Uitwerkingen MULO-A Meetkunde Algemeen 1935
Opgave 1
De constructie is als volgt uit te voeren. 1) Teken een lijn k en kies daarop een punt E.
2) Richt in E een loodlijn op k op en pas daarop EC af.
3) Construeer in C de gegeven hoek ECB waarbij B het snijpunt is van het tweede been met k. 4) Construeer het midden D van lijnstuk BC.
5) Cirkel lijnstuk AD (A is het snijpunt van cirkelboog met k) en verbind de punten A en C.
Opgave 2
Uit de gelijkbenigheid van het trapezium en het gegeven dat CD = 4 en AB = 8, volgt dat AE = 2. Daar AD = 4 volgt dan uit AD2AE2DE2 ofwel 16 4 DE 2 dat DE = 2 3 .
Uit BD2DE2BE2(2 3)26248 volgt BD4 3
Opgave 3
Het gegeven dat bgAB : bgBC : bgCA = 1 : 2 : 3 betekent dat AMB600, BMC1200 en
0
180
AMC
.
Uit MA = MB volgt dat driehoek MAB gelijkbenig is, waaruit volgt dat MAB600. Omdat AC een middellijn van de cirkel is, is volgens de stelling van Thales ABC900.
Hieruit volgt dat ACB300 (hoeksom in driehoek ABC).
Driehoek ABC is dus een 300 – 600 – 900 – driehoek, waaruit volgt 1 10
2
De oppervlakte van driehoek ABC is dan 1 1 10 10 3 50 3 2AB BC 2 . Opgave 4 1 2 1 2 ABC ADB ABC ADB Opp AB MC Opp AB AD AD MC Opp Opp 0 90 (overst. hh) AD MC
DAE CME ADE MCE AE ME
AED MEC ( ) 3
BE BM MEAM ME AE ME ME AE en dus geldt inderdaad AE EB: 1: 3