• No results found

MINAS-monsternamemethode voldoet niet bij ongemixte drijfmest

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "MINAS-monsternamemethode voldoet niet bij ongemixte drijfmest"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PraktijkKompas Varkens

8

September 2003

MINAS-bemonstering

In de praktijk wordt gebruik gemaakt van bemonsteringsappa-ratuur van het zijbuistype (Eijkelkamp) of het zuigertype (VMA). Tijdens het opzuigen of lossen neemt het bemonsteringsappa-raat vijf deelmonsters van ca. 150 ml. Deze MINAS-deelmon-sters worden genomen bij een vullingsgraad van de vrachtwa-gen van 20, 35, 50, 65 en 80 %. De deelmonsters komen vervolgens terecht in een monsterpot of een sealzak. De mon-sterpot of sealzak is dan het MINAS-monster voor een vracht mest, wat vervolgens door een erkend MINAS-laboratorium wordt geanalyseerd. Het Praktijkonderzoek heeft onderzoek gedaan naar de monsternamemethode van varkensmest binnen MINAS. De verwachting was dat bezinking van varkens-mest van grote invloed is op de monsternamemethode. Bezinking van mest

Varkensmest is een mestsoort die bezinkt. De mate van bezinking is echter afhankelijk van een aantal factoren, zoals het drogestofgehalte. In mestopslagen waar het niet mogelijk is om de mest te mixen, zal de mest dan ook niet homogeen verdeeld zijn. Onder in de mestopslag bevindt zich de dikke fractie en bovenin de dunne fractie. Deze verdeling heeft grote invloed op het verloop van de gehalten aan fosfaat en stikstof tijdens het opzuigen van mest uit zo’n opslag. Hierdoor kunnen grote verschillen optreden tussen de hoeveelheid mineralen in het MINAS-monster en de werkelijke hoeveelheid afgevoerde mineralen. In het geval van een vrachtwagen met een inhoud van 40 ton wordt bijvoorbeeld gemiddeld maar één deel-monster per 8 ton genomen. In het onderzoek zijn een aantal vrachten mest opgezogen en is per ton een monster genomen en geanalyseerd om het verloop tijdens het opzuigen te kunnen bepalen. Hierdoor was het mogelijk om de invloed van

bezinking op de monsternamemethode te bepalen. Het fosfaat- en stikstofgehalte varieert sterk tijdens

het opzuigen van ongemixte mest uit mestopslagen. Het is daarom niet mogelijk om volgens de toe-gepaste monsternamemethode een MINAS-monster te nemen, welke representatief is voor de werkelijke samenstelling van de vracht drijfmest.

MINAS-monsternamemethode voldoet niet bij

ongemixte drijfmest

Maikel Timmerman en Mart Smolders

Wetgeving en voorgaand onderzoek

Een MINAS-monster wordt genomen met bemonsterings-apparatuur van het zijbuis- of zuigertype. Volgens de wet moet de bemonsteringsapparatuur monsters opleveren die niet systematisch afwijken van het werkelijke stikstof- en fosfaat-gehalte van de vracht drijfmest en mogen de toevallige afwijkingen niet groter zijn dan 15 %. Tijdens het laden of lossen moet er een monster worden genomen van minimaal 650 ml. Dit monster moet binnen twee weken na monster-name afgeleverd zijn bij een erkend MINAS-laboratorium. In 1997, 1998 en 2002 heeft het IMAG bemonsterings-apparatuur van zowel het zijbuis- als zuigertype onderzocht op systematische en toevallige afwijkingen van het stikstof- en fosfaatgehalte. Hieruit bleek dat beide typen bemonsterings-apparatuur systematische afwijkingen hadden en/of toevallige afwijkingen opleverden van groter dan 15 %, waardoor ze niet voldoen aan de wettelijke eisen. Toch worden ze gebruikt.

(2)

Resultaten

In figuur 1 staat het verloop in gehalten weergegeven tijdens het opzuigen van een vracht kraamzeugenmest uit een mest-kelder en geeft een goed beeld van wat er tijdens het opzuigen van mest uit een kelder gebeurt.

In de mestkelder bevindt de dikke fractie zich onder in de kel-der en de dunne fractie boven in de kelkel-der. Als de mestkelkel-der leeggezogen wordt komt de opening van de aanzuigslang in de dikke fractie te liggen. Hierdoor zal in het begin van het leeg-zuigen de dikke mest rondom de opening van de slang worden weggezogen, wat te zien is aan de hoge gehalten in het begin van figuur 1. Hierdoor wordt een zuigmond gecreëerd rondom de aanzuigslang. Na het opzuigen van de eerste dikke mest wordt vooral dunne mest opgezogen, omdat deze makkelijker naar de zuigmond stroomt. Dit is te zien in figuur 1 aan de lage gehalten na het begin van het opzuigen. De hoeveelheid mest in de kelder en de inhoud van de giertank bepalen het resterende verloop tijdens het opzuigen. In dit geval was het mogelijk om de kelder in één keer leeg te zuigen. Nadat alle dunne mest is opgezogen wordt pas weer de dikke mest opge-zogen, wat te zien is aan de hoge gehalten aan het eind van figuur 1. Doordat het eerste MINAS-deelmonster pas op 20 % vullingsgraad van de tank is genomen en het laatste MINAS-deelmonster al op 80 % van de vullingsgraad, worden er meer deelmonsters genomen van de dunne mest met lage gehalten en wordt de dikste mest met de hoogste gehalten slecht bemonsterd. In dit geval waren de fosfaat- en stikstofgehalten van het MINAS-monster 33 % en 10 % lager dan het gemiddel-de van alle monsters die per kuub zijn genomen.

PraktijkKompas Varkens

9

September 2003

Meer weten:

Binnenkort verschijnt over dit onderzoek een PraktijkRapport Varkens met de titel “Bezinklagen en bemonstering van varkensmest”;

€ 17,50. Bestellen: tel. 0320-293211 of via www.asg.wur.nl/po

Figuur 1 Verloop in gehalten tijdens het opzuigen van een vracht kraamzeugenmest uit een mestkelder

Conclusies

Uit de resultaten komt naar voren dat het fosfaat- en stikstof-gehalte sterk varieert tijdens het opzuigen van ongemixte mest uit opslagen. Het is daarom niet mogelijk om volgens de toegepaste monsternamemethode een representatief MINAS-monster te nemen. Het beMINAS-monsteren van mest is daardoor één van de oorzaken van het MINAS-gat op varkensbedrijven. Indien mogelijk is het dus verstandig om mest te mixen vlak voordat het wordt afgevoerd.

0,0 1,0 2,0 3,0 4,0 5,0 6,0 7,0 8,0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11

monsternummer per ton stikstof- of fosfaatgehalte (g/kg) 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 150 droge stof gehalte (g/kg) stikstof fosfaat droge stof

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Niet alleen kunnen toponiemen binnen landschapshistorisch onderzoek te hulp worden geroepen om een historisch verhaal te reconstrueren, geografische namen kunnen door

De vraag daarbij was: is er een verschil tussen zesjarige kinderen met SLI en vier- en zesjarige zich normaal ontwikkelende kinderen in de flexie van attributieve adjectieven..

Magnetic resonance imaging and computed tomography demonstrated a chronic atlanto-occipital subluxation with craniodorsal displacement of the atlas (atlanto-occipital

Digestaat wijkt wel enigszins van dierlijke mest af doordat bij vergisting de gemakkelijk afbreekbare organische stof wordt afgebroken en een deel van de organische stikstof

Getracht is om na te gaan — door laat in de herfst te zaaien (12 november) — of ook de lichtintensiteit (korte dagen met weinig licht) van invloed is, In de proef werden

3.2 Gevolgen zout getij Grevelingen Volkerak – Zoommeer voor schelpdierkweek Om de effecten van gewijzigd waterbeheer te kunnen analyseren is het van belang de karakteristieken van

Door middel van het opbouwen van kennismodellen per thema wordt bepaald wat belangrijke termen zijn voor het zoeken naar relevante nieuwsberichten.. De gevonden berichten en

toevoegen of verwijderen. De computer vraagt de gebruiker het minimum percentage op te ge- ven dat de huisbedrijfskavel van de bedrij fsoppervlakte moet in- nemen. - De gebruiker