• No results found

De relatie tussen echtscheiding en depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen echtscheiding en depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Relatie tussen Echtscheiding en Depressieve Symptomen bij Kinderen en Adolescenten Universiteit van Amsterdam

Herkansing Bachelorscriptie Pedagogische Wetenschappen Sanne Bruijnooge (10794484)

Begeleider: Daniëlle van der Giessen Aantal woorden: 4886

(2)

Abstract

Er is in dit literatuuroverzicht gekeken naar de relatie tussen risicofactoren van echtscheiding en depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten. Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden, is deze opgesplitst in twee deelvragen. In de deelvragen worden twee risicofactoren van echtscheiding behandeld, namelijk de mate van ouderlijk conflict en de afwezigheid van vader. Voor beide factoren zijn er tegenstrijdige resultaten gevonden. Voor ouderlijk conflict lijken de factoren warmte van de ouder(s) en niet actieve coping strategie het verband te verklaren, terwijl emotionele onzekerheid en veerkrachtigheid dit niet lijken te doen. Voor afwezigheid van vader, wordt er in de meeste onderzoeken geen verband gevonden. Wel zou leeftijd van het kind mogelijk van invloed kunnen zijn op de mate waarin de afwezigheid van vader een rol speelt. Wanneer conflict en afwezigheid samen genomen worden, wordt er voor jonge kinderen en jongens wel een verband gevonden. Voor

vervolgonderzoek is het van belang om te kijken naar wanneer conflicten zich afspeelden en naar de leeftijd waarop kinderen het meeste risico lopen op het ontwikkelen van depressieve symptomen. Implicaties voor de praktijk zijn dat echtscheiding de kans vergroot op het ontwikkelen van depressieve symptomen waardoor meer kennis over de risicofactoren van een echtscheiding van belang zijn voor de ontwikkeling van meer effectieve interventies tegen de schadelijke effecten van een echtscheiding.

(3)

De Relatie tussen Echtscheiding en Depressieve Symptomen bij Kinderen en Adolescenten Het aantal echtscheidingen is in de afgelopen tientallen jaren enorm gestegen. Zo blijkt uit de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat het aantal echtscheidingen is toegenomen van 6462 echtscheidingen in 1950, tot 34232 echtscheidingen in 2015 (CBS, 2017). Het totale echtscheidingspercentage in 2015 was 39,6 procent. Ongeveer zeventig procent van de scheidingen verloopt redelijk tot goed. Bij de andere dertig procent zijn er problemen rondom de scheiding en hiervan verloopt vijftien procent van de scheidingen zeer problematisch (Van Lawick, 2012). Een scheiding kan beschouwd worden als een van de meest stressvolle en uitdagende gebeurtenissen waar families mee te maken kunnen krijgen (Abetz & Wang, 2017).

Al vele jaren wordt het proces van echtscheiding gezien als de belangrijkste oorzaak van lange termijn aanpassingsproblemen bij kinderen en adolescenten van wie de ouders uit elkaar of gescheiden zijn. Deze problemen kunnen gedeeltelijk verklaard worden door de ervaringen die door de kinderen worden opgedaan tijdens de scheiding (Kelly, 2000). Een scheiding is niet een enkele, korte gebeurtenis die snel voorbij is. Het is een langdurig proces dat nog jaren kan duren voordat het is afgerond, waardoor de kinderen er nog lang last van kunnen hebben. (Stambaugh, Hector, & Carr, 2011).

De gevolgen van een echtscheiding kunnen voor kinderen heel heftig zijn. Op den duur lopen de kinderen van gescheiden ouders zelfs een groter risico op het ervaren van depressieve symptomen in vergelijking met nakomelingen van intacte gezinnen (Amato, 2001). De reden dat het van belang is om naar deze kinderen te kijken, is omdat blijkt dat kinderen uit een gezin waar scheiding heeft plaatsgevonden, deze kinderen slechter scoren op een depressieschaal dan kinderen uit intacte gezinnen (Spruijt & Kormos, 2014). Een

depressie bij adolescenten zorgt voor een toegenomen risico op zelfmoord, drugsmisbruik, obesitas, slechte academische prestaties, slechte sociale uitkomsten en een verhoogd risico op

(4)

depressieve episodes in de volwassenheid (Kelly et al., 2016). Het is daarom belangrijk dat er gekeken wordt naar de relatie tussen de risicofactoren van een echtscheiding en de

ontwikkeling van depressieve symptomen en depressie zodat er tijdig ingegrepen kan worden en deze risico’s voorkomen kunnen worden.

Iedereen ervaart wel eens een sombere dag, een dipje of voelt zich wel eens verdrietig. Wanneer dit echter langer duurt kan het een probleem worden. Wanneer er sprake is van een depressie voelt iemand zich voor langere tijd neerslachtig en verliest diegene zijn interesse en plezier in de gewone dagelijkse dingen (NJI, z.d.). Voorbeelden van depressieve symptomen zijn een sombere stemming, problemen met eten en slapen, onrustig zijn, vermoeidheid, futloosheid, zich schuldig of waardeloos voelen en concentratieproblemen (NJI, z.d.). Iemand kan de stoornis depressie hebben, maar ook alleen depressieve symptomen. In de literatuur wordt meestal geschreven over depressieve symptomen. In dit literatuuroverzicht zal voornamelijk worden gericht op depressieve symptomen.

Er zijn verschillende risicofactoren die gepaard gaan met een echtscheiding die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten (Kelly, 2012). De eerste risicofactor die in huidig literatuuroverzicht wordt onderzocht is de mate van ouderlijk conflict. Relaties waarin heel veel conflicten voorkomen bestaan uit twee clusters, namelijk voortdurende negatieve interacties en een vijandige emotionele omgeving. Een relatie waarbij sprake is van voortdurende negatieve interacties wordt gekenmerkt door verbale en fysieke agressie, snel escalerende conflicten, gewelddadige communicatie, defensiviteit en negatieve attributies ten aanzien van de andere ouder. Een relatie waarbij sprake is van een vijandige emotionele omgeving houdt in dat er een sterk negatief affect, emotionele reactiviteit van beide ouders, gebrek aan veiligheid, wederzijds wantrouwen en triangulatie is. Met triangulatie wordt bedoeld dat het kind bij het conflict

(5)

betrokken wordt en het welzijn van het kind uit het oog verloren wordt (Anderson, Anderson, Palmer, Mutchler, & Baker, 2010).

Conflict in de gezinsomgeving wordt in de literatuur gekoppeld aan depressieve symptomen bij zowel kinderen, adolescenten, als jong volwassenen (Roubinov & Luecken, 2013). Ook uit zelfrapportage door adolescenten blijken meer depressieve gevoelens te worden ervaren wanneer de ouders meer conflicten hebben (Arts & Braber, 2011). Bovendien blijkt dat kinderen van niet gescheiden ouders, maar waar de ouders wel conflicten hebben, slechter emotioneel welzijn hebben dan kinderen waarvan de ouders geen conflicten hebben (Baxter, Weston, & Lixia Qu, 2011). Typisch bij een scheiding is dat ouderlijk conflict al een lange tijd eerder begint voor de echtscheidingsprocedure zelf. De conflicten gaan vaak door tijdens de scheiding en zelfs nog na de scheiding (Stambaugh, Hector, & Carr, 2011). Het is daarom belangrijk om te kijken naar de mate van ouderlijk conflict tijdens en na de scheiding en depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten.

De tweede risicofactor die van invloed zou kunnen zijn op de ontwikkeling van depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten, is de afwezigheid van de vader na de scheiding. Kinderen gaan meestal bij hun moeder wonen na een scheiding (De Graaf, 2011). Slechts twee procent van de kinderen tot zestien jaar woont alleen bij vader, of bij vader met een nieuwe partner (CBS, 2016). Het blijkt dat vaders daar weinig moeite mee hebben. Een verklaring hiervoor is dat vaders hun baan niet willen opgeven en zich vrij snel richten op een nieuwe relatie (Fokkema, De Graaf, & Kalmijn, 2002). Ondanks het feit dat kinderen niet bij hun vader wonen, wil niet zeggen dat deze kinderen hun vader niet zien. Ongeveer 44 procent van de vaders geeft aan dat ze hun kind(eren) meerdere keren per week zien, elf procent wekelijks en 22 procent twee of drie keer per maand. In sommige gevallen zien kinderen hun vader na de scheiding zelden of nooit. Dit is in ongeveer 14 procent van de gevallen zo (CBS, 2016).

(6)

Hoewel er in de literatuur veelal wordt gekeken naar de rol van de moeder bij de ontwikkeling van het kind, lijkt de vader ook een grote rol te spelen. Er wordt namelijk steeds meer bewijs gevonden voor het idee dat vaders ook een belangrijke rol spelen in de

ontwikkeling, gezondheid en het welzijn van hun kinderen (Opondo, Redshaw, & Quigley, 2017). Betrokkenheid van de vader bij de opvoeding van de kinderen kan een positieve invloed hebben op verschillende uitkomsten van de ontwikkeling van het kind. Kinderen met meer betrokken vaders vertonen minder gedragsproblemen, hebben een kleinere neiging om risicovol gedrag aan te gaan zoals roken, delinquentie en contact met orde handhaving. Daarnaast hebben zij betere onderwijs- en cognitieve prestaties en ervaren betere peer en partner relaties (Opondo, Redshaw, & Quigley, 2017). Het is daarom belangrijk om te kijken naar afwezigheid van vader na de scheiding en de relatie met depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten.

Dit literatuuroverzicht is van belang omdat blijkt dat zowel conflicten tussen ouders als afwezigheid van vader risicofactoren zijn die kunnen zorgen voor het ontwikkelen van depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten. Deze twee risicofactoren komen ook vaak voor bij echtscheiding. Voor de wetenschap is het van belang meer kennis te hebben over de meest belangrijke risicofactoren van een echtscheiding. Daarnaast is het van belang voor de maatschappij dat, wanneer blijkt dat er een relatie is tussen deze factoren, de interventies die er al zijn voor het goed verlopen van echtscheidingen zich kunnen richten hierop. Hierdoor kan de hulpverlening adequaat reageren en eerder ingrijpen.

In dit literatuuroverzicht staat daarom de vraag centraal wat de relatie is tussen de risicofactoren van een echtscheiding en depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten. Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden wordt er gebruik gemaakt van de volgende deelvragen: Wat is de relatie tussen de mate van het ouderlijk conflict tijdens en na de

(7)

afwezigheid van de vader na de scheiding en depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten?

Mate van ouderlijk conflict en depressieve symptomen

Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de relatie tussen ouderlijk conflict en depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten (Roubinov & Luecken, 2013). In dit hoofdstuk zullen er ten eerste enkele onderzoeken besproken worden die het verband tussen ouderlijk conflict en depressieve symptomen bevestigen. Vervolgens worden er enkele onderzoeken besproken waarin dit verband niet wordt vastgesteld.

In de studie van Sandler, Miles, Cookston en Braver (2008) is er gekeken naar de relatie tussen psychische gezondheidsproblemen van kinderen en de warmte van de relatie met hun verzorgende moeder en niet-verzorgende vader en de mate van conflict tussen de ouders. Aan dit onderzoek deden 104 meisjes en 78 jongens mee met een gemiddelde leeftijd van 9.97 jaar. Hieruit kwam naar voren dat het hoogste niveau van internaliserende

problemen, zoals depressie en angst, zich voordoet wanneer de mate van conflict hoog is en zowel de vaderlijke als moederlijke warmte laag zijn. Concluderend kan er gesteld worden dat de relatie tussen de warmte van verzorgende moeder en niet verzorgende vader en de

internaliserende problemen van kinderen verklaard kon worden door de mate van het conflict tussen ouders en de warmte van de relatie van de andere ouder. Uit dit onderzoek valt dus op te maken dat er mogelijk een verband bestaat tussen mate van ouderlijk conflict en

depressieve symptomen bij kinderen wanneer er rekening wordt gehouden met de warmte van de ouders.

Een ander onderzoek waarin is gekeken naar het verband tussen ouderlijk conflict en depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten is van Roubinov en Luecken (2013). Hierin is gekeken naar conflict in de kindertijd en adolescentie en depressieve symptomen in de jongvolwassenheid. Hierbij is gekeken naar twee verschillende strategieën, namelijk

(8)

actieve coping en niet-actieve coping, om te kijken of dit potentiele mechanismen zijn die de relatie tussen conflict en depressieve symptomen kunnen verklaren. Deze coping stijlen zijn manieren hoe iemand in bepaalde stressvolle situaties reageert. In de actieve coping strategie zijn er drie soorten reacties, namelijk probleemoplossend, emotie regulatie en emotionele expressie. In deze coping strategie gebruikt iemand een actieve methode, door middel van een van de drie manieren, om in bepaalde situaties te reageren. In de niet-actieve coping strategie wordt een niet-actieve methode gebruikt, die ook weer onderverdeeld zijn in drie reacties: ontwijken, wishful thinking en ontkenning.

Er zijn in dit onderzoek twee studies verricht. De eerste studie bevatte participanten van getrouwde families en studie twee bevatte participanten die een echtscheiding hebben meegemaakt. De gemiddelde leeftijd van deze laatste groep was 20.2 jaar. Om in aanmerking te komen, moest er ervaring zijn met een echtscheiding voor de leeftijd van zestien jaar. Hieruit kwam naar voren dat de actieve strategie niet significant geassocieerd was met

depressieve symptomen doordat de actieve strategie geen significante moderator was. Dat wil zeggen dat deze strategie niet significant gerelateerd was aan familie conflict en dus niet meegenomen kon worden als moderator. Voor de niet-actieve strategie werd er echter wel een significant verband gevonden. Bij het gebruik van de niet-actieve strategie blijkt dus dat er wel meer depressieve symptomen zijn. Roubinov en Luecken (2013) concludeerden hieruit dat de niet-actieve strategie een mediërend mechanisme is dat conflict en depressieve symptomen, bij individuen die een echtscheiding hebben meegemaakt gedurende hun kindertijd of adolescentie, met elkaar verbindt.

Naast warmte en coping stijl als mediërend mechanisme, is ook onderzocht wat voor rol emotionele onzekerheid speelt in de relatie tussen ouderlijk conflict en internaliserende en externaliserende problemen in het onderzoek van Cummings, George, McCoy, en Davies (2012). Hierin is onderzoek gedaan naar de relatie tussen ouderlijk conflict, emotionele

(9)

onzekerheid en internaliserende en externaliserende problemen. Onder internaliserende problemen werden angst, depressie, teruggetrokken gedrag en lichamelijke klachten verstaan. Aan het begin deden 235 gezinnen mee aan dit onderzoek waarin er 106 jongens en 129 meisjes waren met een gemiddelde leeftijd van zes jaar oud op het eerste meetmoment, 8.02 jaar op het tweede meetmoment en 12.62 jaar op het derde meetmoment. Uiteindelijk hebben 194 gezinnen alle drie de meetmomenten volbracht. Het doel van dit onderzoek was om een model te testen die de rol van emotionele onzekerheid als verklarende variabele, beïnvloed door ouderlijk conflict op meetmoment één onderzocht. Daarnaast werd onderzocht hoe dit van invloed was op het aanpassingsvermogen van kinderen in de vroege adolescentie.

Uit dit onderzoek van Cummings, George, Mccoy en Davies (2012) kwam naar voren dat ouderlijk conflict gerelateerd was aan meer emotionele onzekerheid tussen het eerste meetmoment op de kleuterschool en het tweede meetmoment in groep vier. Emotionele onzekerheid voorspelde op zijn beurt verandering in de internaliserende en externaliserende problemen van groep vier en de brugklas. Emotionele onzekerheid is een verklarend

mechanisme voor zowel internaliserende als externaliserende problemen. Echter waren de paden tussen ouderlijk conflict en internaliserende en externaliserende problemen niet

significant. Dat betekent dus dat de internaliserende problemen niet verklaard kunnen worden door ouderlijk conflict.

Aansluitend bij het onderzoek van Cummings, George, McCoy, en Davies (2012) werd er in het onderzoek van Shifren, Bauserman, Blackwood, Coles en Hillman (2015) ook geen verband gevonden tussen ouderlijk conflict en depressieve symptomen. In dit onderzoek is gekeken naar de relatie tussen veerkrachtigheid, welzijn en depressieve symptomen van adolescenten en vrouwen in de leeftijd van 18-29 jaar uit twee groepen: een met gescheiden ouders voor de leeftijd van 18 jaar, en een met ouders die nog bij elkaar zijn. De variabelen van veerkrachtigheid bestonden uit betrokkenheid, controle en uitdaging. Vrouwen die hoog

(10)

scoorden op de veerkracht variabelen rapporteerden meer welzijn en minder depressieve symptomen dan degenen die hier laag op scoorden. Er kwam naar voren dat er in de groep van gescheiden ouders wel meer en hevigere conflicten waren tussen de ouders, maar

vrouwen scoorden niet hoger op depressieve symptomen dan vrouwen in de groep waarvan de ouders nog bij elkaar waren.

Dit ligt in lijn met het onderzoek van Pálmarsdóttir (2015). Hierin is onder andere gekeken naar het effect van scheiding op depressie bij adolescenten gemedieerd door familie conflict. Aan dit onderzoek werd de data van 2000 kinderen van het voortgezet onderwijs tussen de dertien en zestien jaar oud meegenomen van een groter onderzoek. Hieruit bleek dat echtscheiding op zichzelf de mate van depressie van adolescenten beïnvloedt. Echter werd er, in lijn met de vorige onderzoeken, niet gevonden dat het effect van scheiding op depressie van adolescenten gemedieerd wordt door ouderlijk conflict. Dit betekent dat ouderlijk conflict de effecten van scheiding op depressie niet volledig medieert. Concluderend kan er gesteld worden dat wanneer adolescenten een scheiding van hun ouders en/of een familie conflict hebben meegemaakt de kans op een depressie toeneemt, maar er zijn volgens dit onderzoek geen aanwijzingen dat dit komt door de mate van ouderlijk conflict.

Naar aanleiding van alle genoemde onderzoeken waarin gekeken is naar de relatie tussen de mate van ouderlijk conflict tijdens en of na de scheiding en depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten kan er gesteld worden dat er tegenstrijdige resultaten zijn

gevonden en er geen eenduidig antwoord gegeven kan worden. Zo lijken warmte van de ouder(s) en de niet-actieve strategie het verband te mediëren, maar emotionele onzekerheid en veerkrachtigheid lijken dit niet te doen. Wel blijkt dat kinderen die een echtscheiding hebben meegemaakt, meer depressieve symptomen laten zien. Echter kan er niet geconcludeerd worden dat dit komt door de mate van ouderlijk conflict.

(11)

Zoals eerder genoemd gaan de meeste kinderen na een scheiding bij hun moeder wonen. Helaas heeft een aanzienlijk deel van de kinderen geen contact met hun uitwonende vader. Het idee heerst dat contact met de vader altijd voordelig is voor de ontwikkeling van kinderen en dat contact essentieel is. Voorgaand onderzoek naar het belang van contact met de vader laten echter tegenstrijdige resultaten zien (Spruijt, De Goede, & Van der Valk, 2004). Van belang is het dus om een goed overzicht te krijgen wat de relatie is tussen afwezigheid van vader na de scheiding en depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten. In dit hoofdstuk zullen daarom ten eerste enkele onderzoeken worden besproken waarin de relatie tussen de afwezigheid van vader en depressieve symptomen is onderzocht. Vervolgens worden er een aantal artikelen aangehaald waarin onderzoek is gedaan naar de wisselwerking tussen de risicofactoren, ouderlijk conflict en de afwezigheid van vader, en de invloed daarvan op depressieve symptomen bij het kind.

In het onderzoek van Spruijt, De Goede en Van der Valk (2004) werd de vraag gesteld of de hoeveelheid contact met de uitwonende vader zorgt voor internaliserende problemen bij adolescenten of juist andersom, dat internaliserende problemen bij adolescenten de

hoeveelheid van het contact beïnvloeden. De onderzochte groep bestond uit 65 jongens en 99 meisjes met een gemiddelde leeftijd van 17.9 jaar oud. Voor alle drie de internaliserende problemen die gemeten werden, namelijk stress en depressieve gevoelens, zelfmoord

gedachten en slechte mentale gezondheid, is geen enkele correlatie significant. Dat wil zeggen dat de hoeveelheid contact met uitwonende vader niet samenhangt met de problemen van jongeren. Ook zorgen internaliserende problemen bij de adolescenten niet voor minder contact. Tevens leidt veel contact niet tot minder problemen. Er kan geconcludeerd worden dat er geen relatie is gevonden tussen afwezigheid van de vader na de scheiding en

depressieve symptomen bij adolescenten.

(12)

kinderen die afwezigheid van hun biologische vader in de eerste vijf jaar en in midden kindertijd (5-10 jaar) meemaakten, meer depressieve symptomen op 14 jarige leeftijd

ervaarden dan kinderen waarvan de vader nog in huis woonde. Dit onderzoek richtte zich niet per definitie op alleen afwezigheid na scheiding, maar ook afwezigheid door andere factoren. Uit de resultaten van dit onderzoek bleek dat er bewijs was voor het verband tussen

afwezigheid van vader in de eerste vijf jaar en toegenomen kans op depressieve symptomen op de leeftijd van veertien jaar. Dit verband werd niet gevonden voor afwezigheid van vader in de midden kindertijd (5-10 jaar). Concluderend kan gesteld worden dat de leeftijd van het kind waarop vader afwezig is mogelijk van invloed zou kunnen zijn op het ontwikkelen van depressieve symptomen op de leeftijd van veertien jaar.

Dit sluit aan bij de bevindingen in het onderzoek van Markowitz en Ryan (2016). Hierin werd gekeken naar een onderliggend mechanisme, namelijk leeftijd waarop vader vertrok, die het verband tussen afwezigheid van vader en het toenemen van internaliserende en externaliserende problemen in de adolescentie zou kunnen verklaren. Hieruit kwam naar voren dat wanneer vader later in de kindertijd afwezig is, dit niet geassocieerd is met depressieve symptomen. Echter werd hier ook gevonden dat vertrek van vader op vroege leeftijd niet geassocieerd was met internaliserende problemen van adolescenten. Dat verband werd wel gevonden bij het onderzoek van Culpin, Heron, Araya, Melotti, & Joinson (2013). Daarentegen werden er wel meer depressieve symptomen gerapporteerd bij kinderen die opgroeiden met afwezigheid van vader op zowel vroege als latere leeftijd in vergelijking met kinderen van wie de vader wel aanwezig was. Dat wil zeggen dat kinderen die opgroeien zonder vader wel meer depressieve symptomen rapporteren, maar dat kan niet verklaard worden door alleen de afwezigheid van vader.

Een verklaring die hier mogelijk aan ten grondslag zou kunnen liggen is de mate ouderlijk conflict. Wanneer er weinig conflicten zijn tussen de ouders, zal het contact positief

(13)

zijn voor het kind. Wanneer er echter veel conflicten zijn, zal het contact negatief zijn voor het kind (Amato & Rezac, 1994). Het idee dat contact essentieel is voor de ontwikkeling van kinderen, zou beter vervangen kunnen worden door het idee dat contact essentieel is onder de voorwaarde dat de ouders leren hun conflicten onder controle te houden (Spruijt, De Goede, & Van der Valk, 2004). Zoals ook al eerder genoemd, is ouderlijk conflict een bedreiging voor de ontwikkeling van kinderen. Er zijn een paar onderzoeken die afwezigheid van uitwonende vader in combinatie met ouderlijk conflict hebben bestudeerd.

Een daarvan is van Elam, Sandler, Wolchik en Tein (2015) waarin ten eerste door middel van een persoonsgerichte benadering de profielen van contact met uitwonende vader, ondersteuning en mate van ouderlijk conflict in twee jaar na de scheiding wanneer kinderen tussen de negen en twaalf jaar oud waren, zijn gemeten. Ten tweede werd er naar de

verschillen in profielen gekeken zes jaar later. De vier profielen die opgesteld werden zijn: veel contact-matig conflict-matige ondersteuning, weinig conflict-matig contact-matige ondersteuning, veel conflict-matig contact-matige ondersteuning en weinig contact-matig conflict-weinig ondersteuning. Uit de resultaten bleek dat de groep waarin een hoge mate van conflict, matig contact en matige ondersteuning zich voordeed, er significant meer

internaliserende problemen zich voordeden in vergelijking met alle andere groepen. Wanneer er echter gekeken werd naar de profielen zes jaar later, werd dit verband niet gevonden. Deze resultaten laten zien dat dit onderzoek aantoont dat bij profielen waarin een hoge mate van conflict is er meer mentale gezondheidsproblemen zich voordoen bij het kind en ook profielen waarbij er weinig ondersteuning is van vader. Interessant is wel dat er wel een verband

gevonden wordt binnen twee jaar na de scheiding, maar niet zes jaar later. Mogelijk is leeftijd van invloed op dit resultaat.

Deels aansluitend bij vorig genoemd onderzoek is het onderzoek van Kalmijn (2016) waarin is gekeken naar vader-kind contact, ouderlijk conflict en depressieve symptomen

(14)

onder kinderen van gescheiden ouders. Er waren 873 kinderen van ongeveer veertien jaar oud met gescheiden ouders die geanalyseerd zijn. Wanneer gekeken wordt naar de mate van contact tussen het kind en de uitwonende vader bleek dat dit geen effect heeft op de depressieve symptomen bij de kinderen. Wanneer er echter gekeken wordt naar mate van contact en ouderlijk conflict samen wordt er voor jongens een significant verband gevonden. Dat wil zeggen dat wanneer er meer contact is tussen het kind en de vader en er meer conflict is tussen de ouders, de depressie sterker toeneemt. Dit gold echter niet voor meisjes.

De conclusie die naar aanleiding van de genoemde onderzoeken over de relatie tussen afwezigheid van de vader na de scheiding en depressieve symptomen bij kinderen en

adolescenten getrokken kan worden is dat ook hier tegenstrijdige resultaten zijn gevonden. In de meeste onderzoeken wordt er geen verband gevonden. Wat wel van invloed zou kunnen zijn is de leeftijd van het kind waarop vader afwezig was. Wanneer ouderlijk conflict meegenomen wordt, wordt er wel een significant verband gevonden voor kinderen op jonge leeftijd en voor jongens. Het lijkt er dus op dat depressieve symptomen niet alleen komen door de afwezigheid van vader, maar dat er ook rekening dient te worden gehouden met de mate van ouderlijk conflict.

Conclusie en discussie

In dit literatuuroverzicht stond de relatie tussen risicofactoren van echtscheiding en depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten centraal. Hierin is gekeken naar twee risicofactoren van echtscheiding, namelijk mate van ouderlijk conflict tijdens en na de scheiding en afwezigheid van vader na de scheiding. Uit de besproken onderzoeken van de eerste risicofactor, namelijk mate van ouderlijk conflict, komt naar voren dat er geen eenduidig antwoord gegeven kan worden op de eerste deelvraag. Zo lijken warmte van de ouder(s) en de niet actieve strategie het verband te mediëren, terwijl emotionele onzekerheid en veerkrachtigheid dit niet lijken te doen. Wel blijkt dat kinderen die een echtscheiding

(15)

hebben meegemaakt, meer depressieve symptomen laten zien. Echter kan er niet gesteld worden dat dit komt door de mate van ouderlijk conflict.

Ook voor de tweede risicofactor, afwezigheid van vader na scheiding, zijn er

tegenstrijdige resultaten gevonden tussen afwezigheid van vader en depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten. Wel kwam er uit een onderzoek naar voren dat de leeftijd waarop vader vertrok mogelijk van invloed zou kunnen zijn. Het blijkt wel dat kinderen die zonder vader opgroeien meer depressieve symptomen hebben dan kinderen die met vader opgroeien, maar dit is niet perse toe te schrijven aan de afwezigheid zelf.

Een verklaring hiervoor kan ouderlijk conflict zijn. Er zijn daarom een paar onderzoeken meegenomen die ook gekeken hebben naar de beide risicofactoren samen, ouderlijk conflict en afwezigheid van vader. Het lijkt erop dat deze twee factoren samen een rol spelen bij het wel of niet ontwikkelen van depressieve symptomen. Wanneer gekeken werd naar afwezigheid van vader alleen werd er in de meeste studies geen verband gevonden met depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten. De twee onderzoeken die mate van ouderlijk conflict hierin meenamen, leken meer internaliserende problemen aan te tonen.

Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat weinig contact veroorzaakt kan worden door ouderlijk conflict (Spruijt, De Goede, & Van der Valk, 2004). Andersom is het ook mogelijk dat ouderlijk conflict na een scheiding juist gaat over het contact met de uitwonende ouder. Ouders beschuldigen elkaar namelijk vaak over en weer van ouderverstoting (Spruijt, 2005). Deze risicofactoren lijken in combinatie voor een toename van depressieve symptomen te zorgen. Tevens leidt een toename van contact, door misschien een afname in conflicten, tot een afname van de problemen (Spruijt, De Goede, & Van der Valk, 2004).

Een sterk punt van dit literatuuroverzicht is dan ook dat er studies zijn meegenomen waarin is gekeken naar mate van conflict tussen ouders en afwezigheid van de vader na de

(16)

scheiding samen. Huidig literatuuroverzicht geeft meer inzicht in de wisselwerking van deze risicofactoren zodat hier in het vervolg meer rekening mee gehouden zou kunnen worden.

Een ander sterk punt van dit literatuuroverzicht is dat er bij de onderzoeken van ouderlijk conflict steeds is gekeken naar de relatie tussen ouderlijk conflict en depressieve symptomen via een bepaalde factor zoals warmte van de ouders, coping strategieën, emotionele onzekerheid en veerkrachtigheid. Deze factoren zouden het eventuele verband kunnen verklaren tussen ouderlijk conflict en depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten.

Het gebruik van verschillende factoren die het verband zouden kunnen verklaren, is gelijk ook een kanttekening van huidig onderzoek. Doordat er in de besproken onderzoeken allemaal een andere mediërende factor is meegenomen, zijn de resultaten van deze

onderzoeken lastig te vergelijken. In grote lijnen komen de onderzoeken overeen waardoor ze goed bruikbaar waren voor huidig literatuuroverzicht, maar de focus van de verschillende onderzoeken kan hierdoor toch verschillen.

Er zijn nog een aantal kanttekeningen te plaatsen bij dit literatuuroverzicht. Een tweede kanttekening die geplaatst zou kunnen worden is dat er geen eenduidigheid in de onderzoeken van ouderlijk conflict is over wanneer de conflicten hebben plaatsgevonden. Er zijn onderzoeken waarin het gaat over de tijd waarin de ouders nog bij elkaar waren, maar ook zijn er onderzoeken waarin de ouders al gescheiden waren. Op basis hiervan lijkt er een studie nodig die longitudinaal onderzoek doet naar het verband tussen mate van ouderlijk conflict en depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten waarin twee groepen gemaakt worden met wanneer het conflict zich heeft afgespeeld.

Een derde kanttekening die geplaatst kan worden is dat bij meerdere onderzoeken de constructen conflict en depressie zijn gemeten door middel van zelfrapportage. De

(17)

Zowel de ouders als de kinderen kunnen de neiging voelen om zichzelf op de best mogelijke manier te willen presenteren. Het gevolg hiervan is dat dit kan leiden tot een vertekening van de resultaten van onderzoeken (Karemaker, 2014).

Duidelijk is wel dat er een verband bestaat tussen echtscheiding en depressieve symptomen. Ook conflict tussen ouders is een risicofactor voor het ontwikkelen van depressieve symptomen. Kinderen die opgroeien zonder vader laten ook meer depressieve symptomen zien dan kinderen die opgroeien met vader. Wat echter nog niet duidelijk is, is de precieze relatie tussen deze twee risicofactoren samen. De onderzoeken laten namelijk

tegenstrijdige resultaten zien. Daarom is het voor de wetenschap dus belangrijk dat er duidelijk wordt welke factoren er precies voor zorgen dat kinderen die een echtscheiding hebben meegemaakt meer depressieve symptomen laten zien dan kinderen van wie de ouders nog bij elkaar zijn.

Voor de maatschappij is het belangrijk dat het duidelijk is dat er een verband bestaat tussen ouderlijk conflict en depressieve symptomen. Het Ministerie van Justitie acht het van belang dat conflicten voorkomen worden (Tumewu, 2009). Daarom krijg je tegenwoordig wanneer je gaat scheiden in Nederland te maken met een mediator. Mediation is een vorm van conflictoplossing waarbij een onafhankelijke neutrale derde, de mediator, partijen begeleidt om vanuit hun belangen tot een oplossing van hun onderlinge conflict te komen (Tumewu, 2009). Conflicten bij echtscheidingen zijn dus conflicten die hiervoor in aanmerking komen.

Daarnaast bestaan er meerdere interventies die als goed onderbouwd worden erkend in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI, z.d.). Deze interventies zijn er om de nadelige effecten van echtscheiding te voorkomen of te

verminderen en om kinderen te helpen om te leren gaan met de veranderde situatie. Een deel van deze interventies richt zich alleen op het kind, terwijl er ook interventies zijn die zich zowel op de kinderen als op de ouders richten (NJI, z.d.). Wanneer er meer vervolgonderzoek

(18)

wordt verricht naar de belangrijkste risicofactoren en de onderlinge wisselwerking hiervan, kunnen de interventies beter op het gezin, de ouders of het kind worden toegespitst.

Verder zou vervolgonderzoek zich moeten richten op de leeftijd waarop kinderen het meeste risico lopen op het ontwikkelen van depressieve symptomen. Zo bleek de leeftijd van het kind ten tijde dat de vader het kind verliet, invloed te hebben op de mate waarin

depressieve symptomen ontstonden. Mogelijk maakt de leeftijd ook uit bij de invloed van andere risicofactoren. Wanneer dit bekend zou zijn, kan er sneller ingegrepen worden bij kinderen bij wie dit het meest noodzakelijk is.

Huidig literatuuroverzicht laat de invloed zien van de twee besproken risicofactoren van echtscheiding op de ontwikkeling van depressieve symptomen bij kinderen en

adolescenten. Dit is van belang voor de verdere ontwikkeling en toespitsing van reeds bestaande interventies waarmee schadelijke effecten voor het kind worden voorkomen. Verder is er meer inzicht verschaft tussen de onderlinge relaties van de risicofactoren ouderlijk conflict en afwezigheid van vader. Dit literatuuroverzicht kan daardoor bijdragen aan de huidige kennis over de wisselwerking tussen verschillende risicofactoren. Verder onderzoek op dit gebied is aan te raden.

(19)

Referenties

Abetz, J., & Wang, T. R. (2017). “Were they ever really happy the way that I remember?”: Exploring sources of uncertainty for adult children of divorce. Journal of Divorce & Remarriage, 58, 194-211. doi:10.1080/10502556.2017.1301158.

Amato, P. R. (2001). Children of divorce in the 1990s: An update of the Amato and Keith (1991) meta-analysis. Journal of Family Psychology, 15, 355-370. doi:10.1037/0893-3200.15.3.355

Amato, P. R., & Rezac, S. J. (1994). Contact with nonresident parents, interparental conflict, and children’s behavior. Journal of Family Issues, 15, 191-207.

Anderson, S. R., Anderson, S. A., Palmer, K. L., Mutchler, M. S., & Baker, L. K. (2010). Defining high conflict. The American Journal of Family Therapy, 39, 11-27. doi:10.1080/01926187.2010.530194

Arts, L. C. M., & Braber, M. (2011). Ouderlijke conflicten en depressieve symptomen. Verschil in samenhang tussen adolescenten afkomstig uit intacte en gescheiden gezinnen (master thesis). Verkregen van

https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/206199

Baxter, J., Weston, R., & Qu, L. (2011). Family structure, co-parental relationship quality, post-separation paternal involvement and children’s emotional wellbeing. Journal of Family Studies, 17, 86-109. doi:10.5172/jfs.2011.17.2.86

CBS. (2016, 17 juni). Bijna twee op de tien kinderen wonen niet bij vader. Verkregen van https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2016/24/bijna-twee-op-de-tien-kinderen-wonen-niet-bij-vader

CBS. (2017, 6 november). Huwelijksontbindingen; door echtscheiding en door overlijden. Verkregen van http://statline.cbs.nl/statweb/publication/?dm=slnl&pa=37425ned Culpin, I., Heron, J., Araya, R., Melotti, R., & Joinson, C. (2013). Father absence and

(20)

depressive symptoms in adolescence: findings from a UK cohort. Psychological Medicine, 43, 2615-2626. doi:10.1017/S0033291713000603

Cummings, E. M., George, M. R., McCoy, K. P., & Davies, P. T. (2012). Interparental conflict in kindergarten and adolescent adjustment: Prospective investigation of emotional security as an explanatory mechanism. Child Development, 83, 1703-1715. doi:10.1111/j.1467-8624.2012.01807.x

Elam, K., Sandler, I., Wolchik, S., & Tein, J. (2016). Non-residential father–child

involvement, interparental conflict and mental health of children following divorce: A Person-Focused Approach. Journal of Youth and Adolescence, 45, 581-593. doi:10.1007/s10964-015-0399-5

Fokkema, T., De Graaf, P. M., & Kalmijn, M. (2002). Echtscheiding: Vaderrol voorbij... Demos: Bulletin over Bevolking en Samenleving, 18, 41-44.

De Graaf, A. (2011). Gezinnen in beweging. Gezinsrapport. Verkregen van https://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/F3F611A9-1FA6-4BED-A998-FB5F1221FB7C/0/2011k2b15p82art.pdf

Kalmijn, M. (2016). Father–child contact, interparental conflict, and depressive symptoms among children of divorced parents. European Sociological Review, 32, 68-80. doi:10.1093/esr/jcv095

Karemaker, S. (2014). Wat zeggen we over onszelf en onze vergelijkbare anderen? Een onderzoek naar de invloed van (in) directe bevraging en zelf-affirmatie op de zelfrapportage van criminaliteit (master thesis). Verkregen van

http://essay.utwente.nl/65720/1/Karemaker,%20M.%20-%20s1176064%20(verslag).pdf

(21)

review of research. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 39, 963-973. doi:10.1097/00004583-200008000-00007

Kelly, J. B. (2012). Risk and protective factors associated with child adolescent adjustment following separation and divorce. Parenting plan evaluations: Applied research for the family court, 49-84.

Kelly, A., Mason, W., Chmelka, M., Herrenkohl, T., Kim, M., Patton, G., Hemphill, S., Toumbourou, J., & Catalano, R. (2016). Depressed mood during early to middle adolescence: a bi-national longitudinal study of the unique impact of family

conflict. Journal of Youth and Adolescence, 45, 1604-1613. doi:10.1007/s10964- 016-0433-2

Markowitz, A. J., & Ryan, R. M. (2016). Father absence and adolescent depression and delinquency: a comparison of siblings approach. Journal of Marriage and Family, 78, 1300-1314. doi:10.1111/jomf.12343

NJI. (z.d.). Depressie. Verkregen van https://www.nji.nl/nl/Kennis/Dossier/Depressie NJI. (z.d.). Erkende interventies. Verkregen van

https://www.nji.nl/Scheiding-Praktijk-Erkende-interventies

Opondo, C., Redshaw, M., & Quigley, M. A. (2017). Association between father involvement and attitudes in early child-rearing and depressive symptoms in the pre-adolescent period in a UK birth cohort. Journal of Affective Disorders, 221, 115-122. doi: 10.1016/j.jad.2017.06.010

Pálmarsdóttir, H. (2015). Parental divorce, family conflict and adolescent depression and anxiety (Dissertatie). Verkregen van

https://skemman.is/bitstream/1946/22497/1/BSc_HildurMist.pdf

Roubinov, D. S., & Luecken, L. J. (2013). Family conflict in childhood and adolescence and depressive symptoms in emerging adulthood: Mediation by disengagement

(22)

coping. Journal of Divorce & Remarriage, 54, 576-595. doi:10.1080/10502556.2013.828988

Sandler, I., Miles, J., Cookston, J., & Braver, S. (2008). Effects of father and mother parenting on children's mental health in high‐ and low‐conflict divorces. Family Court

Review, 46, 282-296. doi:10.1111/j.1744-1617.2008.00201.x

Shifren, K., Bauserman, R., Blackwood, J., Coles, A., & Hillman, A. (2015). Personality and mental health: A comparison of emerging adult women from divorce and intact families. Journal of Adult Development, 22, 221-229. doi:10.1007/s10804-015-9213-6 Spruijt, A. P. (2005). Ouderlijke scheiding en de gevolgen voor kinderen. Tijdschrift van de

Vereniging voor Kinder- en Jeugdpsychotherapie, 32, 37-52.

Spruijt, E., de Goede, M., & Van der Valk, I. (2004). Frequency of contact with nonresident fathers and adolescent well-being: A longitudinal analysis. Journal of Divorce & Remarriage, 40(3-4), 77-90. doi:10.1300/J087v40n03_05

Spruijt, E., & Kormos, H. (2014). Handboek scheiden en de kinderen: voor de

beroepskracht die met scheidingskinderen te maken heeft. Bohn Stafleu van Loghum. Stambaugh, S. E., Hector, M. A., & Carr, A. R. (2011). How I remember my parents’ divorce:

A phenomenological investigation. Issues in Mental Health Nursing, 32, 121-130. doi: 10.3109/01612840.2010.531520

Tumewu, M. (2009). Naleving mediationafspraken bij echtscheidingen [Fact Sheet]. Verkregen van https://www.wodc.nl/binaries/Fact%20sheet%202009-4_tcm28-69973.pdf

Van Lawick, J. (2012). Vechtscheidende ouders en hun kinderen. Systeemtherapie-Tijdschrift voor Systeemtheoretische Psychotherapie, 24, 129-150.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The aim of this qualitative study is, therefore, to explore the patient perspective of perceived symptoms, causes, consequences and coping strategies to deal with fatigue in a

Step three – left and right identification for remaining segments This step is also the same as the left and right leg identification in the full-body configuration case (see

The proposed kCF and kSF can be considered as grapheme-based representations and have several attractive properties: (1) kCF and kSF cover short contour and stroke fragments of

Theory: The Key Thinkers. Anne Brontë: A Quiet Feminist.. Crusade Against Drink in Victorian England. Basingstoke: Macmillan Press Ltd. Charlotte Brontë and Victorian

Hereto they used 1D cross-shore profiles (“Jarkus raaien”) of the Dutch coast and a Bayesian network 1 to determine if the presence of buildings on beach significantly affects

This section derives the pricing equation for (and then values) a credit default swap, which will then be modified to price a weather derivative based on a specific event..

• Triangulering word eerstens gebruik deur die data ten opsigte van die onderwysers wat aan primere skole verbonde is se beleefde eise en behoeftes wat deur middel van

Figure 4: Effect of different side lap configurations on final RMSE of dataset Bentelo I and Bentelo II processed with Pix4D 4.2 Comparison of controlled flights (i) with