• No results found

De Visserskaai te Oostende (prov. West-Vlaanderen): archeologie van een in de 17de eeuw zwaar geteisterde stad

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Visserskaai te Oostende (prov. West-Vlaanderen): archeologie van een in de 17de eeuw zwaar geteisterde stad"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Archeologie in Vlaanderen VII - 1999/2000, 231-276

De Visserskaai te Oostende (prov. West-Vlaanderen): archeologie

van een in de 17de eeuw zwaar geteisterde stad

Marnix Pieters, Liesbet Schietecatte, Anton Ervynck,

W i m Van Neer' & Danielle Caluwé

2

met bijdragen van Frans De Buyser, Jerome Eeckhout ,

David Houbrechts & Luc Muylaert

1 I n l e i d i n g

Van september 1998 tot en m e t februari 1999 werden d o o r het I n s t i t u u t voor h e t Archeologisch P a t r i m o n i u m van de V l a a m s e G e m e e n s c h a p (IAP) en de stad O o s t e n d e de graafwerken v o o r d e a a n l e g van d e o n d e r g r o n d s e p a r k e e r g a r a g e

1 Situatieplan. Location map.

o n d e r de Visserskaai (fig. 1) a r c h e o l o g i s c h b e g e -leid3. H i e r b i j werd informatie i n g e w o n n e n over

de O o s t e n d s e versterkingen aan d e o o s t k a n t van d e stad en h u n evolutie g e d u r e n d e d e p e r i o d e 1 6 d e 1 9 d e eeuw. D e o p g r a v i n g e n d o c u m e n t e e r -d e n tegelijkertij-d o o k verschillen-de a s p e c t e n van de m a t e r i ë l e c u l t u u r w.o. de c e r a m i e k c o n s u m p -tie en d e voedselvoorziening van d e s t e d e l i n g e n g e d u r e n d e dezelfde p e r i o d e . E n k e l e eerste resul-t a resul-t e n4 v a n d i t o n d e r z o e k w e r d e n b o n d i g g e p u -bliceerd in de tentoonstellingscatalogus ' M e t G r o f G e s c h u t . V e s t i n g b o u w langs de N o o r d z e e . ' van de gelijknamige t e n t o o n s t e l l i n g d i e in d e V e n e -t i a a n s e G a a n d e r i j e n van O o s -t e n d e liep v a n 1 3 . 0 6 . 1 9 9 9 tot 2 6 . 0 9 . 1 9 9 9 . N a een k o r t e s i t u e r i n g v a n d e O o s t e n d s e s t a d s v e r s t e r k i n g e n en van h u n u i t h i s t o r i s c h e b r o n n e n g e k e n d e militaire l o t g e v a l l e n , w o r d e n in een tweede luik de resultaten van h e t a r c h e o -logisch o n d e r z o e k v o o r g e s t e l d . H e t o n d e r z o e k

1 lUAP-project P4 / 12, Koninklijk Museum voor

Midden-Afrika, 3080 Tervuren.

2 Jéróme Eeckhout en David Houbrechts zijn ver-bonden aan het Laboratoire de Dendrochronologie de l'Université de Liège, Quai Roosevelt, l b - B-4000 Liège.

3 Het onderzoek werd wegens de grote tijdsdruk

uitgevoerd in minder gunstige omstandigheden. Toch leverde de vlotte samenwerking tussen het IAP en de stad Oostende enerzijds en de NV. A. Moens, de hoofdaannemer, en het studiebureau Belconsulting anderzijds de nodige creativiteit om het archeologisch bodemarchief zo goed mogelijk te documenteren zoals moge blijken uit onderhavige bijdrage.

Met dank aan Daisy van Cotthem, Hans Denis en Mare van Meenen voor de verzorgde grafische illustraties van deze bijdrage.

(2)

M. PIETERS, L. SCHIETECATTE, A. ERVYNCK, W. VAN NEER & D. CALUWÉ

van de op de Visserskaai aangetroffen begravin-gen wordt toegelicht in een globale studie van de gedurende de laatste jaren te Oostende bui-ten reguliere begraafplaatsen aangetroffen men-selijke begravingen5.

2 De Oostendse versterkingen (fig. 2)

Zoals te zien is op het stadsplan van Oostende, opgemaakt door Jacob van Deventer6,

had Oostende tot ver in de 16de eeuw geen stads-versterkingen. Pas in 15727, nadat de stad in

han-den van de noordelijke opstandelingen was gevallen, werden rond de dambordvormige open stad een aantal palissades met toegangspoorten opgetrokken. Vanaf 1578 bracht men ook bol-werken aan in aangestampte aarde vermengd met roggestro en takkenbossen8. Oostende was met

deze eerste vestingwerken reeds in staat om in 1583 een aanval van Farnese af te slaan9. In 1585

slaagde Valentin de Pardieu, de adjunct van Far-nese, er wel kortstondig in om het oude stads-deel van Oostende te bezetten10, maar moest

dit kort nadien zonder gevolg weer uit handen geven. De gebastioneerde verdedigingsgordel van Oostende werd pas na 1596 volledig voltooid o.l.v. La Croix en bestond toen uit acht eer-der kleine bastions12.

Reeds in 1584 waren, langs de oostzijde van de stad, de duinen en de dijken13 doorgestoken

om het gebied onder water te zetten. Zo is de Oostgeul14 ontstaan.

Het meest gekende beleg van Oostende vangt aan begin juli 1601 met de eerste beschietin-gen van de stad15. Aanvankelijk stonden de

Spaanse troepen onder het bevel van Aartsher-tog Albrecht zelf. Hij verbleef gedurende het beleg in een fort in Mariakerke, het zogenaamde 'Albertusfort'. O p het einde van 1603 droeg de aartshertog het bevel over aan de Genuees Ambrogio Spinola. Aan staatse zijde werden de militaire operaties geleid door Franciscus Vere, gouverneur van Oostende bij het begin van het beleg. Vere heeft een belangrijke rol gespeeld in het standhouden van de stad. Zijn list om in december 1601 gesprekken over de overgave van de stad te beginnen met de enige bedoe-ling om tijd te winnen tot de verwachte bevoor-radingsschepen de haven zouden binnenkomen, is haast legendarisch. Verder heeft hij in janu-ari 1602 de aanvallers tot vlakbij de westelijke stadsmuren laten komen om slechts op het laat-ste ogenblik de Tuymeldijk te laten doorlaat-steken waardoor ongeveer 2500 aanvallers verdronken zijn. De komst van Spinola op het einde van 1603 heeft de belegering een nieuwe impuls gegeven en noodgedwongen hebben de bele-gerden sindsdien de verdedigingsgordel door zgn. afsnijdingen stelselmatig moeten verkleinen16.

De laatste afsnijding werd doorgevoerd op 27 juni 1604 als antwoord op de beslissende

aan-val die vanuit het westen was ingezet17.

Hier-voor werd in de noordoostelijke hoek van de stad een kleine zone met een nieuwe gracht omgeven (fig. 2). Deze gracht sloot net ten zuiden van het Peckels bolwerk aan op de buitengracht en mondde ten westen van het noordelijk bolwerk in de oude haven uit. Voor de bouw van deze laatste afsnijding of het zogenaamde 'Nieuwe en Kleine Troje' was er zo weinig grond beschik-baar dat 10 stuivers werden betaald voor elk lijk dat werd aangebracht en kon gebruikt worden bij het opwerpen van de wal1 . De stad heeft

zich uiteindelijk overgegeven vóór ze volledig ingenomen was. Het beleg van Oostende ein-digt in september 1604 met de uittocht uit de stad van 3000 mannen en 400 vrouwen, kin-deren niet meegerekend19. O p dat ogenblik was

Oostende één grote puinhoop bezaaid met onbe-graven lijken20.

Het beleg van Oostende is vermaard omdat de stad zolang heeft kunnen weerstand bieden aan de Spaanse overmacht. De belegerden heb-ben het hoofdzakelijk zo lang kunnen uithouden omdat de Spaanse aanvallers er nooit in geslaagd zijn de verbinding met de zee af te sluiten. Daardoor kon de bevoorrading zowel met levens-middelen en materiaal als met nieuwe soldaten ongehinderd kon doorgaan. Dit was op zich voor een groot deel te wijten aan de talrijke muite-rijen in het Spaanse leger. Deze eisten immers zo veel geld en manschappen op dat er onvoldoende middelen overbleven om grondig werk te maken van de belegering21. Dit beleg is in militaire

krin-gen tevens bekend omwille van de talrijke nieuwe verdediging- en aanvalstechnieken evenals nieuwe wapens die er werden uitgedacht en uitgetest. Er kwamen geregeld ingenieurs en hoogwaardig-heidsbekleders op bezoek naar Oostende22. Naast

een gigantisch potentieel aan strijdkrachten werd ook heel wat ingenieurskunde ingezet bij het beleg. Aan staatse zijde sneuvelden niet minder dan 7 ingenieurs23. Ondanks zijn enorme

bekendheid was de inname van Oostende van beperkt militair-strategisch belang, zeker in ver-gelijking met andere steden die in dezelfde peri-ode moesten worden overgelaten aan de Noordelijke Nederlanden tengevolge van het feit dat het Spaanse leger vooral met Oostende was begaan. Het belang van de inname van Oostende lag vooral in het feit dat ze illustreerde dat nog terdege met Spanje als militaire macht diende rekening te worden gehouden in dit deel van de wereld24.

Onmiddellijk na de inname van de stad wer-den de stadsversterkingen hersteld vermoedelijk zonder iets aan het concept te wijzigen. Pas tij-dens de 2de helft van de 17de eeuw25 worden

de stadsvestingen uitgebreid met drie bastions, nl. aan de Noordpoort, langs de zeezijde en aan de zuidkant van de stad. Hierdoor evolueren de versterkingen tot een regelmatig elfhoekig gebastioneerd stelsel, zoals op het reliefplan van

5 Vandenbruaene et ai, dit

volume. 6 Laurent 1986, 44-45. Anoniem 1604, fol. 2, 8 Lombaerde 1999, 47. 9 Lothrop Motley 1904, 69. 10 De Vos 1995,79. 11 Lombaerde 1987, 236. 12 Lombaerde 1999, 47. 13 Leper 1957, 107; Fara-syn 1965, 140. 14 Vlietinck 1897, 239. 15 Vlietinck 1897, 288. 16 Deze afsnijdingen zijn

gedetailleerd weergegeven op een gravure van 1604 (Lombaerde 1999, 59). 17 Vlietinck 1897, 302. 18 Lothrop Motley 1904, 218. 19 Vlietinck 1897, 306. 20 Lothrop Motley 1904, 241. 21 Parker 1972, 249. 22 Anoniem 1604, dl 2, fol. 11. 21 Westra 1992,69-71 met

dank aan Dr. Petra Van Dam, Vrije Universiteit Amster-dam, voor het ter beschik-king stellen van dit boek.

24 Parker 1972, 250. 25 Lombaerde 1983a, 337;

(3)

De Visserskaai te Oostende: archeologie van een in de 17de eeuw zwaar geteisterde stad

2 Uittreksel uit een 17de-eeuwse plattegrond van Oostende met het Peckels bolwerk (nr. 7)

en het Spaans bolwerk (nr. 6). Sanderus 1641.

Detail from a 17th century map of Ostend with indication of the Peckels bastion (nr. 7) and the Spanish bastion (nr. 6). Sanderus 1641.

26 Farasyn 1965,43; Grodecki 1965, 12. 17 Lombaerde 1999, 69. 28 Farasyn 1965, 140. 29 Lombaerde 1983b, 7. 30 Farasyn 1965, 141. " Verbanck 1976, 4-5; Farasyn 1998, 161. 32 Verbanck 1976, 13. 33 Vandenbruaene etai, dit

volume.

Oostende, vermoedelijk gemaakt in 169926, is te

zien. O p dat ogenblik wordt de teruggetrok-ken flank bij de bastions vervangen door een rechte flank. De verdediging wordt ook buiten de gracht verder uitgebreid.

In 1706, tijdens de Spaanse successieoor-log, werd Oostende opnieuw belegerd. De ver-dedigers zetten opnieuw de omgeving onder water om de vijand tegen te houden, maar de wapens waren in een eeuw tijd zodanig

geëvo-lueerd dat drie dagen onafgebroken artillerievuur de stad deed bezwijken27.

Oostende krijgt in 1745 nog een belegering te verduren28. In 1847 wordt in het kader van

het jonge België voorgesteld om Oostende van zijn militaire functie te ontheffen29. De

Oostendse stadsversterkingen werden dan ook volledig geslecht tussen 1865 en 187230. Het

zui-delijke deel van de vestingen en een deel van de vooruitgeschoven westelijke verdedigingswer-ken was echter reeds gesloopt in de late 18de eeuw31. In 1868 startten de werken voor de

aan-leg van een nieuw tijdok op de plaats van het huidige Montgomerydok. Hiervoor werd de oostelijke stadswal geslecht en de gracht gedempt. In 1871 was dit tijdok aP2.

3 Het archeologisch onderzoek

Voor de bouw van de ondergrondse par-keergarage werd tussen het Montgomerydok en de rij restaurants langs de Visserskaai, een lang-werpig terrein van 350 bij 17 m uitgegraven tot op een diepte van 4 m (fig. 1 & fig. 3). Aan beide uiteinden van deze enorme bouwput bevindt zich een 27 m lange en 4,5 m brede en hellend uit-gegraven in- en uitrit. Daar de parkeergarage voor een belangrijk deel aangelegd werd in de opvul-ling van de in de 19de eeuw gedempte stads-gracht, is de archeologische impact van deze infrastructuurwerken eerder beperkt gebleven. Behalve de 19de-eeuwse grachtopvulling die die-per reikt dan de bodem van de parkeergarage, werden ook twee bolwerken/bastions aangesne-den, van noord naar zuid respectievelijk het

Pec-kels bolwerk/bastion van de lanternen en het Spaans bolwerk/bastion van de ponton. Het bodemarchief

van beide bolwerken was nog enigszins bewaard en leverde de meeste gegevens op voor deze bij-drage.

Een aantal van de aangesneden sporen gaat waarschijnlijk terug tot de periode van het beleg van 1601-1604 of gaat er mogelijkerwijze zelfs aan vooraf. De meeste sporen en vondsten ver-wijzen echter naar de evolutie van de Oostendse stadsversterkingen gedurende de periode van de 17de tot de 19de eeuw. Bij de indeling van de aangesneden sporen in twee hoofdfasen (respectievelijk 'vóór en/of tijdens het beleg' en 'na het beleg') zijn de aangetroffen mense-lijke skeletten van groot belang. Daar deze logischerwijze tot de fase van het beleg (1601-1604) mogen gerekend worden, vormen zij meteen een zeer belangrijke chronostratigra-fische indicator. Enkele 1 4C-dateringen

uitge-voerd op dit skeletmateriaal33 manen evenwel tot

voorzichtigheid aan. Niet alle te Oostende bui-ten reguliere begraafplaatsen aangetroffen men-selijke skeletten houden immers automatisch verband met het bekende beleg uit de vroege

(4)

M. PIETERS, L. S C H I E T E C A T T E , A. ERVYNCK, W. VAN NEER & D. CALUWÉ -7 O 5m 2

an

++• 5m /

4 Rij met verticale paaltjes waartussen takken zijn

gevloch-ten.

Row of vertically placed wooden piles with inter-laced wickerwork.

3 Algemeen plan met de belangrijkste sporen. 1: menselijke skeletten in het Spaans bolwerk, 2: menselijke skeletten in het Peckels bolwerk. 3: centrale muur

van het kruitmagazijn, 4: buitenmuur van het kruitmagazijn, 5: situering van een afvoergoot, 6: bakstenen bevloering, 7: openlucht 'waterreservoir'in het Spaans bolwerk, 8: grachtvulling, 9: fontein (?).

General plan with the principal features. 1: human skeletons in the Spanish bastion, 2: human skeletons in the Peckels bastion, 3: inner wall of the powder magazine, 4: outer wall of the powder magazine, 5: location of a drain, 6: brick floor, 7: open-air rainwater reservoir in the

(5)

De Visserskaai te Oostende: archeologie van een in de 17de eeuw zwaar geteisterde stad

5 Mat van horizontaal gelegde twijgen. Mat of twigs in a horizontal position.

6 Kruitmaat in een

koper-legering. Schaal 1:1.

Powder-flask in a copper alloy. Scale 1:1.

34 Vandenbruaenettfa/., dit

volume.

35 Het betreft de volgende

kalibers uitgedrukt zowel in doormeter (mm) als in ge-wicht (g): 52/435, 54/550, 71/1180, 11 O/onvolledig bewaard, 144/10500 en 173/ 18500 mm-g. '6 Bewaarde lengte: 11,1 cm, diameter boven-aan: 17 mm, diameter onderaan: 28 mm. 37 Kist 1993, 109, afb. 4 3 . 38 Kist 1993, 107, afb. 33. T i j d e n s d e o p g r a v i n g e n w e r d e n dierlijke resten m e t de h a n d verzameld. U i t enkele c o n -texten zijn a a n v u l l e n d zeefstalen g e n o m e n , waar-v a n g e e n e n k e l staal e c h t e r een b e t e k e n i s waar-v o l l e d e n s i t e i t aan klein organisch m a t e r i a a l b e v a t t e . H e t o n d e r z o c h t e terrein leverde o o k geen i n t e -ressante v o n d s t e n e n s e m b l e s voor a r c h e o b o t a n i s c h o n d e r z o e k .

3.1 D E O U D S T E FASE VAN D E V E S T I N G E N , LATE 1 6 D E - V R O E G E 1 7 D E E E U W

D e o u d s t e fase is in h e t o n d e r z o c h t e terrein v e r t e g e n w o o r d i g d d o o r de basis van h e t o p g e -w o r p e n -w a l l i c h a a m ter h o o g t e v a n d e 2 in de g r a c h t v o o r u i t s t e k e n d e b o l w e r k e n . H e t betreft van n o o r d n a a r zuid de o n d e r b o u w van h e t

Pec-kels bolwerk en deze van h e t Spaans bolwerk. D e z e

o p g e w o r p e n grondmassieven zijn o p ongeveer 2,5 m T.A.W., m . a . w . o p o n g e v e e r 4 m o n d e r h e t s t r a a t n i v e a u van d e Visserskaai, o p g e b o u w d uit m e t paaltjes, t a k k e n en twijgen d o o r w e v e n klei. H e t betreft zowel parallelle rijen verticale paal-tjes ( d i a m . : ± 6 c m ) w a a r t u s s e n t w i j g e n zijn g e v l o c h t e n (fig. 4) als ' m a t t e n ' van h o r i z o n t a a l en evenwijdig geplaatste twijgen (fig. 5).

Heel w a t h o g e r in de stratigrafie w e r d e n in deze o p g e w o r p e n g r o n d m a s s i e v e n 11 b e g r a v i n -gen geregistreerd: 7 in h e t Spaans b o l w e r k (fig. 3 : 1) i n een g e m e e n s c h a p p e l i j k e kuil o p 5,05 tot 5 , 2 7 m T.A.W. en 4 i n d i v i d u e l e graven in h e t

Peckels bolwerk (fig. 3 : 2) o p 4 , 1 8 t o t 4 , 4 2 m

T.A.W. Zoals na s t u d i e is gebleken zijn d e ske-letten uit h e t Spaans bolwerk van j o n g e r e d a t u m d a n deze u i t h e t Peckels bolwerk34. D e z e liggen

o o k een s t u k m i n d e r d i e p .

Behalve m e n s e l i j k e s k e l e t t e n w e r d in deze o p g e w o r p e n aarde o o k de schedel van een o u d e , k l e i n e h o n d g e v o n d e n . Verder w e r d e n 6 gietij-zeren k a n o n b a l l e n3 5, een k r u i t m a a t (fig. 6) en een

b o d e m f r a g m e n t m e t u i t g e k n e p e n s t a n d r i n g van een r e c i p i ë n t in R i j n l a n d s s t e e n g o e d m e t z o u t glazuur aangetroffen. D e t r e c h t e r v o r m i g e k r u i t -m a a t3 6, b e s t e m d o m te h a n g e n aan een bandelier, is v e r v a a r d i g d uit een o p g e r o l d e en d i c h t g e s o l -d e e r -d e p l a a t i n een k o p e r l e g e r i n g . D e b o -d e m b e s t a a t u i t een v i e r k a n t over d e r a n d g e p l o o i d plaatje, eveneens in een koperlegering. H e t exem-plaar bezat 2 kleine oortjes en was voorzien van een lederen o m h u l s e l dat nog gedeeltelijk bewaard w a s . I n de g r a c h t e n v a n de v e s t i n g B o u r t a n g e

( N L ) is een i d e n t i e k e k r u i t m a a t3 7 a a n g e t r o f f e n

die a l g e m e e n in d e 17de eeuw g e d a t e e r d w o r d t . D e O o s t e n d s e v o n d s t t o o n t a a n d a t d i t s o o r t k r u i t m a a t in elk geval reeds bij h e t b e g i n v a n d e 1 7 d e e e u w en v e r m o e d e l i j k zelfs v ó ó r 1 6 0 4 in gebruik was. Een afbeelding uit 1 6 0 83 8 van een

m u s k e t i e r t o o n t d u i d e l i j k h o e dergelijke k r u i t -m a t e n aan een bandelier h a n g e n . O p de ver-melde afbeelding kan echter niet w o r d e n u i t g e m a a k t uit welke m a t e r i a l e n deze zijn vervaardigd.

(6)

M. PIETERS, L. S C H I E T E C A T T E , A. ERVYNCK, W. VAN NEER & D. C A L U W É

7 Muurwerk van het kruitmagazijn in het 'bastion des lanternes'.

Brick walls of the powder magazine.

3.2 D E EVOLUTIE VAN DE OOSTELIJKE S T A D S -VESTINGEN IN DE 17DE-19DE EEUW

3.2.1 Het bolwerk/bastion van de lanternen

In het 'bastion des lanternes'^, het vroegere

Pec-kels bolwerk, w e r d een i m p o s a n t e , v e r m o e d e l i j k

r e c h t h o e k i g e b a k s t e n e n s t r u c t u u r (fig. 3 : 3-6 en fig. 7) aangetroffen. H e t betreft ongetwijfeld de r e s t a n t e n van h e t op deze plaats o p k a a r t e n afge-b e e l d k r u i t m a g a z i j n . D a a r deze s t r u c t u u r zich g r o t e n d e e l s b u i t e n d e z o n e v a n d e p a r k e e r g a rage b e v i n d t k o n slechts é é n zijde e r v a n w o r -d e n g e -d o c u m e n t e e r -d . H e t betreft een 1 2 , 7 5 m l a n g e , d o o r v e r s c h i l l e n d e r i o l e n o n d e r b r o k e n , m u u r (fig. 3 : 3) d i e m i n s t e n s 1,25 m e n verm o e d e l i j k zelfs 1,75 verm d i k is. D e z e verm u u r is u i t -g e v o e r d in h o o f d z a k e l i j k -gele m e t k a l k m o r t e l v e r b o n d e n b a k s t e n e n ( f o r m a a t : 2 2 - 2 3 x 1 0 - 1 1 x 6 c m ) w a a r v a n n o g zestien steenlagen b e w a a r d zijn. D e drie b o v e n s t e steenlagen s p r i n g e n 5 t o t 10 c m i n w a a r t s en g e v e n a l d u s h e t b e g i n v a n de m u u r in o p s t a n d weer. D e b a k s t e n e n zijn ver-w e r k t in een zgn. Engels v e r b a n d4 0 van afwisse-l e n d e afwisse-lagen m e t s t r e k k e n en k o p p e n . E e n dergelijk v e r b a n d is d o o r d e quasi-afwezigheid v a n b o v e n elkaar g e s i t u e e r d e s t o o t v o e g e n zeer sterk. D e z e m u u r was o p 4 , 3 - 4 , 4 m T.A.W. o p h o u t e n palen g e f u n d e e r d . D e v i e r k a n t e h o u t e n p a l e n v a n m i n i m u m d r i e m e t e r l e n g t e en m e t e e n zijde van 2 0 - 2 1 c m w a r e n in t w e e rijen geplaatst o p een o n d e r l i n g e afstand van ongeveer 1 m . I n d e rijen zelf b e d r o e g d e afstand tussen de p a l e n o o k o n g e v e e r 1 m . O p deze vertikaal g e p l a a t s t e en a a n g e p u n t e p a l e n b e v o n d e n zich h o r i z o n t a l e b a l k e n (fig. 8) w a a r o p v e r d e r n o g eens h o u t e n p l a n k e n w a r e n gelegd. D e vertikaal geplaatste palen zijn d e n d r o c h r o n o l o g i s c h o n d e r -z o c h t m a a r leveren geen d a t e r i n g o p die toelaat d e b o u w van deze c o n s t r u c t i e preciezer te d a t e -ren. D e vertikaal geplaatste palen zijn overwegend in eik (zie a p p e n d i x 1).

U i t de archeologische lagen o n d e r deze i m p o -s a n t e m u u r zijn d r i e l o d e n m u -s k e t k o g e l -s ( d i a m . 14 t o t 16,5 m m ) en een kleine h o e v e e l h e i d cera-m i e k gerecupereerd. H e t betreft naast enkele frag-m e n t e n s t e e n g o e d , vooral f r a g frag-m e n t e n van r o o d o x i d e r e n d g e b a k k e n a a r d e w e r k . Bij d i t r o o d aardewerk bevindt zich o.a. een r a n d f r a g m e n t van een b o r d m e t een zware, verticaal s t a a n d e r a n d

8 De centrale muur is gefundeerd op horizontale balken

die zelf op verticale palen rusten.

T h e inner wall was built on a grid of horizontal beams resting on vertical beams.

(7)

De Visserskaai te Oostende: archeologie van een in de 17de eeuw zwaar geteisterde stad

}

9 Ceramiek aangetroffen onder de centrale muur van het kruitmagazijn (1-2) in het Peckels bolwerk en in een

tus-senmuurtje op de bevloering (3). Schaal 1:3.

Ceramics from below the inner wall of the powder magazine (1-2) in the Peckels bastion and from a little wall built on top of the brick floor of the powder magazine (3). Scale 1:3.

35 Farasyn 1965, 152-153. 40 Brunskill 19972, 87-88. 41 Clevis &Sarfatij 1982, 28,afb. 8. 4 2 Klinge 1996, 6 3 . 43 Hurst etal. 1986, 2 1 5 ,

fig. 331; Reineking von Bock 19863, 238, fig. 286. 44 Blauw werd door de

pottenbakkers van Raeren gebruikt vanaf 1582 (Hurst

etal. 1986, 194).

45 Zie o.a. Reineking von Bock 19863, 274, nr. 364; Gaimster 1997, 2 4 1 , fig. 94 rechts. 46 Hurst et al. 1 9 8 6 , 2 0 5 , PI. 37 rechts. 47 Gaimster 1997, 233, fig. 84 en 256, fig. 110.

De grootste van deze meet 54 bij 38 bij 16 cm.

(fig. 9: 1). A a n de b i n n e n z i j d e v a n d i t b o r d b e v i n d t zich een w i t t e sliblaag b e d e k t m e t g r o e n l o o d g i a z u u r . B o r d e n m e t een dergelijk r a n d p r o -fiel zijn in g r o t e g e t a l e g e r e c u p e r e e r d u i t een D o r d t s e b e e r p u t van o m s t r e e k s 1 6 0 04 1. D e

frag-m e n t e n van s t e e n g o e d k a n n e n laten een d a t e r i n g in de late l 6 d e / v r o e g e 17de e e u w toe: een w a n d f r a g m e n t m e t ' K e r b s c h n i t t ' v e r s i e r i n g , een g e r i b -b e l d h a l s f r a g m e n t , t w e e in t r a p e z i u m v o r m i g e velden o n d e r v e r d e e l d e s c h o u d e r f r a g m e n t e n van een c i l i n d e r h a l s k a n4 2, twee f r a g m e n t e n van een k a n uit F r e c h e n of K ö l n versierd m e t a c a n t h u s -b l a d e r e n e n m e d a i l l o n s4 3, een b o d e m f r a g m e n t

van een kan uit Raeren m e t een c e n t r a l e , b l a u w g e g l a z u u r d e g r o e f4 4 en t e n s l o t t e e e n b o d e m

-f r a g m e n t m e t v l a k k e v o e t e n verticale g r o e v e n (fig. 9 : 2 ) . D e r g e l i j k e k a n n e n w o r d e n te R a e -ren g e p r o d u c e e r d in d e late 1 6 d e - v r o e g e 1 7 d e e e u w4 5. Bij een aantal b o e r e n d a n s k a n n e n v i n d t

m e n o.a. een c o m b i n a t i e van een versiering m e t groeven m e t een geribbelde hals4 6. D e zgn. 'Kerbs c h n i t t ' v e r 'Kerbs i e r i n g k o m t o.a. v o o r o p r e c i p i ë n -t e n ui-t de la-te 1 6 d e e e u w4 7. D e c o n t e x t b e v a t t e

t e n s l o t t e o o k n o g e n k e l e b e e n d e r e n : é é n v a r -k e n s b o t e n vijf n i e t d e t e r m i n e e r b a r e s t u -k -k e n .

R o n d de hierboven beschreven i m p o s a n t e cen-trale b a k s t e e n b o u w is o p een afstand van 3,3 m een lichtere m u u r g e b o u w d (fig. 3 : 4 en fig. 7 ) . D e z e m u u r , g e m e t s t m e t gele e n r o d e b a k s t e -n e -n ( f o r m a t e -n : 2 2 , 5 bij 11 bij 5 c m , 19,5 bij 9 bij 5 c m ) en over d e totale lengte w a a r g e n o -m e n , was 2 0 , 5 -m lang. H e t b o v e n s t e g e d e e l t e , d e o p s t a n d of een t w e e d e fase, was 0 , 5 m b r e e d en b e s t o n d o v e r w e g e n d uit gele b a k s t e n e n . H e t o n d e r s t e g e d e e l t e was m e r k e l i j k d i k k e r en b e s t o n d hoofdzakelijk uit f r a g m e n t e n van r o d e b a k s t e n e n . D e o n d e r k a n t van deze m u u r , d i e in t e g e n s t e l l i n g t o t d e eerst v e r m e l d e m u u r n i e t o p palen is g e f u n d e e r d , b e v i n d r zich o p ongeveer 4 , 5 5 - 4 , 6 5 m T.A.W. O n d e r a a n in de m u u r waren

een aantal g r o t e b r o k k e n n a t u u r s t e e n4 8 v e r w e r k t .

D e b i n n e n - en b u i t e n k a n t waren m e t een zwarre s u b s t a n t i e , v e r m o e d e l i j k reer, b e s t r e k e n . D e z e zwarte laag w e r d aan de b i n n e n k a n t van de m u u r a a n g e b r a c h t vóór de bovenste laag van de bevloe-r i n g w e bevloe-r d g e l e g d . A a n de w e s t k a n t was een n a t u u r s t e n e n g o o t ingewerkt (fig. 3 : 5 en fig. 10).

10 Natuurstenen goot ingewerkt in de buitenste muur

van het kruitmagazijn.

Drain in natural stone present in the outer wal of the powder magazine.

(8)

M. PIETERS, L. SCHIETECATTE, A. ERVYNCK, W. VAN NEER & D. CALUWÉ

11 De natuurstenen goot in doorsnede. Schaal 1:4. Section of the drain in natural stone. Scale 1:4.

De bodem van de U-vormige goot uit Doornikse kalksteen (fig. 11) die minstens 53 cm lang was, bevond zich op 5,02 m T.A.W.

Tussen beide muren bevond zich op 5,53-5,64 m T.A.W. een bakstenen vloer (fig. 3: 6 en fig. 7) van twee lagen rode bakstenen. De ste-nen van de bovenste laag meten 19 x 9,3 x 5 cm en zijn op hun kant geplaatst, die van de onder-ste laag zijn iets groter (20 x 9,4 x 5 cm) en liggen plat. Het patroon waarin de stenen van de bovenste laag gelegd waren, is door de tal-rijke verstoringen niet volledig reconstrueerbaar. De stenen lagen evenwijdig met of haaks op het muurwerk. Onmiddellijk langs de muren werd een boord gelegd van 1 rij haaks op de muur geplaatste stenen. De andere stenen lagen dan ofwel evenwijdig met het muurwerk ofwel na drie evenwijdig met de muur gelegde lagen terug haaks op het muurwerk. Op de vloer zelf was op één plaats een tussenmuurtje gebouwd waarvan nog twee steenlagen bewaard waren. Tussen de stenen van dit muurtje zijn drie frag-menten van eenzelfde recipiënt in wit aardewerk met groen loodglazuur aan de buitenzijde en geel loodglazuur aan de binnenzijde aangetroffen (fig. 9: 3). In de bevloering was te oordelen naar

12 Kalkbedje wordt gesneden door bovenste gedeelte (?) van de muur.

(9)

De Visserskaai te Oostende: archeologie van een in de 17de eeuw zwaar geteisterde stad d e n a t u u r s t e n e n g o o t waarschijnlijk4 9 o o k een z i n k p u t j e a a n g e b r a c h t d a t via d e g o o t r e g e n -w a t e r n a a r d e g r a c h t afvoerde {cf. infra). O n d e r de vloer is b e h a l v e een k a l k m o r t e l bedje o o k een r e c h t h o e k i g u i t b r a a k s p o o r a a n -getroffen van 1,7 m bij 0,5 m . H e t m o r t e l b e d j e w e r d d o o r s n e d e n d o o r de funderingsleuf van het b o v e n s t e gedeelte (?) van d e m u u r (fig. 12). D i t wijst erop d a t de bewaarde bevloering werd voorafgegaan d o o r een vloer die vermoedelijk s a m e n -g i n -g m e t een m u u r die o p een b e p a a l d o -g e n b l i k gedeeltelijk h e r b o u w d werd. In de klei- en zand-p a k k e t t e n o n d e r d i t k a l k m o r t e l b e d j e w e r d e n naast enkele gegolfde rode d a k p a n n e n (afin. 2 3 , 5 bij 3 8 c m ) en een kleine hoeveelheid c e r a m i e k o.a. o o k een k o p e r e n Friese o o r d u i t 1 6 4 6

-1 6 4 95 0 en een r e k e n p e n n i n g van H a n s K r a u

-w i n c k e l5 1 van h e t t y p e 'rijksappel' en d a t e r e n d

van 1 5 8 6 t o t 1 6 3 5 aangetroffen. D e z e n u m i s -m a t i s c h e v o n d s t e n leveren -m e t e e n een ter-minus

post quem o p v o o r d e aan h e t k a l k m o r t e l b e d j e

g e k o p p e l d e b e v l o e r i n g , nl. 1 6 4 6 .

V a n de k l e i n e collectie residuele c e r a m i e k , d i e v o o r a l u i t f r a g m e n t e n in r o o d a a r d e w e r k b e s t o n d , w o r d e n e n k e l e e n a a n t a l specifieke v o n d s t e n b e s p r o k e n . H e t betreft 5 w a n d f r a g

-m e n t e n van een olijfoliekruik uit Sevilla in een beigeroze z a n d i g baksel en m e t een geel l o o d g l a z u u r a a n d e b i n n e n k a n t . D e vroegste v o o r -beelden van dergelijke olijfkruiken zijn g e k e n d uit de w r a k k e n van de A r m a d a '2, m a a r de h a n

-del g i n g tot ver in de 18de eeuw d o o r5 3. V a n d e s t e e n g o e d v o n d s t e n is h e t r a n d f r a g m e n t van een b o l v o r m i g e kan (fig. 13: 1) m e t c i l i n d r i -sche h a l s , b a n d v o r m i g o o r en e e n ribbel o p d e o v e r g a n g v a n de s c h o u d e r n a a r de b u i k w e e r h o u d e n . H e t is een vorm die zowel te K e u -len als te F r e c h e n v o o r k o m t g e d u r e n d e d e

1 6 d e 1 7 d e eeuw. H e t f r a g m e n t sluit m o r f o -logisch goed aan bij enkele laat I 6 d e - e e u w s e exemplaren uit Frechen5 4. Daarnaast zijn o n d e r

d e s t e e n g o e d v o n d s t e n o o k f r a g m e n t e n v a n k a n n e n m e t h o r i z o n t a l e en verticale g r o e v e n (cf. fig. 9: 2 ) , m e t 'Kerbschnitt'-versiering, m e t g e r i b b e l d e h a l s , e e n r a n d f r a g m e n t v a n e e n b a a r d m a n k a n u i t F r e c h e n (fig. 1 3 : 2 ) , e e n f r a g m e n t v a n een b o e r e n d a n s k a n uit R a e r e n (fig. 1 3 : 3 ) , een w a n d f r a g m e n t v a n een v e r -m o e d e l i j k uit W e s t e r w a l d afko-mstig p r o d u c t versierd m e t in elkaar gepaste driehoekjes (fig. 13: 4 )5 5, een r a n d f r a g m e n t5 6 m e t o n d u i d e l i j k e

fries m e t h o o f d e n en gebladerte5 7 (fig. 1 3 : 5 ) ,

49 Dit kon door de talrijke

recente verstoringen niet worden geobserveerd.

50 Purmer & van der Wiel

1996, 125, nr. 6017, iden-tificatie Frans De Buyser.

51 Kataloge 1989, 152, nr. 369, identificatie Frans De Buyser. 52 Martin 1995. 53 H u r s r r t a / . 1 9 8 6 , 6 6 . 54 Gaimster 1997, 214. 55 Dergelijke versiering

komt o.a. voor op produc-ten uit Westerwald uit het eerste kwart van de 17de eeuw (Reineking von Bock, 19863, 315, fig. 465). 56 Mogelijkerwijze Raeren.

Een gelijkaardige fries is aangebracht op een kan uit Raeren (Klinge 1996, 60-61).

Xi Archeologische vondsten aangetroffen onder de bakstenen bevloering van het kruitmagazijn. 1, 2, 4-6, 9-15: schaal 1:3; 3, 7-8: schaal 1:2; 17-19: schaal 2:3; 16: schaal 1:1.

Mobile archaeologica from below the btick floor of the powder magazine. 1, 2, 4-6, 9-15: scale 1:3; 3, 7-8: scale 1:2; 17-19: scale 2:3; 16: scale 1:1.

(10)

M. PIETERS, L. SCH1ETECATTE, A. ERVYNCK, W. VAN NEER & D. CALUWÉ

2 fragmenten van medaillons waarvan één met gedeeltelijk bewaard jaartal58 (fig. 13: 6-7), een

wandfragment uit Raeren met gedeeltelijk be-waarde tekst: 'DE GASTEN . N E M P T ' (fig. 13: 8) en een spinsteentje (fig. 13: 9) aanwezig. Van het wandfragment met tekst is door Kohneman een volledig stuk gepubliceerd met 1598 als datum. Het betreft een medaillon met huismerk van Winant Emons59. Tot de vondsten behoren

ook fragmenten van ceramiek met tinglazuur. Het betreft een fragment van een kwadraat-tegel in een bleekbeige baksel van 18 mm dikte (fig. 13: 10). Tegels van dit type zijn populair tussen 1580 en 162560. De tegel is uitgevoerd

in zgn. spaartechniek en geschilderd in donker-blauw en geel. Gelijkaardige hoekmotieven komen voor op tegels uit de periode late ^ d e -begin 17de eeuw61. Pluis geeft voor tegels met

kinderspelen met een dergelijk hoekmotief een gelijkaardige datering, namelijk vanaf de laatste jaren van de 16de eeuw tot ongeveer

1625-1630''2. Een bodemfragment van een albarello

ver-sierd met parallelle, horizontale en blauwe strepen waartussen vertikaal een paarse zigzaglijn (fig. 13: 14) is geplaatst, en een bodemfragment van een albarello met enkel horizontale parallelle ban-den (fig. 13: 15), behoren ook tot de vondsten. De zigzaglijn van het eerste exemplaar is verder ingevuld met oranjebruine hangende en staande hoeken. Gelijkaardige stukken worden gedateerd in het eerste kwart van de 17de eeuw63. Een

derde fragment is afkomstig van een bord met een Wan Li-rand (fig. 13: 13) en is te situeren in de eerste helft van de 17de eeuw. O p een te Nijmegen aangetroffen bord met een dergelijke Wan Li-rand bijvoorbeeld is het jaartal 1638 aan-gebracht64. Het ensemble bevat verder 8

frag-menten van een bord of van verschillende borden in Weserwaar met hamervormige rand en de voor dit productiecentrum klassieke versiering van gegolfde rode en groene lijntjes op een gele achtergrond. Een randfragment van een bord of kom wijkt af van het hamervormige randtype (fig. 13: 11), maar is gezien de technische ken-merken en de versiering duidelijk als Weserwaar te identificeren. De export van producten uit het Wesergebied is vooral te situeren tussen 1580 en 1630 . Tot de mobiele vondsten behoort ook een kookpot met dekselgeul in wit aardewerk die aan beide zijden bedekt is met groen loodglazuur (fig. 13: 12). Metaal is vertegenwoordigd door 20 loden musketkogels van 14 tot 19 mm door-meter, een aan beide zijden gestempeld lood van 2 tot 3,4 mm dikte (fig. 13: 16) en twee gego-ten halfbolvormige knopen waarvan één ver-moedelijk in tin met draadoog en de andere in een koperlegering met een doorboorde staaf als oog. Het onderzoek leverde ook een zwarte gla-zen knoop op. Deze glagla-zen knopen dateren vooral uit de late 16de en de eerste helft van de 17de eeuw66. Het gestempeld lood kan

even-tueel als bakenlood worden geïdentificeerd.

Schippers dienden op vele plaatsen te betalen voor de bebakening van vaarroutes. Gelijkaardige loodjes zijn o.a. gekend uit scheepswrakken uit de Zuiderzee . Twee voorwerpen in been (fig. 13: 17-18) behoren ook tot deze context. Eén stuk stelt een hoef voor, misschien van een paard. Het gaat om een fragment van een beeldje met vlak afgewerkte rugzijde. De voorstelling van de hoef lijkt goed op voorbeelden die op pelgrims-insignes voorkomen, zoals bij een heilige te paard68. Het tweede benen voorwerp is ook een

fragment van een groter artefact, waarvan de functie echter onbekend blijft. De vondst lijkt enigszins op het mondstuk van een fluit69 maar

is niet rolrond afgewerkt. De vlakke, ongepolijste achterzijde maakt het ook minder waarschijn-lijk dat het om een speelstuk zou gaan.

De laatste vondstencategorie, afkomstig van onder de vloer van het kruitmagazijn, bestaat uit een kleine collectie dierlijk consumptieafval, geïnventariseerd als context A in tabel 1. Mariene schelpdieren zijn vertegenwoordigd door de huis-jes van alikruiken, en de schelpen van oesters en brakwaterkokkels. Daarnaast waren er nog een aantal huisjes van de segrijnslak70. Deze soort

komt van nature in de kuststreek voor71 maar

werd ook gekweekt, vooral in zuidelijker stre-ken72. Het blijft dus mogelijk dat het hier om als

voedingsproduct ingevoerde dieren gaat. Visbot-ten komen van kabeljauw en een platvis. De kabeljauwresten vertegenwoordigen grote dieren, met een standaardlengte (SL)73 tussen 90 en 110

cm. Het enige vogelbot bleef ongedetermineerd, net zoals een deel van de zoogdierbotten. Binnen deze laatste groep werden echter wel beenderen herkend van rund, schaap of geit, en varken. Bij de runderknoken zat een metacarpus (kanonbeen) van een koe met een schofthoogte van 116 cm74.

Het volledige bakstenen bouwwerk was omge-ven door een ondiepe, ongeveer 11,5 m brede gracht. De bodem van de gracht was aan de

zuid-.83.

Kohneman 1982, 51. van Dam 19912, 24.

Korf 19797, 43, 74 en kleurenplaat 3.

Pluis, 1979, 62.

van den Akker 1993, 241.

Barrels et al. (red.) 1999, 791, nr. 936.

Umstetal. 1986, 251.

Baart <*,*/. 1977, 183.

Neyland & Schroder 1996, 66-67. Zie b.v. Spencer 1998, 82-88.

Vergelijk met MacGregor 1985, 149, fig. 78f en i.

Nederlandse naamgeving van de niet-mariene mollusken volgens Van Goethem 1984. Determinatie van deze groep met behulp van Adam 1960.

71 Adam 1960, 319-321. 72 Elmslie 1984.

73 De standaardlengte van een vis is de maat genomen van de snuit tot de staartwortel.

Berekend volgens von den Driesch & Boessneck 1974; seksebepaiing door verge-lijking met de osteometrische gegevens van de populatie van Manching (Boessneck et

(11)

De Visserskaai te Oostende: archeologie van een in de 17de eeuw zwaar geteisterde stad

14 Archeologische vondsten uit de opwerpingspakketten tegen het kruitmagazijn. 1-13: schaal 1:3; 14-16: schaal 2:3. Mobile archaeologica from the layers around the powder magazine. 1-13: scale 1:3; 14-16: scale 2:3.

h o e v e e l h e i d a r c h e o l o g i s c h m a t e r i a a l g e r e c u p e -reerd. Een k o p e r e n d u i t uit Z e e l a n d van 1 6 0 1 , 1 6 0 4 of 1 6 0 97 5 verschaft een terminus post quem.

Vijf p a s s e n d e s c h o u d e r f r a g m e n t e n van een z g n . b a l u s t e r k a n (fig. 14: 1) m e t ' K e r b s c h n i t t ' - en een i n g e s t a m p t e florale v e r s i e r i n g b e h o r e n t o t een p r o d u c t afkomstig uit Raeren of W e s t e r w a l d uit d e late 16de-vroege 1 7 d e e e u w7 6. Verder zijn er

twee p a s s e n d e r a n d f r a g m e n t e n van een b o l v o r -mige k a n m e t cilindrische hals e n ribbel o p de o v e r g a n g van hals naar s c h o u d e r (flg. 14: 2 ) , een

75 Purmer & van der Wiel

1996, 89, nr. 4004, identifi-catie Frans De Buyser.

76 Gaimster 1997, 223-226. k a n t van h e t k r u i t m a g a z i j n o p 4 , 6 8 m T.A.W. g e s i t u e e r d . D e g r a c h t v u l l i n g b e s t o n d u i t zeer zware, g e r e d u c e e r d e en v o n d s t e n a r m e klei m e t ijzeroxidaties o p d e v l a k k e n van d e p r i s m a t i s c h e s t r u c t u u r en in d e w o r m g a l e r i j e n . U i t een lens m e t l e i s t e e n r e s t e n in deze klei w e r d e n k e l e e n h o u t e n k r a a l t j e / k n o o p j e g e r e c u p e r e e r d (fig. 1 3 : 19). U i t de o p w e r p i n g s p a k e t t e n tegen h e t k r u i t -magazijn in h e t bastion die afgedekt w e r d e n d o o r de h i e r b o v e n b e s p r o k e n kleiige g r a c h t v u l l i n g en d o o r een k a l k m o r t e l l a a g j e , w e r d o o k een kleine

(12)

M. PIETERS, L. SCHIETECATTE, A. ERVYNCK, W. VAN NEER & D. CALUWÉ

geribbeld randfragment en een fragment van een buikfries van een kan uit Raeren aangetroffen. Het betreft een fragment van de 'verkondiging aan de herders' (fig. 14: 3)7 7.

8 fragmenten zijn afkomstig van borden of kommen in een rozebeige baksel. Het betreft 7 fragmenten van een bord met hamervormige rand (fig. 14: 4-5) en versierd met banden opgebouwd uit drie concentrische lijnen van opgelegd wit slib. Tussen twee dergelijke banden zijn groene en gele golvende lijntjes radiaal aangebracht. Bij het fragment van een tweede bord (fig. 14: 6), eveneens met een hamervormig profiel, is op de volledige binnenkant van het bord een witte sub-laag aangebracht alvorens banden en golvende lijntjes in rood slib zijn aangebracht. Enkel dit laatste fragment beantwoordt dus volledig aan de technische kenmerken van Weserwaar78. De

ove-rige fragmenten kunnen gezien de sterke gelijke-nissen vermoedelijk ook als Weserwaar worden geïdentificeerd, ook al missen ze de karakte-ristieke witte sublaag aan de binnenkant van het recipiënt.

Rood aardewerk is vertegenwoordigd door de randfragmenten (fig. 14: 7) van een bord en van een kommetje (fig. 14: 8), beide versierd met gele sliblijntjes. Onder de fragmenten in rood aardewerk met loodglazuur bevinden zich 5 frag-menten van een bord op standring en met ver-tikaal staande rand. De spiegel is versierd met een figuratief motief in groen geglazuurd slib binnen een reeks geel geglazuurde, concentrische sliblijnen (fig. 14: 9).

Een bodemfragment van een bord in majo-lica is versierd met blauw, groen en bruingeel (fig. 14: 10). 3 fragmenten zijn afkomstig van wit aardewerk bedekt met groen glazuur aan de buitenzijde en geel glazuur aan de binnenzijde. Het betreft kommetjes met een vertikaal of hori-zontaal geplaatst oor (fig. 14: 11-13). Verder bevindt zich onder deze vondsten ook een bodemfragment van een ribbelbeker in groen doorschijnend glas met gekerfde voetband (fig. 14: 14). Gelijkaardige bekers worden gesitueerd in de eerste helft van de 17de eeuw7y.

Tevens werden in deze context ook 4 gietij-zeren kanonballen80 en een klein stenen bolletje

(misschien een kogel of een knikker) van 12,4 mm doormeter aangetroffen. Verder werd nog een heft uit ivoor aangetroffen, waarschijnlijk van een mes, en een fragment van een benen arte-fact, misschien een priem of spatel. Deze twee voorwerpen (fig. 14: 15-16) dragen geen ver-siering.

Tenslotte werd ook een kleine collectie dier-lijke resten ingezameld, die duidelijk consump-tieafval voorstellen (tabel 1, context B). Mariene schelpdieren ontbreken, maar wel werden enkele huisjes van de segrijnslak en de gewone tuin-slak gevonden. De visresten bestaan uit 26 arti-culerende wervels, een stuk wervelkolom dus, van een leng met een standaardlengte van ongeveer

80 tot 90 cm, naast een aantal rugstekels van een poon van 20 tot 30 cm SL. Bij beide soorten worden de vondsten als één geteld omdat ze dui-delijk van slechts één individu afkomstig zijn. De resten van poon kunnen komen van de grauwe poon {Eutrigla gurnadus) of de Engelse poon

(Aspitrigla cuculus). De rugstekels vertonen

immers een typische granulatie op de randen, wat bij de genoemde soorten voorkomt, maar bij-voorbeeld niet bij de rode poon {Trigla lucerna), een derde ponensoort uit de Noordzee. De leng vertegenwoordigt visvangst in noordelijke wa-teren. In de zuidelijke Noordzee komen wel kleine, jonge exemplaren voor, maar de vondst uit de Visserskaai betreft een groot, volwassen dier. Onder de vogelbotten bevond er zich één van een kip, en bij de zoogdierresten zijn deze van rund, schaap of geit, en varken vastgesteld. Bij de runderknoken zat een metacarpus (kanon-been) van een koe met een schofthoogte van 118 cm.

Tussen beide stratigrafische eenheden, m.a.w. tussen de opwerpingspakketten nabij het kruit-magazijn en de kleiige vulling van de gracht, bevond zich ook een laagje van kalkmortelresten, vermoedelijk te koppelen aan de bouw of een verbouwing van het kruitmagazijn. Hierin wer-den enkel twee fragmenten van borwer-den in aarde-werk met tinglazuur aangetroffen, beide met blauwe florale motieven. Het betreft een rand-fragment van een bord in majolica (fig. 15: 1) en een wandfragment van een bord in faience (fig. 15: 2). Twee niet determineerbare knoken en één bot van een schaap of een geit vullen de collectie aan. Het bord in faience doet opteren om dit laagje eerder te koppelen aan een even-tuele verbouwing van het kruitmagazijn (mis-schien na de belegering van 1706).

Te oordelen naar de afgeknotte ophogings-pakketten, reikte de wal buiten deze ondiepe gracht duidelijk hoger. Het kruitmagazijn was m.a.w. dieper gelegen dan de rest van het bastion. Dit kruitmagazijn stemt voor zover kan worden vastgesteld in grondplan en aard overeen met de kruitmagazijnen van het type Vauban81.

Vau-ban heeft bepaalde typegebouwen, waaronder kruitmagazijnen, op punt gesteld die men ver-volgens over gans Frankrijk gereproduceerd heeft82. Het betreft rechthoekige gebouwen met

zeer dikke muren, steunberen aan de lange zij-den en omgeven door een dunnere muur. Kruit-magazijnen werden bovendien om evidente redenen vaak gebouwd in een lager gelegen binnenruimte van een bastion83.

Een kruitmagazijn staat op de Oostendse stadsplannen voor het eerst afgebeeld in dit bastion op plannen uit de 2de helft van de 17de eeuw84. Het oudste plan met een afbeelding van

het kruitmagazijn dateert van omstreeks 166085.

Voor de ganse stad zijn toen vier kruitmagazij-nen afgebeeld. Dit kruitmagazijn is echter niet te zien op het reliëfplan86 van de stad uit 1699

77 Kohnemann 1982, 222. 78 Hurst et al. 1986, 251. 79 Menkes 1994, 148-149,

fig. 34.2; Henkes & Stam 1993, 367, fig. 42.

80 De kalibers van deze

kanonballen worden zowel in doormeter (mm) als in gewicht (g) gegeven: 54/350, 55/590, 60/730, 102/3630 mm/g. 81 Faucherre 1990(3), 90. 82 Bornecque 1984, 23. 83 Faucherre 1990(3), 90. 84 Laurent 1986, 54. 85 Debaere 1992-1993, 148. 86 Farasyn 1965.

(13)

De Visserskaai te Oostende: archeologie van een in de 17de eeuw zwaar geteisterde stad

15 Ceramiek uit de laag met kalkmortel. Schaal 1:1. Ceramics from the layet with lime-mortar. Scale 1:1.

Vlietinck 1897,291. Vlietinck 1897,292. Vlietinck 1897,293. Vlietinck 1897,294. Anoniem 1604. Lombaerde 1998,94-95. Bowens 1792, dl. 1, 98.

hoewel het wel vermeld wordt. Ook vermeldt Vlietinck in zijn gekend boek over Oostende en zijn belegeting in 1601-1604 verschillende malen constructies die zouden kunnen geïdentificeerd worden als kruitmagazijnen, zoals de 'groote (poeder)-kelder'87, magazijnen88 en het

kruit-magazijn89 zonder echtet te specifiëren waar ze

gesitueerd zijn. Enkel van het krijgsvoorraad-magazijn90 dat in de kerk was gehuisvest is de

lokalisatie gekend. Het lezen van een uit 1604 datetend dagregister" laat toe te vetmoeden dat in de bolwerken geen kruitmagazijnen aanwe-zig waren ten tijde van het beleg. Dit zou bete-kenen dat het kruit dat regelmatig in grote hoeveelheden werd aangevoerd op andere plaat-sen werd opgeslagen, zoals het vermelden van de site van de kerk laat vetmoeden. Andetzijds kan men op een aantal cartografische voorstel-lingen92 van Oostende tijdens het beleg in enkele

bolwetken, w.o. het Peckels bolwerk, bakstenen structuren vermoeden die eventueel als een ktuit-magazijn of een voorloper ervan zouden kun-nen worden beschouwd. Ook lezen we bij Bowens dat de Spanjaarden na de overgave van de stad op 5 plaatsen zgn. 'Bus-poeder' aan-troffen: in de grote kelder, op de Vlammenberg, op het Peckels bolwerk, op het Spaans bolwerk en op de LogenaeP5. O p het Peckels bolwerk werd

ongeveer 700 kg kruit aangetroffen. Daat bus-kruit niet zo maar in open lucht kan opgesla-gen zijn, was er dus ongetwijfeld voor de opslag van buskruit wel één of andere voorziening aan-wezig in dit bolwerk.

Het atcheologische materiaal dat werd aan-getroffen in connectie met dit kruitmagazijn — onder de centrale muur, onder de bevloering en in de ophogingspakketten aan de buitenkant — dateett allemaal uit de periode 2de helft e d e -lste helft 17de eeuw. De meerderheid hiervan

lijkt zelfs te dateten uit de late l6de-/vroege 17de eeuw. Materiaal uit de 2de helft van de 17de eeuw is daarentegen afwezig. Dit zou et kun-nen op wijzen dat dit kruitmagazijn werd opge-richt enige tijd na het beleg, in het midden van de 17de eeuw, en dus deel uitmaakt van de heropbouw van de vestingen na het beleg. De bewaarde bevloering en zelf een voorganger van deze kan in elk geval niet aangebracht zijn voot 1646. Dit kruitmagazijn heeft ook een verbou-wing gekend. Gezien de histotische context zou deze vetbouwing kunnen gesitueerd worden in het begin van de 18de eeuw, na de zware beschie-tingen van 1706.

Analyse dendrochronologique de pieux de fon-dation du magasin a poudre situé dans Ie

bas-tion des lanternes

Par Jéróme Eeckhout & David Houbtechts Quatorze échantillons prélevés dans des pieux ont été confiés au labotatoire de dendrochro-nologie de l'université de Liège. Rappelons que ce type d'analyse est basé sur l'étude des cernes de croissance des arbres. Elle ne peut s'ef-fectuer que sur des bois comprenant un nom-bre de cernes suffisant pout permettre les comparaisons. Malheureusement, huit des échan-tillons étudiés ici ptésentaient une croissance trop rapide, et done un nombre de cernes trop restreint (moins de vingt) pour espérer un résul-tat. Ces huit bois n'ont pas été soumis a l'ana-lyse. Les six autres ont été prepares et mesurés. Voici un tableau teptenant les données relati-ves a ces échantillons. Tous les échantillons sont en chêne, a l'exception du 434/004 qui est un résineux.

(14)

M. PIETERS, L. SCHIETECATTE, A. ERVYNCK, W. VAN NEER & D. CALUWÉ N" du labo 434/001 434/002 434/003 434/004 434/005 434/006 N0 de la fouille OOVK98-128 OOVK98-300 OOVK98-296 OOVK98-150 OOVK98-295 OOVK98-297 Nombre de cernes 31 56 58 45 40 36

Plusieurs facteurs ont empêché l'analyse d'a-boutir a de bons résultats. Le premier est bien sur la faible longueur des sequences. A cela vien-nent s'ajouter des deformations et des pertur-bations de croissance importantes dans certains échantillons. Il s'agit d'accélérations ou de ralen-tissements subits de la croissance, qui sont peu significatifs du point de vue climatologique et compliquent le travail de synchronisation des courbes. Enfin, il est probable que les arbres uti-lises sont complacents. Ceci signifie que l'influence du climat n'a pas été prépondérante dans revo-lution des individus concernés, ce qui les rend également peu caractéristiques.

Ces mauvaises conditions expliquent qu'il nous a été impossible de corréler les sequences pour former des moyennes. Les échantillons ont été compares seuls aux courbes de reference, bien que cette operation ne soit réellement pertinente que pour les sequences de plus de cinquante cer-nes. L'échantillon 434/002 est le seul a donner une hypothese de datation fiable: le dernier cerne mesure se situerait en 1372 A.D. L'absence d'au-bier conserve oblige en principe a se contenter d'un terminus post quern pour l'abattage de l'ar-bre, mais, dans ce cas-ci, le type de débitage et de croissance prouve que le nombre de cernes manquants est peu important. O n peut done affirmer que l'abattage eut lieu a la fin du XlVe siècle ou au tout début du XVe siècle, et au plus tot en 1380 si on ajoute une estimation du nom-bre de cernes d'aubier manquants. Les résultats des tests pour cette position sont cependant trop faibles pour être catégorique: le meilleur résul-tat, obtenu sur la courbe du sud des Pays-Bas, est satisfaisant mais pas excellent. Les compa-raisons optiques sont également satisfaisantes, mais les résultats des tests après transformation des valeurs en indices E de Besan^on (standar-disation) ne sont pas convaincants. O n ne peut done être absolument certain de cette datation et il est preferable de la considérer comme une hypothese solide.

3.2.2 Bastion van de ponton

In het bastion du ponton''*, het vroegere Spaans

bolwerk, werden de sporen van een waterpartij

(fig. 3: 7) aangesneden. Deze stemmen naar alle waarschijnlijkheid overeen met de op de plannen aangeduide grachten95 die als drinkwaterreservoir

werden benut. Uit de bovenste vulling van deze waterpartij werd heel wat archeologisch

materi-aal gerecupereerd. Dit moet aangeven vanaf welke periode de drinkwaterfunctie en m.a.w. de mili-taire functie van deze waterpartij niet meer belangrijk werd geacht. Stadswallen en buiten-wallen behoorden immers tot het militair domein en waren voor burgers ontoegankelijk96. Het

materiaal kan een inzicht verschaffen in bepaalde aspecten van de materiële cultuur en de voed-selvoorziening van de Oostendenaars in de peri-ode 2de helft 17de/1ste helft 19de eeuw. Uit deze context werden in het totaal 16239 7

ceramiek-en 325 glasfragmceramiek-entceramiek-en gerecupereerd waarin heel wat verschillende groepen te onderscheiden zijn.

3.2.2.1 Ceramiek

3.2.2.1.1 Rood aardewerk

Rood aardewerk vormt met 659 fragmenten of 40 % de grootste groep binnen de ceramiek. Drie randfragmenten zijn afkomstig van deksels (fig. 16: 1-3). Slechts één ervan (fig. 16: 1) is ook aan de onderkant bedekt met loodglazuur. 18 frag-menten zijn afkomstig van zgn. hengsel- of lol-lepotten98 met opstaand hengsel (fig. 16: 4).

Dergelijke potten werden o.a. gebruikt voor het transport van kooltjes. Vandaar komt dan ook de benaming van vuurkorfje". Lollepotten behoor-den te Bergen-op-Zoom o.a. tot de 18de en

19de-eeuwse productie1 0 0. 12 passende

frag-menten behoren tot een lollepot met opgelegde parallelle banden versierd met mesindrukken (fig. 16: 5). Borden zijn vertegenwoordigd door 21 fragmenten. 8 behoren toe aan onversierde of eenvoudig versierde borden bedekt met lood-glazuur (fig. 16: 6-8). Hieronder bevinden zich ook een aantal kleine bordjes (fig. 16: 7-8). Bij (fig. 16: 6) is de spiegel bedekt met een witte sliblaag die groenig geglazuurd was. 7 fragmen-ten zijn afkomstig van borden versierd met con-centrische sliblijnen nabij de rand (fig. 16: 9-11). 6 fragmenten kunnen als Nederrijnse slibwaar101

worden geïdentificeerd. Het betreft o.a. een ment met slibmarmering (fig. 16: 12), een frag-ment bedekt met wit slib en versierd met opgelegde bollen in rood slib (fig. 16: 13) en een fragment versierd met op een witte sliblaag aan-gebrachte rode en groene bollen tussen lijntjes in a sgraffiato-ltch.mek (fig. 16: 14). Zowel op de rand als op de overgang van de bodem naar de rand loopt een dubbele lijn in a sgraffiato-tech-niek. Deze ceramiek werd vooral uitgevoerd in de late 17de en de vroege 18de eeuw102.

Ver-schillende gelijkaardige borden zijn aangetrof-fen te Rheinberg103 en te Bourtange104. Bordjes

met slibmarmering werden in de 18de eeuw o.a. ook geproduceerd te Gennep1 0 5.

Schalen of zelfs schotels zijn met 18 rand-fragmenten goed vertegenwoordigd. Op basis van de morfologie van de rand zijn verschillende types te onderscheiden (fig. 16: 15-17). Tot deze vormengroep behoren ook 5 fragmenten van

ver-94 Farasyn 1965, 152-153. 95 Farasyn 1965, 155. 96 Farasyn 1998, 42. 97 Inclusief de fragmenten

van kleipijpen en plaketten. Bij de studie van de ceramiek werd ook gebruik gemaakt van Van Dam 1982 en Lunsingh-Scheurleer 1994. 98 De Kleyn 1986, 164. Vandenberghe 1983,79. Groeneweg 1992, 179. 101 Hurstetal. 1986,262-267. 102 Hurst et al. 1986, 262. 103 Hackspiel 1993, o.a. Tafel 10 nr. 76.0748; Tafel 13 nr. 76.0543.

104 van Gangelen & Lenting

1993a, 217, afb. 169.

105 Mars 1991, 120, fig. 56. 99

(15)

De Visserskaai te Oostende: archeologie van een in de 17de eeuw zwaar geteisterde stad

16

17

19

16 Rood oxiderend gebakken ceramiek uit de opvulling van het waterreservoir. Schaal 1:3. Redwares from the open-air rainwarer reservoir. Scale 1:3.

(16)

M. PIETERS, L. SCHIETECATTE, A. ERVYNCK, W. VAN NEER & D. CALUWE

17 Rood oxiderend gebakken ceramiek uit de opvulling van het waterreservoir. Schaal 1:3. Redwares from rhe open-air rainwater reservoir. Scale 1:3.

gieten w.o. een randfragment (fig. 16: 18). Bij een pootfragment van één van de vergieten is duidelijk dat deze werd aangezet nadat de bodem van het vergiet reeds geperforeerd was.

Kommen en potten met een dekselgeul vormen met 34 randfragmenten de belangrijkste groep bij het rood aardewerk. Door de grote fragmen-tatiegraad is niet altijd in te schatten hoe diep de

recipiënt in kwestie is geweest. Enkele vormen zijn duidelijk kommen (fig. 16: 19), andere zijn meer gesloten vormen (fig. 17: 1). Mogelijk horen sommige van deze randen bij de bodems met standring (fig. 17: 11) die eveneens talrijk aanwezig zijn in dit ensemble. Kommetjes vor-men een relatief grote groep onder het rood aardewerk (fig. 17: 2-8). 20 kommetjes vertonen

(17)

De Visserskaai te Oostende: archeologie van een in de 17de eeuw zwaar geteisterde stad

106 Hurst 1974, 246, fig. 9. 107 van Gangelen &

Len-dng 1993b, 323; Seewaidt 1990, 153-155.

108 Laan 1996.

'0' Peremans & Jacobs

1976, 93. 110 Hackspiel 1993, 120. in pe r e m a n s & Jacobs 1976, 123. Hackspiel 1993, 172. Barrels et al. 1999, 604: 274 en 275.

Een kan met haast identieke versiering is in 1724 gedateerd (Klinge 1996, 108-109, nr. 49). 115 Klinge 1996, 100-103. 116 Carrier 1984, 208. 1,7 Carrier 1987, 51-52. 118 Seewaidt 1990, 65-66. 1 13 113

tl!

1 of 2 horizontaal geplaatste, licht opgetrokken oren, een eenvoudig naar buiten staande rand en een richeltje bovenop de rand (fig. 17: 5). Bij 4 fragmenten is de binnenkant bedekt met een sliblaag die vervolgens bedekt is met groen of geel loodglazuur. 2 randfragmenten vertonen een naar buiten staande hals (fig. 17: 6). 7 kommetjes zijn gekenmerkt door een lichr verdikte afgeronde rand. 1 van deze is aan de binnenkant versierd met een slibmarmering en aan de buitenkant met een golflijn, eveneens in wit slib (fig. 17: 7). Een volgend type vertoont een aan de buitenzijde sterk geprofileerde rand (fig. 17: 8). De binnen-kant van deze recipiënt is bedekt met groen lood-glazuur. Een randfragment van een kom is aan de binnenkant bedekt met een dikke sliblaag die vervolgens bedekt is met loodglazuur. O p de rand is een gemarmerd effect bekomen door een reeks uitgelopen bruine vlekken (fig. 17: 9). Een laatste recipiënr tenslotte heeft een knob-bel bovenop de rand (fig. 17: 10). Het betreft vermoedelijk een fragment van een komfoor met knobbel zoals er gekend zijn onder de Saintonge-producten uit de 16de-17de eeuw106.

Van cilindrische voorraadpotten (fig. 17: 11) met een standring zijn 23 bodemfragmenten geteld. Deze zijn zowel aan de buiten- als binnen-kant bedekt met loodglazuur. Enkel de onder-kant van de bodem is niet bedekt met glazuur. 4 randfragmenten behoren tenslotte tot potten met eenvoudige naar buiten staande rand (fig. 17: 12). Een ongeglazuurd randfragment kan aan een bloempot worden toegewezen (fig. 17: 13). Tot de vondsten behoort ook een fragment van een olielampje en een onregelmatig gevormd knikkertje van 12 tot 14 mm diameter. 7 wand-fragmenten behoren tenslotte tot recipiënten bedekt met mangaanpaars glazuur.

3.2.2.1.2 Wit aardewerk mer geel, groen en bruin loodglazuur

27 fragmenten of 1,5 % behoren tot deze cate-gorie. Hierin kunnen verschillende subgroepen worden herkend op basis van de kleur van het glazuur. Er zijn 5 fragmenten die aan beide zij-den geel glazuur vertonen, 8 fragmenten die aan de buitenkant bruin en aan de binnenkant geel glazuur vertonen, 9 fragmenten die aan beide zij-den bruin glazuur bezitten en tenslotte 5 frag-menten die aan de binnenzijde geel en aan de buitenzijde groen glazuur bezitten. De enige her-kenbare vormen zijn kommen of potten (fig. 18:

1-2) met dekselgeul, en een vergiet.

3.2.2.1.3 Steengoed

Uit de vulling van het waterreservoir werden 92 steengoedfragmenren gerecupereerd. Deze ver-tegenwoordigen 5-6 % van het ensemble. Een belangrijk deel wordt gevormd door producren uit Westerwald. Het betreft 6 fragmenten van

mine-raalwaterflessen met bandvormig oor, licht holle bodem en verdikte rand. Op 2 fragmenten is een gedeeltelijk bewaarde stempel te zien. Het betreft in beide gevallen een binnen een blauwe band gevatte stempel waarvan op het éne fragment enkel nog de EL van Selters is te lezen en op het andere een kruis met de letters C T is aangebracht. Deze flessen uit de 2de helft van de 18de eeuw107

ver-wijzen naar de consumptie van mineraalwarer als geneesmiddel of gezondheidsdrank108.

Behalve door mineraalwaterflessen is Wester-wald ook vertegenwoordigd door 2 randfrag-menten (fig. 18: 3) van potten in een grijs baksel met horizontale rand en blauwe band op de schouder. Traditioneel worden deze als voor-raadpotten omschreven109. Een gebruik als

kamer-pot110 wordt ook wel aangegeven voor potten met

deze vormgeving. Een pot in een bruinrood bak-sel met een identiek randprofiel maar langs binnen en buiten bedekt mer bruin zoutglazuur is mogelijkerwijze afkomstig van Langerwehe111.

Deze potten komen voor van de 18de112 tot de

19de113 en zelfs tot in de 20ste eeuw.

Naast deze specifieke producren uir Wester-wald komen nog 13 fragmenten van kannetjes voor. Het betreft o.a. fragmenten van kannen ver-sierd met ingekraste en naderhand blauw gekleurde florale motieven (fig. 18: 4)1 1 4 en

frag-menten van kannen versierd met kleine reliëfs van hoofdzakelijk bloem- en bladmotieven en engelenkopjes (fig. 18: 5-8). Kannetjes versierd met dergelijke kleine repetitieve reliëfs komen vooral voor in de 2de helft van de 17de eeuw115.

Een mineraalwaterfles met een oranjebruin glazuur en sterk geprononceerde draairibbels is mogelijkerwijze roe te wijzen aan het producrie-centrum Duingen. Behalve Westerwald en even-tueel Duingen is ook Frechen vertegenwoordigd onder het steengoed. Het betreft twee fragmenten van baardmankannen (fig. 18: 9-10). Het rand-fragment is typisch voor de kannen uit de 17de eeuw, het wandfragment kan tot de 16de eeuw op-klimmen. Dit laatste geldt ook voor een geribbeld halsfragment mogelijk afkomstig uit Raeren.

Een halsfragment van een flesje (fig. 18: 11) met een kraag in een beigewit baksel met een grauwgrijs oppervlak stamt uit Beauvais. Derge-lijke flesjes worden o.a. als inktflesjes geïnter-preteerd en een identiek fragment wordt door J. Carrier in het midden van de 19de eeuw geda-teetd116, maar morfologisch gelijkende srukken

komen reeds voor in de 18de eeuw117.

Gelijk-aardige flesjes uit Speicher worden gedateerd in de 16de-17de eeuw118. Zowel de context als de

aard van het baksel wijzen voor het exemplaar uit het waterreservoir eerder op Beauvais. 8 passende fragmenren in een beigewit baksel met talrijke inclusies van rode gesreenrefragmenren behoren tot een groot recipiënt met bandvormig oor dat op de aanhechtingen is versierd met indrukken (fig. 18: 12). Het oppervlak is gedeeltelijk oran-je gevlamd. Het betreft mogelijkerwijze een

(18)

frag-M. PIETERS, L. SCHIETECATTE, A. ERVYNCK, W. VAN NEER & D. CALUWÉ

18 Wit aardewerk (1-2) en steengoed (3-18) uit de opvulling van het waterreservoir. Schaal 1:3. Whitewares (1-2) en stonewares (3-18) from the open-air rainwater reservoir. Scale 1:3.

ment van een zgn. Tourie die gedurende de eerste helft van de 19de eeuw in de streek van Beauvais werd geproduceerd om zuren en alcohol te trans-porteren. Deze zgn. Touries werden vooral gepro-duceerd voor de chemische industrie119, maar de

vondst kan ook op farmaceutische120 activiteiten

wijzen. Tot het steengoed kunnen ook 7 knikkers worden gerekend. De vrij onregelmatig gevorm-de knikkers hebben een diameter van respectie-velijk 13 (2 ex.), 14, 16, 28, 32 en 34 mm.

2 fragmenten van producten van ongekende herkomst vervolledigen het geheel: een rand-fragment van een pot met dekselgeul in een bleek-grijs hard baksel met talrijke zwarte inclusies (fig. 18: 13) en een bodemfragment van een cilindrisch recipiënt in een bleekbeige hard baksel met een bruin gespikkelde zone (fig. 18: 14). Dit laatste

fragment is gezien het baksel mogelijkerwijze ook afkomstig uit de streek van Beauvais.

8 ftagmenten tenslotte zijn in Engels grijswit steengoed met zoutglazuur, w.o. een kopje (fig. 18: 15), een kommetje (fig. 18: 16), een bordje met geribbelde rand (fig. 18: 17) en een ver-sierd wandfragment (fig. 18: 18). Een gelijkaardig kopje aangetroffen te Delft wordt rond 1750 gesitueerd121.

3.2.2.1.4 Majolica

De opvulling van het watetreservoir bevatte ook wit aardewerk met tinglazuur. Slechts 37 frag-menten of 2,5 % van de scherven zijn als majo-lica te omschrijven. Ze behoren allemaal tot borden. 6 randfragmenten zijn afkomstig van

119 Carder 1987, 19-21. 120 Gillon & Moreau 1989,

100.

,2' Buitwa/. 1992,

(19)

De Visserskaai te Oostende: archeologie van een in de 17de eeuw zwaar geteisterde stad

19 Majolica (1-7), rood aardewerk met tinglazuur (8), faience (9-21) en tegels met tinglazuur (22) uit de opvulling van het waterreservoir. Schaal 1:3. Maiolicas (1-7), redwares with tinglaze (8), faience (9-21) en tiles covered with tinglaze from the open-air rainwater reservoir. Scale 1:3.

(20)

M. PIETERS, L. SCHIETECATTE, A. ERVYNCK, W. VAN NEER & D. CALUWÉ

borden met op de rand schematische versierin-gen, o.a. bloemen uitgevoerd in blauw (fig. 19:

1-6). De rand van het bord wordt afgebakend met 2 tot 4 concentrische blauwe lijnen. Een randfragment van een bord met een versiering122

zoals (fig. 19: 1) wordt in de 18de eeuw geda-teerd. Voor (fig. 19: 3) met cirkelbogen op de rand is een parallel uit de 2de helft van de 17de eeuw aangetroffen in de vesting Bourtange123.

Op één fragment na, dat ook met geel gekleurde motieven is versierd, zijn alle fragmenten enkel in blauw beschilderd. Typisch voor de late majolica is het gebruik van halfmechanische hulpmiddelen zoals tamponeerwerk voor het gebladerte124. Deze techniek werd vastgesteld

bij 2 fragmenten. 2 passende fragmenten beho-ren tot een zgn. pannenkoekenbord (fig. 19: 7), een typisch Noord-Nederlands product123.

2 fragmenten zijn vervaardigd uit roodbak-kende klei en vertonen tinglazuur aan de binnen-zijde en donkerbruin tot paarsbruin loodglazuur aan de buitenzijde. Het betreft een fragment van een bord en een randfragment van een kom (fig. 19: 8).

3.2.2.1.5 Faience

Faience vertegenwoordigt met 132 scherven ongeveer 8 %. 63 fragmenten behoren tot witte onversierde faience. Het betreft o.a. een rand-fragment (fig. 19: 9) in een roze baksel en met een romig glazuur, vermoedelijk van een nacht-spiegel. Het roze baksel en het romige glazuur zouden voor dit stuk op een Italiaanse origine kunnen wijzen126. De overige fragmenten,

alle-maal in een geel baksel, behoren tot een platte druipschaal (fig. 19: 10), een plooischotel, een kommetje (fig. 19: I I ) , een tuitkannetje (moge-lijkerwijze een oliekannetje127), een bordje (fig.

19: 12) en 2 identieke dekseltjes (fig. 19: 13). Bij deze producten zijn zowel de tafelstukken als het keukengerei vertegenwoordigd. De popu-larisering van deze producten zet zich in na 1675. Na 1725 neemt de productie sterk aP2 8.

65 fragmenten behoren tot faience hoofdza-kelijk versierd met blauwe vegetale motieven. Eén enkele keer werd oranje, groen en paars vastge-steld. Het fragment van een bord met een flo-rale versiering in groen, bruin en paars (fig. 19: 14) vertoont grote gelijkenissen met producten uit de Beauvaisis, meer bepaald Goincourt1 2 9.

7 fragmenten behoren tot een bord waarop cen-traal de letters IHS binnen een stralenkrans zijn aangebracht (fig. 19: 15). IHS is een religieus symbool met vele mogelijke betekenissen130. 2

passende fragmenten (fig. 19: 16) zijn afkom-stig van een bord met vlakke bodem en zonder standring. Op de rand van de spiegel loopt een dubbele bladerkrans in blauw. Identieke exem-plaren aangetroffen in 'Haus Gelinde' dateren uit de I8de eeuw en zijn volgens Hackspiel afkom-stig uit Nederland131. Het betreft een fragment

van een bord in zgn. boeren-delfts132. Verder zijn

er nog 12 fragmenten van borden of schotels w.o. een randfragment met schubbenversiering op de rand en vlinders op de spiegel (fig. 19: 17) en een randfragment met vegetale motieven (fig. 19: 18). 5 fragmenten zijn niet van borden of scho-tels afkomstig maar vertegenwoordigen kom-metjes of zalfpotten (fig. 19: 19-21).

3.2.2.1.6 Tegels met tinglazuur

Uit het waterreservoir werden 152 fragmenten van tegels gerecupereerd. De tegelfragmenten die 9,5 % van de vondsten uitmaken zijn sterk gefragmenteerd. Hierdoor zijn op de dikte na, haast geen afmetingen te bepalen. De collectie tegels is zowel samengesteld uit fragmenten van versierde als van onversierde, d.w.z. geheel witte tegels. De diktes van de witte tegels schomme-len tussen 6,2 en 9,2 mm. Slechts van één enkel exemplaar konden de afmetingen worden bepaald: 96,5 x 96,5 x 7,8 mm.

Naast 62 fragmenten van witte tegels, zijn er 11 fragmenten van tegels met een homogene paarsbruine gevlamde versiering, zgn. marmer-tegels, en één fragment van een tegel met een paarse versiering. Bij de tegels met figuratieve beschilderingen zijn verschillende types te her-kennen. Ze zijn allemaal in blauwe beschildering. 3 passende fragmenten behoren tot een ruiter-tegel (126 bij 126 bij 11,8 mm) met 'ossenkop-pen133' als hoekfiguren (fig. 19: 22). Deze tegel

kan in het midden van de I7de eeuw worden gedateerd, meer specifiek tussen 1635-1660134.

Ruitertegels vervingen na het einde van de Tachtigjarige Oorlog (1648) tegels met gevechts-klaar voetvolk135. Ossenkoppen komen verder nog

voor op 4 fragmenten die in dikte schommelen tussen 6,5 en 10,6 mm. 2 van deze behoren tot een tegel met schepen of zeedieren te oordelen naar de gestileerde afbeelding van de golven.

De meeste tegelfragmenten zijn in de hoeken versierd met zgn. 'bijtjes' of 'spinnenkoppen'. Deze versiering ontstond in de 2de helft van de 17de eeuw, maar werd het meest toegepast in de I8de en I9de eeuw. De geringe dikte, min-der dan 10 mm, van de betrokken tegelfrag-menten wijst trouwens op een datering in de

18de en I9de eeuw. 5 fragmenten behoren ver-moedelijk tot kinderspeltegels. 2 spelen kunnen worden herkend: hoepelen en spelen met een var-kensblaas136. Tegels met de afbeelding van grote

op het water drijvende vissen met opgekrulde staart zijn met 5 of eventueel 7 fragmenten ver-tegenwoordigd. Veruit de grootste groep, 15 frag-menten, bestaat uit fragmenten van tegels met de afbeelding van herders. Het vee op deze tegels lijkt sterk op slakken. Dit soort tegels ontstond in de I8de eeuw toen men het landleven idea-liseerde137. 2 fragmenten tonen de afbeelding van

een schip en 5 fragmenten met afbeeldingen van gebouwen kunnen bij de landschapstegels

wor-122 Pauwels 1994,

162-163: fig. 193.

123 van den Akker 1993,

250: fig. 65. 124 Korf f.^., 41-42. 125 Korf ^ . , 53-54. 126 Baart et al. 1990,7. 127 Baart et al. 1990, 23, 26. Baart era/. 1990, 14. Cartier 1984, 238. Becker 1997, 154. Hackspiel 1993,152-154.

132 van den Akker 1993,

272, fig. 155.

133 Korf 19797, 45fig. 39:

2de rij van boven, vierde van links. 134 Pluis 19982, 356, fig. A.02.07.03. 135 van Dam 19912, 78. 136 Pluis 1979, 256-257. 137 Korf 19797, 159.

H

128 129 130 131

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

’s Nachts werden de koeien van proefgroep “Snijmaïs” en “Triticale” bijgevoerd met respectievelijk 6 kg drogestof snijmaïskuil of triticale-GPS per dier per dag..

U it een eerste analyse van de gegevens van een telefonische enquête onder gangbare varkens­ houders (aantal: 464), biologi­ sche varkenshouders (33) en varkensbedrijven

In het voorjaar van 2009 bedroeg het totaal oppervlak van 1401 hectare aan litorale mosselbanken in de Waddenzee berekend, waarvan 824.4 hectare (58.8%) in de voor

Doordat de betaalde kosten sterker stijgen dan de opbrengsten, daalt het gezinsinkomen uit bedrijf met 2.500 euro (5.000 gulden) per ondernemer.. De besparingen gaan iets

In het voorjaar van 2001 waren er naar schatting 140.000 tot 150.000 biologische leghennen in Nederland die gezamenlijk per jaar 40 miljoen biologische eieren produceren..

a) De totale productie van 40 miljoen is berekend op basis van de informatie verstrekt door de belangrijkste eierhandelaren in biologische eieren.Er zijn 140.000 tot 150.000

Hoewel het minder vaak maaien van kavelsloten wel leidt tot een toename van veldmuizen in of direct naast de kavelsloten, kon geen toename worden vastgesteld in de daarnaast

Je bent vaak een gevangene van je eigen hoofd. De beste innovaties komen vaak van kinderen, kunstenaars en klanten. &gt; Zoek de buitenstaander &gt; stop met inwerken.. Kom uit