Uitwerkingen Meetkunde MULO-B 1917 Openbaar
Opgave 1.
o o 90 90 AEB ABCD ADB is koordenvierhoek (omgekeerde stelling van Thales). Dat houdt in, dat BAC BDE180o.o o 180 180 BAC BDE BDE CDE BAC CDE . hh (bewezen) (gemeen) BAC CDE ACB ACB : : ABC DECBC CE AC CD BC CD CE AC (1)
BC is middellijn van de cirkel met middelpunt M 1 o 2 boog 90 BFC BC . o hh o 90 90 (gemeenschappelijk) CFD DCF CFD CBF CBF DCF BCF BCF : : CFD CBFCD CF CF CB 2 CF BC CD (2)
AC is middellijn van de cirkel met middelpunt M 1 o 2 boog A 90 AGC C . o hh o 90 90 (gemeenschappelijk) CGE GCA CGE GAC GAC GCA GCA GCA : : GCE ACGCG AC CE CG 2 CG CE AC (3) (2) en (3) ingevuld in (1) geeft CF2 CG2CF CG .
Opgave 2.
We gaan uit de gegevens hiernaast Van ABDis bekend de basis BD en de tophoek A. We kunnen dus met de basis-tophoek-constructie de cirkelboog tekenen, waarop het punt A ligt.
Vanuit het midden S van BD kunnen we 1
2
( )
AS AC omcirkelen en vinden zo als snijpunt met de cirkelboog het punt A. Door AS te verlengen tot AC vinden we alle hoekpunten van het parallellogram.
Opgave 3.
In ABCgeldt als cosinusregel BC2 AB2AC2 2 AB AC cosBAC
2 2 2 1
2
16 6 2 16 6 196 14
BC BC . Voor de halve omtrek s van ABCgeldt dus 1
2(16 6 14) 18
s .
Voor de oppervlakte O van ABCgeldt 1
2 sin
O AB AC BAC
1 1
2 16 6 2 3 24 3
O .
Voor de straal DM van de aangeschreven cirkel aan zijde BC geldt 24 3 6 3 18 14 O DM s BC