• No results found

Effecten van de Hoogeveenseweg op loopkevers

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Effecten van de Hoogeveenseweg op loopkevers"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

levende ^atuur

^^vende ]

^ Debbie Prins, Marianne de Jonge, Jinze Noordijk & Rikjan Vermeulen

Effecten van de

Hoogeveenseweg op loopkevers

Wegen zijn een prominent onderdeel van het landschap. Behalve dat ze een verbindende functie voor de mens hebben, doorsnijden ze vaak allerlei gebieden, waaronder natuurterreinen. Wanneer diersoorten uit zo'n

natuur-gebied deze wegen niet succesvol kunnen oversteken, ontstaan er aan weerszijden van de weg geïsoleerde populaties. De afzonderlijke kleinere populaties hebben een hogere kans om uit te sterven. In dit artikel worden de effecten van de Hoogeveenseweg, die dwars door het

natuurontwikkelings-gebied het Mantingerveld loopt, op de loopkeverfauna besproken.

De Vereniging Natuurmonumenten heeft in de jaren 90 het plan Coudplevier gelan-ceerd (zie themanummer De Levende Natuur, 2004). Het doel hiervan was om enkele van elkaar geïsoleerd geraakte hei-derestanten in Drenthe weer met elkaar te verbinden en zo één groot natuurgebied te vormen: het Mantingerveld. Inmiddels is het grootste deel van dit plan uitgevoerd (flg. 1), maar er zijn echter nog enkele knelpunten. De Hoogeveenseweg (foto 1) die het Mantingerveld in een westelijk en een oostelijk deel verdeelt, lijkt een belang-rijk knelpunt te zijn (Verhagen &

Vermeu-Westerbork

len, 2005). Deze provinciale weg is in 1968 aangelegd en vormt mogelijk een barrière tussen het heidegebied het Hullenzand en het natuurontwikkelingsgebied het Groote Veld.

De opdeling van een gebied door een rela-tief brede weg kan de genetische variatie van loopkeverpopulaties in de deelgebie-den verkleinen (Keiler & Largiadér, 2003).

Ook zijn kleinere populaties kwetsbaarder voor schommelingen in het voedselaanbod en het weer, en hebben meer last van rand-invloeden. Dit alles leidt tot grotere varia-ties in de populatiegrootte met een grotere kans op het lokaal uitsterven van een soort.

Het onderzoek van Verhagen &. Vermeulen (2005) suggereert dat een recentelijk ver-schraald deel van het Mantingerveld (het Groote veld) door karakteristieke loop-kevers gekoloniseerd wordt vanaf de hei-des waarmee het direct in verbinding staat (Mantingerzand en Koolveen), en niet van het veel dichterbij gelegen Hullenzand. De enige niet schrale strook tussen het Groote Veld en Hullenzand is de 7 m brede Hoogeveenseweg. Dit doet vermoeden dat de Hoogeveenseweg een barrière kan zijn

Flg. 1. De ontwikkeling van het Mantingerveld. Links de situatie voor 1990. De rechterkaart is de huidige situatie; een bijna aaneengesloten heidegebied met vennen en slenken. Tussen 1992 en 2004 zijn grote stukken agrarisch gebied omgevormd tot schraal heidegebied. De Hoogeveense-weg loopt door het midden van dit gebied. Aan de westkant van de Hoogeveense-weg ligt het Hullenzand, aan de oostkant het recent ontgronde gebied het Groote Veld.

Westerbork V-B Sr^^^ i

^'^as^s*

p —/ •

/ 1

/ / ^

^^^^Ê

k ^ ^ ^ l ^

M

' • ^ ^ / ^ ' " ' ' ^ a

viw^i^n Jh^,,^^

B '-X^ ^7 £ ! ƒ ƒ /, r ' *IIKK*X fe-^J^^ Ar ^ ^ ^ ' ^ ' ^ ï i J t e X ^ i B f e ^ ^ ym,- ^ S ^ 2 ^ ^ a £ ^ 9 f l

]% ^i^^^^ / JH

• \ tL^==^ 1 \g-' Ï ~ ~ ^ ' ^ ^ « t e = ^ ƒ •

r

K o ^

lBK^^^%t=ji*-^=^ r^***>»

Jp\ fff 7 M " ^ r *ǣȥ>

C / '

^ Ï J T J

Ê^^^^^Êv U ^s^''''^^==i

• 1 ILmM^ ^

T^^^^^sÊ^Êli

I K ^ ^ ^ N J

^ * ^ 'T'^.fcy^^'^C^^ \ s ^ ^ S ^^'^**«a* "cien ^ d £ * ^ ^ ^ . ^ ^ ^ B B i r

J 7 0 / / #

kr,^*^ ^ff '

_3S / W' j^i^

4 ^ Ê ^ Éi /^^^SS^

^^^^x,/^ J^^

^ oT^ ff' ^ ^ ^ ^ 1

^ :

Hoogeveen Hoogeveen

I

heide bos agrarisch gebied natuurontwikkeling proef-enclosure J J Hullenzand

(2)

voor veel loopkevers, wat de kolonisatie van andere gebieden bemoeilijkt. In het hier beschreven onderzoek wordt nage-gaan welk effect deze weg heeft op de uit-wisseling van loopkevers tussen de twee gebieden aan beide zijden van de weg.

Loopkevers als onderzoeksgroep

We richten ons onderzoek op loopkevers, omdat deze insecten vrijwel direct reage-ren op verandereage-rende habitatomstandighe-den (bijv. Noordijk et al., 2005). Deze ver-anderende omstandigheden kunnen door mensen veroorzaakt worden, zoals habitat-vernietiging, het plaggen van heide, veran-deringen in de grondwaterstand, maar ook natuurlijke veranderingen spelen een rol (klimaatveranderingen, vegetatiesuccessie). Om het risico op uitsterven te verkleinen moeten loopkevers zich steeds kunnen ver-plaatsen naar op dat moment geschikte leefgebieden (den Boer, 1968). In grotere natuurterreinen met enige heterogeniteit of in goed verbonden kleinere terreinen kunnen deze gebieden vaker worden gevon-den, maar in het dichtbevolkte Nederland zijn dit soort natuurterreinen echter nog steeds onvoldoende gerealiseerd. In de ons omringende landen worden vele loop-keversoorten met uitsterven bedreigd (Desender et al., 1995; Assmann et al., 2003), wat vermoedelijk ook in Nederland het geval is. In Nederland is geen Rode Lijst voor loopkevers opgesteld, maar uit een berekening van de loopkeverwerkgroep blijkt dat bij de huidige toegepaste metho-diek 62 % van de Nederlandse loopkever-soorten op een Rode Lijst kunnen worden

Foto 1. Een overzicht van de proeflocatie met de cirkel met op de achtergrond het Hullenzand. In het centrum van de cirkel, in de berm bij het Hullenzand, werden gemerkte kevers uitgezet. Langs de rand aan de binnenkant stonden 27 bodemvallen (zie inzet) waarmee de looprichting van de kevers bepaald werd (foto's: D. Prins).

gezet (Turin & Heijerman, 1997). Sinds 1950 zijn 42 loopkeversoorten verdwenen in Nederland, met als mogelijke oorzaak de habitatvernietiging, -verkleining, -ver-snippering en veranderingen in kwaliteit (Desender & Turin, 1989). Het verdwijnen en versnipperen van heidegebieden is rela-tief recent gestopt. Toch valt er nog een verlies aan loopkeversoorten te verwachten als naijleffect. Dit maakt het des te belang-rijker de huidige heidegebieden zo goed mogelijk te beheren.

Onderzoeksmethoden

Om de mogelijke barrièrewerking van de Hoogeveenseweg te onderzoeken, zijn in het voorjaar van 2005 twee experimenten gedaan. Ten eerste is door het merken en terugvangen van twee loopkeversoorten gekeken of deze soorten de weg over kon-den steken en welke voorkeursrichting ze hebben tijdens het lopen. Daarnaast is gedurende twee maanden dagelijks naar verkeersslachtoffers gezocht.

Voor de merk-terugvang proef is met behulp van flexibele planken een cirkel gemaakt, waarin 27 bodemvallen werden geplaatst (foto 1). De cirkel had een straal van 9,7 m en omvatte een stuk heide met 13 bodemvallen, een greppel van 1 m diep met 2 vallen, en een gedeelte van de berm aan weerszijde van de weg. In de berm aan de kant van het Hullenzand stonden in

totaal 4 bodemvallen en aan de kant van het Croote Veld 8 vallen (fig. 2). De plek waar vrijwel dagelijks de gemerkte kevers werden losgelaten (het middelpunt van de cirkel) lag in de berm van het Hullenzand. De gemerkte loopkevers kunnen de cirkel niet uit (behalve in het gedeelte wat over de weg ligt, waar vanzelfsprekend geen planken stonden), waardoor de bodemval waarin ze terechtkwamen de looprichting indiceert. Ter controle werd een cirkel uit-gezet op een homogeen stuk heide van het

Hullenzand om te testen of de loopkevers überhaupt een voorkeursrichting hebben tijdens het lopen.

Voor dit experiment zijn twee algemeen in het Mantingerveld (Hullenzand en Groote Veld) voorkomende loopkeversoorten gekozen; de algemene soort Poecilus

versicolor (foto 2) en de kleinere, habitat

specifiekere Agonum sexpunctatum (foto 3). Beide keversoorten zijn langvleugelig (macropteer), maar verondersteld wordt dat deze loopkeversoorten niet vaak vlie-gen (Desender, 1989). Alle gebruikte kevers werden gevangen in het Hullen-zand.

Voor het onderzoek naar verkeersslachtof-fers zijn gedurende negen weken in het voorjaar dagelijks twee trajecten van elk 100 meter langs de weg gelopen. Alle die-ren die dood werden aangetroffen zijn op naam gebracht.

(3)

levende fs^atuur

# •

-j^

j ^ * . ' \ Jjpï*l*E'

'^yy>-

i

\

Foto 2. Poecilus versicolor is een

algemene soort die in allerlei lage vegetaties voorkomt (foto: B. Hamers).

Fig. 2. Schematisch overzicht

van de proefopstelling over de Hoogeveensew/eg met in totaal 27 bodemvallen. proefopstelling uitzetpunt het Hullenzand: heidegebied greppel berm weg berm fietspad

Het Croote Veld:

natuurontv^/lkkelingsgebied

De weg als barrière

In totaal zijn n 8 8 gemerkte individuen van de loopkeversoort P. wersicoloren 113 Individuen A. sexpunctatum uitgezet in de cirkel. In de w/egcirkel vertoonden de kevers een sterke richtingsvoorkeur (fig. 3). De meeste kevers werden teruggevangen in de greppel en de berm, w^aaruit bleek dat de kevers zich voornamelijk verplaats-ten parallel aan het wegdek. Vooral de klei-nere/A. sexpunctatum heeft waarschijnlijk moeite om de greppel weer uit te kruipen als hij daar eenmaal is ingevallen. Van de uitgezette individuen van P. i'ers/co/or heeft 1,85 % (22 individuen) tijdens het onder-zoek de weg overgestoken. Geen van de uitgezette individuen van A. sexpunctatum is aan de overkant van de weg teruggevan-gen. ^ ^ ^ ^ H p Hullenzand p t i 4 i " ^ ^ ' 40.9 1 Hoogeveenseweg hectometer 40.9 - 41

finn

1 '"^Sk^ ^.^0^'

• fietspad

1 Het Croote Veld »w»«»>«i»

Indien A. sexpunctatum model kan staan voor alle relatief kleine en specifieke soor-ten van het schrale heidemilieu moet geconcludeerd worden dat deze de weg blijkbaar niet lopend oversteken. Dit is op zich logisch aangezien deze stenotope soorten niet van andere habitattypen hou-den. In dit geval is de overgang van heide naar een volledig open en kaal stuk asfalt wel heel drastisch. Overigens is er van

A. sexpunctatum een vliegend exemplaar

waargenomen vlak bij de Hoogeveense-weg. De kolonisatie van het Croote Veld zou dus in het geval van A. sexpunctatum door vliegende individuen vanaf het Hul-lenzand kunnen zijn voltrokken. Bij een vergelijkbaar onderzoek langs de snelweg A28 bleek dat 1,9 % van de indivi-duen van P. versicolor de weg hadden over-gestoken, terwijl van alle andere, voorna-melijk bossoorten, geen enkel individu de andere kant van het wegdek had bereikt (Koivula & Vermeulen, 2005). Voor P.

versi-color is dit een opvallend resultaat, daar de

A28 per rijstrook anderhalf maal breder is en bovendien 20 keer meer auto's per dag te verwerken heeft dan de Hoogeveense-weg. Bij ander vergelijkbaar onderzoek langs de snelweg Ai bleek geen enkele heide- en stuifzandsoort de weg over te steken (Vermeulen, 1993). Zowel het hier gepresenteerde experiment als de genoem-de ongenoem-derzoeken duigenoem-den erop dat voorna-melijk de weinig kritische en

(4)

habitatspeci-fieke soorten de weg niet als een absolute barrière zien. Voor specifieke soorten, en vooral als ze ook nog klein zijn, is de weg een zeer ernstige inbreuk op het leefgebied.

De weg als veroorzaker van slachtoffers

De loopkeversoorten die dood op het weg-dek zijn aangetroffen zijn vrijwel allemaal weinig specifieke en/of grote soorten (in totaal elf soorten en 29 individuen). Aan-gezien P. versicolor de weg oversteekt, is het logisch dat deze soort ook het risico loopt om een slachtoffer van het verkeer te worden. Wij vonden zeven individuen die waren doodgereden. Hoewel er vele heide-soorten in het Hullenzand voorkomen is

Carabus arvensis (16-22 mm) de enige

hei-desoort die op het wegdek is gevonden.

N=38o

De weg als geleidende strook

Uit de controlecirkel die in het Hullenzand is geplaatst blijkt dat de loopkevers weinig of geen specifieke richtingsvoorkeur heb-ben in het vrije veld. De loopkevers in de proefopstelling blijken zich veelal te ver-plaatsten in de berm en in de droge grep-pel parallel aan de weg. De geleidende functie van wegbermen is al in diverse onderzoeken gesuggereerd (o.a. Mader et al., 1990; Vermeulen &. Opdam, 1995). Deze 'corridor' functie van wegbermen wordt echter veelal teniet gedaan door de hoge verliezen aan individuen die naar een ongeschikte omgeving worden geleid. Met het juiste beheer kan de geleidende functie van bermen worden gebruikt om de loop-kevers juist naar gewenste gebieden te

lei-N=45

Foto 3. Agonum sexpunctatum

is in Nederland een algemene heideloopkever die van vochtige zonnige plekken houdt

(foto: T. Faasen/www.wildphoto.nl).

Fig. 3. De terugvangresultaten

van de wegcirkel. A. P. vers'icolor in de cirkel om de weg {380 individuen). B. Looprichting van A. sexpunctatum in de cirkel om de weg (45 individuen). Naarmate een balkje langer is zijn er meer individuen in die richting gelopen, de balkjes zijn tussen de twee figuren niet te vergelijken, o = het noorden. ©Entomologica Fennica

(5)

De

levende ^atuur

den. Dit kan gerealiseerd worden door bar-rières te plaatsen in de richting van onge-schikte gebieden en door bermen goed aan te leggen en te beheren tussen gelij-kende habitats.

Ecoduct

De Hoogeveenseweg lijkt geen onoverko-melijke structuur, maar heeft wel een aan-zienlijke barrièrewerking voor met name de specifieke loopkevers van het Mantinger-veld. Door de weg is het Mantingerveld op het moment nog een versnipperd gebied, terwijl de doelstelling een aaneengesloten natuurgebied is. Daarom moet getracht worden deze versnippering op te heffen. Het lijkt geen realistische oplossing om de Hoogeveenseweg in zijn geheel te verwij-deren of om te leggen, aangezien dit een belangrijke doorvoerader voor de regio is. Het aanbrengen van veilige passage-mogelijkheden voor dieren is een mogelijk-heid om de barrièrewerking van de weg te verminderen. Misschien zijn faunatunnels minder geschikt voor specifieke loopkevers aangezien ze gebonden zijn aan bepaalde habitattypen en de meeste soorten dag-actief zijn en daardoor niet graag donkere ruimten in lopen. Eén van de maatregelen die genomen zou kunnen worden is dan ook de aanleg van een ecoduct waar zowel loopkevers als de overige fauna gebruik van kunnen maken. Het Mantingerveld is een gevarieerd terrein met zowel natte als zeer droge leefgebieden. In het geval van een ecoduct moet er dus met beide reke-ning worden gehouden. Waarschijnlijk levert een min of meer gelijkvloers ecoduct over een verdiepte weg het beste resultaat (Oord, 1995). Een ecoduct kan zo aange-legd worden dat verschillende vegetatiety-pen in voldoende mate aanwezig zijn. Een eerste berekening laat zien dat waarschijn-lijk voor ca 1,5 miljoen euro op deze plek al een ecoduct kan worden gerealiseerd (de jonge & Prins, 2005). Daarnaast kunnen bermelementen helpen om loopkevers in

de richting van het ecoduct te leiden.

Hier-door wordt een gelegenheid gegeven aan allerlei dieren van het Mantingerveld om veilig de overkant van de weg te bereiken.

Literatuur

Assmann, T., W. Dormann, H. Frambs, S. Cürlich, K. Handke, T. Huk, P. Sprick & H. Terlutter, 2003. Rote Liste der in

Nieder-sachsen und Bremen gefahrdeten Sandlauf-kafer und LaufSandlauf-kafer mit Gesamtartenverzeich-nis. Niedersachsisches Landesamt für

Ökolo-gie (2): 70 - 1 0 8 .

Boer, P.|. den, 1968. Spreading of risk and

stabilization of animal numbers. Acta Bio-theorethlca 18: 165 -194.

Desender, K., 1989. Dispersievermogen en

eco-logie van loopkevers (Coleoptera, Carabidae) in België: een evolutionaire benadering. Studie-documenten van het Koninklijk Belgisch Insti-tuut voor Natuurwetenschappen 54.

Desender K. & H. Turin, 1989. Loss of habitats

and changes in the composition of the ground and tiger beetle fauna in four West European countries since 1950 (Coleoptera: Carabidae, Cicindelidae). Biological Conservation 48: 277 -294.

Desender, K., D. Maes, |. P. Maelfait & M. van Kerckvoorde, 1995. Een gedocumenteerde

Rode lijst van de zandloopkevers en loopke-vers van Vlaanderen. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 1995 (1): 1 - 208.

Jonge, M. de & D. Prins, 2005. Weg met Leven.

Effecten van de Hoogeveenseweg op de bodemfauna in het Mantingerveld. Van Hall Instituut en Wageningen Universiteit, Leeuwar-den.

Keiler, I. & CR. Largiadèr, 2003. Recent habitat

fragmentation caused by major roads leads to reduction of gene flow and loss of genetic variability in ground beetles. Proceedings of the Royal Society of London B 270: 417 - 423.

Koivula, M.J. & H.J.W. Vermeulen, 2005.

High-ways and forest fragmentation - effects on carabid beetles (Coleoptera, Carabidae). Landscape Ecology 20: 911 - 926.

Mader, H.]., C Schell & P. Kornacker, 1990.

Linear barriers to arthropod movements in the landscape. Biological Conservation 54: 209

-222.

Noordijk, J., R. Vermeulen & T. Heljerman, 2005. Loopkevers in veranderende

Veluweber-men. De Levende Natuur (106) 6: 255 - 258.

Oord, ).C., 1995. Handreiking maatregelen

voor de fauna langs weg en water. RWS-dienst Weg- en Waterbouwkunde, Delft.

Turin, H. & Th. Heijerman, 1997. Loopkevers

-Jaarboek voor de natuur 1997: 112 - 124.

Verhagen, R. & R. Vermeulen, 2005.

Loopke-vers van het Mantingerveld. De effecten van habitatversnippering en maatregelen ter ont-snippering in beeld gebracht. Rapportage Stichting WBBS, Loon.

Vermeulen, H.J.W., 1993. The composition of

the carabid fauna on poor sandy road-side verges in relation to comparable open areas. Biodiversity and Conservation 2: 331 - 350.

Vermeulen, H.J.W. & P.F.M. Opdam, 1995.

EfFectiveness of road-side verges as dispersai corridors for smal! ground-dwelling animals: a simulation study. Landscape and Urban Planning 31: 233 - 248.

Summary

The effects of a provinclal road on ground beetles

Roads are often a barrier for the fauna in adja-cent nature areas. In this research we studied the barrier effects of a provincial road on ground beetles in the heathland area Mantingerveld. The Mantingerveld is a nature restoration area in the province of Drenthe, The Netherlands. During two months in spring a mark-recapture experiment was conducted to determine the direction of movement of two species and road kill on the provincial road was collected to determine which species crossed the road. The mark-recapture test was carried out using an enclosure that stretched over the road. Within the exclosure individuals of the carabid species Poecilus versicolor (1188 indivi-duals) and Agonum sexpunctatum (113 individu-als) were released on one side of the road. The beetles released in the exclosure showed a strong directional preference to move alongside the road, whereas the movement of the beetles in the control exclosure showed no selective direction of movement. Only 22 individuals of P. i/ersicolor (1.85%) were caught on the other side of the road, but none of the released individuals of A.

sexpunctatum crossed the road. Road kill included

only individuals of P. versicolor, and although there are many stenotopic heathland species living in the area close to the road, only the relati-vely large heathland species Carabus arvemh was found killed by traffic. This might indicate that stenotopic heathland species are reluctant to move onto the asphalt. The tendency of the released carabid beetles to move alongside the road and in ditches can be used to guide animals to suitable habitats using roadside verges. To decrease the barrier effects of the provincial road and to connect different areas in the Mantinger-veld area for other species as well, a wildlife over-pass with guidance towards it will probably func-tion as a palliative to the local fauna.

Dankwoord

We willen Ronald Popken van de Vereniging Natuurmonumenten, Arnold Spee van Stichting WBBS, Jan Albring van de Provincie Drenthe en Karlè Sykora van de Wageningen Universiteit bedanken voor hun steun en hulp bij dit onder-zoek.

Ing. D. Prins, Ing. M. de Jonge &, Dr H.J.W. Vermeulen

Stichting Willem Beijerinck Biologisch Station Kanaaldijk 36, 9409 TV Loon

e-mail: Debbie.Prins@wurnl

Drs. J. Noordijk Wageningen Universiteit

Leerstoelgroep Natuurbeheer en Plantenecologie Bornsesteeg 69, 6708 PD Wageningen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ghislain Ditshekedi (Lubumbashi, DRC) kwam in het kader van de Biënnale van Lubumbashi naar België, waar hij zowel bij onze zusterinstelling, het Koninklijk Belgisch Instituut

Cao-bepalingen die voor avv in aanmerking komen, zijn bepalingen die primair verband houden met arbeid en die rechten en plichten regelen van werknemer en werkgever

Dat kan door leerrechten niet primair te beleggen bij de afspraken tussen werkgevers en werknemers, en ook niet meer te organiseren op het niveau van sectoren, maar beschik- baar

Deze studie loopt onafgebroken sinds acht jaar en volgt populaties van loopkevers als modelorganismen in enkele habitats van de Vlaamse kustduinen: de soortendi- versiteit en

Door de verticale tuin vervaagt de scheidingslijn tussen architectuur en landschap. Zo kunnen gebouwen niet alleen een onderdeel vormen van het landschap, maar zelf verworden

❑ Nancy De Beule, Christophe Rapoye, Bart Caluwe, Splitsingen en parti- ele splitsingen, Boekhoudkundige en fiscale aspecten na de fiscale Fusiewet van 11 december 2008,

These workshops should not only empower people with knowledge and understanding of relational well-being and relational qualities and the impact thereof on a school community,

In het vervolg van deze opgave kijken we naar dit model, waarbij de verbinding tussen de toppen van beide dakdelen buiten beschouwing is gelaten.. figuur 1