• No results found

Onderzoek MBO-V., de organisatie van de praktijkbegeleiding op de MBO-V

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzoek MBO-V., de organisatie van de praktijkbegeleiding op de MBO-V"

Copied!
153
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

op de MBO-V

Citation for published version (APA):

van Gilst, C. P. (1977). Onderzoek MBO-V., de organisatie van de praktijkbegeleiding op de MBO-V.

(Ziekenhuis research project. Rapport; Vol. 25), (Project Opleiding en werksituatie verplegenden). Technische Hogeschool Eindhoven.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1977 Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne

Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at:

openaccess@tue.nl

providing details and we will investigate your claim.

(2)

PROJECT

7802127

T.H. EINDHOVEN

flOPLEIDING EN WERKSlTUATIE VERPLEGENDEN" ONDERZOEK M.B.O.-V.

De organisatie van de praktijk-begeleiding op de M.B.O.-V.

ir. C.P. van Gilst december 1977

(3)

Ret onderzoek op de vijf middelbare beroepsopleidingen voor verpleegkundigen, de M.B.O.-V,is uitgevoerd in het kader van het projekt 'Opleiding en werksituatie verplegenden'.

De start in 1972 van de eerste experimentele M.B.O.-V te Eindhoven, was aanleiding deze mede als deelonderzoek in het onderzoek te betrekken. Daar ze een andere mogelijkheid van opleiden tot ver-pleegkundige is, was het zinvol dit nieuwe schooltype voor een

vergelijking met de inservice-opleiding in het onderzoek mee te nemen. Bij het onderzoek aan de M.B.O.-V is als invalshoek de organisatie van het onderwijs gekozen: de opzet van het onderwijs en daarbinnen vooral de organisatie van de praktijkleerperioden en de praktijk-begeleiding.

In eerste instantie was het doel het vinden van faktoren, die voor de evaluatie van dit nieuwe school type van belang zouden kunnen zijn. In een later stadium was duidelijk, dat speciaal twee vraagstukken de nodige aandacht verdienen:

het funktioneren van de M.B.O.-V'ers in de praktijk van de gezondheidszorg; en

- de organisatie van de praktijkbegeleiding.

De heer Van Gilst heeft zich in deze studie bezig gehouden met de organisatie van de praktijkbegeleiding op de vijf M.B.O.-V's.

Ik meen, dat Van Gilst door zijn onderzoek materiaal heeft aangedragen, dat zinvol gebruikt kan worden voor een verdere diskussie tussen

betrokkenen: binnen de M.B.O.-V's zelf alsook voor het gezamenIijke overleg tussen de M.B.O.-V's.

(4)

Samenvatting

Het afstudeeronderzoek - verricht in het kader van de opleiding tot bedrijfskundig ingenieur - heeft tot onderwerp:

De organisatie van de praktijkbegeleiding op de ~mo-v.

(r;Tiddelbare beroepsopleiding voor verpleegkundigen).

De ~~O-V is een nieuw school type, dat kan worden beschouwd als een alternatief voor de zogeheten inservice-opleidingen, zoals bijna aIle instellingen in de gezondheidszorg die kennen.

Het meest essentiele verschil tussen deze beide opleidingen kan als voIgt worden geformuleerd: De MBO-V is een vorm van zgn. beroeps-voorbereidend onderwijs, waarbij wordt gesteld, dat de leerling ge-durende de gehele opleiding (zowel gege-durende de theorie- als de praktijkperioden) leerling is, terwijl de inservice opleiding een vorm van beroepsbegeleidend onderwijs is, waarbij de leerling tevens werknemer is.

Doel van het onderzoek is het evalueren van de organisatie van de praktijkbegeleiding op de vijf bestaande MBO-V's teneinde:

- de diverse HBO-V's inzicht te verschaffen in het funktioneren van de praktijkbegeleiding op eigen school

- idem op andere scholen

- aanbevelingen te kunnen doen tot verbetering van de huidige situatie

- richting te geven aan eventueel verder te verrichten onderzoek. Het onderzoek moet een bijdrage leveren in het zoeken naar een meer uniforme organisatie van de praktijkbegeleiding op de MBO-V's.

Na een inwerkperiode is een eerste beschrijving gemaakt van de aange-troffen situatie op de vijf ivlBO-V' s; hierbij werd gelet op o.a. doel-stellingen van de praktijkleerperioden, verantwoordelijkheid voor de praktijkbegeleiding, organisatie en uitvoering van de begeleiding en

(5)

De gegevens voor deze beschrijving werden verkregen door middel van interviews met praktijkco~rdinatoren en enkele direktieleden van de MBO-V's aan de hand van een te voren opgestelde checklist.

In de eerate beschrijving van de situatie op de vijf scholen bleven een aantal. zaken onopgehelderd, met name ten aanzien van de praktijk van het begeleiden en de taakstelling van praktijkbegeleiders.

Daarom werd besloten om het onderzoek uit te breiden naar de praktijk-begeleiders zelf; gekozen werd voor het houden van een schriftelijke enquete omdat deze praktijkbegeleiders geografisch sterk gespreid wonen en werken en vanwege hun funktie moeilijk bereikbaar zijn. De enquete is opgesteld aan de hand van de resultaten van de eerste analyse en daaruit voortvloeiende veronderstellingen t.a.v. de prak-tijkbegeleiding.

Om een aantal nadelen van schriftelijke enquetes (o.a. slechte respons, geringe motivatie etc.) op te vangen zijn de enquetes persoonlijk ge-introduceerd op docentenvergaderingen (Hoofdstuk IV).

Naar aanleiding van de resultaten van de enquete (Hoofdatuk V en bij-lage X) zijn de volgende aanbevelingen gedaan (aamengevat):

- een bezinning op een duidelijke taakstelling en taakafbakening voor praktijkbegeleiders (school) en praktijkleiders

(Instel-lingen) binnen een in hoofdstuk III geschetst model voor de praktijkbegeleiding

- het maken van een overzicht van de aan een aantal van te voren bepaalde taken/aktiviteiten beatede tijd om zodoende

te komen toteen duidelijke taakstelling en efficiente tijds-besteding

- het ontwikkelen van voor aIle participanten in het onderwijs-leerproces duidelijke doelstellingen c.q. operationaliseren van reeds geformuleerde doelstellingen

- het ontwikkelen van een uniforme procedure voor de evaluatie van de praktijkleerperioden

(6)

- beperking van het aantal medewerkende instellingen

streven naar "vaste" praktijkleiders (instelling) of op zijn minst een pool van regelroatig meewerkende praktijkleiders - een betere informatie van het veld (de instellingen)

betref-fende doelstellingen, werkwijze en filosofie van de MBO-V - een bevordering van de integratie van theorie en praktijk

door grotere samenwerking tussen docenten en begeleiders - een hernieuwde bezinning op de duur van de

praktijkleerperi-oden.

Naast deze serie aanbevelingen zijn een aa.ntal alternatieven geschetst voor de organisatie/aanpak van de praktijkbegeleiding, uitgaande van de konstatering dat de bestaande situatie sterk afwijkt van de gewenste en dat de grootste handicap tijdgebrek blijkt te zijn:

- een vergroting van de begeleidingscapaciteit met handhaving van de huidige organisatievorm (door uitbreiding van het aantal praktijkbegeleiders of een herverdeling van taken binnen het docentencorps

- het overlaten van de begeleiding van leerlingen san de praktijk-leiders in de instellingen en het leggen van het accent op de voorbereiding en ondersteuning van deze praktijkleiders door de school

- een andere verde ling van de praktijkbegeleiders over het tweede en derde leerjaar, waarbij het accent wordt gelegd op de bege-leiding in het tweede leerjasr en de leerling in toenemende mate zelfstandig wordt (t.a.v. de school).

De belangrijkste aanbeveling voor verder onderzoek is het uitbreiden van het onderzoeksterrein naar de instellingen en de leerlingen;

te denken valt aan een onderzoek naar de ervaringen, problemen en wan-sen van deze twee kategorieen. Het onderzoek bij de instellingen is met name van be lang voor de kwaliteit en de kontinuiteit van het onder-wijs en kan licht werpen op de haalbaarheid van gedane aanbevelingen.

(7)

Voorwoord ~ina:

Samenvatting

Hoofdstuk I : Inleiding.

1 :onderwerp van het onderzoek 1 2 :plaats van het onderzoek in het projekt

Opleiding en Werksituatie Verpleegkundigen 2 3 :MBO-V,een nieuw schooltype 2 Hoofdstuk II :Probleemstellipg en 0Bzet van het onderzoek.

1 :probleemstelling

7

2 :opzet van het onderzoek 9

Hoofdstuk III :Organisatie van de Braktijkbegeleidipg; eerste situatiebeschrijvipg.

1 :algemeen gedeelte 12

2 :specifiek gedeelte:de praktijkkomponent van

de opleiding 15

Hoofdatuk IV :Engu~te voor Braktijkbegeleiders.

1 :doel van de enqu~te 36

2 :opbouw van de enqu~te 38 3 :aanpak van de enquete 40

4 :veronderstellingen t.a.v.enkele aspekten

van de praktijkbegeleiding 41 Hoofdstuk V :Uitsl~en van de enqu~te onder

Braktijk-begeleiders.

1 :algemene vragen begin vragenlijst 48 2 :besturen en bewaken van het leerproces 49 3 :begeleiden van leerlingen 53 4 :ondersteunen van praktijkleiders 58 5 :voorbereiden van praktijkleerperioden 62 6 :onderhouden van kontakten met het veld 65 7 :korrektie en beoordeling 67

8 :overige taken 70

9 :algemene vragen eind vragenlijst 71

(8)

enquete uitslagen

2 :taakbeschrijving van praktijkbegeleiders 3 :tijd,die aan diverse taken wordt besteed 4 :aanbevelingen n.a.v. een aantal resultaten

van de vragenlijst

5 :alternatieven voor de organisatie van de praktijkbegeleiding

6 :aanbevelingen voor verder onderzoek

Li teratuurli,ist. Bijlagen. ( I--X ) 81 85

87

88 93 98

(9)

I. Inleiding.

In dit hoofdstuk zal een korte beschrijving worden gegeven van het onder-werp van het afstudeeronderzoek en de plaats van het onderzoek in het projekt "Opleiding en Werksituatie Verplegenden" van het Z(iekenhuis) R(esearch) P(roject); daarnaast zal het begrip MBO-V nader worden om-schreven.

1.1 Onderwerp van het afstudeeronderzoek.

Vanaf 1972 zijn er in Nederland vijf Middelbare Beroepsopleidingen voOr Verpleegkundigen - MBO-V's genaamd - van start gegaan. Deze opleidingen hebben allen een min of meer zelfstandige ontwikkeling doorgemaakt, zij het dan binneneendoor de Begeleidingskommissie Experimenten opleidingen verpleegkunde en ziekenverzorging opgesteld raamwerk.

Deze vijf MBO-V's zijn het onderwerp van het afstudeeronderzoek en met name de organisatie van de praktijkkomponent van de opleiding; de op-leiding wordt nl. gedeeltelijr op school en gedeeltelijk in diverse in-stellingen in de gezondheidszorg verzorgd, omdat men bij een opleiding in de verpleegkunde niet buiten een konfrontatie met de praktijk kan. Het onderzoek heeft tot doel inzicht te verschaffen in de opzet van de praktijkbegeleiding en de werkmethoden van de diverse scholen en in even-tuele verschillen, die daartussen bestaan. Dit is nodig omdat de MBO-V's streven naar een grotere eenheid dan voorheen het geval was, mede in vex-band met het feit, dat zij in de nabije toekomst zullen gaan vallen onder het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen en niet mear onder het Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiene.

Tot zover een korte omschrijving van bet onderwerpj voor een meer gede-tailleerde beschrijving wordt verwezen naar Hoofdstuk II: Probleemstel-ling en opzet van het onderzoek. Voor een overzicht van de vijf MBO-V's wordt verwezen naar bijlage II.

(10)

1.2 Plaats van het onderzoek in het projekt "Opleiding en Werksituatie Verplegenden.

Onder leiding van drs. J.A. Verweij is in 1972 op de afdeling Bedrijfs-kunde van de TH Eindhoven een onderzoek van start gegaan naar de op-leidings- en werksituatie van leerling-verpleegkundigen en de werk-situatie van gediplomeerd-verpleegkundigen in algemene ziekenhuizen. Aanleiding tot dit onderzoek was het grote verloop onder deze

ver-pleegkundigen.

Omstreeks dezelfde tijd werd in Eindhoven ook gestart met een experi-mentele dagopleiding voor verpleegkundigen, de MBO-V, en deze werd ter vergelijking in het onderzoek betrokken.

Aan de MBO-V E(indhoven) werd achtereenvolgens door M. Lips (1 ) en P.J. Kuepers (2 ) onderzoek verricht, dat het best omschreven kan worden als een evaluatie van de stageperioden en een evaluatie van het funktioneren van de eerate afgestudeerden in de gezondheids-zorg.

Dit onderzoek moet worden gezien als een vervolg op de eerder gedane enderzoeken en richt zich op alle vijf bestaande MBO-Vla en kan wor-den omschreven als een onderzoek naar de organisatie rond de op-leidingssituatie van leerlingen (aan de onderwijsinhoudelijke kant z8l geen aandacht worden besteed).

1.3 MBO-V, een nieuw schooltype.

Voer een goed begr1p van de rest van dit verslag is het zinvol om allereerst een schets te geven van dit school type en haar ontstaan.

Tot aan het begin van de 70-er jaren was er voor diegenen, die op-geleid wilden worden tot verpleegkundige slechts een mogelijkheid om dit doel te bereiken: nl. zich aanmelden bij een instelling in de gezondheidszorg (ziekenhuizen, inrichtingen, etc.) en daar de zgn. in-service opleiding volgen. Deze instellingen verzorgden in

(11)

eigen beheer (in sommige gevallen gezamenlijk) een opleiding voor hun eigen veld in de gezondheidszorg; de a.s. verpleegkundige was zowel werknemer als leerling in die instelling.

De onvrede met dit systeem resulteerde in 1970 in de installatie vande kommissieVon Nordheim,die tot taak kreeg zich te beraden over de ontwikkeling van het verpleegkundig onderwijs op langere termijn; deze kommissie heeft de aanzet gegeven tot experimentele opleidingen voor verpleegkunde, de huidige MBO-V's.

Daarom wordt bij de beschrijving van de MBO-V in deze inleiding uit-gegaan van het rapport, dat deze kommissie heeft opgesteld( 4

1

De uitgangspunten van de kommissie Von Nordheim waren;

1. de integratie van de verschillende opleidingen op het ga-bied van verpleegkunde (c.q. de gezondheidszorg)

2. de vervroeging van de aanvangsleeftijd van de opleiding, zodat aansluiting aan het LAVO-MAVO onderwijs mogelijk wordt, zonder dat dit emotionele risico's met zich mee-brengt voor de leerlingen

3. het in opleiding zijn losmaken van het werkkracht zijn, waardoor optimalisering van de opleidingssituatie moge-lijk wordt

4. een verkorting van de opleidingsduur, waardoor sneller over gediplomeerden kan worden beschikt en carri~re­ planning kan worden bevorderd.

Deze uitgangepunten zijn overgenomen door de in 1970 ingestelde Be-geleidingskommissie Experimentele opleidingen verpleegkunde en ziekenverzorging, die tot taak kreeg bestaande en te nemen initia-tieven voor experimentele opleidingen te adviseren en te begelei-den ( 9,10 ).

Deze kommissie sprak de volgende veronderstellingen uit, die een gevolg zouden (moeten) zijn van een veranderde opleidingsstruktuur:

- een grotere kane op zelfontplooi!ng van de leerling - een kleiner verloop onder leerlingen

(12)

- betere mogelijkheden tot het maken van een gerichte keuze binnen het beroepsveld.

- versterking van de identiteit van het beroep

- betere mogelijkheden tot carriereplanning binnen het ver-pleegkundig beroep

- betere aansluiting bij internationale eisen

- grotere kontinuiteit van de personeelsbezetting in de ge-zondheidszorg.

De centrale doelstelling van de opleiding zou moeten zijn:

"Het voorbereiden op de uitoefening van het toekomstig beroep". Hieruit volgt tevens het belangrijkste verschil met de in-service

opleidingen.die kunnen worden aangeduid als beroepsbegeleidend onder-wijs i.p.v. beroepsvoorbereidend onderonder-wijs. De nieuwe opleiding is een basisopleiding, een funktiescholing vindt pas plaats nA diplome-ring.

Volgens Van Dijk ( 6 ) is het onmogelijk om een funktie gerichte op-leiding te realiseren (d.i. opop-leiding voor een deel van een beroep); hij noemt hiervoor de volgende redenen:

- snelle evolutie van het beroep - de grote veelheid van funkties

- de grote wisseling van funkties (opkomen en verdwijnen) - moeilijkheid om exact datgene te voorspellen wat moat worden

gekend en beheerst.

Bovendien signaleert hij een ontwikkeling in het beroepsonderwijs die funktie gericht onderwijs ongewenst verklaart en de ontplooiing van het individu centraal stelt (contourennota minister van onderwijs). Een tweede verschil met de in-service opleiding, dat min of meer uit de doelstelling volgt is, dat de nieuwe opleiding in principe opleidt voor alle velden in de gezondheidszorg of beter gezegd niet opleidt voor een bepaald veld in de gezondheidszorg.

Van Zutphen ( 5 ) vindt dat dit "opleiden voor alle velden in de ge-zondheidszorg" stoelt op het denken in verouderde begrippen als vak-opleiding en funktiescholing en komt samengevat tot de volgende

(13)

formu-van de verpleegkundige beroepauitoefening en richt zich niet zozeer op het specifieke van de vele funkties in het verpleegkundige beroep. Hij konstateert daarbij echter, dat het abaoluut noodzakelijk is om te onderzoeken wat dat algemene nu precies inhoudt.

De begeleidingskommissie adviseerde het starten van 4

a

5

regionale experiment en ter vernieuwing van de opleiding in de gezondheidszorg; een advies,dat gereaulteerd he eft in de huidige 5 MB0-V's.

Met bovenstaande is de MBO-V als nieuw schooltype grotendeels gekarak-teriseerd; hieronder volgen de belangrijkste kenmerken van de MB0-V.

- De MBO-V is een driejarige dagopleiding voor verpleegkundigen, niet gebonden aan een instelling of veld van de gezondheidszorg.

- de MBO-V is een algemene beroepsvoorbereidende opleiding voor verpleegkundigen; de opleiding is een basisopleiding, die opleidt voor alle velden in de gezondheidszorg. Na het behalen van een diploma dient de verpleegkundige zich te specialiseren (of funktie-trainen) d.m.v. een inwerkperiode en verdere studie.

- De MBO-V is een opleiding met een theorie- en praktijkkomponent; gestreefd wordt naar een integratie van beide komponenten.

De leerling behoudt gedurende de gehele opleiding een leerlingenstatus (zowel op school als in het praktijkveld) en ontvangt gedurende de zogenaamde praktijkleerperioden geen vergoeding.

- De MBa-V stelt de ontwikkeling van de,persoonlijkheid van de leerling en een juiste attitude c.q. beroepshoudingcentraal.

Tot op heden ressorteerde de MBO-V, evenals andere opleidingen in de gezondheidszorgJonder het ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygi-ene; momenteel is men bezig met het onderbrengen van de MB0-V bij het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen.'

De MBO-V zal dan gaan vallen onder de wet op het voortgezet onderwijs en qua struktuur en opzet passen binnen het MHNO/MSPO* waarover in 1974

*

Middelbaar huishoud- en nijverheidsonderwijs/middelbaar sociaal peda-gogisch onderwija.

(14)

een rapport is uitgebracht door een gelijknamige struktuurkommissie MHNO/MSPO(7 ).

Tot zoverde beschrijving van het MBO-V verschijnsel binnen het kader van dit hoofdstuk; in het verslag zal in de volgende hoofdstukken ver-der worden ingegaan op doelstellingen, atruktuur, etc. van de MBO-V.

N.B. In dit verslag worden een aantal begrippen gebruikt, die specifiek zijn voor het onderzoeksgebied; ook zullen regelmatig afkortingen van deze begrippen worden gebruikt. Voor een overzicht van deze begrippen en hun afkortingen wordt verwezen naar bijlage I.

(15)

In dit hoofdstuk zal het onderwerp van het onderzoek, dat in Hoofdetuk I reeds kort is aangeduid, verderworden uitgewerkt en zal aandacht worden besteed aan de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd.

11.1 Probleemstelling.

In haar rapport Onderzoek en Onderzoeksvoorstel MBO-V ( 8 ) komt Verweij tot de konklusie, dat er twee vraagstukken in het kader van het MBO-V onderzoek nader moeten worden bekeken:

- follow-up studie betreffende het funktioneren van MBO-V-ers in de praktijk van de gezondheidszorg (vervolg Kuepers)

- organisatie en evaluatie van de praktijkbegeleiding.

Met be trekking tot het tweede vraagstuk wordt het volgende opgemerkt (citaat):

"Dit betreft een onderzoek naar de positie, funktie, taken en verant-woordelijkheden van de praktijkbegeleiding c.q. praktijkbegeleiders. Dit in relatie met de specifieke verantwoordelijkheden van de school enerzijds en de instellingen/afdelingen anderzijds."

Bij de uitwerking van dit voorstel wordt t.a.v. de evaluatie van de praktijkbegeleiding nog het volgende opgemerkt (citaat):

"Deze stellen wij ons als volgt voor: Allereerst een globale evalua-tie van alle MBO-V's op een aantal punten, met name t.a.v. verschil-len, en ~ afleiden van een aantal (veronderstelde) effecten die deze hebben. Om vervolgens een meer doelgericht onderzoek aan een of meer MBO-V's te doen. Het onderzoek zal moeten uitmonden in beleidsvoor-stellen met betrekking tot de praktijkbegeleiding."

Binnen het door beide bovenstaande citaten aangegeven kader kan de afstudeeropdracht als volgt worden geformuleerd:

Een evaluatie van alle vijf bestaande MBO-V's

OR

een aantal aspekten, die betrekkiD« hebben op/van belaD« zijn voor de organisatie van de Rraktijkbegeleiding. Hierbij zal worden gelet op eventuele verschillen tussen MBO-V's en op knelRunten in de organisatie. Indien de resultaten

(16)

daartoe aanleiding geven, zullen bovendien voorstellen worden gedaan tot verbetering van de situatie.

Doel van tet onderzoek is:

- de diverse MBO-V's inzicht te verschaffen in het funktioneren

van de praktijkbegeleiding op eigen school

- de diverse MBO-V's inzicht te verschaffen in het funktioneren van de praktijkbegeleiding op de andere scholen

- het doen van aanbevelingen ter verbetering van de huidige situatie

- het geven van richting aan eventueel verder te verrichten onderzoek aan de MBO-V.

Ret onderzoek moet een bijdrage leveren in het zoeken naar een meer uniforme organisatie van de praktijkbegeleiding, die door alle MBa-V's kan worden overgenomen.

Afbakening van het onderzoek:

Zoals reeds in de inleiding is vermeld, is de organisatie van het onderwijs als invalshoek gekozen; dit houdt in, dat geen aandacht zal worden besteed aan inhoudelijke aspekten van het onderwijs, maar aan de voorwaarden waaronder men bepaalde onderwijsdoelen tracht te realiseren.

Ret onderzoek is verricht bij de MBO-V's; dit houdt in, dat in de instel-lingen in de gezondheidszorg, die zeer nauw zijn betrokken bij het prak-tijkgedeelte van het onderwijs, geen onderzoek is verricht. De voornaaID-ste redenen hiervoor zijn:

- gezien de doelstelling ligt het voor de hand om het onderzoek te starten bij de MBO-V's zelf en van daar uit eventueel ver-der uit te breiden

- medewerking van betrokken instellingen is moeilijk op korte termijn te realiseren: dit zou van te voren moeten zijn vQor-bereid

- de beperkte draagwijdte, die een afstudeeronderzoek kan hebben vanwege de beschikbare tijd, maakt een keuze noodzakelijk.

(17)

1I.2 Opzet van het onderzoek.

Het is zinvol om voordat begonnen wordt met de besohrijving van de op-zet van het onderzoek, allereerst iets te zeggen over de manier van werken.

Het onderzoek is op de TH verrioht, voornamelijk omdat daar faoiliteiten aanwezig zijn en om ten opziohte van al1e MBO-V's een gelijke uitgangs-positie te hebben.

De kontakten met de MBO-V's zijn verlopen via de praktijkco~rdinatoren, omdat zij uit hoofde van hun funktie (de organisatie van de praktijk-leerperioden) goed geinformeerd zijn over het onderwerp, voor zover het hun eigen school betreft, en bovendien goed bereikbaar zijn.

Tijdens mijn afstudeerperiode ben ik lid geweest van de landelijke werkgroep praktijkcoordinatoren MBO-V, die zich bezig houdt met de problematiek van de plp's en eens per maand bijeen komt.

Het onderzoek is onder de verde len in een aantal fasen die hieronder schematisch zijn weergegeven; daama zullen de diverse fasen kort worden omschreven. I II 1e BESCHR1JVING VAN SITU,4,T1E III 2e BESCHRIJVING VAN SITUATIE IV KONKLUSI ES/AAN-BEVELINGEN Literatuur onderzoek Kennismaking MBO-V

Interviews met praktijkcoordinatoren

Enqu~tes onder praktijkbegeleiders

~ In deze fase zijn aan alle MBO-V's bezoeken afgelegd en is gespro-ken met alle pc's en een aantal direktieleden. Daamaast is het onder-zoeksterrein verkend door het lazan van literatuur, die in twee

(18)

kate-gorieen is onder te verde len

*:

- specifieke literatuur over de MBO-V (nota's en rapporten van oprichtings/begeleidingskommissiea en interne nota's van de MBO-V's zoals jaarverslagen, leerplannen, interne studies, etc. - literatuur over de opleidingsproblematiek van

verpleegkundigen,-met name betreffende de begeleiding -, voornamelijk te vinden in vakbladen.

Deze fase was nodig om te komen tot een beeldvorming van de situatie en om een checklist te kunLen opstellen, die als basis heeft gediend voor de volgende fase; immers, in eerste instantie moest worden bekeken welke punt en van belang zouden kunnen zijn voor de organisatie van de praktijkbegeleiding (zie afstudeeropdracht).

Ad II. In deze fase zijn alle pcts ge!nterviewd aan de hand van een in de vorige fase opgestelde checklist (Bijlage III).

Van iedere MBO-V is een beschrijving gemaakt, die met de respektievelijke pc's is nabesproken/gekorrigeerd; daarna zijn de individuele beschrijvin-gen gebundeld tot ~n rapport, de eerste situatiebeschrijving**.

Deze eerate beschrijving bleek echter verre van volledig, met name op het punt van de begeleiding zelf: de methode van begeleiden en de taken van de pb's; ook knelpunten kwamen in dit rapport niet naar voren.

De resultaten van deze fase hebben gediend als basis voor de volgende fase •.

*De literatuurlijst is te vinden achter in hetrapport, het eerste deel (genummerd) is literatuur, waarnaar in de tekst wordt verwezen en het tweede deel is literatuur, die wel onderdeel vormt van de terreinverken-ning, maar niet direkt in de tekst is verwerkt.

**

Dit rapport is in enigszins gewijzigde vorm ook gepresenteerd aan de direkteuren van de MBO-Vls als antwoord van de werkgroep pc's op een verzoek

Van

het direkteurenoverleg om, naast een nota plp's (11 ), ook een beschrijving van de feitelijke situatie m.b.t. de praktijk-begeleiding, zoals die binnen de MBO-V is opgezet, op te stellen.

(19)

formatie.

De vragenlijst (bijlage X ) is opgesteld san de hand van resultaten van de eerate beschrijving, op grond van die beschrijving gedane veronder-stellingen en enkele doelgerichte vragen uit het direkteuren-overleg. In deze fsse zijn ook de antwoorden op de gestelde vragen verwerkt. De belangrijkste reden voor het kiezen voor een enqu3te i.p.v. interviews is geweest, dat de pb's geografisch sterk gespreid zijn en uit hoofde van hun funktie moeilijk bereikbaar.

Ad IV. In deze fase zijn uit de resultaten (antwoorden) van de enqu~te

een santal opvallende punten gelicht en voorstellen gedaan tot verbe-tering van de situatie op die punten.

Daarnasst zijn enige alternatieven gegeven voor de organisatie van de praktijkbegeleiding en voorstellen gedaan voor verder onderzoek.

Tot zover deze korte beschrijving van de opzet van het onderzoek; voor de duidelijkheid wordt hieronder nog de hoofdetukindeling van dit ver-slag gegeven, met daarnaaet de fasen van het onderzoek:

Hoofdstuk I en II: inleiding en beschrijving van het onderzoek (onder-werp, opzet)

Hoofdstuk III Hoofdstuk IV Hoofdstuk V Hoofdstuk VI

eerate situatiebeschrijving FASE II : opzet van de enquete

I

't k' d !!.t FASE III U1 wer 1ng van e enque e

konklueies en aanbevelingen FASE IV

Faee I is niet apart in dit verslag opgeomen; deze fase was nodig om het onderzoek te kunnen verrichten.

(20)

III De erganisatie van de praktijkbegeleidingi eerste besohrijving van de situatie.

Zeals reeds is vermeld in Hoofd-stuk II,is de eerste situatie-besohrijving tot stand gekomen door het houden van interviews bij de praktijkco~rdinatoren a.h.w. een te vo-ren opgestelde checklist (bijlageII~; daarnaast zijn ook nog enkele gesprekken gevoerd met direktieleden. In dit hoofdstuk zal het rapport, dat hiervan is gemaakt, in verkorte vorm worden weergegeven, omdat het veel detail-informatie bevat, die in het kader van het afstudeerverslag overbodig is.

De checklist is opgebouwd uit twee delen:

- een algemeen gedeelte, dat een indruk moet geven over de school (grootte, organisatievorm, doelstelling en curriculum) - een specifiek gedeelte, dat betrekking heeft op het

praktijk-gedeelte van het onderwijs en de praktijkbegeleiding (doelstellingen praktijkleerperioden, organisatie,

verant-woordelijkheden taakstelling, uitvoeringsaspekten).

111.1 Algemeen gedeelte. 1. Grootte van de scholen.

In onderstaande overzichten worden het aantal 11, dat ieder jaar met de opleiding is gestart,en het aantal medewerkers van de diverse MBO-V's gegeven. Aantal I I i ... ... ... ... \!) \.0 \!) \!) \!) ....:J ....:J -J ....:J ....:J I\.) \>l ..;::. \J1 0"> MBO-V Eindhoven 97 101 97 103 100 Leidschendam 103 109 Hoogeveen 47 52 51 72 Leeuwarden 106 97 103 100 Rotterdam 96 87 102 95

Volgens de gegevens van de landelijke coordinator MBO-V bedraagt het numeriek rendement (percentage 11, dat na een bepaald aantal jaren het afsluitend examen met succes heeft afgelegd) van de gezamenlijke MBO-Vls na 3 jaar: 71.8 en na 4 jaar: 74.9. Het totale verloop, dat heeft

(21)

plaats-gevonden van 1972 - 1976~bedraagt 19.5%.

Uit dit overzicht kan worden opgemaakt, dat niet alle MBD-V's gelijk zijn gestart; de MBO-V 1m is de jongste en is nog niet volledig, in die zin, dat pas in het cursusjaar 77/78 zal worden gestart met het 3e jaer. Bij de start van de experimenten MBO-V is bepaald, dat het aantal ll/jaar 100 zou zijn; aIleen in H is men met 50 11 gestart.

Aantal medewerkers: docenten (full-time) docenten (part-time) direkteur praktijkcoordinator ~ ~ 0 ~ ~ 12 17 1(+1) 1 ~ 0 ~ ~ s 7t 9

t

~ ~ ~ ~ 0 0 0 ~ ~ ~

--

~ ~

5

12 13 14 14 10 1t 1t 1

t

1 1 ~

Opm.:-met de t-en ib aangeg~ven, dat de funkties zijn gekombineerd -in E, 1m en R wordt de adjunkt-direktie-funktie vervuld door een

docent; in H en 1n wordt de adjunkt-direktie-funktie vervuld door de pc;

. -bij de MBO-V E staat een direkteur tussen haakjes; dit is de direk-teur van het gehele opleidingsinstituut en de direktrice MBO-V is formeel adjunkt-direktrice.

2. 2Ega~~~~~~!£~.

AIle MBO-V's zijn ondergebracht in stichtingen (zie bijlage II). In de gehouden interviews is gebleken, dat de ontstaansgeschiedenis van de scholen nogal verschilt, voora.lwat betreft de rol, die diverse instellingen in de gezondheidszorg uit de omgeving daarbij hebben ge-speeld.

Zonder in te gaan op de ontstaansgeschiedenis van de diverse MBO-V's kan t.a.v. de band tUBBen de stichting en de instellingen, die daar-uit is geresulteerd,het volgende worden opgemerkt:

(22)

"

MBO-VE: de stichting is in naam geheel zelfstandig, maar de instel-lingen waarmee wordt samengewerkt, zijn voor een groot dee 1

vertegenwoordigd in het bestuur.

MBO-Thm:de stichting is geheel zelfstandig en heeft geen direkte bin-ding met instellingen.

~rno-rrt: de stichting is geheel &elfstandig en heeft geen direkte binding met instellingen.

KBO-VLn1de stichting is zelfstandig, maar aIle medewerkende instel-lingen in de regio zijn vertegenwoordigd in het bestuur, ~o­

dat er sprake is van een nauwe band tussen school en instel-lingen.

MBO-VR: de stichting is geheel zelfstandig en heeft geen direkte binding met instellingen.

In de diverse leerplannen wordt unaniem de volgende doelstelling ge-hanteerd:

de onderwijsvragende, die de eerate cyclus van het 4-jarig voortgezet onderwijs voltooid heeft, onderwijsleersituaties aan te bieden, die hem in staat stellen zichzelf in relatie tot de hem omringende wereld onder begeleiding te vormen tot beginnend beroepsbeoefenaar in arbeids-velden, waar sociale, agogische, technische en organisatorische ~pek­

ten in de beroepsuitoefening een rol spelen. De onderwijsleersituaties dienen zodanig gestruktureerd te zijn, dat in het onderwijsleerproces zowel algemene als aan de beroepsuitoefening ontleende vormende ele-menten voorkomen, die kunnen lei den tot een persoonlijke ontplooiing en effektieve beroepsvoorbereiding en tot een tijdens en na de onder-wijsperiode zo adekwaat mogelijk participeren in de maatschappij. Deze opleiding is een voorbereiding op een beroep in de

gezondheids-•

zorg, waaTin het verplegen centraal staat.

Deze doelstelling is - met enkele wijzigingen - overgenomen uit het· rapport MHNO-MSPO van het ministerie van onderwijs; de onderstreepte stukken komen in deze doelstelling niet voor ( 7 ).

(23)

De MBO-V Eindhoven heeft in een onlanga geachreven nota de laatste zin vervangen door: Deze opleiding enz., waarin naast de verzorging, de begeleiding van patienten/pup11len/cl1enten centraal staat.

Deze begeleiding wordt enerzijds geboden bij ontwikkeling van akti-viteiten tot behoud of heratel van gezondheid en anderzijda in die ge-vallen, waarin heratel niet mogelijk is.

4. Curriculum.

Om enige indruk te krijgen van het soort onderwijs, dat op de MBO-V wordt gegeven is in bijlage IV het curriculum opgenomen, zoals dat

in de leerplannen 1976 is afgedrukt.(Hierin zijn kleine wijzigingen aangebracht, omdat enkele vakken niet op alle MBO-V's worden gegeven c.q. een andere naam hebben).

Opvallend daarbij is, dat er tussen de scholen niet onaanzienlijke verschillen bestaan in de verdeling van lesuren tusaen de eerste vier vakken: verpleegkunde, omgangakunde, gezondheidakunde en ziektekunde; het totaal aantal uren, aan deze vakken besteed, komt vrij goed over-een.

Een mogelijke verklaring hiervoor is, dat de inhoud van deze vakken per school verachilt en dat in zijn totaliteit eenzelfde pakket leerstof wordt aangeboden.

III.2 Specifiek gedeelte: prBktijkkomponent van de opleiding.

Het praktijkgedeelte van het onderwijs wordt met name gerealiseerd in het 2e en 3e jaar van de opleidingj in het eerate jaar worden al-leen orienterende bezoeken afgelegd aan de diveraevelden in de gezond-heidazorg.

Die zgn. prBktijkleerperioden zijn een bijzonder belangrijk onderdeel van de opleiding, getuige het aantal uren, dat hiervoor in het curri-culum is uitgetrokken en onderstaand citaat uit de nota plp's van de werkgroep pIp (11 ):

" Bij de operationalisering van de onderwijadoelatelling kan gesteld worden, dat bepaalde opleidingsdoelstellingen niet alleen binnen de

(24)

opleidingsinstHuten gerealiseerd kunnen worden. Het is noodzake-lijk, om de gewenate eindgedragingen van de abiturienten te berei-ken, hen naast interne onderwijsleersituaties (intern in het school-gebouw) externe onderwijsleersituaties (in het veld van de gezond-heidszorg) san te bieden."

1. Doelstellingen van de praktijkleerperioden.

-De werkgroep plp's heeft 4e volgende doeletellingen>geformuleerd:

1. zgn. praktijkleerdoelen; deze kunnen worden beschouwd als algemene leerdoelen voor de praktijk

2. doelstellingen voor respektievelijk 2e en 3e jasr; deze kun-nen worden beschouwd ala apecifieke praktijkleerdoelen. Ad 1. praktijkleerdoelen (dit zijn de algemene onderwijsdoelen die

zijn gesteld voor de plp's: wat moet de 11 in de praktijk 1eren?) - leren hanteren van verkregen kennis

- de 11 helpen een houding te ontwikkelen.die beantwoordt aan de behoeften van de hulpvrager

- de 11 inzicht geven in verschillende praktijksituaties - de 11 de hieruit voortvloeiende emoties te leren verwerken - het bevorderen van zelfwerkzaamheid

- de 11 de mogelijkheid bieden in het ext erne praktijklokaal te oefenen.

- de 11 de moge1ijkheid bieden adekwaat te observeren

- konfrontatie met verachil1en en overeenkomsten in diverse situaties

- de 11 konfronteren met eigen mogelijkheden en interessen de 11 he1pen een bewuste ve1dkeuze te maken na de op1ei-ding

- de 11 konfronteren met eigen beperkingen

- de 11 he1pen zijn 1eermotivatie te ontwikke1en in de voor hem gewenste richting

- de 11 1aten oefenen met situaties, gericht op vaardigheden. - praktijk1eerdoelen hebben de funktie aan te sluiten bij de

(25)

Ad 2. Doelstellingen 2e jaar (dit zijn de doelen, die apecifiek in het 2e jaar zowel d.m.v. theorie ala praktijk dienen te worden ge-realiseerd)

- de 11 zoveel mogelijk zicht geven op menaen in de verachil-lende verpleeg- en hulpverleningasituaties (verbreding van zicht op de gezondheidszorg)

- verbreding naar verschillende hulpverleningsaituaties - konfrontatie met patienteri

- observeren met kennis, inzicht en vaardigheden, verworven in het orientatiejaar

- voorwaarden scheppen tot verdieping van kennis, inzicht en vaardigheden in het derde leerjaar: het participatiejaar - op basis van de reeds aanwezige kennis en vaardigheden de

hulp-vragen van mensen in hun situatie te leren herkennen en observeren hoe men op adekwate wijze deze kan beantwoor-den

- de aangebrachte kennis, vanuit de verschillende leerstof-kernen, te herkennen in de hulpvragen van mensen in ver-pleegsituaties

- verdere uitbreiding en verdieping van kennis, vaardigheden en attitude.

doelstelling 3e jaar (dit z~Jn de doelen, die specifiek in het derde jaar zowel d.m.v. theorie ala praktijk dienen te worden gerealiseerd).

- verdieping van kennis, inzicht en vaardigheden - het leren dragen van verantwoordelijkheid - het leren funktioneren in organisaties - zelfhantering

- het maken van een veldkeuze na de opleiding

- het ontwikkelen, toetsen enhanteren van een visie op ver-plegen (methodisch handelen)

- het leren herkennen van de hulpvraag van de pati~nt

(26)

Deze opsomming van doelen (1+11+111) moet worden gezien als een opera-tionalisering van de in zeer globale termen vervatte doelstelling on-der C.

Voor de volledigheid volgt hieronder de doelstelling van het eerste jaar:

- persoonlijkheids- en beroepsvorming in relatie tot het beroep - voorbereiding op het tweede leerjaar: het observatiejaar.

2. Verantwoordelijkheid voor de begeleiding.

---De 11 van de MB0-V verkeert gedUrende de plp's in een krachtenveld met aan de ene kant de school en aan de andere kant de instellingen van gezondheidszorg, die hem gedurende deze perioden onderdak bieden. Beiden hebben hun eigen doelstellingen, die in sommige gevallen

strijdig kunnen zij~

De school heeft zich tot doel gesteld de opleiding van 11 te verzorgen en 11 en leerproces staan daarbij centraal. De school draagt de primaire verantwoordelijkheid voor de 11.

De instelling heeft zich tot doel gesteld de hulpverlening aan mensen, die daarop een beroep doen en de pati~nt zijn wel-zijn en veiligheid staan daarbij centraal. De ins telling is ver-antwoordelijk voor de uitvoering van het werk, dat de 11 als oefening verricht.

Deze verschillen in doelstellingen hebben een duidelijke invloed op de verde ling van verantwoordelijkheden tussen school en instelling m.b.t. de praktijkbegeleiding (12 )

In het rapport van de kommissie Von Nordheim ( 4) , dat

vooraf-ging aan de oprichting van de MBO-V wordt met be trekking tot de begelei-ding het vo1gende opgemerkt:

II Begeleiding van stages en orientatieperioden vindt plaats

vanuit de school. Uitgangspunt hierbij is dat het werkkli-maat tevens opleidingskliwerkkli-maat moet zijn en dat de praktijk-opleiding dus afdelingszaak is.

(27)

De belnvloeding door de school in dit opzicht kan geschie-den door begeleiding en het stellen van etagevoorwaargeschie-den8

Uit dit citaat zou kunnen worden gekonkludeerd, dat de opleiding in de praktijk door de school uit hand en moet worden gegeven en door middel van begeleiding vanuit de school moet worden bijgestuurd.

In het rapport i>IHNO-MSPO ( 7 ) wordt het woord werkklimaat zorg-vuldig vermeden en zeer sterk de nadruk gelegd op de zgn. leerlingen-status die 11 in de instelling moet behouden (met leerlingenstatus wordt bedoeld, dat de 11 beslist niet als werkkracht in de instelling mag funktioneren, maar 11 van de school blijft).

Ook wordt gesteld, dat de school opleidingsdoelen moet vaststellen, die in het extern praktijklokaal (de instellingen) moeten worden ge-realiseerd.

"Een zaak, die om een zeer goed samenspel tussen opleidingsinstHuut en werkvelden vraagt, is het vinden c.q. beschikbaar stellen van een voldoende aantal als goed te kwalificeren praktijkadressen met daar-aan gekoppeld het vraagstuk van de aard van de begeleiding binnen de . praktijkinstelling en het waarborgen van de leerlingenstatus van de studerende."

Tot zover de algemene beschouwingen in de nota van Von Nordheim en de kommissie MHNO-MSPO; in het nu volgende wordt aandacht besteed aan de nota's die de werkgroep pIp's en de werkgroep van pc's MBO-V m.b.t. de praktijkbegeleiding hebben opgesteld.

In de nota van de werkgroep pIp's (11) wordt verwezen naar de nota MSPO/1>TIlNO:

- de school moet duidelijke leerdoelen opstellen voor de pIp (met als doel het streven naar integra tie van theorie en praktijk)

- de 11 is tijdens de gehele opleiding (dus ook in de praktijk) 11 en geen werknemer

(28)

in-konsistent zijn (zie tegenstrijdigheid van doe len in begin van de paragraaf), moeten de begeleidende aktiviteiten van de 11 in de plp door medewerkers van de school geschieden (iets waarover tussen de diverse experiment en verschil van mening bestaat).

Een andere reden voor deze stelling was voornoemde integra-tie van theorie en praktijk. Bij uitstek zou de begeleiding dienen te geschieden door verpleegkundige docenten van de school.

Begeleiding door medewerkers van instellingen zou moe ten worden afgewezen evenals kombinatie met de begeleiding van

inservice 11.

Op deze manier zouden realisering van leerdoelen in de prBktijk en eventuele bijsturing gestalte kunnen krijgen: overlappingen zouden kunnen worden vermeden.

Deze zienswijze benadrukt een absolute verantwoordelijkheid voor de opleiding en realisering van leerdoelen bij de school; wel wordt in dezelfde nota gesteld, dat de instellingen verantwoordelijk dienen te zijn voor de aktiviteiten van 11, die onder leiding van een mede-werker van de instelling gebeuren. De school is dus verantwoordelijk voor de opleiding en de ins telling voor de uitvoering.

In de nota plp's van de werkgroep pc's MBO-V (11 ) worden deze

ge-dach~en verder uitgewerkt. Dit leidt o.a. tot de volgende drie stel-lingen dat:

1. de begeleiding van de 11 tijdens de plp voornamelijk moet geschieden door docenten van de school en in overeenstemming met de onderwijsleerdoelstellingen van de school.

2. de begeleiding van de 11 tijdens de plp van direkte aard moet zijn. De docent moet het leerproces van nabij kunnen volgen.

(29)

In overeenstemming met de aan het begin van deze sub-paragraaf genoem-de scheiding van doelstellingen en verantwoorgenoem-delijkhegenoem-den kent genoem-de MBO-V zowel pb's (school) ala pI's (instelling); voor een definitie van deze begrippen wordt verwezen naar bijlage I.

Volgens genoemde nota pIp's ( 11 ) dienen de verantwoordelijkheden van school en instelling en de wijze van funktioneren van de 11 in de instellingen duidelijk te zijn vastgelegd in een :zgn. leerkontrakt; dit leerkontrakt dient te worden gesloten vear aanvang van de pIp's. AIle MBO-V's kennen deze kontrakten, ook weI kriteria voor de pIp's genoemdj een voorbeeld is opgenomen in bijIage V. Met name op het

punt van de juridische konsekwenties is de zaakvan de leerkontrakten nog in onderzoek.

3. Organisatie van de praktijkbegeleiding.

---In onderstaande figuur is de struktuur geschetat van de begeleiding. Het is niet de bedoeling, dat deze figuur wordt beschouwd als een

formeel organisatieschema, maar als een schema, dat de diverse funkties binnen het praktijkgebeuren en de relaties die daartussen bestaan in kaart brengt.

De overige funkties binnen de school (betreffende het theoretisch ge-deelte van de opleiding, huishoudelijke en administratieve diensten) en binnen de ins telling (betreffende het prima ire procest waarbij het weIzijn van de patient centraal staat) zijn in dit schema dus niet

opgenomen. direktie

school ~---~ HO

(30)

De 11 bevindt zich op de "scheids"lijn en verkeert in een spannings-veld tussen school en instelling.

De relaties tussen de diverse funkties zijn van drieerlei aard: H: hierarchische relatie

0: operationele relatie F: funktionele relatie

In zijn boek Industrie en Organisatie ( 13 ) geeft Botter de vol-gende betekenis aan deze relaties:

H: een hierarchische chef heeft de verantwoordelijkheid voor de algemene gang van zaken en bepaalt het beleid.

0: een operationele chef kan een funktionaris werkopdrachten geven binnen het raamwerk gesteld door de hierarchische chef van deze funktionaris.

F: een funktionele chef is te zien als vakspecialist, die zorgt voor goede richtlijnen, voorschriften en aanwijzin-gen op vaktechnisch gebied.

Opm.: De relaties tussen direkties en tussen pc en oc laten zich moei-lijk beschrijven in termen van H, 0 en F; er vindt overleg plaats.

Korte omschrijving van de relaties, die in het schema voorkomen : a. direktie school - direktie instellingen: plegen overleg over het weI

of niet beschikbaar stellen van het extern praktijklokaal en eventuele voorwaarden,daaraan verbonden.

b. pc - oc: werken samen de voorwaarden waaronder het extern praktijkIokaal beschikbaar wordt gesteld verder uit en werken de te treffen organisa-torische maatregelen uit (planning).

c. direktie school-ph en co~rdinator: delegatie van uitvoering en organi-satie van de pIp's en vormt tevens het bevoegd gezag.

d. direktie instelling - oc en afdelingshoofd: delegatie van organisatie en uitvoering van de pIp's voorzover het de instelling hetreft en vormt tevens het bevoegd gezag.

e. pc - pb: verstrekt richtlijnen t.b.v. het gebruik van het extern praktijk-lokaal en inlichtingen over de getroffen organisatorische maatregelen (plaatsing en toewijzing van 11 en instellingen) •

(31)

f. oc - afdelingshoofd: verstrekt inlichtingen over de getroffen orga-nisatorische maatregelen (toewijzing 11) en verstrekt richtlijnen. g. pb - pI: geeft richtlijnen over het verloop van het leerproces,

be-spreekt de uit te voeren opdrachten en de begeleiding daarvan en houdt tevens regelmatig voortgangsbesprekingen.

h. oc - pI: verstrekt richtlijnen over de uitvoering van de pIp voorzover het de instelling betreft en inlichtingen over organisatorische maat-regelen (welke 11).

i . afdelingshoofd - pI: geeft de werkopdrachten naast de leiding, geeft

indien nodig aanwijzingen en is het bevoegd gezag over de pl.

j. pb - 11: bespreekt de uit te voeren opdrachten, geeft aanwijzingen en instrukties en houdt voortgangsbesprekingen betreffende het leerproces en is tevens het bevoegd gezag over de 11.

k. pI - 11: geeft dagelijkse leiding bij het uitvoeren van de opdrachten en kan opdrachten verstrekken vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de handelingen die de 11 verricht.

AIle MBO-V's kennen deze funkties en paasen zodoende binnen de ge-schetste struktuur; ter il1ustratie is in bijlage VI de struktuur-schets opgenomen die de MBO-VE van de praktijkbegeleiding heeft ge-maakt. Een kleine uitzondering vormt de MBO-VF, waar de relatie tussen de beide direkties grotendeels is vervangen door een relatie tussen het bestuur van de school en de direktie van de instelling; dit ver-schil is historisch gegroeid en heeft te maken met in 111.1 beschre-ven bestuurIijke band tussen school en instellingen.

Wanneer het echter gaat over de bemanning van deze funkties binnen het praktijkgebeuren, verschillen de MBO-V's weI van elkaar en moet het schema als voIgt worden aangepast:

MBO-VE: de direktie van de school is in dit geval adjunkt-direktie in het grotere geheel van het regionaal opleidingsinstituut.

direktie regionaal opleidingsinstituut

(32)

MBO-V 1m: in dit geval kan het schema ongewijzigd blijven.

MBO-V H : in dit geval is de pc een direktie-lid; de pc is dus geen aparte funktionaris, maar de adjunkt-direktrice is tevens pc.

De redenen hiervoor zijn, dat de school te klein is voor een full-time pc en dat men de kombinatie van beide funkties erg praktisch vindt; immers de direktie heeft reeds kontakten met de instellingen en men vindt het ongewenst, dat de school "te veel gezichten heeft". WeI valt te verwachten, dat een aantal taken van de coBrdinator, met name het verstrekken van infor-matie over de MBO-V, zullen worden verschoven naar de pb's. MBO-V 1n: voor de MBO-V 1n geldt hetzelfde als wat is gezegd voor de

MBO-V H; alleen de redenen voor deze organisatievorm zijn niet zo expliciet genoemd.

MBO-V R in dit geval kan het schema, evenals het geval is bij de MBO-V 1m, worden gebruikt zonder wijzigingen.

Met betrekkingtot de oc kan worden gesteld, dat dit in praktisch alle gevallen een deelfunktie is. Zeer belangrijk is, dat deze funktie door iemand wordt vervuld, die direkt toegang heeft tot de verplegingsdienst.

4. Uitvoering van de begeleiding.

---In deze subparagraaf zullen een aantal aspekten aan de orde komen m.b.t. de uitvoering van de praktijkbegeleiding, waarin de diverse MBO-V's blij-ken te verschillen.

a. opleiding van pb's en aantal pbls per school.

Op alle scholen zijn de pb's verpleegkundigen, behalve in Lm, waar naast verpleegkundig docenten ook agogisch docenten deelnemen aan de praktijkbegeleiding. Men is van mening, dat de agogisch docenten - indien daartoe aanleiding bestaat - van advies moeten dienen.

(33)

r~BO-V E

r-mo-v

Lm MBO-V II r-rno-v Ln MBO-V R 7 6 3+4+10* 9 7

b. begeleiding per veld of per groep.

Op de MBO-V's E,H,Ln begeleiden de pb's 11 in dat veld, waarin zij deskundig zijn (kunnen eventueel meerdere velden zijn) gedurende een pIp; in de volgende plp begeleiden zij in hetzelfde veld een andere groep 11.

Op de MBO-V Lm zijn de pb's aan een groep 11 gekoppeld, die zij in alle velden begeleiden gedurende een pIp; er zijn twee begeleiders per groep 11, een verpleegkundig- en een agogisch docent, die geduren-de een plp een halve groep (spoor) begeleigeduren-den en geduren-de volgengeduren-de pIp van spoor wisselen.

Op de MBO-V R bevindt men zich in een overgangsfase van veldgerichte begeleiding naar meer groepsgerichte begeleiding; het ligt in de be-doeling dat een pb een groep 11 in meerdere velden achtereenvolgend gaat begeleiden.

c. Op vier MBO-V's (E,Lm,Ln,R) zijn de pb's docenten van de school, in overeenstemming met genoemde nota's ( 7 11 ). In H is men hiervan echter om twee redenen afgeweken:

- er is een gebrek aan mankrachtj vanwege de grootte van de school zijn er niet voldoende leerkrachten in verhouding tot de grote differentiatie van taken en de prioriteitstelling van de taken is anders;

in sommige velden vindt men i.v.m. de relatievorming, die daar van essentieel belang is (psychiatrie en zwakzinnigen-zorg) tussenkomst van derden ongewenst.

Men kent daar derhalve twee soorten pb's:

(34)

A. dccenten (verpleegh~ndig), die san de school zijn verbonden en van daaruit de 11 begeleiden in de praktijksituatie. B. verpleegkundigen, die aan de instellingen verbonden zijn;

gedurende de aanwezigheid van 11 in deze instellingen zijn de betreffende verpleegkundigen echter uitgeleend aan de school en vrijgesteld van andere taken. Ze begeleiden vier 11. ij hebben nauw kontakt met de theoriedocenten van de school, die in "hun veld" les geven; deze staat hen in de begeleiding bij en bewaakt en evalueert het leerproces. Deze typen A en B wisselen per veld en instelling en daarom wordt in onderstaande tabel een overzicht gegeven van de velden en de daar ge-hanteerde typen begeleiders.

totaal

algemeen ziekenhuis 4

psychiatrisch ziekenhuis

4

zwakzinnig~n inrichting 3

verpleeghuis 4

Opmerkingen bij de tabel:

begeleider type A type B 2 2 3 4 3 1

- vanwege de geografische ligging is het EO, dat de twee bege-leiders van type A in het algemene ziekenhuis, dezelfden zijn als twee van de drie begeleiders van type A in het verpleeg-huis.

de EMGZ is in de rij van instellingen niet opgenomen vanwege het feit dat de 11 in dit veld allen met een wijkverpleegkun-dige meegaan, die dan als pI/pb fungeert.

Voor elk veld is er een theoriedocent van de school, die de plls

in de instellingen bijstaat en toezicht houdt op naleving van gemaakte afspraken. Beide typen begeleiders maken gebruik van pl's wanneer

groepsgewijze begeleiding aan 11 binnen een instelling niet mogelijk is en individueel moet geschieden (afhankelijk van situatie en de aard van de opdracht c.q. leerdoel); de 11 wordt dan tijdelijk met een afdelings-verpleegkundige meegestuurd.

(35)

Dit is de reden waarom in dit verslag type B pb en niet pl is ge-naemd. Bovendien zijn deze begeleiders (B) mede verantwoordelijk vaor het leerproces en de beoorde1ing van de 11.

Opm.: Bovenataande is een verklaring voor het grate aantal begeleiders dat in het overzicht van het vorige hoofdstuk is aangegeven.

d. aantal medewerkende instellingen.

In onderstaande tabel is het aantal inste11ingen aangegeven waarmee de MBO-V's samenwerken. De EMGZ is uit deze tabel gelaten, omdat moeilijk gesproken kan worden van aanta1 medewerkende inste1lingen in de EMGZ; meestal lopen de kontakten met de pl's uit de EMGZ (wijkver-pleegkundigen, met wie de 11 meegaan) via een konglomeraat/overkoepe-lend orgaan van samenwerkende kruisverenigingen in stad of regia.

MBO-V E Lm H Ln R algemeen ziekenhuis 6 9 4 8 15 verpleeghuis 7 4 5 11 14 zwakzinnigeninrichting 5 2 :3 2 14* psychiatrische inrichting 4 4 5 1 :3

Opm.: In R werkt men met :3 zwakzinnigeninrichtingen en 11 medische dagverblijven samen.

Door dit verschil in aantal medewerkende instellingen verschilt ook het aantal instellingen, dat 6en pb moet bezoeken voor het begeleiden van een groep 11. Deze aantallen varieren van 1-10 instellingen per pb.

i

e. aantal 11 per pb.

Aangezien het aantal pb's per school varieert (a), wisselt oak hat aantal 11, dat gedurende een peri ode door een pb begeleid wordt.

f. duur van de plp.

De MBO-V's onderscheiden 5 of 6 velden of thema's, waarin een plp wordt gehouden. Dit is afbankelijk van het feit of men het algemeen ziekenhuis (de somatisch zieke mens) als een of twee velden beschouwd

(36)

ell onderscheid maakt tussen volwassen verpleging en kinderverpleging. De MBO-V's E,Lm en R onderscheiden 6 velden; de MBO-V's H en Ln onder-scheiden 5 velden, waarbij moet worden opgemerkt, dat H binIlen het a1-gemeen ziekenhuis de driedeling interne-, chirurgische- en kinder-afdeling kent, in welke " sub"velden een plp gehouden wordt.

In onderstaande is een overzicht gegeven van de duur van de plp's in het 2e en 3e jaar in de diverse velden; vermeld is het aantal

prak-tijkweken.

Thema/Veld MBO-VE MBO-VLm MBO-VH MBO-VLn MBe·

jr.2jr.3 jr.2jr.3 jr.2jr.3 jr.2jr.3 j .iii,:" Algemeen Ziekenhuis 8 10 5 6 Kinderverpleging

:1

4 , 2 Volwassen verpleging ... 4 :3 \Jl Verpleeghuis(chronisch zieke

""-

::s 4 2 6 5 6 1.1 of bejaarde mens) <: (1) Zwakzinnigeninrichting 4

....

p. 4 4 8 5 6 (zwakzinnige mens) ~ \l'l Psychiatrische inrichting/zknhs. 4 \l'l ~ 4 4 8 5 6 4-(psychisch zieke mens) ;>;'

~

EMGZ (zieke mens thuis) 4 t:I (I) 4 1 4 2 4 3

Opmerkingen:

MBO-V E : in het derde jaar wordt er een keuze gemaakt binIlen de aange~

ven clusters waar respektievelijk technische/ instrumentele a~,· pekten van het verplegen en relationele aspekten van het vex·,

plegen belangrijk zijn.

MBO-V Lm: aangezien hier nog niet van een 3e jaar sprake is, zijn geen getallen opgegeven.

MBO-V H

Waarschijnlijk zal men het systeem van MBO-VE overnemen. in het tweede jaar wordt een onderverdeling interne-, chir';;:,· gische- en kinderafdeling van 3, 3 en 2 weken gemaakt.

Met name in het derde jaar blijken er grote verschillen in opvatting bestaan over deruur van de plp's. Daarom is gevraagd near de redenen van de gekozen opstelling:

(37)

MBO-V E - het is ondoenlijk om in alle velden vaardigheden te ont-wikkelen;

- men vindt het niet belangrijk, dat de 11 met allerle1 spe-cifieke zaken worden gekonfronteerd;

- het ontdekken, dat er verschillen zijn in de diverse vel-den is een taak voor de leeroefenperiode in het 2e jaar; - men vindt het noodzakelijk dat een 11 zelfstandig leert

funktioneren in een spec1fieke situatie, m.a.w. leert ont-dekken dat er specifieke dingen zijn, ongeacht welke spe-cifieke situatie,dit is;

- het duurt erg lang voordat de 11 zichzelf kan ontdekken in zoln situatie en voordat hij leert daarin te funktioneren. MBO-V H - de MBO-V leidt op voor alle velden in de gezondheidszorg

en dus moe ten specif1eke leerervaringen in alle velden wor-den opgedaan;

- het is niet verantwoord om iemand te laten werken in een veld,waarmee alleen in het 2e jaar een korte konfrontatie heeft plaatsgevonden;

- de 11 krijgt een duidelijker beeld van een veld dan wanneer het beeld wordt gevormd door een enkele konfrontatie die veelal niet representatief is voor dat veld,

MBO-V F - in het 2e jaar wordt slechts globaal kennis gemaakt met de velden en men tracht in het 3e jaar verdieping in alle vel-den te'brengen;

- men wil dat de 11 naderhand een bewuste keuze kan maken en vindt dat dit niet kan zonder dat alle velden opnieuw zijn doorlopen (uitgediept);

- velden lopen sterk uiteen en men acht het in strijd met de doelstelling om niet in alle velden een plp te plannen. MBO-V R - alle velden zijn relevant als leerervaring (m.a.w. elk veld

heeft specifieke leerervaringen);

- men pretendeert op een MBO-V op te leiden voor alle velden van de gezondheidszorg en dus moe ten specifieke leererva-ringen in allevelden worden opgedaan;

(38)

- de 11 is in staat om voor de toekomst gemotiveerd een werkterrein te kiezen;

- omdat in het 2e jaar enke1e ve1den niet vol1edig aan bod ko-men (EMGZ en zwakzinnigenzorg;),'ishet noodzake1ijk dat

deze in het 3e jaar terugkeren;

- indien nu in het 3e jaar niet a11e ve1den door1open zouden worden, zou dit een eenzijdige belasting betekenen;

- de kennismaking met de velden in het 2e jaar geeft niet een vol1edig bee1d van het veld (a11een a1 omdat het nivo van de 11 dan nog niet hoog is) en het opnieuw doorlopen geeft de gelegenheid dit bee1d te kompleteren.

De plp's in het 2e en 3e jaar worden afgewisseld door schoolb1okken, die variUren in lengte en die a1 dan niet samen met de plp een thema vormen; een uitzondering is het 3e jaar van de MBO-VII, waar in alle weken een lesdag is ingepland en in totaal slechts vier schoolweken.

g. De indeling van de tijd gedurende de plpts.

De 11 van alle MBO-V's zijn in hun plp's een aantal dagen in de week in de inste11ingen bezig met de uitvoering van hun opdrachten. Deze opdrachten zijn van te voren meer of minder uitgebreid op schrift ge-steld en hiervan moeten de 11 een vers1ag maken (buiten "werktijd"; a11een aantekeningen worden in de instellingen gemaakt).

Daarnaast houdt de 11 zich bezig met algemene basisverpleging; wat de 11 dan doet hangt af van wat de pl - al dan niet in over1eg met de pb en de 11 - beslist.

Alleen de MBO-VL heeft een lijst met bezigheden, die -fakultatief-in aanmerk-fakultatief-ing komen. Alle MBO-V's hebben bepaald, dat de aanwezigheid in de instel1ingen in het tweede jaar a11een binnen schooltijden mag vallen; in het derde jaar mogen bij uitzondering ook onregelmatige . diensten worden meegelopen.

Er zijn echter verschillen te konstateren t.a.v. de volgende punten: - het aantal dagen/week, dat in de inste11ingen wordt

doorge-bracht

(39)

- het al dan niet inlassen van lessen in de instellingen (door begeleider).

In onderstaand overzicht is te zien hoe deze zaken per school zijn ge-regeld: aantal dagen/week 2e jaar 3e jaar MBO-VE 4 (6 u) 4 (6 u) MBO-VLm 4 (6 u) MBO-VII 5 (6 u) MBO-VLn 5 (6 u)

MBO-VR 4(7-8u)

5 (6 u) 4(7-&) 4(7-8u)

4(7-8u)

terugkomdagen 2e jaar 3e jaar 1/week 1/week 1/week 1/week

*

*

2/peri- 2/per. ode * de terugkomdagen worden vervangen door lessen in de instell1ngen

Bovenstaande geldt vanzelfsprekend alleen.wanneer ook werkelijk een plp in de instell1ngen wordt doorgebracht.

Dit is met name niet het geval voor de plp's in de EMGZ:

- in H,Ln en R werden de plp's in het tweede jaar, die van kortere duur zijn, gevuld met orienterende bezoeken aan

in-stellingen binnen de EMGZ met ala thuisbasia de school; - in E wordt in het derde jaar alleen theoretisch aandacht

be-steed aan de EMGZ en worden daar geen plp's gepland •.

Argumenten die genoemd zijn ter verantwoording van verschillende dagj week indelingen zijn:

. voor vier werkdagen van 7-8 uur:

- de yerhouding reistijd-werktijd anders ongunstig - de reiskosten

- de docenten hebben een dag beschikbaar voor andere taken - de ins telling heeft slechts vier dagen te maken met 11 - de 11 krijgt een betere kijk op de dag van de patient. voor v1jf werkdagen van 6 uur:

- het 11 z1jn wordt benadrukt

(40)

- de 11 heeft meer mogelijkheden om zijn ervaringen emotioneel te verwerken

- er vindt geen onderbreking plaats - het levert maer leerervaringen OPe

h. Het santal bezoeken of bezoekuran aan de 11 in het veld.

Het blijkt, dat de NBO-V's niet allen dezelfde methode hanteren wat betreft het bezoeken van 11 in de inste1lingen.

MBO-V E : in het tweede jaar wordt aan het begin en tegen het einde van elke perioda een bezoek aan de 11 in de inste11ing gebracht. Het eerate he aft tot doe1 samen met de 11 te zoeken near

be-reikbare 1eerdoelen en het tweede heeft een evaluatief karak-ter.

in het derde 1eerjaar wordt de 11 gedurende beide participa-tieperioden zes maal bezocht, nl. aan het begin en eini van drie fasen die men in deze perioden onderscheidt:

- oriintatiefase; dit is een verkennende periode, niet te ver-warren met de oriintatie-periode van het eerste leerjaar. - fase waarin de patiint centrasl staat

- fase waarin de 11 als beroepsbeoefenaar centraal staat. De doelstelling van deze bezoeken is hetzelfde als in het tweede jaar. Een uitzondering op deze regels vormt de periode in de EMGZ.

In het tweede jaar bezoekt de bege1eider zijn 11 slechts eenmaal en in het derde jaar is er in dit veld geen plp en wordt het thema de mena in zijn thuissituatie al1een

theo-retiach benaderd.

NBO-V 1m: de 11 krijgt iedere week bezoek van zijn begeleider; er wordt gesproken over ervaringen en vorderipgen.

Ook hier vormt de EMGZ een uitzondering: de 11 krijgt ge-durende deze periode slechta tweemaal bezoek.

MBO-V H: de 11 ziet zijn begeleider zeer frekwent, omdat deze gedu-rende de plp's ook in de instelling aanwezig is.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Onze studie laat zien dat we met de gangbare operationalisering mogelijk zelfs een verkeerd beeld hebben van de voorkeuren van deze groep: jongeren associëren baan-

Zorgverlener Communicator Samenwerkingspartner Reflectieve EBP Professional Gezondheidsbevorderaar Organisator. Professionaliteit en

De opleiding Hoger Management voor de Retail (HMR) past bij jou wanneer je jezelf op een praktische manier wilt ontwikkelen en je wilt leren om jouw winkel goed aan te kunnen

Eén van de leraren verwoordt dat door te zeggen dat de studenten niet zozeer gemotiveerd zijn voor lezen, maar dat zij dik- wijls al veel onderwijsmislukkingen achter de rug hebben

Voor de karakteristieke aspecten van het vmbo en mbo, zoals samenwerken met het bedrijfs- leven en kenmerken van leerlingen blijkt de waardering voor de lerarenopleiding niet positief

Het onderzoek naar kwaliteitsverbetering bij Middenkaderfunctionaris afbouw en onderhoud (Uitvoerder), 94522 , niveau 4, bbl, locatie Waddinxveen richtte zich op de examinering

• Bestuur vraagt inspectie om onderzoek naar goede opleiding uit te voeren.. • Er moet altijd een eigen evaluatie van de opleiding door het bestuur

De motie en het genoemde rapport hebben geleid tot een drieledige opdracht van de minister van OCW aan de inspectie: (1) schrijf een brede notitie over de huisves- tingssituatie