Subjective well-being and adaptation to life events: a meta-analysis. Journal of Personality and Social Psychology, 102, 592. doi:10.1037/a0025948

Lupien, S. J., McEwen, B., Gunnar, M., & Heim, C. (2009). Effects of stress throughout the lifespan on the brain, behaviour and cognition. Nature Reviews Neuroscience, 10, 434–445. doi:10.1038/nrn2639

Maccoby, E. (1980). Social development: psychological growth and the parent-child relationship. New York: Harcourt, Brace, Jovanovich.

Miron, D., Lewis, M., & Zeanah, C. (2009). Clinical use of observational procedures in early childhood relationship assessment. In C. H. Zeanah (Ed.), Handbook of infant mental health (252– 265). New York: Guilford.

Nagata, M., Nagai, S., Sobajima, H., Ando, T., Nishide, Y., & Honjo, S. (2000). Maternity blues and attachment to children in mothers of full-term normal infants. Acta

Psychiatrica Scandinavica, 101, 209–217. Verkregen van http://ovidsp.uk.ovid.com

(26)

Nursing, 32, 465–477. doi:10.1177/0884217503255199

Östberg, M., Hagekull, B., & Hagelin, E. (2007). Stability and prediction of parenting stress. Infant and Child Development, 16, 207–223. doi:10.1002/icd.516

Potharst, E., Aktar, E., Rexwinkel, M., Rigterink, M., & Bögels, S. (2017). Mindful with your baby: feasibility, acceptability, and effects of a mindful parenting group training for mothers and their babies in a mental health context. Mindfulness, 8, 1236-1250. doi:10.1007/s12671-017-0699-9

Potharst, E. (2017). Mindful Parenting training moeders met een baby/dreumes: Therapeutenhandleiding. Amsterdam: UvAMinds.

Reck, C., Stehle, E., Reinig, K., & Mundt, C. (2009). Maternity blues as a predictor of DSM IV depression and anxiety disorders in the first three months postpartum. Journal of Affective Disorders, 113, 77-87. doi:10.1016/j.jad.2008.05.003

Rohner, R., Khaleque, A., & Cournoyer, D. (2012). Introduction to parental acceptance-rejection theory, methods, evidence, and implications. Journal of the Society for Psychological Anthropology, 33, 299-334. Verkregen van:

http://www.csiar.uconn.edu.

Rohner, R. (2004). The parental “acceptance-rejection syndrome”: Universal correlates of perceived rejection. American Psychologist, 59, 830–840. Verkregen van:

http://ovidsp.uk.ovid.com/

Siegel, D. J., & Hartzell, M. (2003). Parenting from the inside out: how a deeper self-understanding can help you raise children who thrive. New York: Penguin

Tavakol, M., & Dennick, R. (2011). Making sense of Cronbach’s alpha. International Journal of Medical Education, 2, 53-55. doi:10.5116/ijme.4dfb.8dfd

Tavecchio, L. (2015). Positief betrokken vaderschap: een factor van belang voor een gezonde ontwikkeling. Tijdschrift van de Vereniging voor Kinder- en Jeugdpsychotherapie, 42, 16-33. Verkregen van: http://vaderkenniscentrum.nl/wp-content/uploads/tkjp-15-4-Tavecchio.pdf

Van Doesum, K., Hosman, C., Risken-Walraven, J., & Hoefnagels, C. (2007). Correlates of depressed mothers’ sensitivity toward their infant: the role of maternal, child, and contextuel characteristics. Journal of American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 46, 747-756. doi:10.1097/CHI.0b013e318040b272

Vieten, C., & Austin, J. (2008). Effects of a mindfulness-based intervention during pregnancy on prenatal stress and mood: results of a pilot study. Archives of Women’s Mental Health, 11, 67-74. doi:10.1007/s00737-008-0214-3

(27)

Zeegers, M. A. J., Colonnesi, C., Noom, M. J., Polderman, N., & Stams, G. J. J. M. (2018). Remediating child attachment security: improving mothers’ and fathers’ mind-mindedness and sensitivity in adoptive families. Under review.

Zeegers, M. A. J., Colonnesi, C., Stams, G. J. J. M., & Meins, E. (2017). Mind matters: a meta-analysis on parental mentalization and sensitivity as predictors of infant-parent attachment. Psychological Bulletin, 143, 1245-1272.

Zelkowitz, P., & Milet, T. (2001). The course of postpartum psychiatric disorders in women and their partners. The Journal of Nervous and Mental Disease, 189, 575-582. Verkregen van http://ovidsp.tx.ovid.com.proxy.uba.uva.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Denk bij MHV bijvoorbeeld aan: “Zou jij nog naar de kerk gaan, wetende dat de pest heerst?” Of specifiek op de Romeinse tijd: “Zou jij een crimineel Novio Magus uit stemmen (via

According to Ballaert (2015a, 2017), the Commission staff determines based on policy characteristics, such as salience and complexity, which kind of deficits it faces in the policy

Furthermore, Navarrete (2019) describes that inside the European Union there is a common understanding about ‘terrorist acts’ connected to political violence, which is somehow

Using agenda-setting, framing and news value theory as the basis for a quantitative content analysis, this study investigated how German broadsheet and tabloid online media differ

Such challenges are for instance described as “changing projects” (Interview 8, para.. Taking a closer look at these above presented aspects, associated by

One Participant stated that they picked the combination of Gif and Text because “I wouldn't feel uncomfortable using a GIF with my best friend but only after I

In the context of funding in humanitarian assistance specifically, the definition would imply that donors trust organizations in that they will not mobilize funds for

Het andere item bevatte een hoog risico en mat de risicoperceptie van proefpersonen wanneer zij zichzelf niet regelmatig insmeren met een hoge factor antizonnebrandcrème of