• No results found

Naar een circulair gebouwd Amsterdam? : een verkenning naar de ervaren belemmeringen voor het opschalen van circulair bouwen in de gemeente Amsterdam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Naar een circulair gebouwd Amsterdam? : een verkenning naar de ervaren belemmeringen voor het opschalen van circulair bouwen in de gemeente Amsterdam"

Copied!
69
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Naar een circulair gebouwd Amsterdam?

Een verkenning naar de ervaren belemmeringen voor het opschalen van circulair bouwen in de gemeente

Amsterdam.

Bachelorscriptie Planologie Hidde de Haan – 10418962 hjdehaan@hotmail.com Begeleider: Mendel Giezen Tweede lezer: Ori Rubin Augustus 2018

(2)

2

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 4 Samenvatting ... 5 Hoofdstuk 1: Inleiding ... 6 1.1 Introductie ... 6 1.2 Probleemstelling ... 7 1.3 Structuur ... 7

Hoofdstuk 2: Theoretisch kader ... 9

2.1 Urban metabolism ... 9 2.2 Circulaire Economie ... 9 2.3 Circulair bouwen ... 10 2.4 Opschaling ... 10 2.4.1 Horizontale opschaling. ... 10 2.4.2 Verticale opschaling. ... 10 Hoofdstuk 3: Onderzoeksopzet ... 11 3.1 Onderzoekstrategie ... 11 3.2 Research design ... 11

3.3 Methode van dataverzameling ... 11

3.4 Analysemethode ... 11

Hoofdstuk 4: Casusbeschrijving ... 13

4.1 Gemeente Amsterdam ... 13

4.1.1 Ambitie en visie ... 13

4.1.2 Rol in circulair bouwen ... 14

4.1.3 Instrumenten ... 14

4.1.4 Betrokken projecten ... 15

4.2 Stadslab Circulair Buiksloterham ... 16

4.2.1 Ambities ... 16

4.2.2 Uitvoering ... 17

4.3 Sophie Valla Architects – Kavel 20D ... 18

4.3.1 Ambitie ... 18

4.3.2 Uitvoering ... 18

4.4 ABN AMRO – CIRCL ... 20

4.4.1 Ambities ... 20

4.4.2 Uitvoering ... 20

(3)

3

“Wat voor actoren zijn bezig met circulair bouwen?” ... 22

“Op welke schaal bevinden zich de huidige en geplande toepassingen van circulair bouwen?” ... 23

Hoofdstuk 5: Analyse ... 24

5.1 Analyse belemmeringen Gemeente Amsterdam ... 24

5.2 Analyse belemmeringen Stadslab Circulair Buiksloterham ... 26

5.3 Analyse belemmeringen Sophie Valla Architects – Kavel 20D ... 27

5.4 Analyse belemmeringen ABN AMRO – CIRCL ... 28

5.5 Totaaloverzicht van waargenomen belemmeringen ... 30

“Welke problemen komen de actoren tegen tijdens hun betrokkenheid met circulair bouwen?” ... 31

Hoofdstuk 6: Conclusie ... 32

“Welke belemmeringen zien verschillende actoren die zich bezighouden met circulair bouwen in de gemeente Amsterdam in het opschalen hiervan?” ... 33

Hoofdstuk 7: Discussie ... 34

Literatuur ... 35

Appendix ... 37

Appendix A.1 – Interview Eveline Jonkhoff ... 37

Appendix A.2 – Interview Renate Heppener ... 41

Appendix A.3 – Interview Saskia Müller ... 48

Appendix A.4 – Interview Sophie Valla ... 51

(4)

4

Voorwoord

Circulair bouwen in Amsterdam is een onderwerp dat mij op meerdere manieren aanspreekt. Als bachelorstudent Future Planet Studies aan de Universiteit van Amsterdam ben ik geïnteresseerd in duurzame alternatieven voor menselijke activiteiten die nu soms schadelijk zijn voor de leefomgeving en de mens en/of niet houdbaar zijn op de lange termijn. Om toekomstige generaties een bestaansrecht te verzekeren is een omschakeling op bepaalde gebieden in mijn opinie dan ook noodzakelijk. Ik volg dan ook graag de trends op het gebied van duurzaamheid en bemerk door de jaren heen een groei in de aandacht voor milieuproblematiek.

Verder heb ik een interesse in de geschiedenis en ontwikkeling van steden, die ik naar alle

waarschijnlijkheid heb meegekregen vanuit mijn ouders, die beiden architect zijn geweest, en mij vaak hebben meegesleept op tours door verschillende steden. Deze interesse heb ik verder kunnen

ontwikkelen in mijn major Planologie, eveneens aan de UvA.

Deze twee interesses vullen elkaar goed aan. Steden, en de mensen en activiteiten die zij faciliteren, zijn grootverbruikers van energie en grondstoffen. Dit verbruik heeft weer grote gevolgen voor milieu en klimaat. Nieuwe methoden en technieken worden ontwikkeld en toegepast om steden duurzamer te maken en hun voetafdruk te verkleinen. In de tijd die ik studeer heb ik een aardig aantal van deze methoden voorbij zien komen. Een van deze methoden die ik in de theorie langs heb zien komen en die nu sinds vrij recent wordt toegepast in Amsterdam, de stad waar ik studeer, heb gewoond en waar veel van mijn activiteiten zich plaatsvinden, is de overgang naar circulariteit. Omdat ik nieuwsgierig ben naar deze nieuwe manier van duurzaamheidsdenken heb ik besloten om hier mijn scriptie over te schrijven. Specifiek ben ik benieuwd naar de mogelijkheden voor het bouwen op een circulaire manier. Het schrijven van de scriptie heb ik dan ook ervaren als een leerzaam traject, hoewel het ook zeker de nodige stress heeft opgeleverd om het af te krijgen.

Ik wil graag mijn scriptiebegeleider Mendel Giezen en studieadviseur Jan Stammes bedanken voor hun hulp tijdens de scriptie, vooral tijdens de momenten dat het even wat minder ging. Verder wil ik graag de personen bedanken die tijd hebben vrijgemaakt voor mij om ze te mogen interviewen: Renate Heppener en Eveline Jonkhoff van de gemeente Amsterdam, Saskia Müller van Stadslab Circulair Buiksloterham, Sophie Valla van Sophie Valla Architects en Rosanne van Velthuisen van ABN AMRO.

Tot slot wens ik de lezer veel leesplezier toe,

Hidde de Haan Augustus 2018

(5)

5

Samenvatting

Meerdere actoren in Amsterdam zijn bezig zijn met het concept van circulair bouwen. De gemeente is een grote aanspoorder van deze ontwikkelingen. Zij stelt een koploperspositie hierin te willen

bemachtigen Zij stelt een koploperspositie hierin te willen bemachtigen. Om dit te bereiken neemt de gemeente verschillende rollen aan, naast haar controlerende functie. Het uitschrijven van tenders is een van de belangrijkste manieren voor de gemeente om circulaire ontwikkelingen te verwezenlijken. Naast de gemeente zetten ook andere partijen zich in voor circulair bouwen.

Er wordt namelijk op meerdere schaalniveaus geëxperimenteerd met circulair bouwen. Op kleine schaal, wordt op gebouw- en kavelniveau geëxperimenteerd met het zo circulair mogelijk maken van de

projecten. Op buurtniveau begint circulair bouwen ook op te komen. De gemeente vraagt via tenders aan ontwikkelaars om dit op te nemen in nieuwe woningbouw. Daarnaast beginnen op buurtniveau

experimenten te ontstaan, zoals een grondstoffenstation voor afvalwater. Het is tot slot de ambitie van de gemeente Amsterdam om de principes van circulair bouwen op een grotere schaal in praktijk te brengen. Door de onderzochte actoren zijn meerdere barrières genoemd. Dat circulair bouwen duurder is, wordt door iedere actor als limiterende factor genoemd. De druk om te ontwikkelen, gezien de huidige woningnood in Amsterdam, draagt bij aan dat probleem. Verder is het ontbreken van technische kennis over het in uitvoering brengen van circulair bouwen een veel genoemd probleem. Maatschappelijke acceptatie wordt ook genoemd als een factor die circulaire praktijken zouden kunnen bemoeilijken. Circulair bouwen is een vrij abstract begrip, waardoor het lastig is om mensen hiervan het voordeel in te laten zien. Veranderingen in consumentengedrag, zoals het gebruik van een vacuümtoilet, zijn echter wel noodzakelijk om bepaalde circulaire technieken toe te passen. Tot slot wordt tijdens een interview met de gemeente genoemd dat de huidige belasting op arbeid zorgt dat het gebruik en de winning van secundaire grondstoffen nu erg duur is. Een verschuiving naar een belasting op grondstoffen, waarbij milieuschade bij de winning van deze grondstoffen wordt meegenomen, zou hier een mogelijke verandering in kunnen brengen.

Er zijn dus meerdere typen barrières die de opschaling van circulair bouwen, langs horizontale en verticale paden, kunnen belemmeren. Door het verder in kaart te brengen van deze belemmeringen en de

strategieën die hiertegen worden ingezet (die kunnen voortkomen uit de experimenten die worden gehouden met circulair bouwen), zou circulair bouwen wellicht verder kunnen worden opgeschaald. Op deze manier kan circulair bouwen een grotere impact hebben op klimaatmitigatie.

(6)

6

Hoofdstuk 1: Inleiding

1.1 Introductie

In stedelijke planning en management is een groei in aandacht voor verschillende vormen van duurzame ontwikkeling (De Jong et al., 2015). Wat een duurzame ontwikkeling precies inhoudt bestaan

verschillende opvattingen over. The World Commission on Environment and Development omschreef het in hun rapport Our Common Future (1987), dat beter bekend staat als het Brundtland-rapport, als ‘een ontwikkeling die de behoeften van het heden tegemoet komt, zonder de bevoegdheid van toekomstige generaties om aan hun behoeften te voldoen in gevaar te brengen.’

Zulke ontwikkeling is nodig om toekomstige negatieve effecten van milieuproblemen in te perken. Met name het probleem van het versterkte broeikaseffect vormt een gevaar voor steden. Met het toevoegen van meer en meer broeikasgassen houdt de atmosfeer meer warmtestraling van de zon vast, waardoor de temperatuur op veel plekken zal stijgen. Dit fenomeen heeft een aantal negatieve effecten, zo versterkt het afsmelten van ijskappen en het uitzetten van zeewater, waardoor de zeespiegel stijgt (IPCC, 2014).

Gezien veel steden in kustgebieden zijn gebouwd (Chen, Orum & Paulsen, 2013) zijn zij extra gevoelig voor overstromingsrisico’s. Daarnaast zorgt het vaker voorkomen van extreme

weersomstandigheden voor verhoogde risico’s. Stormen, droogte en hittegolven hebben allemaal gevolgen voor de veiligheid van steden en voor zaken als voedselvoorziening. Er bestaan verschillende voorspellingen over de mate van de gevolgen van klimaatverandering, maar over dat klimaatverandering zal plaatsvinden heerst een wetenschappelijke consensus. Er zijn echter meerdere manier om de effecten klimaatverandering te mitigeren (Bernstein et al., 2008).

Veel van de huidige manieren van het produceren van energie, voedsel en andere producten dragen bij aan milieuproblematiek. Het verbranden van niet-hernieuwbare fossiele brandstoffen vormt een enorme bron van uitstoot van broeikasgassen. Daarnaast zijn veel productieprocessen lineair; dat wil zeggen dat grondstoffen worden gewonnen voor de productie van goederen en voedsel en vervolgens eindigen als afvalstoffen in het milieu. De winning en lozing van deze grondstoffen zorgen voor

grootschalige aantastingen van de leefomgeving. In technologisch hoogontwikkelde steden met een sterke economie kan de consumptie van grondstoffen stijgen, wat zorgt voor een grotere ecologische voetafdruk (Chen, Orum & Paulsen, 2013).

De overstap van deze lineaire processen naar een systeem met circulaire stromen van

grondstofketens wordt steeds vaker genoemd in wetenschappelijke en beleidskundige context (Ghisellini et al., 2016). In zo’n ‘circulaire economie’ wordt getracht om grondstofketens sluitend te krijgen. Dit betekent dat afvalstromen worden hergebruikt in grondstofketens en dat het gebruik van grondstoffen wordt gereduceerd.

In de bouw kunnen deze circulaire principes ook worden toegepast. Materialen kunnen worden hergebruikt wanneer een gebouw wordt gesloopt. Zo wordt voorkomen dat er nieuwe materialen

geproduceerd moeten worden en dat bouwafval in het milieu verdwijnt. In Amsterdam beslaat bouwafval 40 procent van de complete afvalstroom (Circle Economy, TNO, Fabric, 2015). Daarnaast kunnen technieken worden toegepast om gebouwen hun eigen stroom te laten opwekken. Zonnepanelen, warmtepompen en goede isolatie bijvoorbeeld, kunnen een gebouw zelfvoorzienend maken in zijn energiebehoefte. Daardoor hoeven geen fossiele brandstoffen worden gebruikt om energie op te wekken. Tevens kan afvalwater, afkomstig van onder andere douchen en toiletgebruik, worden hergebruikt en kunnen hieruit nieuwe grondstoffen worden gewonnen zoals fosfaat en biogas.

In Amsterdam worden steeds meer experimenten uitgevoerd met dit soort manieren van circulair bouwen. De wijk Buiksloterham is een voorbeeld van een buurt waarin op verschillende orden van grootte dit soort proeven met circulair bouwen worden gedaan. Op buurtniveau en op het niveau van individuele kavels worden toepassingen bedacht om de grondstofkringlopen te sluiten. Verschillende

(7)

7 partijen zijn betrokken in de uitvoering hiervan. In het bedrijfsleven beginnen circulaire principes ook vorm te krijgen.

Circulair bouwen neemt een prominente rol aan in de ambities van de gemeente in hun duurzaamheidsagenda (Gemeente Amsterdam, 2015). De gemeente Amsterdam wilt dan ook deze circulaire ambities meenemen in nieuwe gebiedsontwikkeling. Het principe wordt op dit moment bijvoorbeeld meegenomen in de planfase van de ontwikkeling van Haven-Stad, een stadsuitbreiding die plek moet geven aan zo’n 70.000 woningen en arbeidsplaatsen (persoonlijke communicatie, Eveline Jonkhoff, 18 juli 2018).

De vraag die in deze scriptie centraal zal staan is welke belemmeringen er zijn voor het opschalen van circulair bouwen in de gemeente Amsterdam. Hiervoor is gekeken naar de verhalen die de actoren hebben die zijn betrokken bij circulair bouwen. Hen is gevraagd welke barrières zij hebben waargenomen in hun ervaringen met circulair bouwen.

1.2 Probleemstelling

Er doen zich veel verhalen en ambities over circulariteit voor. Het is een term die net als ‘smart’ (grids), ‘groen’ en ‘resilient’ gebruikt wordt als het gaat om duurzame ontwikkeling. De vraag is nu of circulair bouwen de nieuwe standaard wordt voor ontwikkeling in steden of dat er teveel problemen zich voordoen om een grootschalige transitie te laten gebeuren.

De hoofdvraag van deze scriptie luidt:

“Welke belemmeringen zien verschillende actoren die zich bezighouden met circulair bouwen in de gemeente Amsterdam in het opschalen hiervan?”

Drie deelvragen zijn opgesteld om tot het antwoord op deze vraag te komen: - “Wat voor actoren zijn bezig met circulair bouwen?”

- “Op welke schaal bevinden zich de huidige en geplande toepassingen van circulair bouwen?” - “Welke problemen komen de actoren tegen tijdens hun betrokkenheid met circulair bouwen?” Het doel van deze scriptie is een verkenning te doen in de praktijk van circulair bouwen in het

casusgebied, Amsterdam.. Het concept van bouwen op een circulaire manier is nog betrekkelijk nieuw en literatuur met praktijkvoorbeelden is nog niet veel aanwezig. Wel wint het onderwerp aan populariteit en wordt het in meerdere beleidsplannen als ambitie gesteld, zo ook in de gemeente Amsterdam.

1.3 Structuur

In dit hoofdstuk is het onderwerp geïntroduceerd en de vragen neergezet die zullen worden onderzocht in de scriptie. Het tweede hoofdstuk bevat het theoretische kader. Hierin staan wetenschappelijke

inzichten die belangrijk zijn voor de overgang naar circulair bouwen, zoals urban metabolism en de circulaire economie. Daarnaast wordt uitgelegd wat opschaling inhoudt. Opschaling is nodig om circulair bouwen een impact te laten maken op de problemen die het beoogt op te willen lossen. In het derde hoofdstuk wordt de onderzoeksopzet uitgelegd. Vervolgens wordt in het vierde hoofdstuk een casusbeschrijving gedaan. Hierin worden de actoren geïntroduceerd die zijn onderzocht voor deze scriptie. Er wordt gekeken naar wat hun ambities zijn op het gebied van circulair bouwen en welke uitwerking dit heeft. Aan het einde van dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de eerste twee deelvragen: “Wat voor actoren zijn bezig met circulair bouwen?” en “Op welke schaal bevinden zich de huidige en geplande toepassingen van circulair bouwen?”. Hierna wordt in het vijfde hoofdstuk een analyse gedaan van de verhalen die zij vertellen. Er wordt in een tabel gezet en beschreven welke problemen zij zeggen tegen te zijn gekomen tijdens hun ervaringen met circulair bouwen. Op het einde van dit hoofdstuk wordt een

(8)

8 antwoord gegeven op de derde deelvraag: “Welke problemen komen de actoren tegen tijdens hun

betrokkenheid met circulair bouwen?”. Daarna wordt in hoofdstuk 6 een conclusie getrokken en antwoord gegeven op de hoofdvraag. In hoofdstuk 7 worden vervolgens de mogelijk zwakkere punten van het onderzoek besproken en wordt een aanbeveling gedaan voor vervolgonderzoek. In de appendix zijn de interviews terug te lezen die zijn uitgevoerd en geanalyseerd voor dit onderzoek.

(9)

9

Hoofdstuk 2: Theoretisch kader

2.1 Urban metabolism

De Amerikaanse onderzoeker Abel Wolman was, in 1965, de eerste die had over het metabolisme van steden. Net als organismen hebben steden inputs en outputs nodig om zichzelf in stand te houden. De som van alle materialen en waren die nodig zijn om de activiteiten van de bewoners van steden in stand te houden, noemde hij de ‘metabolic requirements’ (Wolman, 1965). Hij pleitte voor het kijken op een grotere schaal, naar het gehele systeem van in- en uitstromen van een stad; al stelt hij dat het onmogelijk is om het complete metabolisme van een moderne stad in kaart te brengen. Met voorbeelden van het metabolisme van een hypothetische Amerikaanse stad van een miljoen inwoners (richtte hij als eerste de aandacht op de gevolgen van het systeem van consumptie en afvalproductie in de stedelijke leefomgeving (Davoudi & Sturzaker, 2017). Hij stelde dat de metabolische cyclus ‘niet compleet is totdat de

afvalstromen en overblijfselen van het dagelijks leven worden verwijderd en geloosd, met een minimum aan overlast en gevaar (Wolman, 1965).’ Deze inzichten zijn fundamenteel voor het ontwikkelen van duurzame steden en gemeenschappen (Kennedy, Pincetl & Bunje, 2010).

Nadat de basis was gelegd voor het denken in ‘urban metabolisms’, heeft het begrip de afgelopen decennia perioden van verschillende mate van populariteit gekend. Na de hypothetische steden van Wolman werden vanaf de jaren 70 studies verricht naar het metabolisme van echte steden (Davoudi & Sturzaker, 2017). De laatste jaren is onderzoek naar het begrip in een stroomversnelling geraakt en ‘praktische toepassingen beginnen op te komen.’ Twee stromen van onderzoek naar stedelijk metabolisme zijn ontstaan: een stroming gericht op het omschrijven van het metabolisme in energie-equivalenten en een andere, bredere, stroming die de in- en outputs van steden omschrijven in termen van massastromen (mass fluxes) (Kennedy, Pincetl & Bunje, 2010). Sinds de jaren 90 is met name de tweede stroming de meest gangbare aanpak van het in kaart brengen van stedelijk metabolisme.

2.2 Circulaire Economie

Als een oplossing voor het niet-duurzaam karakter van het metabolisme van steden, wordt het begrip ‘circulaire economie’ steeds vaker aangedragen, zowel in de literatuur als in beleid (Ghisellini et al., 2016). Vaak worden hierin drie kernprincipes van een circulaire economie aangedragen: reductie, hergebruik en recycling. Deze principes gaan in tegen het huidige lineaire productieproces, waarbij grondstoffen worden onttrokken aan het milieu, worden gebruikt in productieprocessen en vervolgens als afval eindigen in het milieu. In een circulaire economie worden grondstofstromen opgenomen in een kringloop.

Door efficiënter om te springen met het gebruik van materialen en energie kan de input binnen een stedelijk metabolisme worden gereduceerd. Technische innovaties, om productieprocessen efficiënter en daarmee minder milieubelastend te maken, en veranderingen in consumentengedrag, om de vraag naar nieuwe grondstoffen te doen afnemen, helpen om de grondstofketens klein te houden.

Daarnaast is het voor een circulaire economie belangrijk dat materialen worden hergebruikt. In plaats van een product eenmalig te gebruiken en daarna weg te gooien, om vervolgens weer een nieuwe product te maken, zou het voor hetzelfde doel nogmaals gebruikt moeten kunnen worden. Dit betekent dat producten op een duurzame manier ontworpen moeten worden en dat het bedrijven lonend moet wezen om producten na gebruik weer terug te nemen en opnieuw te verkopen.

Tot slot is recycling belangrijk om grondstofketens sluitend te maken. Hierbij worden

afvalstromen, die anders zouden eindigen in het milieu, opnieuw gebruikt in ofwel het oorspronkelijke productieproces of voor het maken van andere producten en materialen. Op deze manier wordt

“Steden transformeren ruwe grondstoffen, brandstoffen en water in de bebouwde omgeving, menselijke biomassa en afval” - Decker et al. (2000)

(10)

10 verspilling van nog bruikbare grondstoffen tegengegaan en wordt milieuschade beperkt. Echter zijn sommige grondstoffen maar een beperkt aantal keer te recyclen en weer andere materialen zijn überhaupt niet te recyclen, bijvoorbeeld omdat zij gevaarlijke, giftige stoffen bevatten (Ghisellini et al., 2016).

2.3 Circulair bouwen

Het principe van de circulaire economie kan op verschillende grote materiaalstromen worden toegepast. Zo kan onderzoek gedaan worden naar voedsel-, energie- en productieketens om het stedelijk

metabolisme in kaart te brengen en duurzamer te maken. Een van de industrieën met een groot aandeel in het stedelijk metabolisme is de bouwindustrie, zo is de bouwindustrie in Amsterdam verantwoordelijk voor 40 procent van de complete afvalstroom (Circle Economy, TNO, Fabric, 2015). Vaak wordt bouwmateriaal al gerecycled, maar meestal gaat dat om laagwaardig hergebruik. Zo wordt beton, een van de grootste componenten van de afvalstroom, veelal vermalen tot grind. Dat grind wordt gebruikt onder wegen om deze te verstevigen. Kennis en technieken in de bouw om stromen daadwerkelijk circulair te krijgen staan echter nog ‘in de kinderschoenen’ (Geldermans et al., 2016).

2.4 Opschaling

Zoals verder in de scriptie naar voren zal komen zijn er verschillende initiatieven en actoren actief binnen de gemeente Amsterdam die zich inzetten om naar de overgang naar circulair bouwen in gang te zetten. Om een impact te maken op het grootschalig verbruik van energie en grondstoffen in stedelijke systemen is het noodzakelijk om duurzame initiatieven op te schalen (Van Doren et al., 2016). Oplossingen op gemeentelijk niveau worden meer en meer gezien als de geschikte schaal om klimaatverandering aan te pakken en duurzame steden te creëren, dit omdat steden de grootste gebruikers van energie en

grondstoffen zijn. De bouwsector is een belangrijke bijdrager aan het hoge metabolisme van steden; 30-40% van het totaal aan energie wordt verbruikt in en door gebouwen. Er ligt dus een grote kans voor klimaatmitigatie in het verduurzamen van de bebouwde omgeving. Initiatieven hierin blijven echter vaak nog hangen op een kleine schaal. Om dit soort initiatieven op te schalen is meer begrip nodig van de barrières die dit verhinderen en meer begrip van de lokale strategieën die deze barrières kunnen tegengaan (Van Doren et al., 2016b).

2.4.1 Horizontale opschaling.

Horizontale opschaling is het proces van het ruimtelijke groeien van het initiatief Hierbij groeit het in omvang, in het aantal mensen dat het bereikt en in de impact die het heeft. Horizontale opschaling kan voortkomen uit ruimtelijke groei en uitbreiding van een initiatief. Een initiatief kan uitgroeien van straatniveau, naar een buurt, naar het niveau van een stad. De groei van een initiatief op deze manier vereist waarschijnlijk dat de organisatie hiervan moet worden versterkt (Van Doren et al., 2016a). Daarnaast kan horizontale opschaling voortkomen uit het repliceren of doorgeven van het initiatief naar andere steden of buurten. Zowel deze interne groei, als de replicatie van low-carbon urban initiatives kunnen de impact die deze initiatieven hebben vergroten.

2.4.2 Verticale opschaling.

Verticale opschaling gebeurt wanneer de waarde, kennis en lessen van deze low-carbon urban initiatives een doorslag vinden tot hogere langen van bestuur. Deze hogere organisatorische lagen kunnen de impact een wijder bereik geven. Individuele initiatieven vormen dit geval de basis voor een verandering van beleid en/of instituties op een hoger niveau. Deze initiatieven kunnen daarmee zorgen voor het creëren van een environment of change en kan daarmee de afhankelijkheid van stedelijke ontwikkelingen op fossiele

(11)

11

Hoofdstuk 3: Onderzoeksopzet

3.1 Onderzoekstrategie

Het onderzoek dat in deze scriptie gedaan wordt, is kwalitatief van aard. Kwalitatief onderzoek is een onderzoekstrategie met een klein aantal onderzoekseenheden (een small-N), dat diep probeert te graven en een betekenis wilt geven aan de data. Dit in tegenstelling tot kwantitatief onderzoek, waarbij grote hoeveelheden data worden geanalyseerd en het doel met name is om causaliteit aan te tonen en te generaliseren (Bryman, 2012). In het geval van kwantitatief onderzoek worden vaak theorieën gefalsificeerd of geverifieerd (deductie), terwijl bij kwalitatief onderzoek meestal theorie wordt gegenereerd uit het onderzochte (inductie).

Vaak wordt bij kwalitatief onderzoek teksten en interviews gebruikt als data, in plaats van cijfers, om tot deze theorieën te komen, zo ook in deze scriptie. Tijdens de analyse hiervan wordt geïnterpreteerd door de onderzoeker om tot de betekenis te komen, dit wordt dan ook aangemerkt als een valkuil van kwalitatief onderzoek. Interpretatie kan immers leiden tot een lage betrouwbaarheid van het onderzoek. Deze neiging tot interpretatie is in deze scriptie geprobeerd te beperken door zoveel mogelijk de woorden en verhalen van de geïnterviewden te gebruiken bij het komen tot conclusies.

Daarnaast is een kritiekpunt op kwalitatief onderzoek dat het vaak niet transparant is, dit tracht deze scriptie te ondervangen door de interviews die zijn afgenomen, uitgetypt bij te voegen. Zo heeft de lezer inzage in de data die is geanalyseerd. Tevens het kritiekpunt dat kwalitatief onderzoek onderhevig is aan interpretatie is geprobeerd te ondervangen doordat in het onderzoek gebruik is gemaakt van de verhalen van de actoren zelf.

3.2 Research design

Dit onderzoek betreft een case study. Een case study is een research design waarbij dieper wordt ingegaan op de complexiteit en de context van een specifieke casus (Bryman, 2012). Het casusgebied betreft de gemeente Amsterdam en de onderzoekseenheden hierbinnen zijn de actoren die zich bezig houden met circulair bouwen in het gebied.

3.3 Methode van dataverzameling

Om achter de zienswijze van de verschillende actoren te komen, is gebruik gemaakt van

semigestructureerde interviews. Deze interviews zijn gestructureerd aan de hand van tevoren bedachte vragen die door de interviewer tijdens het gesprek worden gesteld, echter is er ruimte vrijgelaten tijdens het gesprek om door te vragen over zaken die relevant blijken. Op die manier is er ruimte om van de structuur af te wijken als de geïnterviewde interessante toevoegingen heeft (Bryman, 2012). Om de juiste personen te interviewen is gebruik gemaakt van purposive sampling, dit betekent dat van tevoren relevante personen zijn gezocht en benaderd met betrekking tot het onderwerp. De interviews en de

interviewvragen zijn in appendix A en B toegevoegd ter inzage. Daarnaast zijn enkele beleidsdocumenten gebruikt als data om verdere inzichten te verlenen.

3.4 Analysemethode

De data die is verzameld word geanalyseerd aan de hand van een narratieve analyse. Deze manier van analyseren houdt in dat er wordt gekeken naar de verhalen en de rol van die verhalen van verschillende betrokken actoren. Eerst wordt per actor in een tabel gezet (zie tabel 1) en besproken welke

belemmeringen zij zien bij het opschalen van circulair bouwen. Tot slot wordt in een tabel alle

belemmeringen neergezet die zijn besproken en welke actoren deze waarnemen (zie tabel 2), bij wijze van het maken van een overzicht. Op deze manier wordt in kaart gebracht wat de grootste problemen zijn waar de verschillende actoren tegenaan lopen.

(12)

12 Tabel 1: Tabel met belemmeringen die zijn waargenomen door de actor

Categorie belemmering Verklaring belemmering

Tabel 2: Tabel met ervaren belemmeringen voor circulair bouwen en reden daartoe, door verschillende actoren Categorie belemmeringen Belemmering Actor

Het onderzoek is exploratief van aard. Het is een verkenning naar hoe stakeholders in het casusgebied Amsterdam bezig zijn met circulair bouwen, hoe zij de situatie ervaren en welke belemmeringen zij zien in het opschalen van circulair bouwen in dit gebied. Door belangrijke spelers en hun verhalen in kaart te brengen, kan een beeld worden geschetst van de situatie in Amsterdam. Omdat verschillende aspecten van de casus context specifiek zijn, kan de bevindingen niet gegeneraliseerd worden naar andere cases, dit is ook niet de insteek van het onderzoek. Wel kan het een globaal beeld geven van de moeilijkheden van de overschakeling naar circulair bouwen. Vervolgonderzoek naar andere cases kan uitwijzen of dezelfde problemen zich ook in andere steden voordoen.

(13)

13

Hoofdstuk 4: Casusbeschrijving

Verschillende actoren in Amsterdam zijn bezig met het concept van circulair bouwen. Dit gebeurt op verschillende manieren, met verschillende gedachten. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe actoren in de gemeente Amsterdam bezig zijn met circulair bouwen. Het is een verkenning naar hun verhalen en ambities voor circulair bouwen. Dit geeft een antwoord op de eerste twee deelvragen: “Op welke manier zijn actoren bezig met circulair bouwen?” en “Op welke schaal bevinden zich de huidige en geplande toepassingen van circulair bouwen?”

4.1 Gemeente Amsterdam

Een van de belangrijkste actoren voor circulair bouwen in Amsterdam, is de gemeente. Zij is op verschillende manieren in veel van de processen betrokken en heeft hoge ambities op het gebied van circulariteit. Voor deze casusbeschrijving zijn bevindingen uit de interviews met mevrouw Jonkhoff, de senior adviseur van de Dienst Ruimtelijke Ordening, en mevrouw Heppener, trekken van het programma Circulair Buiksloterham, van de afdeling Ruimte en Duurzaamheid, gebruikt, aangevuld door

verschillende beleidsdocumenten. 4.1.1 Ambitie en visie

De gemeente Amsterdam heeft grote ambities in de overgang naar een circulaire economie. In haar duurzaamheidsagenda neemt de circulaire economie dan ook een prominente plaats in (Gemeente Amsterdam, 2015). Hierin stelt zij een ‘koploperspositie’ te willen verwerven op dit gebied. Verder wordt gesteld dat de regio een goede uitgangspositie heeft voor de overgang naar een circulaire economie: ‘de regio telt veel ondernemende, innovatieve burgers, start-ups, organisaties, kennisinstellingen en bedrijven die al aan de circulaire economie werken.’ De ambitie is om innovatieve en circulaire bedrijvigheid te stimuleren. Circulair bouwen is een van de punten waar aandacht op gevestigd wordt: “de gemeente wilt nadrukkelijk inzetten op de efficiëntere terugwinning van grondstoffen en materialen, waarbij de bouwketen een belangrijk focusgebied is.”

In opdracht van de gemeente voerden de organisaties Circle Economy, TNO en .Fabric in 2015 een scan uit voor het overgaan naar een circulaire economie. Hier kwam het rapport ‘Amsterdam

circulair: Een visie en routekaart voor de stad en regio’ uit (Circle Economy, TNO, Fabric, 2015). Daarbij stelden zij doelen en middelen op. De circulaire bouwketen vormt een belangrijk onderdeel van de circulair economie. Er worden vier verschillende strategieën besproken die samen een overgang naar een circulaire bouwketen in de hand moeten helpen:

- Smart design; het op zo’n manier ontwerpen van een gebouw dat het aanpasbaar is, wanneer functies of de eisen van gebruikers veranderen. Zo kunnen ook materialen worden

teruggewonnen of opnieuw gebruikt. Modulair en flexibel ontwerpen waardoor gebouwen gemakkelijk kunnen worden aangepast, 3D-printen om kosten en materiaalgebruik te besparen, biobased materialen uit organische reststromen en experimentele ruimte waarbij wetgeving wordt versoepeld om ontwikkelaars te laten experimenten met smart designs, worden genoemd als vier categorieën binnen smart design.

- Ontmanteling en scheiding; waarbij het belangrijk is dat de sloop van het gebouw wordt meegenomen in het ontwerp ervan. Meer samenwerking moet zorgen voor het contractueel vastleggen van de kosten baten de hele levensduur van het gebouw, ook de sloop, onder de samenwerkingspartners. De materialen die komen uit het slopen van het gebouw kunnen worden doorverkocht om de kosten gedeeltelijk te dekken. Hiervoor is het nodig dat het sloopafval beter wordt gescheiden. Nieuwe technieken, die bijvoorbeeld beton beter kunnen vermalen tot hun hoofdbestandsdelen, kunnen hierin een belangrijke rol spelen.

- Hoogwaardige recycling en hergebruik. Het grootste gedeelte van het bouwafval dat momenteel wordt gerecycled, wordt hergebruikt op een laagwaardige manier, zoals voor grind onder wegen. Bouwmaterialen zouden dan ook op een hoogwaardigere manier kunnen worden hergebruikt, het

(14)

14 opzetten van speciale installaties zou hier aan bij kunnen dragen. Ook uit straatmeubilair en bestrating kunnen nieuwe bouwmaterialen worden vervaardigd. Het herbestemmen en

renoveren van bestaande, leegstaande gebouwen kunnen besparingen opleveren voor materiaal- en energiegebruik.

- Marktplaats en grondstoffenbank. Er wordt geopperd dat een online marktplaats kan helpen om de vraag en aanbod van lokale bouwmaterialen op elkaar in kan laten spelen. Sloopafval kan worden gedocumenteerd en zo kunnen bouwmaterialen tussen verschillende partijen worden uitgewisseld en verhandeld. Er zijn nu al experimenten met materiaalpaspoorten. Logistiek is daarbij belangrijk, over het water zouden veel van deze materialen naar de ontwikkelingslocatie vervoerd kunnen worden, gezien veel van deze locaties gelegen zijn in de buurt van water. Tot slot is er een grondstoffenbank, een fysieke locatie om sloopafval in op te slaan, nodig. Dit is een centrale plek, waar al het materiaal tijdelijk is opgeslagen, wat vervolgens via de online

marktplaats kan worden verhandeld. Dit zou op een onbebouwde kavel rondom Amsterdam kunnen gebeuren.

4.1.2 Rol in circulair bouwen

De gemeente neemt verschillende rollen aan in de betrokkenheid bij circulair bouwen (persoonlijke communicatie, Eveline Jonkhoff, 18 juli 2018) (persoonlijke communicatie, Renate Heppener, 29 juni 2018). Naast een controlerende rol, waarbij wordt nagegaan of er zich gehouden wordt aan alle spelregels, is de gemeente in het geval van circulair bouwen ook veel bezig met het ‘stimuleren en de markt uitdagen’ (persoonlijke communicatie, Eveline Jonkhoff, 18 juli 2018). Daarnaast is de gemeente bezig met

faciliteren, netwerken ondersteunen en bedrijfsfinanciering waar nodig, om zo ‘een duwtje in de rug te geven.’

4.1.3 Instrumenten

De gemeente Amsterdam heeft verschillende manieren tot haar beschikking om invloed uit te oefenen in hoe er ontwikkeld wordt.

Tenders

Een van de belangrijkste manieren van de gemeente Amsterdam om invloed uit te oefenen op hoe er gebouwd gaat worden in nieuwe gebieden, is het uitschrijven van tenders. De gemeente Amsterdam heeft namelijk een grote hoeveelheid grond in haar bezit. De gemeente kan dan een tender uitschrijven voor ontwikkelaars om iets op deze grond te gaan ontwikkelen (persoonlijke communicatie, Renate Heppener, 29 juni 2018). Op deze manier kan de gemeente eisen stellen via de tender aan wat er op de grond ontwikkeld wordt, vervolgens kan zij selecteren op de criteria die zij heeft gesteld. Zo kunnen ook zaken omtrent duurzaamheid, zoals circulariteit, worden opgenomen in de tender. Ontwikkelaars halen dan een bepaald aantal punten op basis van hoeveel zij hiermee doen. Ook legt de gemeente haar ‘wensenlijstje’ op tafel tijdens de onderhandelingen met ontwikkelaars. Omdat de gemeente zo’n grote grondpositie heeft, kan zij aardig wat invloed uitoefenen bij nieuwe grondontwikkelingen. Als er al een

erfpachtcontract ligt of een partij een eigen grondpositie heeft, wordt het al lastiger om te sturen (persoonlijke communicatie, Renate Heppener, 29 juni 2018).

Bestemmingsplan met brede reikwijdte en Crisis- en herstelwet

Nog een unieke manier waarop de gemeente Amsterdam invloed kan uitoefenen, is de aanvraag van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Dit is mogelijk middels de Crisis- en herstelwet, die is

ingevoerd door het Rijk tijdens de crisis om wettelijke belemmeringen te verminderen en zo de economie te stimuleren. Op deze manier kunnen gemeenten via het bestemmingsplan afwijken van gebruikelijke wetgeving. De gemeente Amsterdam doet dit door strengere energie-eisen te stellen via dit

(15)

15 bestemmingsplan. In nieuwe gebieden in Amsterdam geldt nu een strengere eis voor energie dan de wet. Via deze weg ‘kan je (als gemeente) vooruit lopen op nieuwe wetgeving’ (persoonlijke communicatie, Eveline Jonkhoff, 18 juli 2018).

Omgevingsvergunning

Als een partij gaat ontwikkelen, stelt de gemeente ook eisen aan deze ontwikkeling via de

omgevingsvergunning. Hierin zijn de EPC, de energieprestatiecoëfficiënt, en sinds kort de MPG, de milieuprestatie gebouwen, opgenomen (persoonlijke communicatie, Renate Heppener, 29 juni 2018). Via het bouwbesluit is met een EPC eisen gesteld aan de energiezuinigheid van nieuwe gebouwen. De gemeente Amsterdam gebruikt sinds 2018 de eerdergenoemde Crisis- en herstelwet om een strengere EPC te eisen, van een EPC van <0.4 naar een EPC van <0.2 voor nieuwe woningen (Gemeente amsterdam, 2018). Naast het halen van een EPC, wordt bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning sinds kort ook een MPG gevraagd, dit zegt iets over de duurzaamheid en de milieubelasting van de materialen die zijn toegepast in het gebouw. Sinds 2018 moet nieuwbouw een MPG-waarde van 1 behalen (persoonlijke communicatie, Renate Heppener, 29 juni 2018).

Subsidie en fonds

Het is mogelijk om bij de gemeente subsidie aan te vragen voor het uitvoeren van projecten gericht op duurzaamheid. De gemeente heeft ‘een klein potje’ hiervoor met ‘startgeld voor duurzame initiatieven’ (persoonlijke communicatie, Eveline Jonkhoff, 18 juli 2018). Om hier aanspraak op te doen heeft de gemeente een puntensysteem ingesteld, waarbij een bepaalde score behaald moet worden bij de aanvraag. De aanvraag moet bijdragen aan de ambities die zijn gesteld in de Agenda Duurzaam Amsterdam (Gemeente Amsterdam, 2015).

Daarnaast is het mogelijk om een lening te krijgen, met een erg lage rente, via het

duurzaamheidsfonds (persoonlijke communicatie, Eveline Jonkhoff, 18 juli 2018). Bijvoorbeeld als een bedrijf zonnepanelen wilt aanleggen dan kan het hierop aanspraak doen. De lening moet wel worden terugbetaald en er moet aan een aantal eisen worden gedaan om er aanspraak op te mogen doen, zo moet het project per geleende euro 350 gram CO2-reductie teweeg brengen (Gemeente Amsterdam, z.d.). Overleg en manifest

Naast controleren en eisen stellen, probeert de gemeente ook in overleg te blijven met verschillende relevante partijen. Zo onderhoudt Renate Heppener bijvoorbeeld, als trekker van het programma Circulair Buiksloterham, contacten met externe partners (persoonlijke communicatie, Renate Heppener, 29 juni 2018) en bemiddeld zij overleg tussen verschillende belanghebbenden. De gemeente probeert dan partijen samen te brengen en legt ook haar ‘wensenlijstje’ op tafel, zo stuurde de gemeente een enquête uit naar bestaande ondernemers om de interesse voor circulariteit te peilen.

Dit begeleid overleg kan leiden tot getekende akkoorden tussen de betrokken belanghebbenden, waarin zij afspraken moeten over hoe de gebiedsontwikkeling vorm moet gaan nemen. Dit gebeurde ook in Buiksloterham. De gemeente en ruim 20 betrokken organisaties ondertekenden in 2015 het Manifest Circulair Buiksloterham. In dit manifest legden zij hun samenwerking vast en hun visie en ambities om Buiksloterham volgens circulaire principes te ontwikkelen. Deze organisaties waren onder meer lokale groepen, zoals De Ceuvel en Schoon Schip, maar ook grote organisatie met belangen in het gebied, zoals de Alliantie en Waternet (Manifest Circulair Buiksloterham, 5 maart 2015). Door dit soort overleg te faciliteren kan de gemeente indirect circulariteit bemoedigen.

4.1.4 Betrokken projecten

Er zijn verschillende gebieden haar circulaire ambities probeert in te brengen in de gebiedsontwikkeling. Kop Zuidas, Centrumeiland, Sloterdijk, Buiksloterham en het transformatiegebied Havenstad zijn

(16)

16 gebieden waarin circulariteit een rol zal spelen (persoonlijke communicatie, Eveline Jonkhoff, 18 juli 2018). Haven-Stad en Buiksloterham zijn twee gebieden die een transformatie doormaken van een gebied met een industrieel karakter naar een hoog stedelijk gebied en waarbij circulariteit een van de pijlers is bij het uitschrijven van tenders.

Haven-Stad

Omdat er veel behoefte is aan woningen in de gemeente Amsterdam wordt er in fasen grote

hoeveelheden woningen ontwikkeld ten westen en noordwesten van Amsterdam, waar nu een aantal oude havengebieden zijn gevestigd. Het doel is om zo’n 70.000 woningen en arbeidsplaatsen te creëren en het gebied dus te transformeren naar een woon-werkgebied. De gemeente Amsterdam heeft vroeg in de planvorming van deze grote ontwikkelingen haar ambities voor circulair bouwen neergelegd (persoonlijke communicatie, Eveline Jonkhoff, 18 juli 2018). De gemeente heeft in haar Ontwikkelstrategie vastgelegd circulair bouwen en de circulaire economie mee te nemen en met Haven-Stad voorop te willen lopen met duurzaamheid (Gemeente Amsterdam, 17 december 2017). Deze ontwikkeling zou dus een toepassing van circulair bouwen op een grote schaal kunnen beteken.

“Op het gebied van circulair bouwen is de aanpak gericht op innovatie en leren. Circulair bouwen is enorm in ontwikkeling. Daarom wordt in eerste instantie met de vastgoedpartijen bekeken wat er nodig is om de ambitie te halen. Zodra blijkt dat sturing op grotere schaal wenselijk is, wordt onderzocht of dit kan via publiek rechtelijke kaders.” (Gemeente Amsterdam, 17 december 2017).

Samen met marktpartijen wilt de gemeente de circulaire ambities verder concretiseren. Tijdens het interview met mevrouw Jonkhoff kwam naar voren dat er ook al marktpartijen zijn die met circulair bouwen bezigzijn en dit aanbieden. Via tenders kunnen deze partijen worden uitgedaagd om hier mee aan de slag te gaan.

Buiksloterham

Ook in Buiksloterham wordt een transformatie doorgemaakt van een versnipperd gebied, met een industrieel karakter, naar een gemengd en hoog stedelijk woon-werkgebied. Net als in veel plekken in Amsterdam heeft de gemeente hier veel van de grond in haar bezit. Met het verpachten of verkopen van deze grond, via tenders, oefent de gemeente in dit gebied veel invloed uit op de ontwikkeling. Daarnaast houdt de gemeente zich dus bezig met het samenbrengen van verschillende partijen met een circulair gedachtengoed om zo de experimentele status van het gebied, omgedoopt tot een stadslab, te bevorderen.

4.2 Stadslab Circulair Buiksloterham

In het Amsterdamse gebied Buiksloterham is Stadslab Circulair Buiksloterham actief, dit is een organisatie die zich bezig houdt met het zorgen dat het gebied een zo circulair mogelijke ontwikkeling doormaakt. Om achter de verhalen van deze actor te komen, wordt gebruik gemaakt van een interview met Saskia Müller, ‘kwartiermaker’ van Stadslab Circulair Buiksloterham, en van stichting Stadslab Criculair Buiklsoterham, TU Delft, EnergyGO en Metabolic (2016) waarin definities en doelen worden gesteld. 4.2.1 Ambities

De stichting houdt een brede definitie aan van het begrip circulariteit, om ruimte over te laten aan de betrokken partijen om ermee te experimenteren. Het gebied wordt dan ook een ‘living lab’ voor circulaire gebiedsontwikkeling genoemd. Het Stadslab doet ‘proeven op een stedelijke schaal’ (persoonlijke

communicatie, Saskia Müller, 19 juli 2018). Op deze manier kan er kennis opgedaan worden over nieuwe manieren om circulair te ontwikkelen. Mevrouw Müller stelt tijdens het interview dat je als organisatie ambitieus moet wezen, ‘anders zet je helemaal geen stappen’.

(17)

17 Verder streeft de organisatie naar een zo groot mogelijke sociale inclusiviteit. Zo stelt mevrouw Müller dat inclusiviteit zeer van belang is bij een transitie naar duurzaamheid. De organisatie heeft als ambitie om een saamhorig gebied te creëren, waar mensen elkaar weten te vinden en op een intensievere manier samenleven dan gebruikelijk in een anonieme stedelijkheid. Samenwerking wordt als belangrijk geacht voor het doen slagen van circulariteit. De buurt krijgt een gemengde opbouw, met minimaal 30 procent sociale huurwoningen, zelfbouwers, huurders en kopers. Gezien sociale huurwoningen erg gewild zijn in Amsterdam, kiezen mensen soms niet bewust voor de buurt en dus ook niet bewust voor

circulariteit. Het is dus de uitdaging en de ambitie om zoveel mogelijk mensen te betrekken bij het gedachtegoed van circulariteit. “Dat kan op allerlei manieren en voor een deel kennen we die manieren nog niet” (persoonlijke communicatie, Saskia Müller, 19 juli 2018)

4.2.2 Uitvoering

Stadslab Circulair Buiksloterham houdt zich bezig met het bij elkaar brengen van verschillende belanghebbenden. Zij organiseren bijvoorbeeld meet-ups voor betrokken partijen en bewoners, ook brengen zij verschillende partijen met elkaar in contact. Daarnaast verspreiden zij veel informatie, die voortkomt uit de experimenten en uit onafhankelijk onderzoek.

Een belangrijk onderdeel is het enthousiasmeren en betrekken van zoveel mogelijk mensen. Ruim twintig organisaties hebben zich via het manifest uitgesproken om intensiever betrokken te zijn bij het circulair ontwikkelen van Buiksloterham. Het gebied kent echt nog een grotere verscheidenheid aan gebruikers en producenten, die dus niet altijd bewust kiezen voor het gebied en het gedachtengoed. “We gaan natuurlijk niet tegen mensen zeggen 'je moet zo leven', dat kan niet, maar je kan wel proberen om het zo aantrekkelijk en eenvoudig mogelijk te maken en leuk” (persoonlijke communicatie, Saskia Müller, 19 juli 2018). Sociale acceptatie is erg belangrijk voor het slagen van duurzame (energie-)innovaties (Wüstenhagen et al., 2007).

Met verschillende partijen probeert de organisatie ook grotere project op de been te zetten. Een voorbeeld hiervan is een drijvend grondstoffenstation dat wordt gerealiseerd op het Van Hasseltkanaal. De afvalstroom van water van een groot deel van de buurt wordt straks daarheen gevoerd. Dit gaat om toiletwater, het zogeheten ‘zwart water, en water gebruikt voor onder andere douchen, wassen en koken, het zogeheten ‘grijze water’. Dit water gaat een bio-vergister in, zo wordt uit het de resten uit de

afvalstroom onder andere groen gas, warmte en fosfaat gehaald. Fosfaat kan worden toegepast in kunstmest. Afgezien van een kleine hoeveelheid slib waar geen toepassing voor is en dat moet worden afgevoerd, is het systeem waarop de nieuwe woningen worden aangesloten volledig circulair. Bovendien hoeft het afvalwater niet een weg van ongeveer 13 kilometer afleggen naar de

rioolwaterzuiveringsinstallatie, het moeten verplaatsen met pompen van zo’n grote stroom over zo’n afstand kost immers een enorme hoeveelheid energie (persoonlijke communicatie, Saskia Müller, 19 juli 2018). Echter zit hier ook een sociale component aan; de hele buurt krijgt namelijk een vacuümtoilet, waaraan bepaalde gebruiksvoorschriften zitten verbonden (persoonlijke communicatie Renate Heppener, 29 juni 2018). Gebruikers mogen niet zomaar chloor of water toevoegen, anders werkt het vergisten niet meer. Mensen moeten ook met speciale schoonmaakmiddelen werken. Er zit dus een uitdaging in het mensen leren gebruiken van het systeem. Dit wordt ook nog eens versterkt door het feit dat ongeveer een derde van de groep binnen de sociale woningbouw valt onder een bijzondere doelgroep. Dit betreft mensen met een verstandelijke beperking, mensen die de taal niet machtig zijn of mensen met psychiatrische problemen, hetgeen de communicatie kan bemoeilijken.

Zowel op buurtniveau als op kavelniveau vinden experimenten plaats met circulair bouwen. Stadslab Circulair Buiksloterham houdt zich bezig met de begeleiding met beide niveaus. Daarbij werken zij ook veel samen met de gemeente, die ook een grote driver is in het gebied in de transitie naar circulair bouwen.

(18)

18

4.3 Sophie Valla Architects – Kavel 20D

Binnen de buurt Buiksloterham zijn vele verschillende kavels en projecten die een insteek hebben in circulariteit. Een van deze kavels is kavel 20D, dit is een onderdeel van een grotere kavel. Om in te gaan op de circulaire ambities en toepassingen op het niveau van deze kavel, is een interview afgenomen met de architect van het plan Sophie Valla, van Sophie Valla Architects.

4.3.1 Ambitie

Kavel 20 A tot en met F, aan de Ridderspoorweg, zijn zelfbouwkavels. Ze worden ontwikkeld onder een CPO: een collectief particulier opdrachtgeverschap. Er is een bouwgroep gevormd, genaamd Go Buiksloterham, waarin de architect, Sophie Valla Architects, een procesmanager, Maikel Gielens, en een aannemer en risicodrager, De Nijs, een bouwteam vormen die het project professioneel begeleiden. De leden, die er gaan wonen uiteindelijk, doen zelf ook actief mee in het proces. De bouwgroep, en dus ook de architect, blijft in overleg met de leden wat deze precies willen hebben in hun plan. Er is geen

winstoogmerk, gezien er geen ontwikkelaar aan te pas komt. Dit scheelt dan ook in ontwikkelingskosten, wat de circulaire ambities en de hoeveelheid aan gemeenschappelijke ruimte ten goede komt (persoonlijke communicatie, Sophie Valla, 6 juli 2018). De toekomstige bewoners kiezen hiervoor en hebben veelal een affiniteit met duurzaamheid.

De kavels aan de Ridderspoorweg zijn tevens onderdeel van een tender van de gemeente. De kavels hebben een zogeheten ‘kavelpaspoort’. In dit paspoort zitten ook de ambities van de buurt over circulariteit, die onder andere zijn vastgelegd in het manifest. Hierin zijn een aantal minimum eisen gesteld aan onder andere de energienorm waar de kavel aan moet voldoen. Om de maximale score te behalen, moet van alle stromen, ook na de bouw, beschreven worden wat zij inhouden en hoe zij circulair zijn gemaakt. Echter, stelt mevrouw Valla in het interview (appendix A.3), ontbreekt er nog veel kennis over wat circulair is en hoe het behaald kan worden op een realistische manier. Ook zijn de maatregelen over circulariteit niet nog niet bindend.

4.3.2 Uitvoering

Allereerst is er de groep gevormd en is er middels overleg en enquêtes gepeild wat de leden willen. Dit ging over duurzaamheid en circulariteit, maar ook over de hoeveelheid aan gemeenschappelijke ruimte in het plan en de algemene wensen en eisen. CPO’s zijn bijzondere trajecten die veel tijd vereisen, dit omdat er veel moet worden overlegd. De gedeeltes van het plan komen voornamelijk uit het professionele team, omdat hier minder algemene kennis over bestaat. De leden bepaalden wel mee in de keuze voor

elektrische auto’s en dat soort zaken.

Een van de technische en ontwerpkundige maatregelen om circulariteit te bevorderen, is het gebruik van een kolom-balkconstructie. De balken en kolommen zijn dragend, de tussenwanden niet. Dit betekent dat alles tussen de balken en kolommen vervangen en opnieuw ingericht kan worden. Op deze manier behoudt het gebouw flexibiliteit. Dit komt overeen met wat in het rapport ‘Amsterdam Circulair’ (Circle Economy, TNO, Fabric, 2015) smart design wordt genoemd. Het gebouw is zo beter bestendigd tegen veranderingen van eisen en functies door de tijd heet en heeft zo een langere levensduur, wat op diens beurt weer zorgt voor een besparing van bouwmaterialen. Tevens is de gevel gemaakt van een lichte constructie die eraf te halen valt. Op deze manier kan het gebouw opnieuw bekleed worden, als over een aantal jaren een andere toepassing wordt gebruikt ervoor, en zijn de materialen ervan dan ook makkelijker terug te winnen. Er is eerder in het plan nog gekeken om ook de kolom-balkconstructie demontabel te maken. Deze onderdelen zouden van hout gemaakt worden. Echter bleek dit om technische en economische redenen niet haalbaar te zijn. Zo gelden bij het bouwen boven de 20 meter extra strenge normen voor onder andere brandoverslag, wat zorgt voor extra kosten bij de constructie. Het zou onder meer betekenen dat de balken, vloeren en knooppunten ingepakt moeten worden met brandwerend materiaal. Door het creëren van een helemaal houten constructie zou het plan een miljoen euro boven het

(19)

19 budget uitkomen. Om af te wijken van klassieke constructies naar circulaire modules brengt nog vaak extra kosten met zich mee, dit wordt onder andere beaamt in het rapport ‘De impact van circulair bouwen op bouw en investeringskosten’ (Gemeente Amsterdam, april 2017) dat is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Amsterdam.

Een andere technische inbreng in het pand, is de toepassing van een functiegevel, een gevel die dient als een gebruikelijke gevel en die tegelijkertijd energie opwekt. De gevel is geheel van glas gemaakt en dus niet bekleed met standaard, zwarte en ‘lelijke’ zonnepanelen. In plaats daarvan zit het materiaal dat energie opwekt ingebouwd in het glas. Hiermee behoud het gebouw een esthetische en abstracte

uitstraling, maar is het gebouw tegelijkertijd meer klimaatneutraal.

Naast het opwekken van energie met behulp van zonnepanelen, is het pand voorzien van een gesloten warmtepomp. Dit systeem zorgt voor warmtewisseling onder het aardoppervlakte en zorgt op die manier voor verkoeling en verwarming. Daarmee bespaart het een significant aandeel in het

energiegebruik (in de vorm van warmte) en daarmee in de klimaatbelasting die een pand heeft. Dit pand is dan ook helemaal energieneutraal, wat betekent dat het geen energie verbruikt buiten wat het zelf

opgewekt. Er zou eerst in samenwerking met de andere kavels een gezamenlijke warmtepomp komen, echter kwamen de partijen niet op tijd uit de planning en het verdelen van de kosten. Daarom is er gekozen voor een gesloten warmtepomp voor alleen kavel 20D (persoonlijke communicatie, Sophie Valla, 6 juli 2018).

Tevens zullen er andere technische aspecten in het pand zitten die het een betere EPC-waarde zullen geven. Er is een ventilatiesysteem dat de warmte in de ‘vuile’ lucht uitwisselt met de ingeblazen schone lucht, wat een besparing in verwarmingskosten oplevert. Er is ook tot in details nagedacht over de isolatie van het pand. Voor het hele van de hoogste waardes moeten immers de kleinste dingen worden meegenomen (persoonlijke communicatie, Sophie Valla, 6 juli 2018). Tot slot moeten ook de bewoners een speciale wasmachine aanschaffen. Normale wasmachines zetten elektriciteit om in het verwarmen van water, maar omdat dit pand zijn eigen warmte opwekt zou dit een onnodig verbruik van energie

betekenen.

Daarnaast is er een circulaire toepassing ingevoerd voor watergebruik. Aan de grote terrassen aan de zonkant van het gebouw, een kenmerkend onderdeel van het ontwerp, zijn vaste plantenbakken voor de bewoners bevestigd. Voor het bewateren van de planten hierin, wordt regenwater opgevangen op het dak van het gebouw. Dit regenwater stroomt vervolgens naar de eerste plantenbak, op de bovenste verdieping. Deze plantenbakken hebben een holle bodem waar het regenwater naartoe zakt, vervolgens stroomt het water via een buizenleiding naar de plantenbakken gelegen op de verdieping daaronder, waar het wordt gebruikt voor de planten in die bak. Dit stroomt zo door tot de onderste verdieping, tot het water wordt opgevangen in een reservoir onder dit grond. Dit overgebleven water in dit reservoir kan worden gebruikt voor een aantal overige doeleinden, waaronder het bewateren van de

gemeenschappelijke tuin aan de achterzijde van het project. Dit is een klein voorbeeld van een experiment met circulaire stromen op het niveau van een enkele kavel. Het vertragen van regenwater op deze manier past verder bij de wens van de gemeente, en hogere lagen van de overheid, om dit te doen. Bij heftige regenval kan namelijk het rioleringssysteem overbelast raken.

Het grijze water dat op deze manier wordt opgevangen zou oorspronkelijk in het plan ook gefilterd gaan worden, om te kunnen gebruiken in de appartementen. Onder andere om daar de toiletten mee door te spoelen. Dit was geschrapt omdat het plan was opgevat om met Waternet de aansluiting te doen op het grondstoffenstation samen met de andere kavels, om de stroom op die manier circulair te krijgen. Later kregen de betrokken kavels echter een brief van de gemeente dat dit plan niet doorging. Er was nog teveel onzekerheid over de uitvoering van het project en de planning zorgde ervoor dat deze kavels nog niet konden worden aangesloten op de bio-vergister. Als gevolg hiervan is dit watersysteem uiteindelijk niet zo circulair als aanvankelijk de bedoeling was, al wordt een deel van het plan dus wel uitgevoerd in de vorm van een reservoir en het gebruik voor toepassingen van regenwater buiten de appartementen.

(20)

20 Tot slot had het plan de bedoeling om minder parkeerplekken op te nemen dan nu (verplicht) zijn ingetekend. Het originele idee was om niet meer dan 10 parkeerplekken voor de 17 huishoudens te realiseren en te gaan werken met deelauto’s, die beter passen in een circulaire economie. Echter vereiste het bestemmingsplan een minimaal aantal van 24 parkeerplekken, zelfs meer dan het aantal huishoudens, en daar mocht niet van worden afgeweken. Daarom heeft het plan nu een garage, met parkeerlift. De oorspronkelijke gedachte was om te parkeren op maaiveldniveau, met dus minder plekken, waardoor deze (materiaal-)kosten niet gemaakt hoefden worden. Wel komen er oplaadpunten voor elektrische auto’s en hebben de leden gekozen om parkeerplekken te gaan verhuren in de buurt.

4.4 ABN AMRO – CIRCL

CIRCL is een volgens circulaire principes gebouwd paviljoen aan het Gustav Mahlerplein op de Zuidas. Het is gebouwd in opdracht van de bank ABN AMRO en opende zijn deuren in 2017. Het is gelegen naast hun hoofdkantoor. De informatie hierover en het verhaal achter CIRCL is verstrekt tijdens een tour gegeven door ABN AMRO. Tijdens de tour was veel ruimte voor het stellen van vragen en het geheel is opgenomen en toegevoegd aan deze scriptie, deze is terug te lezen in appendix A.5. De tour werd uitgevoerd door Rosanne van Velthuisen, marketeer bij ABN AMRO. Bij de tour was een andere bezoeker aanwezig.

4.4.1 Ambities

Eind jaren 90 heeft de gemeente al aangegeven bij ABN AMRO dat zij graag iets ontwikkeld zou zien hebben, om het Gustav Mahlerplein wat levendiger te maken. De omgeving heeft immers veel werkbestemming, waardoor het, zeker in de weekenden en avonden, een verlaten indruk kan geven. Gezien er veel woningen bijgebouwd gaan worden in de omgeving, is er een vraag naar meer

voorzieningen en sociale en culturele activiteiten (persoonlijke communicatie, Van Velthuisen, 20 juni 2018). De bank heeft toen gezegd het een goed idee te vinden, maar het heeft een tijd geduurd voordat er wat mee gebeurde. Eind 2013 is pas er een projectteam mee aan de slag gegaan. Het plan zou eerst een vrij traditioneel paviljoen bevatten, ontworpen in ongeveer dezelfde stijl als het naastgelegen

hoofdkantoor, door dezelfde architect.

De ambities voor het paviljoen zijn echter bijgesteld. De plannen die er lagen (er was zelf al begonnen aan het traject) werden geschrapt en er werd gekozen om een meer duurzame kant op te gaan. Circulariteit was toen een zeer nieuw concept, maar er werd toch gekozen om het pand volgens circulaire principes te bouwen. Samen met het bouwconcern BAM, met wie ABN AMRO meerdere projecten deed en doet, en de architect werd er overlegd over hoe het pand circulair gemaakt kon worden. Het pand moest zo circulair mogelijk gebouwd worden en moet dienen als voorbeeld van hoe het kan. Het laten zien dat het mogelijk is, zou andere banken en andere betrokkenen in de bouwketen moeten overhalen om zich ook te verdiepen in circulair bouwen.

Hajer et al. (2015) beschrijven ‘green competition’ als een term waarbij voor bedrijven

‘competitie, innovatie en marktkansen’ belangrijke motivators zijn om een transitie te maken naar meer duurzame praktijken. Duurzaamheid is, zo stellen ze, een steeds belangrijker onderdeel geworden van bedrijfsstrategie. Dit omdat er voordelen kunnen zitten aan het wezen van de eerste, het risico’s in bevoorradingsketen kan wegnemen, kan zorgen voor meer efficiëntie in het gebruik van grondstoffen en door veranderende normen en waarden binnen bedrijven zelf. Ook goede publiciteit, die kan worden bereikt met een focus op duurzame bedrijfsvoering, kan een motivator zijn voor bedrijven.

4.4.2 Uitvoering

Het paviljoen opende zijn deuren in september 2017 en is gebouwd aan de hand van circulaire principes. Allereerst is veel van het gebouw demonteerbaar, ‘het is eigenlijk gewoon een groot legopakket’

(21)

21 (persoonlijke communicatie, Van Velthuisen, 20 juni 2018). De constructie bestaat grotendeels uit houten balken, die op mechanische wijze aan elkaar zijn bevestigd. Er is geen lijm of pur gebruikt, zodat het makkelijker uit elkaar te halen valt. Ook is er gekozen voor lokaal hout, Nederlands Larikshout, om zo de transportstromen van de kringloop zo klein mogelijk te houden. Het hout heeft een lange levensduur, waardoor het langer in de grondstofcyclus gebruikt kan worden. Na een eventuele sloop kunnen deze materialen dus opnieuw worden gebruikt.

Daarnaast zijn veel zaken in het pand gemaakt van hergebruikte materialen. De vloer bijvoorbeeld is gemaakt van resthout. Dit resthout is afkomstig van een oud klooster en van een voetbalclub ‘Top Oss’, die failliet is gegaan. Deze nieuwe beweging in de bouwwereld heet urban mining, waarbij nog bruikbare materialen uit panden die worden gesloopt, worden ‘geoogst’. Op deze manier wordt bouwafval opnieuw opgenomen in de grondstofkringloop. Echter is dit principe nog zeker niet rendabel. Het gebeurt nog maar op een kleine schaal, waardoor het een vrij kostbare onderneming is.

Verder is in het gebouw nagedacht over het reduceren van grondstofgebruik; ‘alles wat je niet nodig hebt, laat je weg.’ De hergebruikte raamkozijnen zijn niet geschuurd en gelakt bijvoorbeeld. De installaties in het plafond en over de muren zijn ook niet weggewerkt. Er is geëxperimenteerd met gebruiken van enkel het minimale dat nodig is. De materialenkringloop blijft op deze manier zo klein mogelijk. Het vereist wel dat het verhaal erbij verteld moet worden, gezien veel mensen zich afvroegen ‘wanneer het nou eens af is?’ (persoonlijke communicatie, Van Velthuisen, 20 juni 2018).

Op het gebied van energie zijn er verschillende toepassingen gebruikt om het gebouw meer zelfvoorzienend te maken. Allereerst zijn er zonnepanelen bevestigd aan de gevel van het paviljoen. Hiervan is in samenwerking met de fabrikant de omlijsting weggelaten, wederom om het gebruik van materialen te beperken. Daarnaast bevat het gebouw een warmtepomp. Deze pomp gebruikt de warmte in de grond, middels leidingen met water, om het gebouw zomers te koelen en ’s winters te verwarmen. Verder zitten er in de vloer PCM-materialen verwerkt. Dit zijn elementen waar een vloeistof in zit, die middels smelten en stollen warmte kan afgeven of juist opslaan. Het smelt bij 18 graden en het stolt onder de 18 graden. Hierdoor is het gebouw beter in het zelf reguleren van het interne klimaat, waardoor er minder energie nodig is. Tevens is voor de isolatie die in de vloer zit gebruik gemaakt van restproducten, zoals kokosvilt. De isolatie in het plafond is gemaakt van oude spijkerbroeken (16.000 stuks), die zijn ingezameld onder ABN AMRO-medewerkers en in scholen door heel Nederland. Dit is ook gebruikt als manier om bewust te maken dat afval kan worden hergebruikt in verschillende toepassingen (persoonlijke communicatie, Van Velthuisen, 20 juni 2018). Ook is er 25.000 kilo aan oude bedrijfskleding gebruikt om een textielstuc te maken, waarmee de wanden van de bedrijfsruimtes in de benedenverdieping zijn bekleed om ze te isoleren en geluiddempend te maken. De bedrijfsruimtes zijn door iedereen af te huren, ook door mensen buiten de bank.

De lift in het pand wordt gebruikt onder een leaseconstructie. Het blijft eigendom van Mitsubishi en ABN AMRO betaalt enkel voor het aantal op- en neerbewegingen die de lift maakt. De gedachte is dat in een circulaire economie de fabrikant de eigenaar blijft van het product. Op deze manier is de fabrikant gemotiveerd om een beter product, met een langere levensduur, te maken en om het product te repareren als het stuk is, in plaats van dat de klant een nieuwe koopt. Hierdoor zouden er minder nieuwe producten gemaakt hoeven worden, het zorgt dat er minder grondstoffen in de kringloop betrokken zijn en er minder afval uit de kringloop verdwijnt.

Veel van het meubilair in het pand is hergebruikt en is onder andere afkomstig uit het historisch archief van de bank. Tevens zijn in het meubilair restmaterialen verwerkt, zo zijn wandkasten gemaakt van resthout, stoelen van oude koelkastleidingen en kunstwerken gemaakt van oude zeevisnetten en omgesmolten plastic. Ook zijn er nieuwe 3D-printtechnieken gebruikt hiervoor.

In de keuken van het restaurant dat is gevestigd in het gebouw zijn ook een aantal slimme oplossingen bedacht om het energiegebruik te beperken. De keuken is namelijk de grootste gebruiker van energie in het pand en ook de reden dat het gebouw nog niet helemaal energieneutraal is. Er wordt gewerkt met wecken en fermenteren om producten langer houdbaar te maken en niet te hoeven koelen.

(22)

22 Veel van deze producten zijn restproducten van andere keukens en bedrijven, die anders weggegooid waren. Daarnaast is een aantal apparaten, zoals een juicer en een frituur, weggelaten om energie te besparen. Veel van het warme water dat wordt gebruikt in de keuken is afkomstig van water dat is opgewarmd door de zonnepanelen aan de gevel, via een techniek genaamd Fasolar.

Tot slot zijn in de tuin bankjes gemaakt van oude fietsframes, opgevist uit de grachten van Amsterdam. De keitjes waarmee de paden zijn gelegd, zijn afkomstig van een Belgische restpartij. De plantenbakken zijn gemaakt van cortenstaal dat mechanisch met elkaar is verbonden, waardoor het uit elkaar is te halen en her te gebruiken is. De verlichting bestaat voor 50 procent uit gerecycled aluminium en is onbewerkt, waardoor het weer is om te smelten voor een nieuwe functie. Daarnaast is de tuin, net als de rest van het pand, toegankelijk voor publiek en heeft het dus ook een functie als sociale

voorziening.

Een van de belangrijkste functies van het gebouw is het fungeren als ontmoetingsplek voor startups en bedrijven die zich bezighouden met nieuwe circulaire ontwikkelingen. Er worden meetings, lezingen, workshops en filmavonden georganiseerd, allemaal met een circulaire insteek. De bedoeling is dan om iedereen die betrokken is in zo’n grondstofketen uit te nodigen en in overleg te brengen. Dit overleg is nodig om de initiatieven op te schalen, ‘want je hebt elkaar nodig in die keten’. ABN AMRO werkt hierin samen met partijen als Pakhuis de Zwijger en We Make The City.

Daarbij dient het pand als een ‘showcase’, om te laten zien hoe partijen aan de slag zouden kunnen gaan met circulair bouwen. Het is ook een experiment en het dient als een living lab om lessen uit te leren over circulair bouwen. De gedachte is om te blijven innoveren in het pand, wat lastig is nu het eenmaal staat, om deze status van living lab te blijven behouden (persoonlijke communicatie, Van Velthuisen, 20 juni 2018). De showcase is ‘gelinkt aan de strategie van ABN AMRO’ om een meer duurzame kant op te gaan, zo is het de ambitie om voor 2030 al het vastgoed van de bank naar het energielabel A te brengen (persoonlijke communicatie, Van Velthuisen, 20 juni 2018).

4.5 Conclusie casusbeschrijving

“Wat voor actoren zijn bezig met circulair bouwen?”

Er is te zien dat verschillende typen actoren bezig zijn met het concept van circulair bouwen. Allereerst zijn er vanuit de gemeente hoge ambities vastgesteld in de afgelopen jaren. Zij stelt een koploperspositie te willen bemachtigen op het gebied van circulariteit. Om dit te bereiken neemt zij verschillende rollen aan. Zij stimuleert partijen om ermee aan de slag te gaan, helpt met de financiering van circulaire startups, ondersteunt netwerken, heeft een controlerende rol en tot slot gebruikt ze haar eigen tenders om

circulaire ambities mee te geven in gebiedsontwikkeling.

Tevens zijn verscheidene organisaties betrokken bij de transitie naar circulariteit. Stadslab Circulair Buiksloterham is een organisatie die zich inzet om de buurt Buiksloterham een zo circulair mogelijke gebiedsontwikkeling te doen doormaken. Zij doet dit middels het faciliteren van overleg, het verschaffen van informatie, het laten verrichten van onafhankelijk onderzoek en het overleggen met grote partijen zoals de gemeente en Waternet. Sociale inclusiviteit is voor hen een belangrijk speerpunt, omdat voor het doen slagen van de circulaire experimenten betrokkenheid en samenwerking van alle typen gebruikers van belang is.

Meerdere samenwerkingsverbanden binnen de maatschappij zijn ontstaan die zich bezig houden met circulaire ontwikkeling. De CPO, collectief particulier opdrachtgeverschap, GO Buiksloterham is hier een voorbeeld van. Het is een samenwerkingsverband tussen een professioneel bouwteam en een

collectief aan particuliere zelfbouwers. Tezamen ontwikkelen zij een kavel, die de leden vervolgens gaan bewonen. In overleg worden belangrijke thema’s in het plan opgenomen, waaronder circulariteit. Hetgeen door het professionele bouwteam op een technische manier wordt uitgedacht. Mevrouw Valla gaf in het

(23)

23 afgenomen interview aan (appendix A.4) dat het ‘mooi was om te zien’ dat ook onder de mensen in Amsterdam bewust wordt nagedacht over duurzaamheid. Ook in de maatschappij lijkt het dus alsof het thema van duurzaamheid steeds meer lijkt te spelen. Al is circulariteit nog een vrij ‘abstract’ begrip, waar in dit geval het technische team zich over heeft ontfermd.

Tot slot zijn praktijken van circulair bouwen ook in het bedrijfsleven waar te nemen. ABN AMRO heeft een paviljoen gemaakt dat volgens circulaire principes is gebouwd. Het gebouw moet dienen als een showcase, om te laten zien dat het mogelijk is om deze principes toe te passen. Daarnaast is het project een experiment, een living lab, om lessen te trekken over deze manier van bouwen. Tot slot wordt het pand gebruikt om lezingen te geven en als ontmoetingsplaats voor startups en partijen die in de bouwketen betrokken te zijn. Op deze manier wordt informatie uitgewisseld over tussen verschillende belangrijke spelers en nieuwe ideeën opgedaan. De bedoeling is om meer partijen te overtuigen om aan de slag te gaan met circulair bouwen.

“Op welke schaal bevinden zich de huidige en geplande toepassingen van circulair bouwen?” De initiatieven en experimenten met circulair bouwen, wat een relatief nieuw begrip is, bevinden zich op verschillende schaalniveaus. Er vinden verspreid door Amsterdam meerdere experimenten op lokale schaal plaats. Het paviljoen CIRCL aan het Gustav Mahlerplein en de kavel 20D aan de Ridderspoorweg zijn voorbeelden van hoe op het niveau van een enkele kavel, nieuwe circulaire principes worden toegepast.

Tevens ontstaan op buurtniveau circulaire toepassingen. Zo wordt een deel van de woningen in de buurt Buiklsoterham aangesloten op een centrale bio-vergister. Hierin worden reststromen omgezet in nieuwe grondstoffen. Via het uitgeven van tenders door de gemeente Amsterdam worden ook circulaire principes toegepast in nieuwe gebiedsontwikkeling.

Tot slot is gepland om circulariteit in schaal te doen toenemen. De gemeente neemt de circulaire ambities onder andere mee in het nieuw te ontwikkelen Haven-Stad, een woon-werkgebied waar 70.000 woningen gerealiseerd gaan worden. Er is echter nog wel een aantal belemmeringen die de realisatie van deze circulaire ambities kan bemoeilijken.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoewel de meeste deelnemende organisaties aan de verkennende survey het belang van circulaire en inclusieve activiteiten voor de bedrijfsstrategie zien, geldt dit nog sterker voor

Om die reden is fase 2 wel vanaf de start aardbevingsbestendig ontworpen en is een vergoeding bij de NAM (op basis van de nieuwbouwregeling) gevraagd voor de

Het is een systeem waar afval niet meer bestaat, waar waarde zoveel mogelijk behouden wordt in de tijd, waar. gebruik wordt gemaakt van hernieuwbare bronnen voor

✓ Omdat SUEZ en Renewi in het kader van deze pilot delen van elkaars dienstverlening aan de klant uitvoeren, zijn tussen SUEZ en Renewi onderling tarieven afgesproken waartegen

Voor de woningen zal het straks niet realistisch zijn om 100 procent van de materialen uit het gebied zelf te halen, verwacht projectleider Martijn Segers, maar natuurlijk wordt

te dezen vertegenwoordigd door Carlos Klein, hierna te noemen: Rc Panels Partijen genoemd onder 17 tot en met 29 hierna samen te noemen: Private

In de enquête is aan de scholen waarbij doordecentralisatie van financiële middelen voor nieuwbouw heeft plaatsgevonden (in ons onderzoek 34 PO scholen en 32 VO.. scholen) de

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende