• No results found

Archeologische prospectie met ingreep in de bodem Wijk Wolsemveld (fase 1) Zuurweidestraat te Dilbeek. Eindrapport

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Archeologische prospectie met ingreep in de bodem Wijk Wolsemveld (fase 1) Zuurweidestraat te Dilbeek. Eindrapport"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Archeologische prospectie met ingreep in de bodem

Wijk Wolsemveld (fase 1) Zuurweidestraat te Dilbeek

Eindrapport

Triharch Heuve 25 3071 Erps-Kwerps 0498 / 563 908 info@triharch.be

TRIH

ARCH

H

H

H

archeologisch onderzoek & advies

TRIH

ARCH

H

H

H

archeologisch onderzoek & advies Gewestelijke Maatschappij voor

Volkshuisvesting Bezemstraat, 83 bus 131 1600 St. Pieters Leeuw Tel. 02 371 03 30 info@volkshuisvesting.be

Foto’s

Foto’s

(2)

Voorzijde:

Van links naar rechts: satellietbeeld van het plangebied (bron: www.bing.com ), reconstructietekening Romeinse villa Voerendal (NL)

(3)

COLOFON

Tekst, foto’s & layout: Walter Sevenants - Triharch Topografische opmeting : Ooms bvba

Onderzoek & verwerking: Jordi Bruggeman & Natasja Reyns – All-Archeo Walter Sevenants – Triharch

Kraan – Trans Van Eycken bvba

Determinatie: Jordi Bruggeman & Natasja Reyns – All-Archeo Walter Sevenants – Triharch

Copyright: Gewestelijke Maatschapij voor Volkshuisvesting cvba

Triharch aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaandelijk schriftelijke toestemming van de Opdrachtgever.

Opgraving: Prospectie: X Vergunningsnummer: 2009/249 Datum aanvraag: 14/08/2009

Naam aanvrager: BRUGGEMAN Jordi

Naam site: Dilbeek, wijk Wolsemveld (fase 1) Zuurweidestraat

Opdrachtgever: Gewestelijke Maatschapij voor Volkshuisvesting cvba, Bezemstraat 83 B 131 – 1600 Sint-Pieters-Leeuw Opdrachtnemer: Triharch, Heuve 25 B-3071 Erps-Kwerps

Administratief toezicht: Agentschap R-O Vlaanderen Onroerend Erfgoed, Mvr. Els Patrouille, Blijde Inkomststraat 103-105 B-3000 Leuven

(4)

INHOUDSTAFEL

Colofon 3 Inhoudstafel 4 1 Inleiding 5 2 Projectsituering 6 3 Fysisch milieu 8

3.1 Topografie & hydrologie 8

3.2 Bodem 9

4 Archeologische context 10

5 Werkwijze 12

5.1 Toegepaste methoden & technieken 12

5.2 Kengetallen 13 6 Resultaten 15 6.1 Bodem 15 6.2 Archeologische vondsten 19 6.2.1 Kengetallen 15 6.2.2 Onbepaald 16 6.2.3 Prehistorie 16 6.2.4 Romeinse tijd 17 6.2.5 Middeleeuwen 17 6.2.6 Nieuwe tijd 17 6.2.4 Nieuwste tijd 17

6.3 Archeologische sporen, structuren en sites 18

6.3.1 Kengetallen 18

6.3.2 Site AS1 – Romeinse villa (Romeinse tijd) 20

7 Waardering 23

7.1 Site AS1 – Romeinse villa (Romeinse Tijd) 23

8 Advies 25

9 Bibliografie 27

10 Lijst van afkortingen 28

11 Verklarende woordenlijst 29

(5)

1. INLEIDING

Naar aanleiding van de ontwikkeling van een verkaveling voor sociale huisvesting door de Gewestelijke Maatschappij voor Volkshuisvesting (verder aangeduid als GMV), werd door het Agentschap R-O Vlaanderen Onroerend Erfgoed (verder aangeduid als het Agentschap) een bindend advies aan de stedenbouwkundige vergunning voor de realisatie van de 1ste fase van deze wijk toegevoegd. Dit advies hield in dat er, voordat de bouwwerken zouden starten, een archeologisch vooronderzoek moest plaatsvinden over heel het plangebied door middel van proefsleuven.

Om aan deze voorwaarde te voldoen, heeft GMV op 18 juni 2009 een offerteaanvraag voor een studieopdracht uitgeschreven. Deze opdracht werd door GMV op 23 juli 2009 toegewezen aan Triharch. De startvergadering met de betrokken partijen vond plaats op 13 augustus 2009. Het terreinwerk liep van 31 augustus tot en met 8 september 2009. De verwerking van de

onderzoeksresultaten verliep van 9 september tot en met 28 september 2009, waarvan dit eindrapport onder meer het resultaat is. De eindvergadering met de betrokken partijen vond plaats op 1 oktober 2009. Het eindrapport en het opgravingsarchief werden opgeleverd op 1 oktober 2009.

De bedoeling van het onderzoek was om binnen het plangebied archeologisch erfgoed te karteren en het eventueel aanwezig archeologisch erfgoed te lokaliseren, te interpreteren en te waarderen zodat een advies wordt uitgebracht over eventuele vervolgstappen m.b.t.

– het archeologisch vrijgeven van (bepaalde zones binnen) het plangebied

– eventueel bijkomende maatregelen naar behoud en/of beheer, o.a. met een aanduiding van op de graven zones, de methodiek van het archeologisch vervolgonderzoek en aandachtspunten (bvb. verstoringen op het terrein,

leidingen die niet op de plannen stonden, aantal opgravingsvlakken, …)

De eindbeslissing over vrijgeven van de gronden en/of archeologisch vervolgonderzoek ligt bij het Agentschap.

Voor een beschrijving van de opgelegde technische bepalingen van het onderzoek verwijzen we naar het betreffende bestek. (1) Dit rapport is het eindrapport zoals beschreven werd in het bestek. (2) Het bestaat uit een tekstueel gedeelte aangevuld met plannen. Figuren zijn in de tekst zelf opgenomen. Aan de plannen en figuren werd een afzonderlijke nummering toegekend.

(6)

2. PROJECTSITUERING

Het gebied voor de verkaveling is gelegen in de provincie Vlaams-Brabant, gemeente Dilbeek, plaatsnaam “Wolsemveld”. Het wordt begrensd door de Lange Haagstraat, Kauwenlaan en Zuurweidestraat.

Legende Locatie plangebied Dilbeek Legende Locatie plangebied Dilbeek Figuur 1:

(7)

Figuur 2:

(8)

3. FYSISCH MILIEU

Het onderzoeksgebied bevindt zich op een vrij vlak terrein dat op zich deel uitmaakt van een uitloper van een noordoost-zuidwest gericht plateau gelegen tussen de Molenbeek en de Smissenbosbeek.

Het maaiveld bevindt zich ter hoogte van het onderzoeksgebied op 49 tot 51 m TAW en helt licht af van het zuidwesten naar noordoosten. In het zuidoosten van het onderzoeksgebied wordt net de aanzet naar de vallei van de Smissenbosbeek

aangesneden.

3.1 Topografie & hydrologie

Figuur 3:

Topografische ligging van het plangebied. Bron: AGIV Legende Locatie plangebied Smissen-bosbeek Molenbeek

(9)

3.2 Bodem

Het merendeel van het onderzoeksgebied bestaat uit een droge leembodem met textuur B horizont (Aba(b)). In het zuidoosten van het onderzoeksgebied, naar de vallei van de Smissenbosbeek toe, wordt de bodem geclassificeerd als een matig natte

leembodem zonder profielontwikkeling (Adp).

Figuur 4:

Bodemkundige kartering van het plangebied en omgeving. Bron: AGIV Legende Locatie plangebied Aba(b) Adp Legende Locatie plangebied Aba(b) Adp

(10)

4. ARCHEOLOGISCHE CONTEXT

Het onderzoeksgebied is gelegen binnen de archeoregio (zand)leemstreek.

Binnen het plangebied zijn geen archeologische gegevens gekend. In de Centraal Archeologische Inventaris staan in de omgeving een aantal laatmiddeleeuwse hoeves aangeduid. (4)

Ten zuiden van het plangebied, tussen de Smissenbosstraat en het Hof ter Smissen, werden in 2006 opgravingen uitgevoerd door het VIOE. Daarbij werden sporen gevonden uit de ijzertijd en de Romeinse periode. (5)

Op de percelen ten westen van, en grenzend aan, het plangebied werd in april-mei 2009 een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in het kader van een verkaveling van Intercommunale Haviland. Daarbij werden archeologische sporen uit de Romeinse tijd ontdekt die toebehoren aan een zogenaamde “Romeinse villa”. De west- en noordgrens van dit villadomein kon bepaald

worden, maar niet de zuid- of oostgrens. Het Romeinse villa-complex moet zich verder uitgestrekt hebben over het plangebied van GMV. (6)

(5) PAUWELS 2006.

(4) Bron: Centraal Archeologische Inventrais 27/5/2002. (6) SEVENANTS 2009.

(11)

Figuur 5:

Archeologische context volgens CAI (toestand 27/5/2002) (bron AGIV) en informatie

aangeleverd door het Agentschap.

Legende

Locatie plangebied Opgravingen VIOE 2006 Vondstmeldingen CAI Locatie onderzoek Haviland 2009

(12)

5. WERKWIJZE

5.1 Toegepaste methoden & technieken

De methode van “continue” sleuven werd gebruikt. De afstand tussen de proefsleuven bedraagt 15 m (van middenpunt tot middenpunt) (7), met uitzondering van WP113 (omwille van de aanwezigheid van een grasplein), WP120 (omwille van de aanwezigheid van een struikgewas) en WP124 t.e.m. WP126 (omwille van een optimalere dekking van het onderzoek). De sleuven werden in het verlengde van de proefsleuven van het “Haviland”-onderzoek uitgezet.

Door de droogte gedurende de voorbije maanden was de leembodem bijzonder hard, waardoor het niet mogelijk was om de sleufvlakken op te schaven. De archeologische sporen werden door middel van een guts (2 cm doormeter) aangeboord, om de morfologie en diepte van de sporen na te gaan. Alle sporen en het oostelijk profiel van elke proefsleuf werd fotografisch vastgelegd en opgetekend. Alle hoofdmeetpunten, proefsleuven, vlakken, profielen, sporen, aanleg- & metaaldetectievondsten werden topografisch ingemeten (incl. TAW). Archeologische objecten werden exemplarisch ingezameld.

Alle werkputten werden met een metaaldetector gescreend. De metaaldetectievondsten werden niet ingezameld, maar ze werden wel topografisch opgemeten.

Registratiemethode:

– Werkput: WPxxx met xxx een oplopend volgnummer van 1 tot en met 30

– Profielen: PRxxx met xxx een oplopend volgnummer binnen de betreffende werkput – Sporen: Sxxx met xxx een oplopend volgnummer binnen de betreffende werkput

– Aanlegvondsten: AVxxx met xxx een oplopend volgnummer binnen de betreffende werkput

– Metaaldetectievondsten: Mdxxx met xxx een oplopend volgnummer binnen de betreffende werkput

Van de sporen werd geprobeerd om te bepalen of deze een “natuurlijke” of “antropogene” (menselijke) oorsprong hadden. Van de antropogene sporen werd gepoogd om, o.b.v. de vondsten gerecupereerd uit de sporen, de ouderdom te bepalen: “Romeinse tijd”, “nieuwste tijd” of “onbepaald”.

(13)

5.2 Kengetallen

Het plangebied heeft een oppervlakte van 4,88 ha. Het onderzoeksgebied beslaat het volledige plangebied. Eén zone kon omwille van de aanwezigheid van een grasplein niet onderzocht worden (zie NOZ8 op het overzichtsplan). De totaal niet-onderzoekbare oppervlakte bedraagt 0,83 ha. Dit brengt het netto onderzoekbaar gebied op 4,05 ha.

In totaal werden 26 proefsleuven aangelegd. Dit resulteerde in een totaal opengelegd areaal van 6326 m² of 13,19% van het netto onderzoekbaar gebied.

Figuur 6 & 7: Kengetallen toegepaste onderzoeksmethode. (Bron: Triharch).

m² hectare

plangebied 48.790 4,88

onderzoeksgebied 48.790 4,88

niet onderzoekbaar 827 0,08

netto onderzoekbaar gebied 47.963 4,80

werkputten 26 2.920 6.326 0,63 13,19% norm proefsleuven 12,00% % onderzocht opp. oppervlakte aantal lengte (lopende meter) werkput oppervlakte (m²) lengte (m) 101 33,93 16,8 102 56,18 26,4 103 62,54 30,42 104 91,8 43,29 105 102,96 48,97 106 134,43 62,46 107 203,54 93,46 108 240,69 110,92 109 229,14 109,95 110 227,78 109,65 111 239,5 112,03 112 235,53 111,44 113 443,4 209,11 114 397,37 188,88 115 428,68 198,92 116 427,15 197,65 117 405,39 187,74 118 396,48 185,77 119 388,03 181,01 120 336,54 147,06 121 307,09 137,3 122 292,21 129,6 123 287,86 126,1 124 183,73 79,08 125 112,41 49,12 126 62,03 26,97 totaal 6326,39 2920,1

(14)

6. RESULTATEN TERREINONDERZOEK

6.1 Bodem

Over het merendeel van het onderzoeksgebied bevindt het archeologische niveau zich op circa 45 cm –Mv.

Een aantal bodemprofielen en sporen in WP120 t.e.m. 126 toont aan dat over een beperkte strook langsheen de

Braambessenstraat de ondergrond samengedrukt is door zware machines, waarschijnlijk tijdens de aanleg van de woonwijk langsheen die Braambessenstraat. In de sleuven WP102, WP103, WP104 en WP106 was de ondergrond sterk aangedrukt,

vermoedelijk door herhaaldelijk verkeer van landbouwmachines. Vooral in het zuidoostelijk en het uiterst noordelijk deel van het onderzoeksgebied werden “natuurlijke” sporen aangetroffen, waarvan een aantal als boomvallen kunnen geïnterpreteerd worden.

Figuur 8:

Sporen van samendrukking van de bodem door machines in WP126. (Bron: Triharch).

(15)

6.2 Archeologische vondsten

In totaal werden 322 objecten ingezameld tijdens de aanleg en registratie van de werkputten, waarvan 280 objecten in geregistreerde sporen.

1 stenen artefact dateert uit de prehistorie. 144 objecten (45%) kunnen aan de Romeinse tijd toegeschreven worden. 149 stuks (of 34%) konden niet aan een archeologische periode toegewezen worden.(7)

Het feit dat geen enkel niet-verbrand organisch object kon worden ingezameld, is waarschijnlijk een weerspiegeling van de slechte bewaringscondities voor dergelijk materiaal in deze bodem.

Hierna worden de vondsten per archeologische periode besproken. Hierbij wordt de thesaurus van de CAI gebruikt. (8)

Figuur 9:

Overzicht van de ingezamelde archeologische vondsten per vondstcategorie en periode. (Bron: Triharch).

(7) De individuele vondsten werden voornamelijk gedateerd o.b.v. vormelijke kenmerken.

Steentijd Romeinse Tijd Middeleeuwen Nieuwe Tijd Nieuwste Tijd Onbepaald Totaal

aardewerk vaatwerk 83 1 2 2 21 109 baksteen 9 9 dakpan 38 38 verbrande leem 1 1 andere 3 15 18 glas vaatwerk 7 2 9 andere 1 1 metaal munt 1 1 gebruiksvoorwerp 12 12 andere 17 17

as, sintels, slakken 22 22

organisch 0 constructie 15 7 12 34 steen kalksteen 4 4 lei 2 2 kei 27 27 artefact 1 1 andere 16 16 kunststof plastiek 1 1 Totaal 1 144 25 149 322 Categorie 6.2.1 Kengetallen

(16)

6.2.2 Onbepaalde periode

Tussen het “onbepaald” aardewerk bevinden zich een aantal fragmenten handgevormd aardewerk, waarvan sommige in

“ijzertijdtraditie”. Deze behoren waarschijnlijk (o.b.v. context) tot de Romeinse tijd. Het kan echter niet uitgesloten worden dat er zich toch archeologische sporen uit de metaaltijden en/of de vroege middeleeuwen binnen het onderzoeksgebied zouden bevinden, ondanks het feit dat er geen sporen werden aangetroffen die met zekerheid aan die periode(s) kunnen worden toegewezen.

Het merendeel van de metalen vondsten betreft ijzeren nagels die op basis van de vondstcontext aan de Romeinse tijd kunnen toegeschreven worden.

6.2.3 Prehistorie

Er werd 1 stenen artefact gevonden bij de aanleg van sleuf WP116. Het betreft een geretoucheerd fragment van een corticale kling uit het laat-paleolithicum of mesolithicum.

(17)

6.2.4 Romeinse tijd

144 gerecupereerde objecten kunnen aan de Romeinse tijd toegeschreven worden. Hiervan zijn 115 stuks afkomstig uit geregistreerde sporen.

Van de vondstcategorieën is aardewerk het sterkst vertegenwoordigd, gevolgd door glas.

Het aardewerk kan algemeen gedateerd worden van de 1ste tot en met de 3de eeuw na Christus. De aanwezigheid van zogenaamde “Belgische waar” (zowel terra nigra als terra rubra) kan wijzen op een occupatie in de vroeg-Romeinse tijd.

6.2.5 Middeleeuwen

Bij de aanleg van sleuf WP103 werd 1 scherf ingezameld die mogelijk uit de middeleeuwen kan dateren.

6.2.7 Nieuwste tijd

24 objecten kunnen aan de nieuwste tijd toegeschreven worden. Deze zijn alle afkomstig zijn uit geregistreerde sporen.

Het merendeel van deze stukken waren afkomstig uit de sporen die in verband kunnen gebracht worden met werkzaamheden met (landbouw)machines.

6.2.6 Nieuwe tijd

Bij de aanleg van sleuf WP119 werd een oorfragment van een kruik in steengoed ingezameld. Uit spoor S7 van WP110 werd een wandfragment in geglazuurd aardewerk gevonden. Dit spoor dateert, op basis van de andere vondsten, echter duidelijk uit de Romeinse tijd. Deze scherf moet dus als intrusief beschouwd worden.

(18)

6.3 Archeologische sporen, structuren en sites

In totaal werden 114 sporen geregistreerd, waarvan 39 als “natuurlijk” kunnen geïdentificeerd worden en 75 als “antropogeen”. Van de antropogene sporen kunnen er 29 aan de Romeinse tijd toegeschreven worden en 17 aan de nieuwste tijd.

In totaal werden 87 sporen aangeboord om de morfologie en de diepte ervan te bepalen. De diepte van de aangeboorde Romeinse sporen varieert van 8 cm tot 36 cm, met een gemiddelde diepte van 19 cm.

De oppervlakte van de sporen (binnen de werkputten!) varieert tussen 0,23 m² en 87,12 m², met een gemiddelde van 9,40 m².

Binnen het onderzoeksgebied kan 1 archeologische site afgebakend worden, met name de zogenaamde “Romeinse villa” (AS1) waarvan reeds bij het Haviland-onderzoek uit april/mei 2009 een deel was teruggevonden.

De site AS1 is 4,97 ha groot, waarvan zich 3,56 ha op het deel van Haviland en 1,41 ha op het deel van GMV bevindt. 6.3.1 Kengetallen

oppervlakte site AS1 m² are ha

deel Haviland 35.554 355,54 3,56

deel GMV 14.146 141,46 1,41

Totaal 49.700 497 4,97

Figuur 10: Oppervlakte van site AS1. (Bron: Triharch).

(19)

werkput spoor diepte (cm) oppervlakte

(m2) werkput spoor diepte (cm)

oppervlakte

(m2) werkput spoor diepte (cm)

oppervlakte (m2) WP101 S1 12 20,35 WP109 S8 8 61,84 WP116 S1 0,62 WP102 S1 11 23,7 WP110 S1 2,08 WP116 S2 17 18,2 WP103 S1 26,22 WP110 S2 7 1,21 WP116 S3 2,15 WP104 S1 12,33 WP110 S3 7 2,68 WP116 S4 19 10,28 WP104 S2 3,11 WP110 S4 2,07 WP116 S5 69,94 WP105 S1 26 3,97 WP110 S5 14 3,99 WP116 M1 0,56 WP105 S2 5,59 WP110 S6 7 7,05 WP116 M2 0,9 WP105 S3 35 2,71 WP110 S7 9 63,92 WP116 M3 1,3 WP105 S4 15 0,27 WP110 S8 10 0,87 WP116 M4 0,94 WP106 S1 14 13,86 WP110 S9 19 10,71 WP117 S1 68,81 WP106 S2 29 0,47 WP111 S1 2,33 WP118 S1 15 0,61 WP106 S3 20 4,2 WP111 S2 2,41 WP118 S2 74,51 WP106 S4 18 6,31 WP111 S3 6 WP119 S1 2,09 WP106 S5 9 0,25 WP111 S4 15 1,44 WP119 S2 13 0,98 WP106 S6 21 4,03 WP111 S5 0,81 WP120 S1 9,64 WP106 S7 0,33 WP111 S6 10 0,45 WP120 S2 0,23 WP106 S8 7,81 WP111 S7 1,63 WP121 S1 6,92 WP106 S9 41 3,06 WP111 S8 28 0,27 WP121 S2 1,46 WP107 S1 3,82 WP111 S9 19 87,12 WP121 S3 2,81 WP107 S2 0,97 WP112 S1 45 0,65 WP122 S1 1,32 WP107 S3 36 3,69 WP112 S2 11 0,64 WP122 S2 1,34 WP107 S4 1,81 WP112 S3 13 1,34 WP123 S1 2,87 WP107 S5 0,52 WP112 S4 17 84,21 WP123 S2 1,79 WP108 S1 4,52 WP113 S1 0 1,85 WP123 S3 0,67 WP108 S2 6,1 WP113 S2 1 WP123 S4 13,59 WP108 S3 3,36 WP113 S3 18 1,5 WP123 S5 1,82 WP108 S4 43 2,62 WP113 S4 3,55 WP123 S6 12,45 WP108 S5 1,16 WP113 S5 20 1,02 WP124 S1 15,11 WP108 S6 2,31 WP113 S6 19 33,7 WP124 S2 11,33 WP108 S7 25 2,83 WP114 S1 5,57 WP124 S3 0,55 WP108 S8 24 2,15 WP114 S2 1,81 WP125 S1 13,54 WP108 S9 2,16 WP114 S3 17 26,91 WP125 S2 5 0,68 WP108 S10 3,2 WP115 S1 0,74 WP125 S3 9,44 WP109 S1 0,97 WP115 S2 1,91 WP126 S1 25,38 WP109 S2 23 4,4 WP115 S3 1,52 1.072,01 WP109 S3 0,62 WP115 S4 1,79 19,77 9,40 WP109 S4 1,41 WP115 S5 50 0,43 WP109 S5 2,11 WP115 S6 36 6,78 WP109 S6 0,57 WP115 S7 57,39 WP109 S7 2,75 WP115 M1 1,37 Totaal Gemiddelde Figuur 11: Diepte en oppervlakte sporen. (Bron: Triharch).

(20)

6.3.2 Site AS1 – Romeinse Villa – Romeinse Tijd

In werkputten WP105 tot en met WP118 werden sporen aangetroffen die deel uitmaken van het Romeins villa-complex. Greppels & grachten:

– Uit de verschillende Romeinse sporen konden geen greppelstructuren herkend worden. De oostgrens van het

villadomein kan wel afgeleid worden uit het (niet meer) voorkomen van Romeinse sporen in het oostelijk deel van het onderzoeksgebied.

Brandrestengraven:

– Structuur 10: in WP110 (S8) en WP111 (S6) werden sporen aangetroffen die vrij veel houtskool bevatten. In het

zeefresidu van spoor S8 van WP110 werden enkele fragmenten verbrand bot herkend. Hoewel geen dateerbaar materiaal kon gerecupereerd worden, zouden dit Romeinse brandrestengraven kunnen zijn. Dit zou kunnen wijzen op de

aanwezigheid van een grafveld in deze zone van het villadomein.

– De sporen WP112 S1, WP113 S3 en WP115 S1 vertonen een sterke gelijkenis met deze van structuur 10. Ze bevinden zich wel buiten de veronderstelde perimeter van het villa-domein. Spoor S1 in WP115 werd volledig opgegraven. In doorsnede bleek de houtsrijke kuil slechts 8 cm diep te zijn en sterk gebioturbeerd. Zeefresidu’s van deze sporen leverden geen verbrand bot op.

Steenbouw: in 2 werkputten werden sporen teruggevonden van zogenaamde steenbouw. Deze sporen hebben de typische noordoost-zuidwest oriëntatie.

– Structuur 9: In WP115 (M1) werd een L-vormig spoor aangetroffen dat opgevuld was met zandsteen- en

mortelfragmenten. Het betreft een uitbraakspoor van een stenen fundering van een gebouw. In WP116 bevonden zich drie uitbraaksporen van stenen funderingen en een uitbraakspoor van een stenen pilaster (?), omringd door een puinzone van Romeinse dakpanfragmenten.

Activiteitszones: in een groot aantal proefsleuven (WP109 tot en met WP118) werden over grote oppervlakten sporen

aangetroffen bestaande uit een vergraven leembodem met houtskool, dakpanfragmenten, scherven en andere archeologische objecten. Deze zones worden als “activiteitszones” geïdentificeerd.

(21)

Figuur 12:

Brandrestengraven (?) in WP110 (S8) en WP111 (S6).

(Bron: Triharch)

Figuur 13:

(22)

Figuur 14:

Negatiefspoor van stenen funderingen in WP115 (M1). (Bron: Triharch)

Figuur 15: Zicht op de puinconcentratie en negatiefspoor van stenen

funderingen in WP116 (M2 en M3). (Bron: Triharch)

(23)

7. WAARDERING

Belevingswaarde, in functie van schoonheid en herinneringswaarde: niet van toepassing

Fysische kwaliteit, in functie van gaafheid en bewaringstoestand van

– mobilia (vondsten):

• weinig kans op (goede) bewaring niet-verbrande organische resten, met uitzondering van de zuidelijke punt van het plangebied en in diepere sporen (vbv. Waterputten)

• andere vondstcategorieën zijn “normaal” vertegenwoordigd – sporen qua

• gaafheid:

– weinig menselijke bodemingrepen na de Romeinse tijd, met uitzondering van landbouw

– beperkte impact bodemerosie op verdwijnen van de sporen en/of vermenging in de ploeglaag

• leesbaarheid: normaal voor leembodem

(24)

Inhoudelijke kwaliteit, in functie van

– zeldzaamheid & representativiteit: Romeinse villadomeinen kenden een verspreiding in de vruchtbare (zand)leemstreek van België en Nederlands Limburg/Maasvallei. Op regelmatige tijdstippen worden archeologische resten van Romeinse villae ontdekt en eventueel (deels) opgegraven. Dit villadomein kan, o.b.v. de momenteel vastgestelde kenmerken, als representatief beschouwd worden voor de groep van de Romeinse villae. Met grote waarschijnlijkheid kan gesteld worden dat er nog resten van Romeinse villadomeinen aanwezig zijn in deze archeoregio, wat deze site dus niet uniek maakt binnen deze archeoregio of Vlaanderen. Wat momenteel wel uniek is, is dat het nagenoeg volledig areaal van het betreffende villadomein gelegen is binnen ruimtelijke ontwikkelingsplannen.

– Informatiewaarde en ensemblewaarde: onze huidige kennis over Romeinse villae kent een aantal lacunes. Zo weten we momenteel onvoldoende over de architectuur en inrichting van de villaterreinen; de chronologische ontwikkeling van de villadomeinen, incl. de periode die eraan vooraf gaat en/of erop volgt; de verspreiding van de villa’s in het landschap en de daaraan verbonden vraag naar de omvang van de domeinen; de economische, sociale en culturele aspecten. Een antwoord op deze vragen kan enkel verkregen worden door middel van, onder meer:

• nauwkeurigere stratigrafische opgravingen met bijzondere aandacht voor houtbouw;

• opgravingen van volledige villa’s, met zowel het woongedeelte (pars urbana) als het bedrijfsgedeelte (pars rustica);

• een systematisch opsporen van zgn. offsite-verschijnselen (sporen van villa-gebonden landindeling en verkeersinfrastructuur, begravingen en cultusplaatsen);

• een systematische inmeting en inzameling van mobiele vondsten en bemonstering van ecologisch-archeologisch materiaal.

Omwille van de bedreiging van het volledige villadomein door de ruimtelijke ontwikkelingen, stelt zich hier een opportuniteit om, via de hierboven vermelde methoden en technieken, de nodige informatiebronnen voor de studie van de kennislacunes aan te brengen. Op basis van de representativiteit en de informatiewaarde/ensemblewaarde kan deze site als behoudwaardig

gekwalificeerd worden.

Aangezien de archeologische (Romeinse) sporen zich vanaf 45 cm –Mv manifesteren en het grondverzet van zowel wegeniswerken als woningbouw dieper gaat, worden alle Romeinse sporen met vernieling bedreigd.

(25)

8. Advies

Op basis van de waardering van de aangetroffen archeologische sites en analyse van het geplande grondverzet, worden voor de archeologische sites de volgende opties overwogen:

– Archeologisch vrijgeven

– Wettelijk bescherming als archeologisch monument – Planologische bescherming via RUP, …

– Fysische bescherming door

• behoud “in situ” via

– planwijziging – bouwtechniek – conservering

• behoud “ex situ” via

– preventief opgraven – actieve werfbegeleiding – passieve werfbegeleiding

(26)

Advies 1: Het deel van het onderzoeksgebied gelegen buiten het areaal van site AS1 kan archeologisch vrijgegeven worden omwille van de afwezigheid van behoudwaardige archeologische sporen.

Omwille van de behoudwaardigheid van site AS1, spitst het verder advies zich toe op dit deel van het plangebied.

Advies 2: omwille van de lage zeldzaamheid van dergelijke archeologische sites (Romeinse villae) binnen de leem-zone in Noord-Frankrijk/België/Nederland/Duitsland, zelfs binnen de open ruimte van de Vlaamse (zand)leemstreek, lijkt een wettelijke bescherming als archeologisch monument van deze site niet gegrond. Toch heeft deze site een hoge informatiewaarde om potentieel de huidige kennislacunes rond Romeinse villae. Het betreft hier dus geen unieke site die per sé voor de toekomst moet bewaard blijven, maar wel een site waarbij, door de ruimtelijke ontwikkeling, zich nu de opportuniteit voor oet om de informatiewaarde te “consumeren” via een preventieve opgraving.

Advies 3: de informatiewaarde van deze site kan maar gevaloriseerd worden indien de preventieve opgraving wordt geadviseerd voor de volledige site. Dus alle delen van het Romeinse villadomein, die zich uitstrekken over de verkaveling van Haviland en deze van GMV.

Advies 4: in het geval van een preventieve opgraving, wordt best geopteerd voor een vlakdekkende opgraving met speciale aandacht voor volgende aspecten:

– de activiteitszones moeten beschouwd worden als 2 opgravingsniveau’s omwille van de mogelijke aanwezigheid van sporen onder dezezones;

– systematische topografische opmeting van alle mobiele vondsten (incl. organische resten) binnen de “activiteitszones”; – systematische bemonstering van ecologisch-archeologisch materiaal;

– voorzien van stelposten omwille van de meer dan gemiddelde waarschijnlijkheid op aanwezigheid van

• één of meer Romeinse grafvelden

• Merovingische graven (vooral in en rond de steenbouw-structuren)

Advies 5: Het is mogelijk om de archeologische opgravingen te faseren in functie van de fasering van de

ontwikkelingsprojecten. Het valt echter aan te raden om het terreinwerk en de verwerking bij een zo beperkt mogelijk aantal partijen te beleggen en een centrale coördinator aan te stellen. De opgraving op het terrein kan aan verschillende partijen worden toegewezen, maar dit veronderstelt wel vooraf vastgelegde en opgevolgde

kwaliteitsafspraken voor het archeologisch onderzoek. Minimaal zou de verwerking en publicatie door eenzelfde partij moeten uitgevoerd worden.

(27)

9. BIBLIOGRAFIE

BESTEK, 2009 s.a., Proefsleuvenonderzoek voorafgaand aan de realistaie van de verkaveling “Wolsemveld zone 3, deel 3” te Dilbeek. Bestek voor een studieopdracht., Zellik, Haviland, 2008.

PAUWELS, 2006 D. Pauwels, Op zoek naar het verleden van Dilbeek: archeologisch noodonderzoek op de verkaveling Wolsemveld, in Recent archeologisch onderzoek in Vlaams-Brabant, 2006, 7-8.

SEVENANTS, 2009 W. Sevenants, Proefsleuvenonderzoek voorafgaand aan de realisatie van de verkaveling “Wolsemveld zone 3, deel 3” Dilbeek 2009. Eindrapport., Kortenberg, 2009.

SLECHTEN, 2004 K. Slechten, Namen noemen. Het CAI-thesaurusproject., CAI-I, De opbouw van een archeologisch beleidsinstrument, IAP-Rapporten 14 (CAI-I), pp. 49-54, Brussel, 2004.

(28)

CAI Centrale Archeologische Inventaris GPS Global Positioning System

-Mv onder maaiveldniveau NOZ Niet Onderzoekbare Zone PZ Planningszone

TAW Tweede Algemene Waterpassing VIOE Vlaams Instituut Onroerend Erfgoed

(29)

Ex situ Tegenovergestelde van “in situ”.

Horizont Een duidelijk onderscheidbaar deel van de bodem, op basis van chemische en fysische eigenschappen van die bodem. http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Horizont&oldid=7306015, 16 september 2007.

Hydrologie De studie naar het gedrag en de eigenschappen van water in de atmosfeer en op het aardoppervlak. http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Hydrologie&oldid=9408302, 16 september 2007

In situ ‘in oorspronkelijke ligging’ (Latijn), ter aanduiding voor archeologische resten die in dezelfde toestand worden teruggevonden als ze eertijds door de mens zijn achtergelaten. Bron: CAPENBERGHS 1990 p.191.

Off-site fenomeen Een type van archeologische sporen die zich buiten de nederzettings- en begravingsstructuren bevindt (zoals perceelsgreppels, drinkpoelen, leemontginningskuilen, …).

Onderzoeksgebied Dat deel van het plangebied dat onderworpen werd aan een (in dit geval) archeologisch vooronderzoek.

Plangebied Dat deel van het aardoppervlak waarop een plan betrekking heeft. In dit geval, het gebied waarop de aanleg van de verkaveling Wolsemveld 3 betrekking heeft.

Silex Zie Vuursteen

Site De relicten van menselijke activiteiten uit dezelfde “archeologische periode” die bij elkaar horen in een ruimtelijk afgebakend geheel.

Structuur Een geheel aan sporen die samen (binnen dezelfde archeologische periode en site) tot eenzelfde eenheid behoren. Topografie De studie van de beschrijving van kenmerken van plaatsen en gebieden.

http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Topografie&oldid=9003090, 16 september 2007.

Vuursteen Een gesteente dat in kalksteen wordt aangetroffen en meestal bruin of grijs van kleur is. Het gesteente wordt vuursteen genoemd omdat een slag met een stuk vuursteen op een stuk ijzer of pyriet kan resulteren in vonken, waarmee, met de nodige ervaring, een droog, brandbaar materiaal (zoals een plukje los katoen of gedroogd mos, of tondelzwam) aangestoken kan worden. In de steentijd maakten mensen stenen gebruiksvoorwerpen, zoals schrapers, pijlpunten, bijlen en klingen, bij voorkeur van dit materiaal. http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Vuursteen&oldid=9338501, 16 september 2007.

(30)

12. ARCHEOLOGISCHE PERIODEN

Figuur 45: Archeologische perioden 2 .1 0 0 2 .0 0 0 1 .9 0 0 1 .8 0 0 1 .7 0 0 1 .6 0 0 1 .5 0 0 1 .2 0 0 1 .0 0 0 4 2 5 2 7 5 7 0 5 0 4 5 0 7 5 0 1 .1 0 0 1 .8 0 0 2 .0 0 0 2 .6 0 0 3 .8 0 0 4 .7 0 0 5 .5 0 0 6 .5 0 0 7 .7 0 0 9 .0 0 0 3 5 .0 0 0 2 5 0 .0 0 0 2 1 s te e e u w 1 8 d e e e u w 1 7 d e e e u w 2 0 s te e e u w 1 9 d e e e u w Nieuwe Tijd na Christus Nieuwste Tijd 1 6 d e e e u w la a t vr o e g Romeinse tijd la te vo lle vr o e g e Middeleeuwen m id d e n vr o e g ijzertijd voor Christus bronstijd la a t m id d e n vr o e g mesolithicum la a t m id d e n vr o e g neolithicum paleolithicum vr o e g la a t m id d e n la a t m id d e n vr o e g fin a a l m id d e n

(31)

Achterzijde:

Extractie uit profiel PR1 van WP122. Bron: Triharch

(32)

Triharch Heuve 25 3071 Erps-Kwerps 0498 / 563 908 info@triharch.be

TRIH

ARCH

H

H

H

archeologisch onderzoek & advies

TRIH

ARCH

H

H

H

archeologisch onderzoek & advies Gewestelijke Maatschappij voor

Volkshuisvesting Bezemstraat, 83 bus 131 1600 St. Pieters Leeuw Tel. 02 371 03 30 info@volkshuisvesting.be

Foto’s

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

En dat zou niet moeten: de provincies moeten assertiever zijn als ze landschappelijke belangen willen beschermen.. Toch hoeven provincies niet machteloos toe te

Met de nieuwe sensoren en satellietbeelden zou het mogelijk moeten zijn om ziekten en plagen vroegtijdig in het gewas op te sporen (detectie van besmettingshaarden) en

Daarnaast is de mechanische eenheid van belang, bijvoorbeeld bij het machinaal planten; - De hoeveelheid wit is bij gebruik van een plug meestal minder als bij een losse plant; -

Iets minder effectief, maar makkelijker, is een jute zak waar slakken zich onder kunnen verschuilen.. • Als (op basis van signalering) problemen met slakken zijn te verwachten, dan

Uit leliewortels met symptomen van het onbekende wortelrot zijn schimmels en bacteriën gevonden waarvan uit eerder onderzoek is gebleken dat ze niet in staat waren om in

De Kenniskring Weidevogels van het Ministerie van LNV, ingesteld in 2006, houdt zich bezig met de vraag welke kennis over weidevogels nodig is om te komen tot een

Samenvattend kan gesteld worden dat het beleid ten aanzien van ganzen in Nederland als zeer succesvol kan worden aangemerkt, al geldt ook hier, naar analogie met de situatie rond

• Natuurmonumenten is niet meegenomen uit deze bestanden, omdat van Natuur- monumenten ook aparte en actuele bestanden beschikbaar waren voor onderzoek; • De kerkelijke