• No results found

Een natuurlijker Maas : samenvattende rapportage van de monitoringsresultaten 2011 van het project Monitoring en evaluatie natuur(vriende)lijke oevers Maas - ecologie en morfologie : rapportage 2011

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een natuurlijker Maas : samenvattende rapportage van de monitoringsresultaten 2011 van het project Monitoring en evaluatie natuur(vriende)lijke oevers Maas - ecologie en morfologie : rapportage 2011"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een natuurlijker Maas

Samenvattende rapportage van de

monitoringsresultaten 2011 van het project

Monitoring en evaluatie natuur(vriendelijke) oevers Maas; ecologie en morfologie

(2)
(3)

Een natuurlijker Maas

Samenvattende rapportage van de monitoringsresultaten 2011 van het project Monitoring en evaluatie natuur(vriendelijke) oevers Maas; ecologie en morfologie

Rapportage 2011

(4)
(5)
(6)
(7)

1204584-000-ZWS-0014, 26 november 2012, definitief

Inhoud

1 De oevers van de Maas nu 1

2 De oevers van de Maas straks 3

3 De ingrepen; waar gaan die plaats vinden en hoe? 5

4 Monitoring: de effecten van de ingrepen in de gaten houden 13

5 De resultaten van 2011 15

6 Ontwikkeling naar natuurlijke oevers 19

7 Monitoringsprogramma natuur(vriende)lijke oevers Maas 21

(8)
(9)

1204584-000-ZWS-0014, 26 november 2012, definitief

1 De oevers van de Maas nu

Het merendeel van de huidige Maasoevers is nog altijd met stenen verdedigd en vormt een ecologisch weinig interessante grens tussen water en land. Deze harde verdediging van de oevers is vrij recent in de vorige eeuw uitgevoerd en diende met name om afkalving van de oevers tegen te gaan om zo verlies van landbouwgrond te voorkomen. Uit nautisch oogpunt is het in steen leggen van de oevers op de meeste locaties niet nodig. Door de ingreep veranderde het karakter van de Maas. De dynamiek werd aan banden gelegd en steilwanden en zandstrandjes verdwenen. Met het verdwijnen van de steilwanden en zandstrandjes verdwenen ook grotendeels de bijbehorende karakteristieke flora- en faunasoorten van deze habitats. Soorten die zijn verdwenen of achteruit zijn gegaan zijn bijvoorbeeld Rapunzelkokje, Rode ogentroost en Wilde marjolein, de Blauwborst, Sprinkhaanzanger, IJsvogel en Oeverzwaluw en diverse libellensoorten, waaronder de Beek- en Rivierrombout.

Om het ecologisch functioneren van de weinig interessante land-waterovergangen te verbeteren zijn tot voor kort maatregelen toegepast die gebaseerd waren op het natuurtechnisch inrichten van de oevers zoals het creëren van plasdras-plaatsen achter vooroeverconstructies en het graven van hoogwatergeulen. Door deze maatregelen verandert niet de oeverdynamiek, maar in deze luwe milieus kunnen wel ecologisch interessante moeraslevensgemeenschappen tot ontwikkeling komen die lokaal bijgedragen aan een ecologische verandering van de Maas. Deze oevertypen behoren echter niet tot het natuurlijke karakter van de Zandmaas, de Bedijkte maas en de bovenloop van de Beneden maas.

(10)
(11)

1204584-000-ZWS-0014, 26 november 2012, definitief

2 De oevers van de Maas straks

Om de ecologie in de rivier te verbeteren zijn orthodoxe natuurtechnische ingrepen bij de oevers niet voldoende, zij leveren een matige of geen bijdrage. Om de ecologische doelen van de Europese Kaderrichtlijn water te kunnen halen moet een zekere mate van natuurlijke dynamiek worden teruggebracht om de rivier als werkend ecosysteem in zijn geheel te verbeteren.

Een van de maatregelen is om waar mogelijk, door het verwijderen van de aangebrachte stenen oeververdedigingen, de huidige oevers om te vormen tot min of meer natuurlijke oevers. Strakke, versteende oevers veranderen daardoor in meer natuurlijke land-water overgangen waarin – binnen zekere grenzen - vrije erosie kan plaatsvinden. Natuurlijke levensgemeenschappen kunnen zich rondom deze oevers ontwikkelen en een bijdrage leveren aan de levensgemeenschappen van de rivier. Hierdoor zal de Maas zich in zijn geheel ecologisch verbeteren.

Maasoever bij Coehoorn na verwijderen steen (2011)

(12)
(13)

1204584-000-ZWS-0014, 26 november 2012, definitief

3 De ingrepen; waar gaan die plaats vinden en hoe?

In het beheergebied van dienst Limburg telt de Maas 5 KRW-waterlichamen: de Bovenmaas, de Grensmaas, de Zandmaas, de Bedijkte Maas en de Benedenmaas. Het beheer van de Beneden maas wordt met dienst Zuid-Holland gedeeld. Veel van de bestaande Natuur(vriende)lijke oevers (NvO’s) liggen in de waterlichamen Bedijkte Maas en Benedenmaas. De oevers die opnieuw worden ingericht liggen veelal in de Zandmaas, de Bedijkte Maas en de bovenloop van de Beneden maas. De monitoring en evaluatie van de ingrepen richt zich dan ook voornamelijk op de drie laatst genoemde waterlichamen.

Monitoringslocaties in drie waterlichamen van de Maas.

Hoofdtype Oever

Aanvulling op

type Rivierkilometer Ro/Lo Traject Uitvoering

Spontaan eroderend Koningsteen – De Engel In steen. Door

verwaarlozing op plaatsen spontaan eroderend

64,1–64,5 Lo Grensmaas -

Broekhuizen Grindoever 118,2–121,4 Lo Zandmaas 2011-2014

Lus van Linne 70–71 Lo Zandmaas -

Ooijen 125–126,9 Lo Zandmaas - De Paaldere ’t Wildt (kribvakken) 209,1–213,3 Lo Beneden Maas 2009

Den Bosch – Oude Schans 218,8–219,4 Lo Beneden

Maas

-

Hedel – Casterense Hoeve Stortsteen onder

water

217,9–218,1 Ro Beneden

Maas

-

Hedel – Benedenwaarden Eroderend in de

kribvakken 221,0–221,8 Ro Beneden Maas - Natuurlijke oevers (na ingreep) Aijen 138,1–138,5 Ro Zandmaas 2006 Bergen 139,4–140,4 Ro Zandmaas 2006 Beugen 151,9–155,1 Lo Zandmaas NJ 2010

Gebrande Kamp – Neerveld 158,3–159,1 Ro Zandmaas NJ 2010

Coehoorn 170,9–174,3 Ro Bedijkte

Maas

NJ 2010 Natuur-vriendelijke

oevers (ingreep met beperkingen t.o.v. natuurlijke oevers)

Heijen Nevengeul 152,0–153,1 Ro Zandmaas 1995

Balgoij 177,0–178,9 Ro Bedijkte

Maas

Z en NJ 2010, en 2012

Keentse oevers 177,7–178,8 Lo Bedijkte

Maas

2011-2013

Batenburgse oevers 185,0–185,6 Ro Bedijkte

Maas

NJ 2010-VJ 2011

Het Scheel (bij Oyen) 195,4–196,5 Lo Bedijkte

Maas

2000

Zandmeren (bij Kerkdriel) 212,5–214,0 Ro Beneden

Maas

1993-1994 en afgegraven

(14)

Een natuurlijker Maas

1204584-000-ZWS-0014, 26 november 2012, definitief

6 van 23

Voor de oevers worden natuurlijke ecotopen nagestreefd/ontwikkeld. Het gebied waarbinnen de Maas vrij spel heeft is begrensd op ongeveer 75 meter vanaf de waterlijn. De oevers worden zo doelmatig mogelijk aangelegd: ecologisch effectief, tegen redelijke kosten en zonder dat de veiligheid en de functionaliteit van de vaarweg en/of de oever erdoor in het gedrang komt. De inrichtingsmaatregelen sluiten aan bij de KRW-doelstelling om in de waterlichamen het Goed Ecologisch Potentieel (GEP) te bereiken.

Het is ondoenlijk om alle locaties die aangepakt gaan worden te monitoren en te evalueren. Daarvoor ontbreekt zowel de menskracht als de financiële capaciteit. Om toch een goed beeld te krijgen van de effecten van de ingrepen zijn op basis van huidige structuur en het toekomstig streefbeeld uit alle locaties 21 monitoringslocaties geselecteerd. In de tabel op de vorige pagina en onderstaande kaart wordt een overzicht van de monitoringslocaties gegeven.

(15)

1204584-000-ZWS-0014, 26 november 2012, definitief

De maasoevers worden zowel op de oever als in het water uitvoerig gemonitord in de periode 2008-2017. Rijkswaterstaat monitort de waterplanten, de macrofauna, de visstand, de oevervegetatie (veldbezoek en luchtfoto’s) en ook jaarlijks de precieze oeverhoogte en waterdiepten nabij natuur(vriende)lijke oevers. Gedetailleerde informatie is beschikbaar in jaarlijkse datarapportages, de meest recente is het dataoverzicht van 2011: Penning, E., 2012. Monitoring en Evaluatie natuur(vriendelijke) oevers Maas; ecologie en morfologie. Datarapportage 2011. Deltares, Delft.

Er zijn 11 locaties op de linkeroever van de Maas onderzocht. Hier volgt stroomafwaarts gerangschikt een beschrijving van de onderzochte locaties in 2011:

De oever van Koningsteen – De Engel

Deze oever ligt nog net in waterlichaam de Grensmaas.

Tot 2006 werden de oevers van de Engel nog vrij intensief agrarische gebruikt als weidegrond. Sinds die periode is het terrein onderdeel geworden van natuurgebied Koningssteen en wordt het door Natuurmonumenten beheerd. Sinds die tijd wordt het gebied wat ruiger van aanzien. Het gebied wordt extensief begraasd door paarden en Gallowayrunderen. Ook is het gebied aantrekkelijk voor ganzen. Delen van de oeverbestorting zijn spontaan in verval geraakt waardoor de oever over een beperkt stuk vrij eroderend is geworden. Grote delen liggen echter ook nog in breuksteen. De overgang land-water bestaat uit grof grind. Langs de hele oever heeft zich Rivierfonteinkruid gevestigd.

(16)

Een natuurlijker Maas

1204584-000-ZWS-0014, 26 november 2012, definitief

8 van 23

Lus van Linne

Deze locatie ligt tegenover het plaatsje Linne. De oever van de Lus van Linne bestaat voor een deel uit een ondiepe rivieroever met lokaal steilwandjes. Langs dit stuk wordt het terrein begraasd met huisvee en bestaat het achterland vooral uit intensief agrarisch grasland. Er liggen nog wat grindige kolken die tijdens de overstromingen van 93/95 zijn ontstaan. Meer naar het oosten in de bocht bestaat de directe oever bijna volledig uit ooibos. Sommige delen van het terrein hierachter bestaan uit een ijle ruigte, die zich na de overstromingen van 1995 op de kale grindafzettingen heeft ontwikkeld. Andere delen zijn inmiddels begroeid geraakt met dicht ooibos. In de meest oostelijke punt van de Lus van Linne is een goed ontwikkeld zachthout ooibos aanwezig dat van ver voor 1995 stamt. Voor de oever is een brede strook van waterplanten. Door het hoogwater van januari 2011 is er opnieuw zand en grind afgezet in het ooibos dat zich na 1995 heeft ontwikkeld. Opvallend zijn lokaal de lagen met schelpen die hierbij ook zijn afgezet.

Broekhuizen - Lottum

Dit oevertraject maakt onderdeel uit van

twee natuurgebieden: de

Broekhuizerweerd van Staatsbosbeheer en het Lottumerbroek van Limburgs Landschap. Langs het natuurgebied van de Broekhuizerweerd heeft de oever een ruig begroeid karakter. Naar het zuiden toe wordt de oever tot aan de weg naar de pont meebegraasd met het natuurgebied, maar bestaat hij slechts uit een smalle strook die door een raster gescheiden is van aangrenzende akkergronden. Deze strook heeft over delen een relatief schraal en zandig karakter en is opvallend kruidenrijk. De oever bestaat uit grof grind. Het terrein van Limburgs Landschap is tot aan de monding van de Lottumse Molenbeek een voedselrijk en zeer ruig grasland met veel Grote brandnetel. In het terrein liggen de restanten van een terrasrand. In de monitoring van de droge oever is dit gedeelte mee geïnventariseerd.

(17)

1204584-000-ZWS-0014, 26 november 2012, definitief

Oever bij kasteel Ooijen – referentie oever

De oevers, ter hoogte van Ooijen, net ten noorden van Broekhuizervorst bestaan uit zeer intensief benut weiland met lage floristische waarden. Het onderzochte oevertraject is ingedeeld in losse percelen. Gelet op het reliëf in het gebied lijken bepaalde percelen in het verleden verlaagd te zijn voor kleiwinning. Sommige delen bestaan uit hooiland/weiland. Rond de vrij eroderende oeverstukken wordt het grasland intensief begraasd door paarden. Ondanks het intensieve landgebruik ligt op deze plek de mooiste vrij eroderende oever van de Zandmaas. De oeverbestorting is hier medio de jaren zeventig van de vorige eeuw spontaan verzakt of weggespoeld waardoor het erosieproces op gang kon komen. Inmiddels hebben zich voor de steilwanden al een grote zandbank en het begin van een rivierstrandje ontwikkeld.

Oevertraject Beugen-Oeffelt – inrichting 2010

Dit traject ligt tussen de plaatsjes Beugen en Oeffelt. Het traject begint op het Maaseiland en eindigt net onder de brug door bij Oeffelt. De oever op het Maaseiland bestaat aan de zuidzijde uit een ingezaaide strook van ca. 40 meter die door paarden begraasd wordt. Wat meer noordelijk tot aan de uitstroom van de oude Maasarm lopen intensief benutte raaigrasweilanden direct tot aan de rivier.

Hier bevinden zich mooie voorbeelden van vrij erosie. Het traject ten noorden van de uitstroom van de Maasarm bestaat vooral uit bos en struwelen en de stenen bekleding is hier in 2010 verwijderd.

(18)

Een natuurlijker Maas

1204584-000-ZWS-0014, 26 november 2012, definitief

10 van 23

Keentse oevers – inrichting 2011-2013

De oevers van Keent zijn voor een groot deel recent als natuurgebied in beheer bij het Brabants Landschap. Ze worden extensief begraasd met Limousinrunderen. Bepaalde stukjes zijn (vrijwel) onbeheerd. De vegetatie bestaat voor het grootste deel uit ruig grasland, met hoogopgaande grassen en kruiden: o.a. Grote vossenstaart, Glanshaver, Zachte dravik, Veldbeemdgras en Gewone berenklauw. Aan de oostzijde van het traject bevindt zich een oud, betrekkelijk goed ontwikkeld zachthoutooibosje rond de voormalige instroom van de oude Maasarm. De oever is goeddeels vastgelegd met breuksteen en steenzettingen. Deze oever is in 2011-2012 uit steen gehaald. De werkzaamheden zijn in de winter 2011-2012 aangevangen.

(19)

1204584-000-ZWS-0014, 26 november 2012, definitief

Ossekamp

De oevers van de Ossekamp bestaan uit zware steenzetting en breuksteen. Het westelijk deel wordt betrekkelijk extensief beheerd met huisvee en lijkt redelijk zandig/schraal van karakter. Het oostelijk deel (ten oosten van de afwateringssloot is intensief gebruikt weiland/hooiland en maïsakker). In het begraasde grasland treden soorten als Gestreepte witbol, Kruipende boterbloem, Rode klaver, Madelief, Akkerdistel en lokaal Zachte dravik, Beemdlangbloem, Veldbeemdgras en Italiaans raaigras op de voorgrond. Nabij de uitstroom van de afwatering is in de oever een soort erosiebaaitje ontstaan.

Het Scheel bij Oijen – inrichting 2000

Het Scheel ligt even stroomafwaarts van de Ossekamp. Bij de heringerichting is een deel van de oever vergraven voor kleiwinning in 1997. Hierbij is een stilstaande zone achter een vooroever gecreëerd, waarbij vervolgens de bakenbomen (populieren) op eilandjes langs de rivier zijn blijven staan.

De oever van de oeverplas is onder een flauw glooiend talud afgegraven waarbij relatief zandig tot lemig materiaal bloot is komen te liggen. Het aangrenzende weiland is na de werkzaamheden deels met raaigras ingezaaid en bestaat uit zeer soortenarm weiland. De begrazingseenheid is in 2010-2011 wat uitgebreid richting de oostelijk gelegen Ossenkamp, zonder dat deze terreinen al met elkaar in verbinding staan. Het terrein van Het Scheel wordt vrij intensief zomerbeweid door huisvee, desondanks is

(20)

Een natuurlijker Maas

1204584-000-ZWS-0014, 26 november 2012, definitief

12 van 23

Paaldere - Het Wild – inrichting 2009

Dit traject ligt stroomafwaarts van het plaatsje Maren en strekt zich uit tot even voorbij het buurtschap Het Wild. Het zuidwestelijke deel, in beheer bij Natuurmonumenten, bestaat uit matig-intensief beweid grasland. Opvallend is het aspect van Kruisdistel op de directe Maasoever. Grote delen van de oever zijn nog bekleed met steenzettingen en breuksteenbestorting.

Ten noordoosten van het eerste landweggetje naar de Maas (nabij Het Wild) is landgebruik intensief agrarisch met veel maïsakkers. Hier zijn de natuurwaarden zeer beperkt.

In 2009 is hier het oeverwerk uitgevoerd. Het werk omvatte het graven van een 5-tal strangen/geulen die parallel aan de Maas lopen en benedenstrooms zijn aangetakt. Ten zuiden van Het Wild zijn oude eroderende oevers en tussen de kribben hebben zich zandstrandjes gevormd. Op de kribben staan nog bakenbomen.

(Foto links) De geulen van Paaldere - Het Wild zijn aangelegd als niet symmetrische oeverlaagtes met een steile oever en een glooiende oever. De glooiende oever ligt de ene keer aan de rivierzijde, bij andere geulen aan de landzijde (zoals hier) (foto Bart Peters).

(Foto rechts) Uit-/instroom van één van de oevergeulen bij Paaldere - Het Wild waarlangs getijden- en golfslaginvloeden in de geulen doorwerken (foto Bart Peters).

Oude Schans – referentie oever

De Maasoever van de Oude Schans (Den Bosch) is over grote lengten vrij van oeverbestorting. Hierdoor zijn er grote delen waar in de laatste decennia vrije oevererosie heeft plaatsgevonden. Op plaatsen waar zand in de oever zit is deze erosie betrekkelijk snel gegaan, maar er zijn ook locaties met erosiebestendige kleibanken. Hier verloopt het erosieproces uiterst langzaam. De uiterwaard werd tot enkele jaren geleden nog intensief agrarisch benut. Sinds ca. vier jaar is het beheer van het terrein

overgegaan naar

Natuurmonumenten. De vegetatie bestaat echter nog steeds uit soortenarme raaigrasweiden.

(21)

1204584-000-ZWS-0014, 26 november 2012, definitief

4 Monitoring: de effecten van de ingrepen in de gaten houden

Wat is nu het effect van dit soort maatregelen op de flora en fauna? Daarover is nog maar weinig bekend. Daarom laat Rijkswaterstaat Limburg in de periode 2008-2017 een monitoringsprogramma uit voeren. De monitoring wordt grotendeels om en om uitgevoerd: in even jaren de rechteroevers, in oneven jaren de linkeroevers. De morfologische monitoring en luchtfotografie worden jaarlijks uitgevoerd, de vismonitoring iedere drie jaar voor alle oevers. De werkzaamheden worden uitgevoerd door de volgende diensten en adviesbureaus:

RWS Limburg (morfologische metingen en verwerking daarvan) RWS Waterdienst (project verantwoording)

RWS Oost Nederland (bemonstering macrofauna en waterplanten) RWS Data ICT Dienst (luchtfotografie en interpretatie van de foto’s) Bureau Drift (Monitoring van de aan natte natuur gebonden droge oever) Visadvies BV (monitoring vispopulaties 2008)

Natuurbalans / Ravon (monitoring vispopulaties 2011) Omegan BV (chemische en fysische analyse waterbodem) Koeman en Bijkerk BV (analyse macrofauna)

Deltares (datarapportage 2010/2011 en beknopte evaluatie 2012)

De werkzaamheden zijn gericht op een evaluatie van de ingrepen en de uit de ingrepen volgende ecologische effecten. Kernvragen hierbij zijn:

Wat levert de ingreep nu ecologisch en morfologisch op? Welke ontwikkelingen worden waargenomen?

Zijn er goede perspectieven voor andere ingrepen bij oevers? Of moeten deze op een andere wijze worden aangepakt?

Om op deze vragen antwoord te krijgen worden in het water gegevens verzameld over de waterbodemkwaliteit, de watervegetatie, macrofauna, vissen, en (hydro)morfologische effecten. Ook worden de oevers beoordeeld op de mate van erosie en de vorming van steilwanden. Omdat door de ingrepen ook veranderingen gaan optreden aan min of meer natte natuurgebonden flora en fauna op de “droge oever” wordt daar in beperkte mate de

(22)
(23)

1204584-000-ZWS-0014, 26 november 2012, definitief

5 De resultaten van 2011

De oevers die in 2009 zijn bemonsterd zijn opnieuw gemonitord in 2011. Ecologische ontwikkelingen gaan vaak sprongsgewijs, daarom is er voor gekozen om over een periode van 10 jaar lang periodiek te monitoren. Pas daarna kan inzicht worden gekregen of de ingrepen, die voor sommige oevers binnen deze periode liggen, ook daadwerkelijk ecologisch verschil maken.

Waarnemingen op droge oever (uit Peters et al. 2011)

Over het geheel genomen is de realisatie van natuurvriendelijke oevers langs de Maas een grote impuls voor de natuurwaarden langs de Maas geweest. In de verworven oeverstroken zien we de terugkeer van veel nieuwe riviergebonden soorten, vergelijkbaar met de ontwikkeling in veel natuurgebieden langs de Maas (zie project Maas in Beeld; www.maasinbeeld.nl). De terugkeer van soorten verloopt over de hele linie positief, zowel onder

(stroomdal)flora (bijv. Wilde marjolein, Kattendoorn, Rode ogentroost), insectenfauna (bijv. Groot dikkopje, Hooibeestje, Gouden sprinkhaan, Beekrombout), broedvogels (bijv. Roodborsttapuit, Oeverzwaluw, IJsvogel) en de Bever.

De ecologische ontwikkeling van de vrij eroderende oevers, zoals Beugen en Oude Schans verloopt voorspoedig. Het erosieproces verloopt zoals verwacht met wisselende snelheid, afhankelijk van de kwaliteit van het oeversediment (zand relatief snel; klei relatief langzaam). Morfologisch klopt het plaatje met het streefbeeld uit 2005. Oeverzwaluwen en IJsvogel hebben zich inmiddels in de nieuwe vrij eroderende oevers gevestigd.

Bevervraat aan een wilg op het zandstrand van de Oude Schans (foto Pepijn Calle, Peters et al. 2012).

(24)

Een natuurlijker Maas

1204584-000-ZWS-0014, 26 november 2012, definitief

16 van 23

Waarnemingen in de natte biotoop

Macrofauna (uit Wiggers en Wolters, 2012).

Toetsing van de aangetroffen macrofauna met de KRW-maatlat voor natuurlijke wateren (voor waterlichaam type R7/R8) laat zien dat op vrijwel elke locatie de beoordeling nog ontoereikend is. De beoordeling is slecht op één locatie; dit is de locatie Het Wild (deellocatie van Paaldere - Het Wild).

De aangetroffen soorten betreffen vrijwel allemaal algemene taxa, waaronder een aantal Ponto-Kaspische soorten: Dreissena bugensis, Hypania invalida, Dikerogammarus villosus, Chelicorophium curvispinum, Jaera istri en Limnomysis benedeni.

Van de aangetroffen vlokreeften domineert Dikerogammarus villosus overduidelijk. Op de locatie Beugen (Oeffelt) is een exemplaar van Dikerogammarus haemobaphes aangetroffen, een vlokreeft in opmars welke steeds meer in de rivieren van Nederland wordt waargenomen. Verder zijn er meerdere soorten die leven op hard substraat. Voorbeelden hiervan zijn de kokerjuffers Ecnomus tenellus en Tinodes waeneri, de slak Ancylus fluviatilis en de vedermuggen Paratrichocladius rufiventris en Dicrotendipes nervosus.

Voorbeelden van typische bodembewoners zijn larven van de vedermuggen Cryptochironomus sp., en Stictochironomus sticticus/pictulus (Moller Pillot, 2009).

In het monster Koningsteen De Engel is een larve van de haft Caenis macrura aangetroffen. Dit is een soort van rivieren en is in Nederland zeldzaam. De soort is hier samen met larven van de algemene Caenis luctuosa aangetroffen, waar hij veel op lijkt. Het is goed mogelijk dat de soort niet altijd herkend wordt.

Op locatie Het Scheel bij Ooijen is een exemplaar van de worm Specaria josinae aangetroffen. Deze soort wordt in Nederland maar zelden aangetroffen. De soort is eerder in de Zandmaas gevonden.

Waterplanten

Wat betreft waterplanten is opvallend dat op 7 van de 10 locaties fonteinkruiden (en vaak ook Kleine egelskop) wordt aangetroffen. Alleen op de drie locaties waar de oever nog in zetsteen of uit zware stortsteen en de bodem echt uit grof stenig materiaal bestaat wordt geen watervegetatie waargenomen. De verdere ontwikkeling van de watervegetatie is dan ook in potentie aanwezig, alleen zullen lokale omstandigheden moeten verbeteren. Daar waar waterplanten voorkomen is de abundantie over het

algemeen goed. Het aantal aanwezige soorten is echter te gering. Hierdoor scoren de locaties matig op de KRW maatlat. Officieel is de maatlat niet bedoeld om afzonderlijke locaties te toetsen. Worden de NVO locaties per waterlichaam samengevoegd dan is de beoordeling per waterlichaam matig en tweemaal ontoereikend.

Vissen (uit van Kessel et al. 2012)

In 2011 zijn de vissen voor de tweede keer bemonsterd. Uit het onderzoek konden onder andere de volgende conclusies worden getrokken.

Hoe verhoudt zich het voorkomen van juveniele vissen en ecologische gilden tussen de verschillende natuurvriendelijke oevers?

(25)

1204584-000-ZWS-0014, 26 november 2012, definitief

Op basis van typen natuurvriendelijke oevers (RWS indeling) kunnen geen duidelijke conclusies betreffende het habitatgebruik en de functionaliteit van deze oevers voor vissen getrokken worden. Echter, op basis van de verschillende habitats die in de oevers aanwezig zijn is dat wel mogelijk. De rheofiele vislevensgemeenschap is daarbij belicht. Deze vislevensgemeenschap wordt gedomineerd door Winde, Rivierdonderpad en Bermpje. De soorten profiteren voornamelijk van respectievelijk de habitattypen zand- en grindoever. Winde heeft daarbij een voorkeur voor zandoevers, Bermpje en Rivierdonderpad voor grindoevers. Hoewel voor Kopvoorn, Serpeling en Sneep geen duidelijke habitatvoorkeur is te schetsen, is wel duidelijk dat de soorten voornamelijk in zand- en grindoevers worden aangetroffen.

Samenvattend kan geconcludeerd worden dat vrij-eroderende zandoevers waarin tevens grindachtige substraten aanwezig zijn, het meest succesvol zijn voor de (rheofiele) vislevensgemeenschap. Habitattypen waarin een stortsteensubstraat domineert, resulteren daarentegen in lagere (rheofiele) visdichtheden.

Wat zijn de verschillen in voorkomen van juveniele vissen tussen de onderzochte KRW-waterlichamen?

Juveniele vissen maken gebruik van natuurvriendelijke oevers binnen alle onderzochte KRW-waterlichamen. In alle KRW-waterlichamen zijn de meest voorkomende rheofielen vissoorten (Winde, Rivierdonderpad en Bermpje) aanwezig. Opvallend is echter de aanwezigheid van locatie effecten. Kopvoorn, Serpeling en Sneep komen (vrijwel) uitsluitend in de bovenstroomse Zandmaas en Grensmaas voor. Ook de abundanties Rivierdonderpad en Bermpje zijn het hoogst in Zandmaas en Grensmaas. Winde is echter het meest abundant in de benedenstroomse Bedijkte Maas en Benedenmaas.

Hebben de natuurvriendelijke oevers effect op KRW type kenmerkende vissoorten?

In de natuurvriendelijke oevers worden in het gehele onderzoeksgebied in meer of mindere mate typekenmerkende soorten aangetroffen. Plaatselijk worden hierbij relatief hoge dichtheden Winde, Rivierdonderpad en Bermpje aangetroffen maar ook in mindere mate ander doelsoorten zoals Kopvoorn, Serpeling, Sneep, Alver en Barbeel De natuurvriendelijke oevers vormen daarmee geschikte habitattypen voor typerende juveniele riviervissen en hebben een duidelijke meerwaarde ten opzichte van traditionele (stortstenen) oevers (op basis van eerder uitgevoerde onderzoeken).

Chemie en fysische analyse

Over het algemeen zijn de locaties zandig. Dit varieert van grof zand tot slibbig zand en zandig slib. Chemische analyse van de waterbodem laat zien dat enkele orchanochloorverbindingen, metalen zoals Nikkel, Zink en de insecticiden endosulfan en endrin aandachtspunten zijn. De kwaliteit van de bodem is wisselend, van vrij toepasbaar en een combinatie van stoffen die schadelijk is voor 20% van de soorten in Ossenkamp en Oude Schans, tot nooit toepasbaar en 51% van de soorten bij Koningsteen-De Engel. De stoffen zijn moeilijk afbreekbaar, hechten zich aan (water)bodemdeeltjes en zijn, wanneer ze beschikbaar en opneembaar zijn, schadelijk voor waterorganismen. In hoeverre de aanwezigheid van deze stoffen de vestiging van organismen beïnvloeden is nog niet duidelijk.

(26)

Een natuurlijker Maas

1204584-000-ZWS-0014, 26 november 2012, definitief

18 van 23

Uit de luchtfotobeelden van mei 2011 blijkt dat er grootschalige ontgravingen zijn uitgevoerd op de locaties Beugen (linkeroever), Balgoij (rechteroever), Batenburgse oevers (rechteroever), Ossenkamp (linkeroever, maar niet op de monitoringslocatie) en Zandmeren (rechteroever) Bij Beugen, ter hoogte van Oeffelt, zijn bovendien vier kribben weggehaald evenals verschillende struiken en bomen aan de waterlijn. Bij Coehoorn (rechteroever) is de oeververdediging verwijderd en daarbij zijn diverse struiken verwijderd. Op de locatie Ossenkamp zijn ook op twee plaatsen de oever afgegraven en zijn er diverse struiken en kleine bomen langs de waterlijn verwijderd.

Bomen en struiken zijn ook langs de oever verwijderd op de locaties Broekhuizen (in het zuiden enkele bomen), Bergen (rechteroever) (meerdere struiken en een enkele boom). Op de fotobeelden zien de ontgravingen van Beugen en Zandmeren er al heel natuurlijk uit en zijn daarom niet als “tijdelijk kaal door menselijk ingrijpen” getypeerd maar als “onbegroeid natuurlijk substraat”.

Op de locaties Ooijen (linkeroever), Beugen, Paaldere-het Wild (linkeroever) en Hedel– Benedenwaard (rechteroever) komen de vlakken van het ecotooptype ‘onbegroeid natuurlijk substraat’ voor met de meeste landwaartse verplaatsing van de erosieranden. Bij Ooijen zijn enkele erosieranden op de plaats gebleven, andere hebben zich tot ca. 3,5 m landwaarts verplaatst. Bij Beugen is lokaal een erosierand zelfs ca. 6 m landwaarts verplaatst. Erosierandjes in het noorden van Paaldere - het Wild hebben zich ca. 4 m verplaatst, terwijl meer naar het zuiden de ligging van de steilranden niet is gewijzigd. Erosieranden op de locatie Hedel – Benedenwaard hebben zich maximaal 1 tot 3 m landwaarts verplaatst.

De bestaande erosieranden op de overige locaties blijven ten opzichte van 2010 min of meer op de plaats liggen. Dit jaar hebben zich meer nieuwe erosieranden ontwikkeld dan het jaar ervoor. Voorbeelden hiervan zijn te zien bij Bergen. Bij Beugen zijn er eveneens veel nieuwe erosieranden bijgekomen, ook binnen het vlak ‘onbegroeid natuurlijk substraat’ hebben zich nog nieuwe erosieranden ontwikkeld.

(27)

1204584-000-ZWS-0014, 26 november 2012, definitief

6 Ontwikkeling naar natuurlijke oevers

Als streefbeeld voor natuurlijke oevers geldt de aanwezigheid van zandstrandjes, zandplaten en ondiepten, meestromende nevengeulen en steilwandjes. In de rivier komen fonteinkruiden en Kleine egelskop voor. Op luwe locaties en ondieptes in de nevengeulen komt moerasvegetatie en gele plomp voor, terwijl op de oevers stroomdalsoorten in ruime mate groeien. In de steilwanden nestelen oeverzwaluwen en ijsvogels, terwijl de zandstrandjes recreatief gebruikt worden. Tussen de waterplanten en op luwe plekken in nevengeulen en tussen de oever en zandplaten paaien en groeien vissen op (Peters, 2005).

(28)

Een natuurlijker Maas

1204584-000-ZWS-0014, 26 november 2012, definitief

20 van 23

Op sommige locaties zijn aanwijzingen dat het deze kant opgaat. Lokaal zijn bij Beugen tijdens het hoogwater van januari 2011 behoorlijke stukken oever afgeslagen (zie foto onder). Op deze stukken is Beugen in korte tijd één van de betere voorbeelden voor een vrij eroderende Maasoever geworden.

Vrij gespoelde populierenwortels met Bevervraat bij Beugen (foto: Pepijn Calle).

Zo zijn bij Aijen en Bergen waar in het najaar van 2006 de stenenbekleding van de oever is weggehaald zandstrandjes ontstaan. Bij Ooijen ligt ondanks het intensieve landgebruik de mooiste vrij eroderende oever van de Zandmaas. De oeverbestorting is hier al lang geleden spontaan verzakt of weggespoeld waardoor het erosieproces op gang kon komen. Tijdens het hoogwater van januari 2011 is er erosie opgetreden; er heeft zich inmiddels ook een in de Maas een uitstekende grind/zandplaat ontwikkeld (Peters et al., 2011).

Ook bij de Zandmeren is een fraaie zandige situatie ontstaan na het afgraven van de toplaag, waar zich onmiddellijk oeverzwaluwen gevestigd hebben. Bij Coehoorn is het proces van vrije erosie eveneens goed op gang gekomen. Wanneer het waterniveau in dit stuwpand op minimum gehouden wordt vallen zandstrandjes droog en ontstaan er lokaal steilwandjes. Bij de voorbeeldoever van de Hedelse Bovenwaarden en bij onder andere de Zandmeren zijn zandstrandjes, komt Rivierfonteinkruid voor en nestelen oeverzwaluwen. IJsvogels worden lokaal waargenomen en ook komen er steeds meer waarnemingen van de Beekrombout. Ook uit de vismonitoring komt naar voren dat de van nature vrij eroderende oevers (de voorbeeld oevers) de grootste en meest gevarieerde vispopulaties hebben.

Hoe zich dit verder gaat ontwikkelen zal in de komende jaren bekend worden. De vorming van dit soort oevers en de terugkeer van karakteristieke soorten van flora en fauna is een langzaam proces dat enkele tientallen jaren kan duren. Monitoring van deze processen over een langere periode is dan ook noodzakelijk.

(29)

1204584-000-ZWS-0014, 26 november 2012, definitief

7 Monitoringsprogramma natuur(vriende)lijke oevers Maas

Om het effect van natuur(vriende)lijke oevers op de ecologie en de (hydro)morfologie te volgen en vast te leggen en informatie te krijgen over de doelmatigheid van de verschillende typen natuur(vriende)lijke oevers is een monitoringsplan (Kerkum, 2008) opgezet waarmee ook wordt vastgesteld of de ecologische kwaliteitsdoelen, die voor de KRW zijn gesteld, worden gehaald. Het project heeft een looptijd van voorlopig 10 jaar.

Het registreren van de effecten leidt tot meer kennis over de relaties tussen type maatregelen (cq. afzonderlijke projecten) en ecologische effecten (op locatie en waterlichaam-niveau) en gevolgen voor de overige rivierfuncties, bijvoorbeeld vaarwegdiepte. Ook kunnen de monitoringsresultaten worden gebruikt bij de evaluatie van de onderhoudscontracten die RWS heeft

afgesloten met

natuurbeheerorganisaties.

De evaluatie van de effecten van de inrichtingsvarianten op ecologie en (hydro)morfologie geeft inzicht in de doelmatigheid van de verschillende typen natuur(vriende)lijke oevers en het realiseren van de ecologische streefbeelden zoals geformuleerd in

het Landschapsecologische

Streefbeeld (Peters, 2005).

De resultaten uit 2011 en de conclusies uit projecten als Maas in Beeld zijn hoopgevend. Daarom is te verwachten dat bij andere oevers in vergelijkbare situaties dezelfde resultaten mogelijk zijn. Om op waterlichaamniveau resultaten te zien moeten de oevers echter wel van voldoende omvang zijn, omdat anders alleen lokaal effecten zullen optreden.

(30)
(31)

1204584-000-ZWS-0014, 26 november 2012, definitief

8 Verantwoording

Dit rapport dient als samenvatting van de in 2011 uitgevoerde werkzaamheden van het project “Monitoring en evaluatie natuur(vriende)lijke oevers Maas; project ecologie en morfologie”.

Het volgende rapport is als achtergronddocument gebruikt:

Penning, E., 2012. Monitoring en evaluatie natuur(vriende)lijke oevers Maas. Datarapportage 2011. Deltares in opdracht van RWS Waterdienst, Delft.

Tevens zijn de volgende rapporten gebruikt:

Kerkum, F.C.M., 2008. Monitoring en evaluatie natuur(vriende)lijke oevers Maas. Projectplan ecologie en morfologie. Rijkswaterstaat Waterdienst, Lelystad.

Kerkum, F.C.M., J. van Schie, R. Hoenjet, A. Knotters, B. Peters, I. Spierts, 2009. Monitoring en evaluatie Natuur(vriende)lijke oevers Maas. Project: ecologie en morfologie. Deelrapportage 1, jaar 2008. Rijkswaterstaat Waterdienst in opdracht van RWS Limburg, Lelystad.

Peters, B., P. Calle & I. Niemeijer, 2011. Monitoring Maasoevers 2011. Studie in opdracht van Rijkswaterstaat Waterdienst en Rijkswaterstaat Limburg. Bureau Drift, Berg en Dal.

Peters, B. & P. Calle, 2010. Monitoring Maasoevers 2010. In opdracht van Rijkswaterstaat Waterdienst en Rijkswaterstaat Limburg. Bureau Drift, Berg en Dal.

Peters, B., & G. Kurstjens, 2008. Maas in Beeld: Succesfactoren voor een natuurlijke rivier. Projectgroep Maas in Beeld. Bureau Drift / Kurstjens ecologisch adviesbureau, Berg en Dal / Beek Ubbergen.

Peters, B., P. Calle, A. Klink, P. Megens en Th. Heijerman, 2008. Proefproject Vrij Eroderende oevers Maasdal. Locaties Bergen, Aijen en de Waerd. Monitoring 2008, situatie na 2 jaar. In opdracht van Rijkswaterstaat.

Peters, B.,2005. Streefbeeld vrij eroderende oevers Maasdal. Studie in opdracht van Rijkswaterstaat Limburg. Bureau Drift, Berg en Dal.

Spierts, I., 2008. Vismonitoring natuur(vriende)lijke oevers Maas. Ingenieursbureau B-ware BV, Nieuwegein.

Van Kouwen, L., 2011. Monitoring en evaluatie natuur(vriende)lijke oevers Maas. Datarapportage 2010. Deltares in opdracht van RWS Waterdienst, Delft.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In hierdie studie is daar van kwantitatiewe sowel as kwalitatiewe navorsingsmetodes gebruik gemaak: kwantitatief, aangesien die leerders tydens die navorsing 'n

geweld of dreigement van geweld sonder enige toestemming of outoriteit betrokke moet wees. Khun 96 is egter van mening dat 'n dreigement van geweld slegs as

Die situasie, soos hierbo uiteengesit, wat daarop dui dat boedelbelasting in Suid-Afrika nie „n waardevolle bydrae maak tot die inkomste gegenereer uit belasting nie, word verder

Konfliksituasies wat tydens die amalgameringsproses mag ontstaan, moet op so 'n wyse bestuur word dat die proses self nie skade

Die empiriese navorsing is gerig op skoolhoofde en personeel van geamalga- meerde skole in die Vrystaat sedert 1995 om te bepaal op watter wyse die amalgamering

Die eienskappe aan die hand waarvan verandering vervolgens beskryf gaan word, is onder andere die verskillende soorte verandering, die weerstand wat verandering tot gevolg kan

ouervergaderings baie geed gereel is met betrekking tot die tyd, plek, datum, kennisgewings en die inhoudelike van die agenda. Met hulle werkverdeling en pligtestaat die personeel

Die personeel se persepsies van die visie van skoolhoofde, ten opsigte van die veranderings wat met amalgamasie gepaard gaan, en die mate waartoe hulle by