• No results found

De governance van klimaatadaptatie : een verkenning en aanbeveling op het gebied van de bestuurlijke rollen bij de implementatie van klimaatadaptieve maatregelen in de Binckhorst en de IJssel-Vechtdelta

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De governance van klimaatadaptatie : een verkenning en aanbeveling op het gebied van de bestuurlijke rollen bij de implementatie van klimaatadaptieve maatregelen in de Binckhorst en de IJssel-Vechtdelta"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een verkenning en aanbeveling op het gebied van de bestuurlijke rollen bij de implementatie van klimaatadaptieve maatregelen in de Binckhorst en de IJssel-Vechtdelta

BA-scriptie Politicologie

Beheer van Natuurlijke Hulpbronnen Sophie van Gentevoort - 10756205

Onder begeleiding van R. J. Pistorius BSc - Universiteit van Amsterdam en M. J. Egging MSc - AT Osborne

Tweede lezer: Dr. E. M. Besseling 25 juni 2018

(2)

Auteur: Sophie van Gentevoort

sophie.vangentevoort@student.uva.nl sophie.van.gentevoort@hotmail.com

AT Osborne

Universiteit van Amsterdam 25 juni 2018

(3)

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘De governance van klimaatadaptatie’. De scriptie omvat een onderzoek naar de manier waarop er vorm wordt gegeven aan het thema klimaatadaptatie bij de gebiedsontwikkeling in de Binckhorst in Den Haag en de IJssel-Vechtdelta in Overijssel. De scriptie is geschreven vanaf maart 2018 tot en met juni 2018 in het kader van de bacheloropleiding Politicologie aan de Universiteit van Amsterdam en in opdracht van consultancy en management bureau AT Osborne.

Het schrijven van deze scriptie is een lang en intensief proces geweest. Dit kwam mede doordat klimaatadaptatie een onderwerp is wat op dit moment sterk in beweging is in bestuurlijk Nederland. Elke maand vond er een nieuwe ontwikkeling plaats op landelijk niveau, zoals het werkzaam worden van de werkregio’s, beschreven in het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie, maar ook op regionaal niveau, zoals de ontwikkeling van een omgevingsvisie. Dit maakte het schrijven van de scriptie dynamisch.

Ik zou hierbij graag mijn stage- en scriptiebegeleider, Matté Egging en Robin Pistorius, willen bedanken voor de begeleiding die ik heb ontvangen tijdens het scriptieproces op structureel en inhoudelijk gebied. Daarnaast wil ik de respondenten en andere mensen waarmee ik heb gesproken over het onderwerp bedanken voor de input die zij mij hebben gegeven.

Veel leesplezier toegewenst. Sophie van Gentevoort 23 juni 2018

(4)
(5)

Samenvatting

In dit onderzoek zal er worden gekeken naar de manier waarop er bestuurlijk om wordt gegaan met het thema klimaatadaptatie in Nederland. Hierbij wordt er uitgegaan van klimaatadaptatie als overkoepelend thema: veel verschillende partijen zijn erbij betrokken en moeten hun deel bijdragen wil klimaatadaptatie effectief zijn in het oplossen van problemen die het gevolg zijn van klimaatverandering. Omdat het een nieuw onderwerp is, veel verschillende partijen ermee bezig zijn en er door de nationale overheid veel verantwoordelijkheid bij decentrale overheden wordt gelegd, is het interessant om te onderzoeken hoe klimaatadaptatie op decentraal niveau wordt aangepakt. Het doel is om een doorgrond beeld te krijgen van hoe het bestuurlijke proces nu wordt vormgegeven om vervolgens suggesties te doen voor een verbetering van het proces. Dit onderzoek richt zich op de verbinding van Socio-Ecological Systems, dat focust op het bestaan van verschillende componenten die bepalend zijn voor de werking van de governance in het systeem, met crafting communities als invulling van de governance-praktijk in het beïnvloeden en sturen van transities in de samenleving zoals die naar een klimaatadaptief Nederland. Crafting communities zijn groepen mensen met expertise of interesse die zich organiseren rondom een bepaald onderwerp en hierbij besluitvorming maken. De onderzoeksvraag luidt: Hoe kunnen crafting communities bijdragen aan een effectievere governance van klimaatadaptatie in Nederland? Twee cases in Nederland zijn onderzocht: de Binckhorst in Den Haag en de IJssel-Vechtdelta in Overijssel.

Het onderzoek toont aan dat de ontwikkeling van crafting communities afhangt van de aanwezigheid vijf verschillende thema’s: kennis, belang, visie, samenwerking en bestuur. Bij beide cases is er geen sprake van een crafting community rondom het thema klimaatadaptatie. In de Binckhorst ligt dit aan de verdeeldheid in kennis tussen verschillende partijen; er is geen besef van de integraliteit van de oplossing van het probleem. Daardoor is er geen sprake van krachtige visievorming en samenwerking. In de IJssel-Vechtdelta wordt klimaatadaptatie sectoraal benaderd. De onderzochte organisaties zijn zoekende naar hun rol in de vormgeving en het bestuur van klimaatadaptatie.

De bevindingen impliceren een grote rol voor organisaties die beschikking hebben over kennis aangaande klimaatadaptatie in de ontwikkeling van een crafting community. De Climate Campus in Zwolle is een voorbeeld van organisatie rondom kennis over en de

(6)

opgave van klimaatadaptatie. Echter, overheden zijn huiverig in innemen van een leidende rol en het delen van hun bevoegdheden.

(7)

Inhoudsopgave

1. Introductie... 9

1.1 Klimaatadaptatie: een complex maatschappelijk vraagstuk ... 9

1.2 Een bestuurlijke uitdaging voor overheden in Nederland ... 9

1.3 Lokale governance als antwoord op klimaatverandering ... 10

1.4 Klimaatadaptatie in de bestuurlijke praktijk van de Binkhorst en de IJssel-Vechtdelta 11 1.5 Leeswijzer ... 12

2. Theoretisch kader: contextgedreven governance-structuren door middel van sectoroverstijgende netwerken ... 13

2.1 Inleiding ... 13

2.2 Transitietheorie als infrastructuur... 13

2.3 Ostrom’s Social Ecological Systems-theorie als voertuig ... 15

2.4 Crafting Communities als (groene) motor ... 18

2.6 Conclusie van het theoretisch kader ... 19

3. Methodologie ... 21

3.1 Kwalitatief onderzoek ... 21

3.2 Twee cases ... 21

3.3 Diepte-interviews met betrokkenen ... 22

3.4 Thema’s essentieel voor een crafting community ... 23

4. Klimaatadaptatie in de Binckhorst en de IJssel-Vechtdelta ... 27

4.1 De Binckhorst in Den Haag ... 27

4.1.1 Context Binckhorst ... 27 4.1.2 Interviews Binckhorst... 28 4.1.3 Conclusie Binckhorst ... 33 4.2 de IJssel-Vechtdelta in Overijssel ... 35 4.2.1 Context IJssel-Vechtdelta ... 35 4.2.2 Interviews IJssel-Vechtdelta... 36 4.2.3 Conclusie IJssel-Vechtdelta ... 41

(8)

4.3 Overeenkomsten in en verschillen tussen de governance van klimaatadaptatie in de Binckhorst en de IJssel-Vechtdelta ... 42 4.3.1 Conclusie cases ... 43 5. Conclusie ... 45 6. Discussie ... 49 7. Literatuurlijst ... 51 8. Bijlagen ... 54

Bijlage 1: Vragenlijst interviews ... 54

Bijlage 2: Gegevens van de interviews ... 55

(9)

1. Introductie

1.1 Klimaatadaptatie: een complex maatschappelijk vraagstuk

Doordat maatschappelijke opgaven als klimaatverandering, armoede, wonen, migratie en schuldsanering zich manifesteren op lokaal, regionaal en nationaal niveau, staat de Nederlandse overheid voor de opgave om een betere samenwerking tussen overheden te bestendigen, zo stelt het Interbestuurlijk Programma dat eerder dit jaar is gepresenteerd (Interbestuurlijk Programma 2018). Specifiek voor klimaatverandering zijn vragen over circulaire economie, mitigatie en adaptatie relevant. De groter wordende risico’s op overstromingen, droogte, wateroverlast en hitte brengen het welzijn van burgers in gevaar. Er is de noodzaak om de leefomgeving in Nederland duurzamer en meer klimaatbestendig in te richten (Gemeenten van de Toekomst 2018). Dit gebeurt door middel van klimaatadaptatie, dat gedefinieerd kan worden als het bestendig maken van de maatschappij tegen de gevolgen van klimaatverandering. Aan de hand van concrete maatregelen en veranderingen in de leefomgeving laten overheden, marktpartijen en burgers in Nederland zien hoe zij met toegenomen risico’s voor de veiligheid omgaan (Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie 2018).

Omdat klimaatadaptatie een breed begrip is en de effecten van klimaatverandering op veel verschillende niveaus voelbaar zijn, is het belangrijk om te specificeren wat er wordt bedoeld wanneer het in dit onderzoek gaat over klimaatadaptatie. Dit onderzoek richt zich op ruimtelijke klimaatadaptatie: de omgang met de fysieke ruimte of leefomgeving bij de bescherming van Nederland tegen extremere en vaker voorkomende perioden van hitte, de gevaren van droogte, overlast van extreme neerslag en overstromingen vanuit rivieren, het IJsselmeer en de Noordzee. Een uitgangspunt daarbij is dat het klimaat daadwerkelijk verandert en dit onvermijdelijke gevolgen met zich meebrengt (Lokaal Klimaatbeleid 2018). De discussie of dit daadwerkelijk zo is en wat de oorz(a)ak(en) daarvan is/zijn, wordt daarbij niet (opnieuw) gevoerd.

1.2 Een bestuurlijke uitdaging voor overheden in Nederland

De bestuurlijke uitdaging die klimaatadaptatie met zich meebrengt heeft te maken met de vraag welke partij in Nederland de verantwoordelijkheid voor klimaatadaptatie op zich

(10)

neemt of in bezit heeft. Deze is niet belegd, maar is verdeeld over de gehele samenleving.1

Zonder een integrale aanpak, kan klimaatadaptatie niet effectief worden geïmplementeerd. Een voorbeeld hiervan is het zorgen voor de aanwezigheid van meer groen zodat water door de bodem opgenomen kan worden, schaduw kan worden gegenereerd tegen extremer wordende hitte en het doseren van de neerslag die op de grond valt. Zowel burgers als gemeenten kunnen een bijdrage leveren aan de oplossing door hun verantwoordelijkheid te nemen: burgers kunnen hun tuin vergroenen in plaats van verharden en gemeenten kunnen ruimte maken voor groen in de openbare ruimte. Dit betekent dat alle partijen in de samenleving samen dienen op te trekken om een klimaatadaptieve leefomgeving te creëren (Programmastart Interbestuurlijk Programma 2018). Kortom, om veiligheid, gezondheid en welzijn te waarborgen, dienen verschillende partijen binnen overheid, markt en maatschappij mee te werken aan de implementatie van ruimtelijke klimaatadaptatieve maatregelen.

Ondanks dat klimaatadaptatie een thema is dat verschillende lagen van de samenleving aangaat, is het de overheid die dit thema als eerst oppakt en de urgentie voelt. Vorig jaar is het Interbestuurlijk Programma (Interbestuurlijk Programma 2018) bekend gemaakt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit programma stelt dat het Rijk, Provincies, gemeenten en waterschappen intensiever moeten samenwerken om complexe thema’s zoals klimaatadaptatie het hoofd te bieden. Het doel is de geïntegreerde samenwerking tussen verschillende sectoren en lagen van de samenleving te bevorderen.2

Tevens is er vorig jaar vanuit de Rijksoverheid het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie ontwikkeld, dat stelt dat gemeenten in 2020 een plan van aanpak behoren te hebben waarmee ze in 2050 klimaatbestendig en -adaptief handelen (Deltacommissaris 2017). 1.3 Lokale governance als antwoord op klimaatverandering

Aangezien de gevolgen van extreme droogte, hitte, wateroverlast en overstromingen voor elk gebied anders zijn, behoort bij het effectief implementeren van klimaatadaptatieve maatregelen in Nederland rekening gehouden te worden met de lokale context van een gebied. Verschillen tussen stedelijk en landelijk, bebouwd en ongebouwd, laag en hoog

1 In de Handreiking gestandaardiseerde Stresstest Light staat op pagina 30 specifieke informatie over wat de verantwoordelijkheden van verschillende overheden zijn. Deze is te vinden op:

https://ruimtelijkeadaptatie.nl/stresstest/handreiking/

2 Voor meer informatie:

(11)

bebouwd gebied, maar ook biotische factoren in onder meer de bodem zijn van invloed op de benodigde maatregelen die genomen moeten worden om Nederland weerbaar te maken tegen klimaatverandering. Dit hangt samen met klimaatrisico’s: in een stad kan bijvoorbeeld een urban heat island effect ontstaan, waar in een bos meer risico bestaat op bosbranden. Er is daarom een aanmerkelijke rol weggelegd voor de decentrale overheden, omdat zij de kennis over de fysieke aspecten ter beschikking hebben en inzicht hebben in (lokale) kwetsbare functies en gebouwen. (Deltacommissaris 2017, Interbestuurlijk Programma 2018)

1.4 Klimaatadaptatie in de bestuurlijke praktijk van de Binkhorst en de IJssel-Vechtdelta

De groter wordende rol van decentrale overheden en klimaatadaptatie als belangrijk onderwerp zijn beide relatief nieuwe ontwikkelingen. Het is daarom interessant om te onderzoeken hoe de governance omtrent klimaatadaptatie op verschillende niveaus wordt vormgegeven. In deze scriptie wordt governance gedefinieerd als zowel het proces van beleidsontwikkeling en –uitvoering, als maatschappelijke zelfregulering door middel van coöperatieve en horizontale vormen (Mayntz 1999).

De aanpak die het Interbestuurlijk Programma en het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie beogen, kan academisch worden vormgegeven door middel van Socio-Ecological Systems en crafting communities. Het belang van kennis over gebiedskenmerken bij het implementeren van klimaatadaptieve maatregelen (Deltacommissaris 2017) wordt beschreven door Eleanor Ostrom (Ostrom 2007, Ostrom en Cox 2010) in haar theorie over Socio-Ecological Systems. Daarnaast beschrijft het Interbestuurlijk Programma (2018) coalitions of the willing om deze samenwerking met aandacht voor contextspecifieke kenmerken effectief vorm te geven. Dit komt overeen met wat Brandsen, Trommel en Verschuere (2017) schrijven over een soortgelijke, nieuwe ontwikkeling waarbij de organisatie van verschillende partijen rondom complexe thema’s een nieuwe manier van besturen creëert in de vorm van crafting communities.

Na de publicatie van het Interbestuurlijk Programma en het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is het nu de vraag in hoeverre het overheden lukt om de waarden of kracht uit de samenleving te gebruiken om tot een duurzame, intensieve en authentieke samenleving te komen. Door te focussen op de rol van klimaatadaptatie als relatief nieuw thema in de governance van gebiedsontwikkeling kan aan de hand van de theorie over Socio-Ecological

(12)

Systems (Ostrom 2007, Ostrom & Cox 2010) en de ontwikkeling van crafting communities (Brandsen et al. 2017) worden beoordeeld of er sprake is van een effectieve aanpak. Hiervoor zijn twee cases geselecteerd: de Binckhorst in Den Haag en de IJssel-Vechtdelta in Overijssel. Op basis van de benoemde theorie, het belang van de rol van decentrale overheden en de kenmerken van het thema klimaatadaptatie is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd:

Hoe kunnen crafting communities bijdragen aan een effectievere governance van klimaatadaptatie in Nederland?

Crafting communities bieden mogelijkheden aangaande samenwerking, kennisdeling en het ontwikkelen van breed gedragen beleid; een aanpak die goed past bij een thema als klimaatadaptatie. Dit wordt verder uitgewerkt in paragraaf 2.4. In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op de rollen en verantwoordelijkheden binnen crafting communities. Aan de hand van de cases wordt er gekeken naar de effectiviteit van huidige governance-praktijken.

1.5 Leeswijzer

Deze scriptie is als volgt gestructureerd:

In hoofdstuk 2 wordt de theorie over Socio-Ecological Systems uiteengezet en de verbinding gelegd met de ontwikkeling van crafting communities binnen een bestuurlijk systeem.

Hoofdstuk 3 legt uit hoe dit onderzoek is uitgevoerd en welke keuzes er zijn gemaakt.

Vervolgens wordt er in hoofdstuk 4 een analyse gedaan van de twee geselecteerde cases aan de hand van de resultaten uit diepte-interviews. Essentiële thema’s bij de ontwikkeling van crafting communities blijken bestuur, samenwerking, kennis, visie en belang.

In hoofdstuk 5 wordt er geconcludeerd of er sprake is van de ontwikkeling van crafting communities in de Binckhorst en IJssel-Vechtdelta en op welke manier de governance effectief ingericht zou kunnen worden.

Hoofdstuk 6 beschrijft tekortkomingen van dit onderzoek en doet suggesties voor vervolgonderzoek.

(13)

2. Theoretisch kader: contextgedreven governance-structuren door

middel van sectoroverstijgende netwerken

2.1 Inleiding

Het grote, complexe vraagstuk van klimaatverandering zorgt voor een bestuurlijke uitdaging: oplossingen overstijgen de traditionele schaalniveaus en overheidslagen. Overheden moeten gezamenlijk op zoek naar een manier om de transitie(s) naar een duurzame samenleving te kunnen sturen (Interbestuurlijk Programma 2018: 4). Om deze ontwikkeling academisch te duiden zal het theoretisch kader een verkenning van de transitietheorie bevatten, om tegen deze achtergrond te focussen op theorieën van Ostrom (Ostrom 2007, Ostrom & Cox 2010) en Brandsen, Verschueure en Trommel (2017). Klimaatadaptatie is een thema dat, zoals ook beschreven in de introductie, een omslag vereist in de manier van bestuur en samenleven, oftewel een transitie.3 Er zal worden geïllustreerd dat de transitietheorie de infrastructuur legt voor een voertuig in de vorm van Socio-Ecological System, die op zijn beurt weer aangedreven worden door een (groene) motor bestaande uit crafting communities. Dit hoofdstuk beargumenteerd dat, in tegenstelling tot aannamen van de transitietheorie, het belangrijk is om specifieke gebiedskenmerken een rol te geven in de werking van een systeem en deze, door middel van crafting communities, een plek te geven in de governance van een systeem.

2.2 Transitietheorie als infrastructuur

De transitietheorie belichaamt een richting van governance-denkgoed met de focus op verandering in de samenleving. De omgang met het veranderende klimaat, is hierin een actueel en veelomvattend onderdeel. Een transitie wordt door Kemp (2010: 292) gedefinieerd als een fundamentele verandering in een functioneel systeem van voorziening en consumptie. Deze verandering impliceert een verandering van de governance in een systeem. Het doel van transitiemanagement is om de samenhangende eigenschappen te gebruiken in het sturing geven aan verandering (Loorbach 2010). Hierbij wordt het multilevel model gebruikt: een model dat onderscheid maakt tussen micro-, meso- en macroniveaus. Aan de hand van de verhoudingen tussen en veranderingen binnen deze niveaus legt het model het voordoen van transities in een samenleving uit. De niveaus worden aangeduid met de termen niche, regime en landschap. Middels transitiemanagement kan er door in te

3 Een transitie die al prominenter aanwezig is en wordt uitgevoerd in Nederlands bestuur is de energietransitie. Voor meer informatie hierover: https://link.springer.com/content/pdf/10.1007/s10368-010-0163-y.pdf

(14)

spelen op de dynamiek van een systeem (innovatie in de niches, opname in het regime en bewustzijn van het landschap) richting worden gegeven aan duurzame verandering. (Rotmans & Loorbach 2009: 2)

Transitiemanagement wordt gekenmerkt door in plaats van een deterministische, een reflexieve houding van overheidsinstellingen wat betekent dat er wordt ingespeeld op ontwikkelingen in de samenleving (Rotmans & Loorbach 2009: 6). Deze houding omvat een aantal uitgangspunten:

 Ruimte creëren voor beschermde ontwikkeling van niches zodat zij relatief onafhankelijk zijn van het regime.

Een focus op koplopers, ofwel mensen met de capaciteit om opkomende structuren (niches) te genereren.

 Erkenning, duurzaam gebruik en begeleide variatie en selectie in ontwikkelingen zodat er diversiteit en coherentie bestaat binnen een systeem.

 Radicale maar stapsgewijze verandering van het systeem om aanpassing mogelijk te maken.

 Empowerment van niches door de verstrekking van middelen.

Anticipatie op toekomstige trends en adaptatie door middel van aanpassing op veranderende structuren.

 Het kruisen van verschillende domeinen en schalen door transities (Rotmans & Loorbach 2009: 6-7)

De transitietheorie is onderdeel van complexsysteemtheorie: een interdisciplinaire manier om complexe systemen in de samenleving, natuur, wetenschap en technologie te analyseren met als uitgangspunt de afhankelijkheid van samenhangende componenten (Rotmans & Loorbach 2009). Een complex systeem kan in schaalgrootte uiteenlopen van een wijk in een dorp tot Europa. Binnen een systeem is interactie tussen instituties of organisaties en de omgeving in de vorm van constante co-evolutie en opkomende structuren. Daarnaast is er sprake van zelforganisatie, die plaatsvindt aan de hand van variatie en selectie, diversiteit en heterogeniteit die zorgt voor adaptieve verandering en dynamiek van het systeem (Rotmans & Loorbach 2009: 3). Complexe systemen raken, net zoals transities, aan verschillende lagen en domeinen in de samenleving, wat pleit voor meer samenwerking en een integrale aanpak. Deze integrale visie is terug te zien in het Interbestuurlijk Programma (2018: 4).

(15)

Waar de transitietheorie een spreekwoordelijke infrastructuur legt op het gebied van de governance van transities, wordt er weinig aandacht besteed aan de rol van de gebiedskenmerken van een gebied. De infrastructuur die is aangelegd bepaalt de mogelijkheden, vervolgens moeten deze mogelijkheden benut worden en kan de aangelegde weg worden gebruikt door een voertuig om een bepaalde richting op te gaan. Deze rol kan worden ingevuld met behulp van Ostrom’s theorie over Socio-Ecological Systems (Ostrom 2007, Ostrom & Cox 2010). Vervolgens zorgen crafting communities als een (groene) motor ervoor dat het voertuig kan voortbewegen en zijn bestemming bereikt, wat verder uiteengezet zal worden in paragraaf 2.4.

2.3 Ostrom’s Social Ecological Systems-theorie als voertuig

Desgelijks erkent Eleonor Ostrom (Ostrom 2007: 15183, Ostrom & Cox 2010: 455) het belang van de samenhang tussen componenten in een systeem, of een in haar worden Socio-Ecological System (SES). Interactie wordt beïnvloed door ecologische systemen zoals meren, rivieren, bossen, weides, de oceaan en de atmosfeer, maar ook door systemen ontworpen door de mens zoals wegen en communicatienetwerken. Ostrom reageert op de door Hardin (1968) geschepte Tragedy of the Commons, waarin hij aan de hand van een situatieschets van het gebruik van een weide voor veehouderij de weg van de degradatie van het milieu

(16)

uitlegt. Hardin stelt dat overharvesting onoverkomelijk is: het tempo van de exploitatie van hulpbronnen gaat simpelweg te snel voor de lokale instituties om te reageren. Ostrom (2007: 15182) zet daartegenover dat een gebalanceerde samenhang of combinatie van componenten zoals een bestuurssysteem, gedeelde kennis, een langetermijnvisie en het moeten verantwoorden van beslissingen door gebruikers de mogelijkheid bieden een duurzaam systeem te genereren. Dit spreekt van optimisme en vertrouwen in het vermogen van governance.

Een verschil tussen Ostrom’s theorie over Socio-Ecological Systems (Ostrom 2007) en transitietheorie (Kemp 2010, Rotmans & Loorbach 2009) is dat waar de transitietheorie een eenduidige manier van governance voorschrijft wanneer het gaat om het (be)sturen van veranderingen of transities, Ostrom (2007) meer ruimte en aandacht geeft aan situatiespecifieke ideeën, kennis en kenmerken. Ze stelt dat er geen universele governance-oplossingen bestaan die in een model gevat kunnen worden om daaropvolgend dit toe te passen op een willekeurig systeem. In andere woorden, om transities te sturen is er naast het erkennen waar mogelijkheden liggen, governance nodig met aandacht voor omgevingskenmerken zodat de mogelijkheden of kansen benut kunnen worden. Op het gebied van governance komt dit gedeeltelijk overeen met wat de transitietheorie bedoelt met een reflexieve houding van de overheid, maar met een uitbreiding naar omgevingskenmerken.

Socio-Ecological Systems zijn te analyseren zonder de aandacht voor de kenmerken van een gebied te verliezen (Ostrom 2007, Ostrom & Cox 2010), wat juist bij het effectief implementeren van klimaatadaptatie zo belangrijk is zoals beschreven in hoofdstuk 1. Voorbeelden van deze fysieke of materiële waarden of kenmerken in een gebied zijn de aanwezigheid van water, de eigenschappen van de bodem, bebouwing en de natuur. Deze kunnen als variabelen georganiseerd worden in een door Ostrom beschreven nested, multitier framework om interactie te kunnen duiden en het governance system daarop te kunnen laten aansluiten. Dit raamwerk is op drie aannames gebaseerd:

 Er kan een conceptuele verdeling gemaakt worden van variabelen in klassen en subklassen om zo een coherent en cumulatief wetenschappelijk inzicht op te bouwen  Het bestaan van relatief gescheiden subsystemen die onafhankelijk van elkaar zijn

(17)

Complexe systemen zijn groter dan de som van hun delen (en daarom kan het resultaat van het op een bepaalde manier combineren van verschillende aspecten verschillen (Ostrom 2007: 15182)

De variabelen uit haar raamwerk zijn in te delen in:

Het resource system. Dit omvat de omgeving of het gebied dat onderzocht wordt, bijvoorbeeld een bos of rivier. In dit onderzoek zijn dit de Binckhorst en IJssel-Vechtdelta.

De resource units gegenereerd uit dat systeem, zoals bomen, vissen of in abstractere termen werk-, woon- en recreatiegelegenheid.

De gebruikers van het systeem.

Het governance system. Hier vallen alle regelgevende instituties of organisaties onder.

 De sociale, economische en politieke context van een systeem.  De gerelateerde ecosystemen.

De bovenstaande aspecten zijn onderling verbonden en houden elkaar in een ideale situatie in evenwicht. Alleen dan is een bestuurssysteem doeltreffend. Een passend multilevel governance-systeem, opererend op lokaal én internationaal niveau, is hierbij essenstieel. De governance-regelingen zijn belangrijk, maar juist in combinatie met de lokale ecologie en sociale context zodat de ontwikkeling en aanpassing van deze specifieke regels als legitiem gezien worden. De nadruk op samenhang tussen de verschillende componenten in een systeem is Ostrom’s toevoeging op de transitietheorie.

Bovendien, om te zorgen dat het governance-systeem aansluit op de context is het essentieel om ook kennis te hebben over de omgeving. Om deze kennis een plek te geven in de besluitvorming, is er in een Socio-Ecological System sprake van polycentricity; het bestaan van meerdere besluitvormers. Dit betekent dat er een vorm van samenwerking nodig is (Ostrom & Cox 2010: 454). Het belang van de context wordt zo geborgen doordat er oog is voor het perspectief van verschillende betrokken partijen. Des te meer om een thema als klimaatadaptatie bestuurlijk vorm te geven en een effectieve governance te consolideren.

(18)

Een aanpak als die van Ostrom kan worden gesymboliseerd als een voertuig, gebruikmakend van de infrastructuur gelegd door de transitietheorie. Maar hoe is dit voertuig in beweging te krijgen?

2.4 Crafting Communities als (groene) motor

Dit proces van meerlaags bestuur, inclusieve besluitvorming en kennisdeling wordt concreter beschreven door Brandsen, Trommel en Verschuere (2017) in de vorm van crafting communities. Door de ontwikkeling van crafting communities wordt er een “nieuwe sociaal-politieke ruimte gecreëerd waarin er meer interactie plaatsvindt tussen verouderde instituties en lokale initiatieven.” (Brandsen et al 2017: 683) Kenmerkend voor crafting communities is het bijeenbrengen van verschillende actoren die een bepaald belang delen in het bouwen van sociale veiligheid en stabiliteit (Brandsen et al 2017: 688), zoals bij klimaatadaptatie het geval is. Ook het delen van kennis en vaardigheden buiten de politieke besluitvorming om, door middel van gemeenschappelijke actie, resulteert daaropvolgend in (het beïnvloeden van) de ontwikkeling van publiek beleid. Actoren hebben affiniteit met het publieke domein, delen een gevoel van saamhorigheid of solidariteit en bezitten over pragmatische en praktische kennis. De ontwikkeling van crafting communities komt overeen

(19)

met wat de transitietheorie beoogt met het ruimte creëren voor niches, maar geeft een heldere invulling hieraan.

De drijfveer voor het ontstaan van een crafting community is een probleemgedreven zoektocht naar publiek vakmanschap, wat zorgt voor “een netwerk die verschillende sferen uit publiek bestuur met elkaar verbindt als een soort nieuw sociaal-politiek voertuig. […] De samenwerkingen overstijgen de organisatorische hiërarchie en dagen de logica van markt en politiek uit.” (Brandsen et al 2017: 687) De leden van een crafting community zijn mensen met expertise over of interesse in het betreffende onderwerp, thema, project of gebied, die zich vervolgens organiseren rondom dit onderwerp, waardoor er deskundigen uit verschillende hoeken over een bepaald onderwerp bij elkaar worden gebracht en kennis wordt gedeeld. “Het is een manier om politieke vacuüms op transnationaal en lokaal niveau op te vullen en om te gaan met lokale manifestaties van globale ontwikkelingen.” (Brandsen et al 2017: 689)

2.6 Conclusie van het theoretisch kader

Crafting communities zijn een concrete invulling van de realisatie van de ambities van de governance binnen een Socio-Ecological System. Er is ruimte voor verschillende betrokken partijen, wordt belang gehecht aan het delen van kennis en er is nadrukkelijk aandacht voor

(20)

de context of omgeving waarbinnen een ontwikkeling zich afspeelt bij de vorming van beleid. Op die manier geeft het meer richting aan hoe governance uitgewerkt kan worden en kan een crafting community gesymboliseerd worden als de (groene) motor van het voertuig. Dit onderzoek focust op de ontwikkeling van crafting communities binnen Socio-Ecological Systems als effectieve vormgeving van governance omdat de belangrijke kenmerken van klimaatadaptatie (zoals oog voor de omgeving) en bestuur (integraliteit) een plek krijgen binnen deze theorieën. Op deze manier worden de governance-vraagstukken die voortkomen uit de theorie van Ostrom (Ostrom 2007, Ostrom & Cox 2010), met behulp van de crafting communities (Brandsen et al 2017).

(21)

3. Methodologie

De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: Hoe kunnen crafting communities bijdragen aan een effectievere governance van klimaatadaptatie in Nederland? Om dit te onderzoeken zijn in het voorgaande hoofdstuk de theorieën uiteengezet om deze vervolgens toe te passen op twee Nederlandse cases waar klimaatadaptatie een rol speelt, namelijk de Binckhorst in Den Haag en de IJssel-Vechtdelta in Overijssel. Dit hoofdstuk verantwoordt de keuzes die zijn gemaakt om het onderzoek uit te voeren.

3.1 Kwalitatief onderzoek

Om een goed en volledig beeld te krijgen van de governance bij deze cases wordt er kwalitatief onderzoek gedaan, in de vorm van een kwalitatieve interpretatieve analyse (Bryman 2008: 249). Een thematische analyse van tien semigestructureerde interviews en literatuurstudie dragen bij aan een doorgrond begrip van de cases. Omdat klimaatadaptatie nieuw is als belangrijk onderwerp in Nederlands bestuur, hielp de kwalitatieve insteek bij het ruimte geven aan de respondenten om het begrip te interpreteren. Door het stellen van open vragen hadden de respondenten naast het antwoord op de vraag de ruimte en vrijheid om datgene te vertellen wat zij belangrijk achtte, en had de onderzoeker de ruimte om dieper in te gaan op de antwoorden. De betrouwbaarheid van de resultaten is hoog, omdat de respondenten veel ruimte hadden te vertellen over hun ervaringen. De externe validiteit van dit onderzoek is aanvechtbaar, wat verder wordt toegelicht in de discussie. Daarnaast impliceert het systeemtheoretische perspectief een belangrijke rol voor de context rondom wat er wordt onderzocht en is de interpretatie en observatie van de onderzoeker aanwezig in natuurlijke context. Ten derde is er gekozen voor kwalitatief onderzoek omdat de onderzoeksvraag een ‘hoe’-vraag betreft (Yin 2003).

3.2 Twee cases

Dit onderzoek maakt gebruik van een case study design (Bryman 2008). De selectie van de cases is gebeurd op basis van beschikbaarheid door contacten die er waren via stagebedrijf AT Osborne en geschiktheid omdat klimaatadaptatie een rol speelt bij beide cases en er op een bepaalde manier sprake is van samenwerking. Daarnaast zijn de cases gekozen met de bedoeling om de variantie te maximaliseren op vooronderstelde oorzaken: het betreft andere regio’s, andere schaalniveaus en andere vraagstukken binnen die van klimaatadaptatie. Daarnaast zijn de twee cases ook in verschillende fasen van ontwikkeling

(22)

op het gebied van samenwerking. Dit is interessant omdat daarmee de invloed van de recent gepresenteerde documenten het Interbestuurlijk Programma en het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie kan worden onderzocht. Er is gekozen om binnen Nederland te onderzoeken op basis van triviale gronden. Omdat de onderzoeksresultaten afkomstig zijn van slechts twee cases, zijn de resultaten niet zonder meer te generaliseren naar de governance van klimaatadaptatie in heel Nederland (of nog grotere schaal).

De IJssel-Vechtdelta is interessant omdat het een zeer kwetsbaar gebied betreft. Het is een semi-stedelijk gebied dat langs de twee rivieren de IJssel en de Vecht en ligt in de delta’s van deze rivieren. Neerslag en zeespiegelstijging hebben hier grote effecten. Deze kwetsbaarheden liggen niet binnen verantwoordelijkheid van één partij, waardoor er sprake is van sterke samenwerking tussen overheden op verschillende schaalniveaus en marktpartijen en burgers ook betrokken zijn. De urgentie is hier zeer groot. Daarnaast is het een historische case: het samenwerkingsverband is ontstaan vanwege waterveiligheidsredenen. De financiering voor het samenwerkingsproject loopt binnenkort af. Daarom kan er worden teruggekeken op het proces van samenwerking, waarbij klimaatadaptatie nu een nieuwe wending met zich meebrengt.

De Binckhorst is een gebied dat nu juist aan de voorgrond staat van het implementeren van klimaatadaptatieve maatregelen in gebiedsontwikkeling. Er wordt voor de Binckhorst in plaats van een bestemmingsplan een Omgevingsplan gerealiseerd. Hiermee is de Binckhorst een pilot van de Omgevingswet, waardoor er in de Binckhorst ruimere kaders bestaan op het gebied van omgevingskwaliteit. Op het gebied van governance kan hierdoor een andere aanpak worden gehanteerd.

3.3 Diepte-interviews met betrokkenen

Om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de governance rondom klimaatadaptatie bij de twee cases, zijn er mensen uit de verschillende betrokken partijen geïnterviewd. Deze mensen zijn geselecteerd aan de hand van de sneeuwbalmethode (Bryman 2008: 173). Hierdoor is er een kans dat er een eenzijdig beeld is geschetst. De interviews zijn opgenomen, om vervolgens uitgebreide verslagen te schrijven en de interview te analyseren. Een lijst van de geïnterviewde respondenten is gegeven in Bijlage 2 en de vragenlijst in Bijlage 3. Er is een open methodologie aangehouden waarbij de lengte van de interviews bepaald werd door saturdatie (Philipsen en Vernooy-Dassen 2004: 9).

(23)

3.4 Thema’s essentieel voor een crafting community

De interviews zijn aan de hand van verschillende overkoepelende thema’s geanalyseerd; de thema’s kwamen in elk interview aan bod. De vijf thema’s zijn bestuur, samenwerking, kennis, belang en visie en zijn te verbinden met de theorie beschreven in het theoretisch kader. Crafting communities worden beschreven aan de hand van een aantal kenmerken, beschreven op pagina 18. Deze kenmerken zijn gekoppeld aan de verschillende thema’s uit de interviews. Dit is geïllustreerd in Figuur 1.

Figuur 1: Kenmerken van een crafting community ingedeeld in vijf thema’s.

De vijf thema’s zijn essentieel in het ontstaan en het succesvol voortbestaan van een crafting community want en verhouden zich op een specifieke manier tot elkaar. Dit is geïllustreerd in Figuur 2.

(24)

Figuur 2: De werking van een crafting community.

De pijlen in Figuur 2 symboliseren een bevorderlijk en afhankelijk verband tussen twee concepten. De concepten kunnen als volgt worden gedefinieerd:

 Met ‘kennis’ wordt inhoudelijke kennis over een onderwerp bedoeld, in het geval van dit onderzoek over klimaatadaptatie.

 ‘Belang’ is het bewust belang hebben bij een verandering op een bepaald onderwerp. Een organisatie kan geen belang hebben bij een onderwerp zonder dat het over kennis daarover beschikt.

 Wanneer een partij kennis over en een belang in een bepaald onderwerp heeft, ontwikkelt zij hier een visie op om te bepalen op welke manier haar belang gewaarborgd kan worden. Wanneer meerdere partijen op hetzelfde onderwerp belangen en visies hebben, kan een samenwerking tussen deze partijen tot stand

(25)

komen (die ook over kennis bezitten en belang hebben bij het onderwerp van de crafting community).

Het concept ‘samenwerking’ heeft betrekking op het collectieve proces dat hiermee gepaard gaat. De samenwerking kan door middel van kennisdeling ook kennis genereren voor de betrokken partijen, daardoor invloed hebben op het belang en zo indirect op hun individuele visie. Daarnaast kan er binnen een samenwerking ook (direct) een gezamenlijke visie worden ontwikkeld.

 Met ‘bestuur’ wordt de uitvoering van regelingen of de ontwikkeling van beleid bedoeld. Dit kan een gevolg zijn van een samenwerking, maar bestuur kan ook samenwerking bestendigen. In het volgende hoofdstuk wordt gebruik gemaakt van de structuur uit Figuur 2.

Het ontbreken van een van de concepten vormt een belemmering, al dan niet een onmogelijkheid, voor het ontstaan en effectieve werking van een crafting community. Om te kunnen beoordelen of er in de cases sprake is van de ontwikkeling van een crafting community, zullen de cases aan de hand van de vijf noodzakelijke concepten worden onderzocht door middel van een thematische analyse van de interviews. Om te onderzoeken

(26)

hoe crafting communities kunnen bijdragen aan een effectievere governance van klimaatadaptatie in Nederland, zal er op basis van de vijf thema’s beoordeeld worden hoe de onderzochte partijen voldoen aan de kenmerken benodigd voor de ontwikkeling van een crafting community.

(27)

4. Klimaatadaptatie in de Binckhorst en de IJssel-Vechtdelta

In dit deel van de scriptie zullen de resultaten uit de interviews beschreven worden. Ten eerste zal de casus de Binckhorst in Den Haag behandeld worden, ten tweede de IJssel-Vechtdelta en tot slot zal er een conclusie worden getrokken uit de bevindingen op basis van overeenkomsten en verschillen tussen de twee cases. De onderzoeksvraag die leidend was in het onderzoek in de Binckhorst en de IJssel-Vechtdelta luidt: Hoe wordt er omgegaan met een overkoepelend thema zoals klimaatadaptatie door betrokken partijen bij de gebiedsontwikkeling en welke rol spelen crafting communities hierin?

4.1 De Binckhorst in Den Haag

Ten eerste wordt een algemene omschrijving gegeven van de huidige situatie in de Binckhorst. Daarna wordt er met behulp van de data uit de afgenomen interviews ingegaan op de governance van klimaatadaptatie bij de ontwikkeling van het gebied aan de hand van de vijf gedefinieerde thema’s benoemd in Figuur 1: bestuur, samenwerking, kennis, visie en belang. Vervolgens zullen terugkomende kenmerken van een Socio-Ecological System in de Binckhorst worden beschreven, om daarna aan de hand van kenmerken van crafting communities (beschreven op pagina 18) en de analyse van de interviews te beoordelen of de betrokken partijen gebruik maken van contextgedreven governance-structuren door middel van sectoroverstijgende netwerken in de Binckhorst.

4.1.1 Context Binckhorst

De Binckhorst is een voormalig industriegebied waar vroeger voornamelijk economische activiteit plaatsvond. Er waren plannen vanuit de Gemeente Den Haag om de bebouwing in het gebied te slopen en er een nieuwbouwwijk neer te zetten. (Interview Stichting I’M BINCK 25-5-2018) Door een tegenslag in de realisatie van de plannen door de economische crisis ging dit plan niet meer door en ontstond er in 2011 vanuit de gemeente het plan voor ‘organische gebiedsontwikkeling’: in samenwerking en met behoud van de al aanwezige kenmerken kan het gebied zodanig worden ontwikkeld dat de identiteit van het gebied behouden blijft. Tegelijkertijd worden er ongeveer 5000 woningen en bedrijfsruimte ontwikkeld (denhaag.nl 2015).

De overgang van sloopnieuwbouwplannen naar organische gebiedsontwikkeling is de reden geweest dat er een netwerk is ontstaan tussen de ondernemers in de Binckhorst, in de vorm van Stichting I’M BINCK. Zij hebben in een werkgroep een document met kernwaarden

(28)

opgesteld waarin wordt opgeroepen tot ontwikkeling en behoud van een divers, rauw en dynamisch woon-, werk- en recreatiegebied. De Kernwaarden Binckhorst (I’M BINCK 2017) worden leidraad bij de verdere gemeentelijke ontwikkeling van het gebied. In de Gebiedsaanpak, gepresenteerd in februari 2018, zijn er veel elementen uit de kernwaarden terug te zien. ‘Stoere architectuur’, de ruimte voor particulier initiatief en de nadruk op het behouden van de ‘rauwe’ identiteit van de Binckhorst zijn hier voorbeelden van (Gemeente Den Haag 2018).

In het gebied zijn veel creatieve ondernemingen en broedplaatsen gevestigd (denhaag.nl 2018). Ook is er veel industriële bebouwing, wat een ‘rauw randje’ geeft. Er worden door de Gemeente Den Haag Gebiedspaspoorten ontwikkeld: per gebied worden er kaders opgesteld met het doel waardevolle elementen te behouden (Gemeente Den Haag 2018). Daarnaast wordt er ook een integraal ruimtelijk raamwerk ontwikkeld om de ‘integraliteit van de ontwikkeling van de Binckhorst te kunnen borgen en te voorkomen dat deze op een gefragmenteerde wijze plaats gaat vinden.’ (Gemeente Den Haag 2018: 4)

Daarnaast is de Binckhorst een pilotproject voor de Omgevingswet. De Omgevingswet, van kracht vanaf 2021, is een wet waarin de kwaliteit van de leefomgeving centraal staat. Dit betekent dat er meer ruimte is in de Binckhorst voor het ontstaan van initiatieven op het gebied van omgevingsinrichting (vng.nl 2018). In de ‘Samenvatting Omgevingsplan Binckhorst’ staat: “Initiatiefnemers kunnen er op rekenen dat de gemeente zich flexibel en behulpzaam opstelt.” (Omgevingsplan Binckhorst 2018: 12) In plaats van vaste normen, benadrukt de wet het proces dat daarbij hoort: een andere werkwijze is nodig om samenwerking van de grond te krijgen ‘[…] waaraan zowel de gemeente zelf als de buitenwereld nog moet wennen.’ (Gemeente Den Haag 2018: 14)

4.1.2 Interviews Binckhorst

Er zijn vijf mensen geïnterviewd in het kader van klimaatadaptatie in de Binckhorst:

 Respondent 1: beleidsadviseur Openbare Ruimte, werkzaam op de afdeling Dienst Stadsbeheer van de Gemeente Den Haag.

 Respondent 2: beleidsmedewerker Ruimtelijke Planvorming - Watertoets, werkzaam bij het Hoogheemraadschap Delfland en direct betrokken bij de Binckhorst.

(29)

Respondent 3: projectontwikkelaar werkzaam bij Stebru Ontwikkeling, die [aantal] woningen gaat realiseren in de Binckhorst.

Respondent 4: Asset Developer werkzaam bij Local, medeverantwoordelijk voor het realiseren van plusminus tweehonderd woningen.

 Respondent 5: lid van de organisatie van Stichting I’M BINCK.

De interviewresultaten zijn ingedeeld aan de hand van de eerder beschreven thema’s kennis, belang, visie, samenwerking en bestuur. Hieronder zal per thema inhoudelijk worden beschreven welke rol het speelt binnen de governance van klimaatadaptatie in de Binckhorst, gebaseerd op de data uit de interviews.

4.1.2.1 Kennis is verdeeld

De kennis over mogelijkheden voor klimaatadaptatie in het gebied van de Binckhorst is aanwezig maar verdeeld over de verschillende partijen. Projectontwikkelaars en het Hoogheemraadschap beschikken over veel kennis met betrekking tot mogelijkheden op plotniveau. Het Hoogheemraadschap kan technisch uitzoeken hoe maatregelen aan elkaar te koppelen zijn en op het niveau van de Binckhorst is er kennis over wat belangrijke thema’s zijn. (Interview Hoogheemraadschap Delfland 31-5-2018)

Het delen van inhoudelijke kennis wordt op diverse manieren gedaan. Er is binnen het Hoogheemraadschap een discussie gaande over welke data er uitgewisseld zou moeten worden, hoe processen vormgegeven moeten worden en welke mensen er aan welke tafel moeten plaatsnemen (Interview Hoogheemraadschap Delfland 31-5-2018). In de ‘Community of Practice’4 is er ook sprake van kennisuitwisseling tussen verschillende

overheden. I’M BINCK organiseert netwerkbijeenkomsten, waarin ook kennis wordt uitgewisseld. Daar is echter nog nooit over klimaatadaptatie gesproken omdat de kennis en interesse er niet is (Interview Stichting I’M BINCK 25-5-2018) De projectontwikkelaar van Local benadrukt dat ook de gemeente nu hun eigen capaciteit naast de kennis van andere partijen moet leggen (Interview Local 11-5-2018).

Kennis en de deling van deze kennis wordt door alle partijen benoemd als een belangrijk onderdeel van een goedlopend proces voor de implementatie van klimaatadaptieve maatregelen. Dit wordt bijvoorbeeld benadrukt door de Gemeente Den Haag: “In plaats van

(30)

dat het alleen maar van bovenaf wordt gestuurd, zit er ook veel intelligentie bij andere partijen die de ruimte moet krijgen. Klimaatadaptatie is voelbaar, wat een bron van ideeën om het probleem op te lossen met zich meebrengt.” (Interview Gemeente Den Haag 1-5-2018) Respondent 3 (Stebru): “Het is belangrijk om klimaatadaptatie meetbaar te maken. Ook de huurder moet meer te weten komen.” (Interview Projectontwikkelaar Stebru)

4.1.2.2 Belangen verschillen

Het belang van de geïnterviewde partijen in de Binckhorst verschilt. De reden hiervoor is dat de partijen rekening moeten houden met een andere doelgroep. Het belang van het Hoogheemraadschap Delfland is gericht op water en dan specifiek de waterkeringen, -gangen en –berging. Deze moeten goed werken voor de mensen binnen hun gebied. Dit vertaalt zich naar de Binckhorst omdat al het water dat over het land dat de grotere wateren in stroomt onder de verantwoordelijkheid van het Hoogheemraadschap valt. Echter, het water dat op het land valt is de verantwoordelijkheid van de Gemeente Den Haag. (Interview Hoogheemraadschap Delfland 31-5-2018)

De Gemeente Den Haag behartigt het belang van de bewoners van de stad. Hun welzijn komt in gevaar door klimaatverandering. Klimaatadaptatie staat daarom hoog op de agenda. (Interview Gemeente Den Haag) Stichting I’M BINCK is een netwerkorganisatie die de belangen van de ondernemers in het gebied van de Binckhorst bij elkaar brengt. Klimaatadaptatie is hier nooit ter sprake gekomen. Dit laat zien dat zij geen besef van hun belang hebben. De projectontwikkelaars hebben belang bij hun project of plot. De opbrengsten zijn belangrijk omdat de projectontwikkelaar zijn businesscase moet halen. Klimaatadaptatie zet dit onder druk volgens respondent 4 (Local): “We verdienen ons geld niet met geld dat vastzit in projecten en het wachten op beleid.” (Interview Local 11-5-2018) Respondent 3 (Stebru) vertelt: “Wat het lastig maakt is dat de verdiensten niet duidelijk zijn bij klimaatadaptieve maatregelen.” (Interview Stebru 7-5-2018) Wel is de aanwezigheid van groen in de openbare ruimte van invloed op de waarde van hun project: groen creëert belevingswaarde voor de toekomstige bewoners, wat zich vertaalt in opbrengsten.

4.1.2.3 Visie: relevantie wordt erkend, noodzaak van samenwerking niet

De visie op klimaatadaptatie van de verschillende partijen komen over het algemeen overeen: de respondenten erkennen het als een belangrijk thema waar uiteindelijk door alle verschillende partijen rekening mee gehouden moet worden. Dit is door de Gemeente Den

(31)

Haag geformuleerd in de Omgevingsvisie en door het Hoogheemraadschap Delfland in de ‘Watervisie’. Ook de projectontwikkelaars gaven aan dat zij vinden dat klimaatadaptatie een onderwerp is dat meer aandacht zou moeten krijgen.

Bovendien is er sprake van de ontwikkeling van gezamenlijke visies. In de netwerkbijeenkomsten en Ronde Tafels georganiseerd door Stichting I’M BINCK komen visies bij elkaar over wat waardevol is voor de Binckhorst en wat niet. Dit is terug te zien in het document ‘Kernwaarden Binckhorst’ (2017). Local en Stebru zijn onderdeel van de Stadmakers Den Haag, een organisatie die initiatieven in kaart brengt (stadmakers.nl 2018). Zij hebben een gezamenlijke visie opgesteld in de vorm van ‘Ontwikkelprincipes Binckhorst’ (Stadmakers 2017). Daarnaast gaven partijen aan dat ze graag betrokken worden bij plan- en besluitvorming.

Het is opvallend dat ondanks partijen klimaatadaptatie een belangrijk onderwerp vinden, de partijen niet het idee delen om samen aan de slag te gaan. De visie op de relevantie van het thema komt overeen, maar de visie op de aanpak van klimaatadaptatie niet. Projectontwikkelaars stellen dat klimaatadaptatie in de openbare ruimte slim moet worden opgepakt omdat hier meer mogelijkheden zijn (Interview Local 11-5-2018, Interview Stebru 7-5-2018). Aansluitend daarop: “Als het ook op plotniveau voet aan de grond wil krijgen moet er een plot-overstijgende visie komen en een partij die de kar trekt. […] Je kunt niet alles tegelijkertijd willen; ambities moeten beter afgestemd worden op wat mogelijk is in een gebied.” (Interview Local 11-5-2018) Respondent 3 (Stebru): “Ambities zijn enkel tekst, er moet beter nagedacht worden over de realisatie van plannen. Wat is de echte waarde?” Daar tegenover stelt de Gemeente dat dit niet voldoende is: “Bewoners, bedrijven, gemeentelijke diensten, ontwikkelaars, wethouders en bestuurders moeten allemaal mee.” (Interview Gemeente Den Haag 1-5-2018)

4.1.2.4 Samenwerking tussen losse partijen, niet collectief

Er is sprake van samenwerking tussen partijen in de Binckhorst, maar niet in de vorm van een gemeenschappelijke activiteit. Bestaande samenwerkingen worden hieronder beschreven.

 Tussen de gemeente en de projectontwikkelaars is op een zakelijke manier contact: hun plannen worden getoetst, informatie en voorwaarden worden gedeeld.

(32)

Daarnaast is samenwerking met projectontwikkelaars in de zin dat er binnen de kaders een eigen draai kan worden geven aan een project.

Het Hoogheemraadschap werkt samen met Gemeente Den Haag en projectontwikkelaars op toetsniveau. Er vindt overleg plaats met de Gemeente over de omgevingsvisie, de belangen en verantwoordelijkheden. Die afstemming wordt door respondent 2 (Hoogheemraadschap) beschreven als oké, maar hier is ruimte voor verbetering. (Interview Hoogheemraadschap Delfland 31-5-2018)

 Er wordt door Stichting I’M BINCK eens in de twee maanden ‘Ronde Tafel Binckhorst’ georganiseerd waarbij verschillende partijen aanwezig zijn en er een spreker wordt uitgenodigd. Het is waarschijnlijk dat hier later ook bewonersinitiatieven bij komen. Hier is klimaatadaptatie als thema daarentegen nog nooit besproken.

Daarnaast hebben de Stadmakers en Stichting I’M BINCK voorgesteld mee te werken aan een openbaar ruimteplan voor de Binckhorst in samenwerking met de Gemeente Den Haag, maar dit is nog niet in gang gezet. Er wordt nog steeds door overheden gezocht naar een manier om niet-bestuurlijke partijen te benaderen. De samenwerking zou versterkt moeten worden volgens de projectontwikkelaar van Local omdat het een thema is dat niet enkel op eigen plot opgelost kan worden (Interview Local 11-5-2018). Respondent 3 (Stebru) stelt dat klimaatadaptatie in basis niet de verantwoordelijkheid is van projectontwikkelaars en dat er bij klimaatadaptatie er juist minder samenwerking nodig is dan bij de energietransitie, omdat er meer mogelijkheden liggen op het eigen plot (Interview Stebru 7-5-2018).

4.1.2.5 Onduidelijkheid in bestuur

Het bestuur rondom klimaatadaptatie is voor alle geïnterviewde partijen nog onbekend terrein. Er is vanuit alle partijen behoefte aan een afgebakende structuur en duidelijker proces. Bovendien wil de Gemeente Den Haag ook duidelijkheid brengen naar andere partijen. De gemeente zit momenteel in dit proces; er is recent een projectleider Openbare Ruimte voor de Binckhorst aangewezen, iets dat eerder een verdeelde verantwoordelijkheid was. Respondent 1 (Gemeente Den Haag) vertelt dat dit veel aandacht, inzet en samenwerking heeft gekost om bestuurlijk omhoog te werken en hier geld voor beschikbaar te krijgen. Een essentieel onderdeel hiervan is de verantwoording naar het bestuur toe over waarom klimaatadaptatie belangrijk is. (Interview Gemeente Den Haag 1-5-2018) Er zijn momenteel vanuit het Hoogheemraadschap Delfland stimuleringsregelingen voor

(33)

klimaatadaptatie. De Omgevingswet wordt door beide overheidspartijen genoemd als een katalysator voor een nieuwe bestuurlijke aanpak die nodig is om met een thema als klimaatadaptatie om te gaan. De reden hiervoor is dat het op zowel landelijk, provinciaal, regionaal en lokaal niveau juridische gevolgen heeft. (Interview Gemeente Den Haag 1-5-2018) Respondent 2 (Hoogheemraadschap Delfland): “Het schudt de samenwerkingsstructuren op en iedereen gaat weer op zoek naar wat zijn of haar rol is en de richting het op moet.” (Interview Hoogheemraadschap Delfland 31-5-2018)

Partijen geven aan zoekende te zijn naar hun rol. Op het gebied van waterberging wordt er discussie gevoerd tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap Delfland over wie waar verantwoordelijk voor is (Interview Hoogheemraadschap Delfland 31-5-2018). Het Hoogheemraadschap stelt dat de Gemeente nu aan zet is om klimaatadaptatie als thema in te vullen op land en de openbare ruimte (Interview Hoogheemraadschap Delfland 31-5-2018). Er zouden strengere eisen op het gebied van klimaatadaptatie gesteld moeten worden in beleidsregels, stelt zowel respondent 2 (Hoogheemraadschap Delfland), respondent 4 (Local) als respondent 3 (Stebru). Duurzaamheid en waterberging zullen terugkomen in de Gebiedspaspoorten, maar hierin speelt het probleem dat het in plaats van als eis, als visie beschreven zal worden (Interview Stebru 7-5-2018).

4.1.3 Conclusie Binckhorst

In deze paragraaf zal er antwoord worden gegeven op de vraag: Hoe wordt er omgegaan met een overkoepelend thema zoals klimaatadaptatie door betrokken partijen bij de gebiedsontwikkeling van de Binckhorst in Den Haag en welke rol spelen crafting communities hierin?

4.1.3.1 De Binckhorst als Socio-Ecological System

De Binckhorst kan geïdentificeerd worden als een Socio-Ecological System. Het is overeenkomstig de theorie van Ostrom (2007, Ostrom & Cox 2010) belangrijk om het governance system aan te laten sluiten op de andere factoren binnen een systeem. De andere factoren die meespelen zijn de resources, het resource system en de gebruikers van het systeem.

De resource units bestaan uit de activiteiten die plaatsvinden in het gebied. Er wordt gewoond, gewerkt en gerecreëerd, gebruik gemaakt van de wegen, de parken, etc.

(34)

Het governance system in de Binckhorst bestaat vooral uit gemeentelijk beleid, maar omvat ook de werkstructuren binnen de bestaande netwerken. De Gemeente Den Haag heeft invloed op het Omgevingsplan, een juridisch-planologisch instrument dat in plaats komt van het Bestemmingsplan. Alle thema’s die invloed hebben op de omgeving komen bij elkaar zoals bodemkwaliteit, groenvoorzieningen en leefbaarheid. (denhaag.nl 2018) Ook de Kernwaarden Binckhorst 2017 – 2030 (I’M BINCK 2017) en Ontwikkelprincipes Binckhorst (Stadmakers 2017) zijn product van het governance-systeem.

 Een deel van de gebruikers zijn op dit moment verenigt in Stichting I’M BINCK, en dit zullen er meer worden wanneer nieuwe bewoners hier ook lid van worden. De bewoners die nu in de Binckhorst wonen hebben zich niet verenigd.

4.1.3.2 Crafting Communities in de Binckhorst

Een mogelijkheid voor de gemeente Den Haag om het governance system te laten aansluiten op de andere gedeelten van het Socio-Ecological System om op die manier effectief duurzame ontwikkeling te stimuleren, is het creëren van of aanhaken bij crafting communities. Om te onderzoeken of en in welke mate dit gebeurt is de data uit de interviews met respondenten werkzaam bij betrokken organisaties bij de ontwikkeling van de Binckhorst geanalyseerd aan de hand van de vijf thema’s kennis, belang, visie, samenwerking en bestuur.

Inhoudelijke kennis over het onderwerp klimaatadaptatie is in bepaalde mate aanwezig bij de meeste partijen (met uitzondering van Stichting I’M BINCK, die verder ook geen belang ziet), maar is erg verdeeld. Dit vertaalt zich in grote verschillen in de erkende belangen bij het thema klimaatadaptatie. Uit de interviews met betrokkenen bij de gebiedsontwikkeling in de Binckhorst blijkt dat, ondanks dat belangen verschillen, de visie betreffende de relevantie van klimaatadaptatie bij iedere partij overeenkomt: klimaatadaptatie is een belangrijk thema waar iets mee moet gebeuren.

Wat echter mist is het inzicht in het nut van een gezamenlijke aanpak, wat te verklaren is door de verdeeldheid van kennis en de verschillende belangen. Samenwerking tussen partijen gebeurt nu vooral één op één; er is geen sprake van uitbreiding naar een bredere samenwerking. Al bestaande samenwerking zorgt voor het ontwikkelen van een gezamenlijke visie, zoals te zien in de ‘Ontwikkelprincipes Binckhorst’ (Stadmakers 2017) en

(35)

de ‘Kernwaarden Binckhorst’ (2017). Ontwikkelaars zetten bij de ambitiedocumenten van overheden de kanttekening dat er een risico is op het stapelen van ambities, waardoor realisatie hiervan niet mogelijk is.

De organisatie rondom klimaatadaptatie komt niet van de grond en er is geen sprake van de ontwikkeling van een crafting community. De reden hiervoor ligt bij het ontbreken van duidelijkheid in bestuur en verantwoordelijkheden en inzicht in de noodzaak van samenwerking en gedeelde belangen. De verantwoordelijkheid voor waterberging ligt formeel bij de Gemeente Den Haag, en deze wordt dan ook vaak aangewezen als partij die kan helpen bij het oplossen van het probleem door een leidende rol te nemen. Een crafting community kan bijdragen aan een effectievere governance van klimaatadaptatie in de Binckhorst door de verdeelde kennis bij elkaar te brengen en op die manier partijen hun belang in te laten zien waardoor visies ook een inclusieve samenwerking omvatten. Tegelijkertijd zal er meer sturing moeten komen vanuit partijen die dit kunnen coördineren. 4.2 de IJssel-Vechtdelta in Overijssel

In dit deel van de scriptie wordt de context van de IJssel-Vechtdelta beschreven, waarna de interviews aan de hand van de vijf thema’s zoals beschreven op pagina 23 worden geanalyseerd. Aansluitend worden de kenmerken van de IJssel-Vechtdelta in het kader van Socio-Ecological System gezet om daarna te concluderen of er sprake is van een crafting community als governance-praktijk.

4.2.1 Context IJssel-Vechtdelta

De IJssel-Vechtdelta is een samenwerkingsverband tussen de Provincie Overijssel, Waterschap Drents Overijsselse Delta, de Veiligheidsregio, Gemeente Zwartewaterland, Gemeente Kampen en Gemeente Zwolle. In het gebied stromen de IJssel, Vecht en de Sallandse Weteringen samen en is er een sterke invloed merkbaar van het IJsselmeer. In 2012 werd de urgentie om de delta te versterken groter doordat Commissie Veerman een rapport presenteerde waarin stond dat het waterpeil van het IJsselmeer met anderhalve meter verhoogd zou worden. Dit geeft veel druk op de IJssel-Vechtdelta. Kortom, water speelt een grote rol in de regio. De financiering van het samenwerkingsproject de IJssel-Vechtdelta stopt binnenkort, waarna de uitvoeringsfase van het project begint (Interview Gemeente Zwolle 8-5-2018). Omdat vanuit het Deltaprogramma 2018 Nederland klimaatbestendig moet zijn voor 2050 dient de kennis opgedaan betreffende

(36)

klimaatadaptatie in de praktijk te worden gebracht. Er is nu discussie gaande over hoe de samenwerking verder moet gaan.

4.2.2 Interviews IJssel-Vechtdelta

Er zijn voor de casus de IJssel-Vechtdelta vijf personen geïnterviewd.

 Respondent 6: Beleidsadviseur bij het Waterschap Drents Overijsselse Delta  Respondent 7: Adviseur Civiele Techniek, werkzaam bij de Gemeente Zwolle  Respondent 8: Programmaleider Klimaatadaptatie bij de Provincie Overijssel (1)

 Respondent 9: Programmaleider IJssel-Vechtdelta, werkzaam bij de Provincie Overijssel (2)

 Respondent 10: Projectontwikkelaar werkzaam bij VanWonen, betrokken bij de IJssel-Vechtdelta door de ontwikkeling van de projecten Stadhagen en het Kraanbolwerk in Zwolle

4.2.2.1 Kennis aanwezig maar sectoraal

De kennis over klimaatadaptatie is sterk aanwezig in de IJssel-Vechtdelta bij het Waterschap, de Provincie, de projectontwikkelaars en de Gemeente. Wat hieraan heeft bijgedragen is de uitvoering van pilotprojecten en de onderzoeken uitgevoerd door het samenwerkingsverband (Interview Gemeente Zwolle 8-5-2018, Interview Provincie Overijssel). Echter is de kennis sectoraal. Binnen de gemeente is de kennis betreffende klimaatadaptatie er niet bij iedereen, die kennis moet uitgebreid worden (Interview Gemeente Zwolle 8-5-2018). De thema’s droogte, wateroverlast, overstromingsrisico en hitte zien nog niet alle vier onderzocht in de gemeenten (Interview Provincie Overijssel9-5-2018). Respondent 6 (Waterschap Drents Overijsselse Delta): “De mensen in de Wateroverleggen (toegelicht op pagina 39) bezitten over specialistische kennis, terwijl de adaptatievraag een andere aanpak vergt. Het gaat om het vergroten van de weerbaarheid van mensen.” (Interview Waterschap Drents Overijsselse Delta 29-5-2018) Respondent 10 (VanWonen) stelt dat die bewustwording nodig is bij mensen zodat zij ook weten wat ze kopen. Klimaatadaptatie zit nog in het bewustwordingsproces volgens het waterschap, de Gemeente Zwolle en de Provincie. Hier zijn alle partijen mee bezig.

4.2.2.2 Belangen verschillen

Belangen bij klimaatadaptatie tussen verschillende partijen in de IJssel-Vechtdelta komen niet overeen. Dit is te wijden aan de verschillen in kennis en verantwoordelijkheden.

(37)

Respondent 6 (Waterschap Drents Overijsselse Delta): “De beleidsverantwoordelijkheden of -taken van overheden lopen bij het thema klimaatadaptatie door elkaar heen en zijn minder afgebakend dan bij waterveiligheid. […] Wij zijn eigenaar van watergangen, grotere wateren; het echte werk gebeurt in tuinen of parken.” (Interview Waterschap Drents Overijsselse Delta 29-5-2018) Respondent 8 (Provincie Overijssel): “De gemeenten voeren stresstesten en risicodialogen uit maar dit gaat nog te langzaam en verwachtingen vanuit het Rijk zijn niet helder.” (Interview Provincie Overijssel 9-5-2018) Daarnaast hebben projectontwikkelaars een verdienmodel waar zij rekening mee moeten houden. Respondent 10 bevestigt dit: “De begroting komt niet uit door dure klimaatadaptieve maatregelen, een haalbare businesscase is steeds moeilijker te realiseren.” (Interview VanWonen 4-5-2018).

Het delen van belangen is belangrijk voor een goede samenwerking (Interview Gemeente Zwolle 8-5-2018), en “iedereen heeft er belang bij, maar moet dit begrijpen,” stelt respondent 10 (Interview VanWonen 4-5-2018). Ook respondent 8 (Provincie Overijssel) zegt: “Klimaatadaptatie is uiteindelijk in ieders belang, maar waar dit precies past binnen de kerntaken van de Provincie (natuur, landbouw, goed bestuur, infrastructuur en bereikbaarheid) is nog onduidelijk.” (Interview Provincie Overijssel 9-5-2018)

4.2.2.3 Uitbreiding visie waterveiligheid naar klimaatadaptatie komt niet van de grond

De visie op waterveiligheid binnen het samenwerkingsverband de IJssel-Vechtdelta komt overeen. Omdat klimaatadaptatie een breder thema is, moet de visie worden uitgebreid en dit blijkt lastig te zijn. “Waterveiligheid is onderdeel van de cultuur in de regio. Het is lastig om iedereen mee te krijgen in een bredere visie.” (Interview Waterschap Drents Overijsselse Delta 29-5-2018) Ook respondent 6 (Waterschap Drents Overijsselse Delta) stelt: “In de IJssel-Vechtdelta was er een gezamenlijke ambitie: een klimaatrobuuste regio. Nu moet de weerbaarheid van mensen worden vergroot en dit vergt een andere aanpak.” (Interview Waterschap Drents Overijsselse Delta 29-5-2018)

Een oplossing voor de creatie van een gelijke visie op de aanpak van klimaatadaptatie wordt door de Gemeente Zwolle en de projectontwikkelaar gelegd bij samenwerking: “Iedereen moet een beetje doen en ook weten hoe, maar hiervoor is meer samenwerking nodig.” (Interview VanWonen 4-5-2018) Respondent 7 (Gemeente Zwolle): “Denken vanuit een bovenliggende opgave zodat de verbinding tussen projecten overeind blijft is noodzakelijk.” Respondent 8 stelt dat naast overheden, het ook nodig is dat andere partijen in beweging

(38)

komen. “We willen het proces wel op gang brengen maar niet begeleiden.” (Interview Provincie Overijssel 9-5-2018) Daarnaast is er ook een grote rol voor particulieren weggelegd, stelt respondent 6 (Interview Waterschap Drents Overijsselse Delta 29-5-2018). 4.2.2.4 Samenwerking nog te beperkt

Samenwerking tussen verschillende domeinen is sterk aanwezig in de IJssel-Vechtdelta. Een gezamenlijk besef van urgentie en afhankelijkheid zorgde ervoor dat de samenwerking van de IJssel-Vechtdelta snel op gang kwam en deze ook effectief werkte (Interview Provincie Overijssel 23-5-2018). Deze aanpak was succesvol: “De samenwerking van ambtenaren en bestuurders had meerwaarde omdat mensen daardoor het thema minder vanuit hun eigen koker benaderen.” (Interview Waterschap Drents Overijsselse Delta 29-5-2018)

Desalniettemin zijn er verschillende opvattingen over hoe de samenwerking tot nu toe is verlopen. Gemeente Zwolle ervaarde een sectorale werkwijze: de partijen gaan terug naar hun eigen college of bestuur waar het thema bekrachtigt moet worden. Respondent 7 (Gemeente Zwolle): “Partijen denken vanuit hun eigen organisatie en geven dan hun eigen invulling aan een thema zoals klimaatverandering.” (Interview Gemeente Zwolle 8-5-2018) Bovendien is klimaatadaptatie een breder thema dan waterveiligheid, waardoor de groep met betrokken partijen groter wordt. “Een soortgelijke samenwerking zoals in de IJssel-Vechtdelta is nodig rondom het thema klimaatadaptatie, maar op een andere werkwijze om ook niet-overheidspartijen mee te krijgen.” (Interview Waterschap Drents Overijsselse Delta 29-5-2018)

De Climate Campus is een netwerkorganisatie waar er wordt samengewerkt vanuit een opgave en waar structureel minder overheid en meer partijen uit het bedrijfsleven aanwezig zijn. Respondent 7 (Gemeente Zwolle) ziet dit als een mogelijke volgende stap in governance waarbij onderzoek, onderwijs, ondernemers, overheid en onderop (bewoners) bij elkaar komen (Interview Gemeente Zwolle 8-5-2018). Respondent 10 (VanWonen) is aangesloten bij dit platform en vertelt hierover:

De activiteit rondom klimaatadaptatie is niet gelijk verdeeld: de een doet wel iets en de ander doet niets en omdat klimaatadaptatie een overkoepelend thema is, werkt dit niet. Het begint bij de particulier die zijn tuin niet moet bestraten, de energieleverancier die er rekening mee houdt bij het plaatsen van elektra, de verzekeraars die meefinancieren en de banken die met hypotheken het kopen van duurzame

(39)

huizen stimuleert. Er missen op dit moment partijen aan tafel. Maar ook: hoe meer partijen er betrokken worden, hoe lastiger het is om snelle slagen te maken.” (Interview VanWonen) 4.2.2.5 Bestuur niet afgebakend

Het bestuur op het gebied van klimaatadaptatie in de IJssel-Vechtdelta is ongeordend. In de samenwerking op basis van waterveiligheid is er nu een doorontwikkeling naar klimaatadaptatie nodig. Voor klimaatadaptatie moet nog een nieuwe routine of standaard worden ontwikkeld die partijen kunnen hanteren: er dient rekening gehouden te worden met klimaatadaptatie in elke maatregel zodat er combinaties gemaakt kunnen worden en meekoppelkansen benut worden (Interview Provincie Overijssel 23-5-2018). De samenwerking heeft (nu nog) geen duidelijke kaders (meer) omdat het gaat om een opgave die niet alleen door overheden aangepakt moet worden.

De Provincie is aanjager geweest bij de samenwerking in de IJssel-Vechtdelta (Interview Provincie Overijssel 23-5-2018), maar is op het thema van klimaatadaptatie zoekende in haar rol (Interview Provincie Overijssel 9-5-2018, Interview Waterschap Drents Overijsselse Delta 29-5-2018). De Provincie Overijssel heeft als pilot voor het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een Regionale Adaptatiestrategie ontwikkelt in een programmagroep Klimaatadaptatie, als uitwerking van de Nationale Adaptatiestrategie (NAS). “De NAS is een document naast het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie. Op landelijk niveau zijn twee strategieën over klimaatadaptatie ontwikkeld. Deze documenten stellen overheden verantwoordelijk, maar er zijn veel meer partijen betrokken. Er is daarom nog onduidelijkheid over de rol en invloed van de Provincie en andere betrokken partijen en hoe deze vormgegeven moet worden. Dit is een zoekproces dat je samen moet doen met andere overheden.” (Interview Provincie Overijssel9-5-2018) Ook binnen het Waterschap loopt er een programma Klimaatadaptatie, maar er is geen afgebakend beleidskader en dus ook niet direct geld om in maatregelen te investeren. Dit resulteert in agenderende bezigheden en subsidieregelingen. “Wij zijn ook nog zoekende naar onze rol als waterschap.” (Interview Waterschap Drents Overijsselse Delta 29-5-2018) De organisatie van de Gemeente Zwolle wordt beschreven als sectoraal (Interview Gemeente Zwolle 8 mei 2018) en de werkregio waar klimaatadaptatie wordt geagendeerd, aangewezen door het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (Deltacommissaris 2017), zijn de Wateroverleggen: al bestaande samenwerkingen tussen het Waterschap en gemeenten, waar de Provincie zich ook bij heeft aangesloten.

(40)

“Alleen klimaatadaptatie gaat niet enkel over water maar is vooral ook een ruimtelijke opgave. De vraag is of we daar de juiste personen bij elkaar hebben.” (Interview Provincie Overijssel 9-5-2018)

Om de onduidelijkheid in rollen weg te nemen worden verschillende oplossingen geopperd. Respondent 8 (Provincie Overijssel) stelt dat er meer duidelijkheid komen in wat klimaatverandering precies betekent zodat zij kunnen bepalen welke kaders er aan gemeenten en waterschappen meegegeven moeten worden (Interview Provincie Overijssel 9-5-2018). Volgens de respondent 7 (Gemeente Zwolle) moeten de verschillende overheden denken en handelen als één overheid wanneer het gaat om klimaatadaptatie: één verhaal met gemeenschapsgeld. “Uiteindelijk neemt de overheid een besluit op systeem- en programmaniveau, andere partijen hebben hier de bevoegdheid niet voor.” (Interview Gemeente Zwolle 8-5-2018)

Partijen die aangewezen worden om meer sturing te geven zijn:

 De nationale overheid, die verwarring over termen, rollen, wat er wordt verwacht en wat er moet gebeuren moet wegnemen (Interview Provincie Overijssel 9-5-2018)  De Provincie, die met beleid en doelen het adaptief vermogen kan vergroten

(Interview Waterschap Drents Overijsselse Delta 29-5-2018)

De gemeenten, onder ruimtelijke ordening (Interview VanWonen 4-5-2018)

De bewoners, door middel van bewustwording en betrokkenheid om zo eigenaarschap van het probleem bij hen neer te leggen (Interview Waterschap Drents Overijsselse Delta 29-5-2018).

De Climate Campus is een samenwerkingsverband van veel verschillende partijen uit verschillende sferen samenwerken aan het vergroten van de weerbaarheid tegen klimaatverandering. Het initiatief hiervoor is vanuit de Gemeente Zwolle gekomen (Interview Gemeente Zwolle 8-5-2018). Op de vraag over de rol van de overheid binnen nieuwe initiatieven stelt respondent 8 (Provincie Overijssel) dat de overheid niet het voortouw moet nemen wanneer het de bedoeling is dat een andere partij in beweging komt. “Maar misschien moet de conclusie worden getrokken dat het in deze fase nodig is om een overheidspartij de kar te laten trekken.” (Interview Provincie Overijssel9-5-2018).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

generalisable. b) To perhaps employ a different type of sampling method and even a larger sample size. c) In order to understand the various dimensions of forgiveness, it

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

3 “Small Claims Tribunal” at http://www.courts.gld.gov.an/136.html: “The Small Claims Tribunal is sometimes called a consumer’s court because it is generally concerned

Met deze methode wordt met behulp van een thermokoppelpsychrometer de relatieve vochtigheid bepaald van de lucht, welke met het te meten object in dampspanning se venwicht i s..

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

We hebben de lijsttrekkers in de drie gemeenten gevraagd wat men in het algemeen van de aandacht van lokale en regionale media voor de verkiezingscampagne vond en vervolgens hoe

Berekeningen door De Nederlandsche Bank (DNB, 2014) 15 laten zien dat een loonimpuls die niet het gevolg is van de gebruikelijke mechanismen binnen de economie

Niettemin verdient het aanbeve- ling dat de bijzondere wetgever de buitengrenzen van deze bevoegdheid aangeeft, niet slechts door te bepalen dat een vergunning voor bepaalde tijd