• No results found

De Nederlandse vrijwilligers tijdens de Spaanse Burgeroorlog

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Nederlandse vrijwilligers tijdens de Spaanse Burgeroorlog"

Copied!
93
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE NEDERLANDSE VRIJWILLIGERS TIJDENS DE SPAANSE BURGEROORLOG 1936 – 1939

Een studie naar de indeling, de organisatorische rol en de inzet van de Nederlandse vrijwilligers in de Internationale Brigades

Student: Kenny Jansen Studentnummer: 11112093 Studie: Militaire Geschiedenis Scriptiebegeleider: Samuël Kruizinga Tweede lezer: Clé Lesger

Universiteit van Amsterdam Datum: 28 – 01 – 2021

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding ... 3

1. De Nederlanders in de Internationale Brigades ... 10

1.1 Bronmateriaal, methoden en zoektermen ... 10

1.2 Organisatiestructuur van de IB ... 11

1.3 Rekrutering en motieven van de Nederlandse vrijwilligers ... 14

1.4 Het vormen van de Nederlandse vrijwilligers ... 21

1.5 Indeling en de positie van de Nederlandse vrijwilligers ... 24

1.6 Deelconclusie ... 27

2. De organisatorische rol van de Nederlandse vrijwilligers ... 28

2.1 Bronmateriaal, methoden en zoektermen ... 28

2.2 De organisatorische rol van de Nederlandse vrijwilligers van november 1936 - juni 1937 ... 32

2.3 De organisatorische rol van de Nederlandse vrijwilligers van juli 1937 - februari 1938 ... 39

2.4 De organisatorische rol van de Nederlandse vrijwilligers van maart - november 1938 ... 47

2.5 De organisatorische rol van de Nederlandse vrouwen ... 54

2.6 Deelconclusie ... 56

3. De Nederlandse vrijwilligers en hun inzet aan het front ... 57

3.1 Bronmateriaal, methoden en zoektermen ... 57

3.2 De Nederlandse vrijwilligers en hun inzet aan het front van november 1936 - juni 1937 ... 59

3.3 De Nederlandse vrijwilligers en hun inzet aan het front van juli 1937 - februari 1938 ... 64

3.4 De Nederlandse vrijwilligers en hun inzet aan het front van maart 1938 - november 1938 ... 71

3.5 Deelconclusie ... 76

4. Conclusie ... 77

5. Geraadpleegde bronnen en literatuur ... 78

(3)

Inleiding

Introductie onderwerp

Circa zevenhonderd Nederlanders gingen tussen 1936 en 1939 om uiteenlopende motieven als vrijwilliger naar Spanje waar zij de strijd aanbonden met de Nationalisten van Francisco Franco. Meer recente conflicten, zoals de oorlogen in Syrië en Irak, hebben met het conflict in Spanje gemeen dat ook deze conflicten vrijwilligers hebben aangetrokken die in geïmproviseerde militaire organisaties vochten. Als gevolg van de conflicten in Syrië en Irak is de nadruk komen te liggen op de vraag wat de rol is van die vrijwilligers. In de Engelse literatuur wordt dit gewelddadig transnationaal activisme foreign fighting genoemd. Doorgaans wordt het geassocieerd met het hedendaagse jihadisme. De associatie met het jihadisme lijkt bij de Nederlandse deelname aan de Spaanse Burgeroorlog echter niet op zijn plaats.1 Veel van de foreign fighters waren namelijk seculier. De foreign fighter moet dan ook als een complex fenomeen worden beschouwd dus niet slechts als een huurling of jihadist.2 De huidige onderzoeken zijn vanwege de conflicten in Syrië en Irak vaker gericht op de rol van de moderne foreign fighter, de jihadist, waarbij soms onvoldoende duidelijk wordt wat de rol van die jihadist is.3 In deze scriptie wordt een foreign fighter gedefinieerd als een persoon die geen inwoner of onderdaan is van het land waar het conflict zich afspeelt, maar die zich voegt bij een van de strijdende partijen en wiens aanwezigheid niet is goedgekeurd door de thuisstaat.4 Met deze definitie komen de Nederlandse vrijwilligers die in Spanje vochten ook in beeld. In de literatuur over de Nederlandse vrijwilligers in Spanje gaat het vooral over hun motivatie, dus over de redenen waarom zij deelnamen aan de oorlog in Spanje.5 Wat die Nederlanders precies in Spanje deden, is echter onderbelicht gebleven. Daarnaast komt uit de beschikbare literatuur over de organisatorische rol van de Nederlanders naar voren dat zij in de Spaanse Burgeroorlog soldaat te voet waren zonder dat uitvoerig onderzoek is gedaan naar hun werkzaamheden.6 In De oorlog begon in Spanje, geschreven door Hans Dankaart, Jaap Jan Flinterman, Rick Vuurmans en Frans Groot, zijn 21 oud-Spanjestrijders geïnterviewd. Dit is slechts een beperkt aantal vergeleken met de bronnen die nu beschikbaar zijn over circa 650 Nederlandse vrijwilligers uit de gegevensbank van het Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG).7 Daarnaast betoogt historicus Nir Arielli in From Byron to Bin Laden dat de vrijwilligers in de Internationale Brigades (IB) toegewijd waren.8 De afzonderlijke deelnemende nationaliteiten werden echter niet onderzocht. Deze hiaten in het debat over de Nederlandse vrijwilliger in Spanje zijn aanleiding voor deze scriptie.

1 Samuël Kruizinga, "Fear and Loathing in Spain. Dutch Foreign Fighters in the Spanish Civil War." European Review of History:

Revue européenne d'histoire 27 no.1-2 (2020): 135 – 136; Edwin Bakker en Roel de Bont. "Belgian and Dutch jihadist foreign fighters (2012–2015): Characteristics, motivations, and roles in the War in Syria and Iraq." Small Wars & Insurgencies 27, no. 5 (2016): 837.

2 David Malet, Foreign fighters: Transnational identity in civil conflicts (Oxford: Oxford University Press, 2013), 3, 14.

3 Edwin Bakker en Roel de Bont. "Belgian and Dutch jihadist foreign fighters (2012–2015): Characteristics, motivations, and roles

in the War in Syria and Iraq." Small Wars & Insurgencies 27, no. 5 (2016): 849 - 850.

4 David Malet, Foreign fighters: Transnational identity in civil conflicts (Oxford: Oxford University Press, 2013), 9, 33.

5 Nir Arielli, “When are Foreign Volunteers Useful? Israel’s Transnational Soldiers in the War of 1948 Re-examined.” Journal of

Military History 78 (2). 703.

6 “Online woordenboek voor de Nederlandse taal,” Woorden.org Nederlands woordenboek, benaderd op 11 november, 2020, https://www.woorden.org/woord/infanterist.

7 Hans Dankaart et al., De oorlog begon in Spanje: Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog 1936-1939 (Amsterdam:

Van Gennep, 1986), 14.

(4)

De Spaanse Burgeroorlog en de Nederlandse vrijwilligers

Op 17 juli 1936 werd de legitiem gekozen Republikeinse regering van Spanje, een brede coalitie van onder andere anarchisten, communisten, socialisten en democraten, onder de voet gelopen door opstandelingen, die zichzelf Nationalisten noemden. Deze coup stuitte op hevig verzet en leidde uiteindelijk tot een burgeroorlog die bijna drie jaar duurde.9 De Nationalisten hadden de steun van het grootste instituut in Spanje, namelijk de katholieke kerk, maar ook van de aristocratie, de militairen en de monarchie. De Nationalisten kregen ook militaire steun in de vorm van troepen en middelen van naties zoals Duitsland en Italië, waardoor het conflict al vroeg een internationaal karakter kreeg. De interventie van Duitsland en Italië eind juli 1936 was illegaal onder de non-interventieovereenkomst die datzelfde jaar was gesloten. De Sovjet-Unie leverde tot dan toe slechts wapens.

Deze non-interventieovereenkomst werd door 27 naties ondertekend en had drie doelstellingen, namelijk (i) controle krijgen over de infrastructuur, (ii) deelname door buitenlandse strijders te ontmoedigen en (iii) de terugtrekking van de ingezette vrijwilligers te stimuleren. De Komintern, de overkoepelende organisatie van de communisten, bepaalde in september 1936 dat vrijwilligers geworven dienden te worden. De nationale communistische partijen dienden daarbij het werven en uitzenden van vrijwilligers op zich te nemen.10

Uiteindelijk reisden circa 30.000 vrijwilligers naar Spanje en waar zij deel uitmaakten van het Republikeinse leger dat uit circa 500.000 soldaten bestond.11 De vrijwilligers bevonden zich zowel aan Nationalistische als aan Republikeinse zijde. De vrijwilligers aan de zijde van de Republikeinen sloten zich aan bij de zogeheten IB. De Nederlanders vormden met ruwweg 700 vrijwilligers slechts een marginale groep in vergelijking met hun Europese strijdgenoten. De Fransen vormden de grootste groep met 8.962 vrijwilligers. Uit Duitsland en België kwamen respectievelijk ruim 2.000 en 1.722 vrijwilligers.12 In deze scriptie worden de officiële plaats, de organisatorische rollen van de Nederlandse vrijwilligers in de IB en hun inzet aan het front onderzocht, daarmee worden de verrichtingen van hen onderzocht. Uit het onderzoek wordt duidelijk dat de Nederlandse foreign fighter op allerlei manieren zingeving wilde geven aan zijn bestaan en in feite niet zo gedreven militant was. Enerzijds wikte en woog de Nederlandse vrijwilliger continu zijn handelingen. Hij koos het hazenpad als de oorlogssituatie hem niet uitkwam. Anderzijds deden de Nederlanders in het aantal gesneuvelden niet onder voor de IB als geheel. Circa 18 procent van de Nederlanders is gesneuveld tegen 17 procent van het totale aantal brigadisten.13

9 Hans Dankaart et al., De oorlog begon in Spanje, Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog 1936-1939 (Amsterdam:

Van Gennep, 1986), 16; Michael Alpart, The Republican Army in the Spanish Civil War, 1936-1939 (Cambridge: Cambridge University Press, 2007), 59.

10 Idem, 27; David Malet, Foreign fighters, Transnational identity in civil conflicts (Oxford: Oxford University Press, 2013), 92 - 93,

95 - 96.

11 Dan. R. Richardson, Comintern army: The international brigades and the Spanish civil war (University Press of Kentucky, 1982),

89.

12 Ben Koolen, “No Pasaran! De Spanjestrijders, Deel twee van drieluik ‘de heilige strijd’.” Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid

5, no. 3 (2014): 36.

13 Hans Dankaart et al., De oorlog in Spanje, Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog 1936 – 1939 (Amsterdam:

Van Gennep, 1986), 64; Noot: Het percentage 18 is het resultaat van het aantal gesneuvelde Nederlanders, welke gedeeld moet worden door het totaal aantal Nederlandse vrijwilligers maal 100. Deze gegevens zijn op te vragen bij het IISG.

(5)

De oprichting de IB en de Nederlandse vrijwilligers

De Sovjet-Unie was aanvankelijk voorzichtig met het interveniëren in de Spaanse Burgeroorlog. De Sovjet-Unie wilde niet meer doen dan wat zij op dat moment al deed, namelijk het heimelijk leveren van wapens aan de Republikeinen. In Spanje bevonden zich slechts 3000 geregistreerde communisten en Sovjetleider Josef Stalin stelde zich op het standpunt dat hun lot niet de moeite waard was om de middelen en strategische positie van de Sovjet-Unie te riskeren. Pas de druk van de Komintern leidde tot de beslissing vrijwilligers te werven en kwam als reactie op de instroom van fascistische troepen.14 De nationale afdelingen van de Komintern waren verantwoordelijk voor de (decentrale) werving. Dat gold ook voor de Nederlandse afdeling van de communisten, de Communistische Partij Nederland (CPN). Deze partij stond niet welwillend tegenover het vertrek van haar belangrijkste leden naar Spanje, omdat dat de partij intern zou kunnen verzwakken.15 Op 14 oktober 1936 werd in Albacete een nieuwe internationale eenheid van het Spaanse Republikeinse leger gevormd, de zogeheten IB. Dit werd goedgekeurd door de minister-president Largo Caballero. Deze brigadisten moesten worden beschouwd als eenheden die ondergeschikt waren aan de regering en haar militaire bevoegdheden, aldus communist, leider van de IB en lid van Executief Komitée van de Kommunistische Internationale (EKKI) André Marty.16

Het hoofdkwartier van de IB bevond zich in Albacete. Daar werd het leeuwendeel van de brigadisten gehuisvest en getraind.17 De term IB werd aanvankelijk gebruikt in de Russische Burgeroorlog in 1919 om buitenlandse communistische vrijwilligers te duiden.18 De IB werden ingericht naar het model van het nationale beleid van de Sovjet-Unie. Een eenheid stond onder leiding van een officier, maar werd ook onder toezicht gesteld van een politiekcommissaris. De politiekcommissaris verzorgde de politieke educatie van de troepen en assisteerde de officieren bij het uitvoeren van hun taken.19 De IB opereerden in aanleg autonoom en vanaf september 1937 vormden zij een integraal onderdeel van het Republikeinse leger. In de praktijk kwam het er echter op neer dat de IB ook na september 1937 onafhankelijk van het Republikeinse leger opereerden.20 De IB telden veel gewonden en doden. Het percentage gesneuvelden wordt namelijk geschat op 17 procent en het percentage gewonden op 63 procent.21 De verliezen van de IB werden aangevuld met Spaanse vrijwilligers en dienstplichtigen. Vanaf december 1936 werden Spaanse vrijwilligers toegevoegd aan de IB en vanaf april 1937 werden daar ook nog Spaanse dienstplichtigen aan toegevoegd. In december 1937 bestonden de IB in totaal uit 48.814 manschappen waarvan 27.725 (57 procent) Spanjaarden.22

Het aantal doden en gewonden bedroeg na de veldslagen bij Jarama in februari 1937, bij Guadalajara in maart 1937 en bij Brunete in juli 1937, naar schatting 70 procent van de 15,000 vrijwilligers van de

14 David Malet, Foreign fighters: Transnational identity in civil conflicts (Oxford: Oxford University Press, 2013), 96.

15 Hans Dankaart et al., De oorlog begon in Spanje: Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse burgeroorlog 1936-1939 (Amsterdam:

Van Gennep, 1986), 33 - 34.

16 Svetlana Pozharskaya,"Comintern and the Spanish Civil War in Spain." Ebre 38, no. (2003): 50.

17 Samuël Kruizinga, "Fear and Loathing in Spain. Dutch Foreign Fighters in the Spanish Civil War." European Review of History:

Revue européenne d'histoire 27 no.1-2 (2020): 136; Hans Dankaart et al., De oorlog begon in Spanje, 61.

18 David Malet. Foreign fighters, 97.

19 Samuël Kruizinga, "Fear and Loathing in Spain. Dutch Foreign Fighters in the Spanish Civil War," 143. 20 Angela Berg, Die internationalen Brigaden im Spanischen Bürgerkrieg (Essen: Klartext, 2005), 293.

21 Hans Dankaart et al, De oorlog begon in Spanje: Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse burgeroorlog 1936-1939 (Amsterdam:

Van Gennep, 1986), 63-64.

(6)

IB. Een militaire reorganisatie was dus noodzakelijk. Als gevolg daarvan werden de IB strikter op basis van taal ingedeeld.23 De eerste Nederlandse vrijwilligers zaten tot de zomer van 1937 her en der verspreid in de IB. Zij voelden zich vervreemd omdat zij zich in een omgeving bevonden waar weinig of geen Nederlands werd gesproken. Daarnaast waren het eten en het landschap onbekend en verwelkomden de Spanjaarden hen maar vreemd en vaak lichtgeraakt. Na de herschikking in de zomer van 1937 werd het overgrote deel van de Nederlanders geplaatst in de 11e brigade.24 In maart 1938 vond nog een herschikking plaats. De Nederlanders ter bevordering van het moreel en hun inzet geplaatst in een compagnie genaamd De Zeven Provinciën.25

Wat zijn foreign fighters?

Heden ten dage wordt het begrip foreign fighter vooral geassocieerd met jihadisme.26 Het jaar 1979 werd volgens onderzoekers ingeluid met de geboorte van de moderne foreign fighter, omdat in dat jaar de Sovjet-Unie in Afghanistan intervenieerde en daar te maken kreeg met het jihadisme. Vrijwilligers in een transnationaal gewapend conflict worden in de Engelse literatuur foreign fighters genoemd.27 In deze scriptie wordt met een foreign fighter bedoeld een individu die geen inwoner of onderdaan van het land is waar het conflict zich afspeelt, maar die zich voegt bij een van de strijdende partijen van een conflict terwijl zijn/haar aanwezigheid niet is goedgekeurd door de thuisstaat.28 Deze omschrijving laat in het midden of van een tijdelijk of van een permanent verblijf in het buitenland moet worden uitgegaan, maar de moderne foreign fighter blijft over het algemeen in het buitenland. De Nederlandse vrijwilligers in Spanje gingen daarentegen niet uit van een permanent verblijf in Spanje. Daarnaast viel op dat deze Nederlanders, een enkele uitzondering daargelaten, niet nogmaals elders als een foreign fighter dienst nam.29

Het fenomeen foreign fighter is in de Nederlandse geschiedenis niet uniek. Eerder kwamen Nederlandse vrijwilligers in buitenlandse dienst voor, namelijk in de Boerenoorlog en in de Wiking Divisie gedurende de Tweede Wereldoorlog. Er vertrokken ook circa 200 Nederlandse vrijwilligers naar Syrië en Irak.30 Er zijn voorbeelden uit het verleden die aantonen dat het fenomeen foreign fighter al geruime tijd bestaat.

23 Samuël Kruizinga, "Fear and Loathing in Spain.” 144-145.

24 Lodewijk Petram, en Samuël Kruizinga. De oorlog tegemoet, Nederlanders en de strijd om Spanje 1936 – 1939 (Amsterdam,

Atlas, 2020),125.

25 Samuël Kruizinga, "Fear and Loathing in Spain." 138, 146. 26 David Malet, Foreign Fighters, 215.

27 Samuël Kruizinga, "Fear and Loathing in Spain.” 135. 28 David Malet, Foreign fighters, 9, 33.

29 Noot: Rimmelt de Jong vocht mee met Russische eenheden en liet het leven in Minsk 14 juni 1944; Andreas Engwirda vocht

vermoedelijk met de Partizanen en liet het leven in 1944/1945; Henk Kloot was hospitaalsoldaat bij de Waffen-SS.

(7)

Literatuur over de rol van de foreign fighters

Deze scriptie gaat in op twee debatten, namelijk de organisatorische rol van de foreign fighters en de historiografie van de Nederlandse vrijwilligers. Onderzoekers Perliger en Milton hebben de organisatorische rol van de moderne foreign fighters in Irak en Syrië onderzocht en Arielli heeft onderzoek gedaan naar het nut en de noodzaak van foreign fighters in conflicten. De historici Dankaart en Flinterman betogen dat de Nederlandse vrijwilligers in de IB voetsoldaten waren.

Perliger en Milton onderzochten in From Cradle to Grave: the Lifecycle of foreign fighters in Iraq and Syria (2016) de organisatorische rol van de moderne foreign fighter in Irak en Syrië. Zij hebben de organisatorische rol van 530 individuen bekeken. De onderzoeksresultaten tonen aan dat de moderne foreign fighters in Syrië en Irak hoofdzakelijk als voetsoldaat opereren. Perliger en Milton hebben onderzocht waarom strijders verschillende organisatorische rollen bekleedden. Leeftijd, militaire ervaring en opleidingsniveau waren daarbij belangrijke aspecten. Deze aspecten waren namelijk van belang voor de jihadist om door te kunnen groeien in de organisatie. Het verband tussen die individuele aspecten en de organisatorische rol is volgens Perliger en Milton aangetoond. De hiërarchische indeling was gebaseerd op de taken die de foreign fighters verrichtten. Perliger en Milton hebben gesignaleerd dat foreign fighters ook belast konden zijn met dubbele taken, waardoor een strikt onderscheid tussen de organisatorische rollen soms moeilijk te maken was. In deze scriptie is een deel van de methodiek van Perliger en Milton toepast.31

Historicus Nir Arielli gaat in From Byron to Bin Laden (2017) in op het nut en de noodzaak van de foreign fighters. Arielli deed dat naar aanleiding van Resolutie 2178 (2014) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. In die Resolutie staat dat de aanwezigheid van buitenlandse strijders (oftewel moderne foreign fighters) de conflicten intensiveert, verlengt en oncontroleerbaar maakt, zonder dat onderzoek was gedaan naar de organisatorische rol van de foreign fighter.32 Arielli heeft de betrokkenheid van de foreign fighters onderzocht aan de hand van casestudies. Daarbij heeft Arielli een aantal IB bataljons dat vocht bij Jarama onderzocht. Arielli concludeerde dat zij toegewijd waren op basis van de casualty rates. Die casualty rates toonden volgens Arielli aan dat de vrijwilligers van de IB toegewijd waren.

Het toepassen van de casualty rates - in het bijzonder het aantal doden en gewonden ten opzichte van het aantal krijgsgevangenen - als belangrijkste graadmeter wordt genomen, is een vereenvoudiging van de complexiteit van de oorlogsvoering. In het onderzoek van Arielli wordt niet genoemd wat de oorzaak is, waardoor een vrijwilliger sneuvelde. Het is namelijk mogelijk dat een vrijwilliger zich overgaf vervolgens toch sneuvelde, omdat de tegenpartij die vrijwilliger doodschot. De vraag rijst dan of die vrijwilligers opofferingsgezind waren. De feiten en omstandigheden waaronder een vrijwilliger sneuvelde of gewond raakte, komen echter niet naar voren bij die casualty rate. Bovendien heeft Arielli

31 Arie Perliger and Daniel Milton. From cradle to grave: The lifecycle of foreign fighters in Iraq and Syria (West Point, NY:

Combating Terrorism Center, 2016), 38 - 39, 42, 45, 47.

32 Nir Arielli, “Do Foreign Fighters make Good Soldiers?,” History News Network, 19 augustus 2018,

(8)

de inzet van de Nederlandse aanwezigheid op het slagveld buiten beschouwing gelaten; een onvolledigheid die in deze scriptie wordt vermeden.33

In De oorlog begon in Spanje (1986) van de historici Dankaart, Flinterman, Vuurmans en Groot, wordt met respect geschreven over de inzet van de Nederlandse vrijwilligers. Het fundament van dat onderzoek is een aantal interviews met oud-Spanjestrijders. Op basis van die interviews zijn de werkzaamheden en de rollen die zij destijds vervulden, veralgemeniseerd en vervolgens wordt geconstateerd dat zij allemaal deel uitmaakten van de stoottroepen. De Nederlandse brigadisten profileerden zichzelf als stoottroepen van de IB van het Republikeinse leger, zonder dat het begrip stoottroepen in De oorlog begon in Spanje afdoende is gedefinieerd. De auteurs definiëren de stoottroepen als volgt: “De stoottroepen werden ingezet waar offensieven werden gestart of waar vijandelijke aanvallen moesten worden opgevangen.” In deze definitie wordt echter niet ingegaan op de rol en de werkzaamheden en de Nederlandse vrijwilligers. De vier auteurs waren destijds gericht op een groep van slechts 21 Nederlanders die bij de IB zaten. Een aantal van die 21 vrijwilligers stelde dat de vrijwilligers voornamelijk kozen voor gevechtsfuncties en dat zij zonder terughoudendheid tot de IB toetraden. Een aantal van hen kreeg een niet-gevechtsfunctie aangeboden, maar hun voorkeur ging uit naar een gevechtsfunctie. Dat kwam naar voren uit de verslagen van de interviews met de oud-Spanjegangers. Daarmee wordt de situatie van de overige circa 650 vrijwilligers echter buiten beschouwing gelaten.34

De relevantie van het onderzoek en de onderzochte kenmerken

Deze scriptie gaat in op de rol van de foreign fighters in conflicten en op de historiografie van de Nederlandse vrijwilligers in Spanje. De organisatorische rol van de Nederlandse vrijwilligers wordt in het debat van de foreign fighter geplaatst, waarmee de complexiteit van het fenomeen foreign fighter geduid wordt. Over de Spaanse Burgeroorlog is goede en gedocumenteerde informatie beschikbaar zodat de organisatorische rol van de Nederlandse vrijwilliger onderzocht kon worden. Zo bezit het IISG documentatie over Nederlandse vrijwilligers in Spanje die niet eerder is benut voor een dergelijk onderzoek, maar die wel bruikbaar was voor deze scriptie.35 Hiermee was het mogelijk een casestudie te doen naar de officiële plaats, naar de werkzaamheden van de Nederlandse vrijwilligers en naar hun inzet aan het front. Wat het onderwerp foreign fighter ook interessant maakt, is dat mannen en vrouwen afreisden naar een conflict zonder dat een overheid hen dat oplegde. Bovendien liepen die mannen en vrouwen een aanmerkelijk risico gedood te worden in een conflict dat zij zelf opzochten. Dit onderzoek is van belang omdat het conceptueel denken over foreign fighter complex is. Door de jaren heen vertonen foreign fighters veel overeenkomsten, maar op een aantal punten zijn ze ook uniek.36

33 Arielli, From Byron to Bin Laden, 151 - 160.

34 Barack Mendelsohn, “Foreign fighters – recent trends.” Pennsylvania, PA: Foreign Policy Research Institute, 2011, 28, 63. 35 Malet, Foreign fighters, 3, 93.

(9)

Hoofd- en deelvragen

De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: Wat waren de verrichtingen van de Nederlandse vrijwilliger in de IB?

Om die vraag te beantwoorden, zijn drie deelvragen opgesteld.

Deelvraag 1: Wat was de officiële plaats van Nederlandse vrijwilligers in de organisatie van de IB? Deelvraag 2: Wat waren de organisatorische rollen van de Nederlandse vrijwilligers?

Deelvraag 3: Wat was de inzet van de Nederlandse vrijwilligers? Het bronmateriaal en de methode van onderzoek

Bij dit onderzoek is gebruikgemaakt van de gegevens over circa 650 Nederlandse vrijwilligers die door Yvonne Scholten en anderen in samenwerking met het IISG zijn verzameld. Het onderzoek van Yvonne Scholten is gericht op de Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog. De gegevens die uit dit onderzoek zijn voortgekomen over circa 650 Nederlanders zijn in een gegevensbank verwerkt. Van deze 650 Nederlanders is bij het IISG ten minste één verwijzing bekend. Op basis daarvan heeft een onderzoeker van het IISG geconstateerd dat die vrijwilliger betrokken was bij de Spaanse Burgeroorlog. Deze informatie is toegankelijk via de website: www.spanjestrijders.nl. Op deze website staan de basisgegevens en beknopte biografieën van mannen en vrouwen die naar Spanje zijn vertrokken. De onderzoekers van het IISG hebben daarvoor Russische, Spaanse en Nederlandse archieven bestudeerd. Van deze Nederlanders zijn vervolgens korte, middellange of uitgebreide profielen opgesteld. Bij deze scriptie is verder onderzoek uitgevoerd aan de hand van zoektermen. Naast de kenmerken die Scholten in haar onderzoek hanteert, is in deze scriptie informatie verwerkt met het gebruik van zoektermen, die in de hoofdstukken nader worden toegelicht. Daarbij wordt met een zoekfunctie op de website www.spanjestrijders.nl de zoektermen ingevoerd.

Vooruitblik op het vervolg van de scriptie

In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de officiële plaats van de Nederlandse vrijwilligers in de IB. Daarmee wordt bedoeld dat de plaats wordt onderzocht die zij toegewezen kregen volgens de regels van de instanties die daarover beslisten. Hiervoor zijn enkele onderwerpen uitgediept zodat antwoord gegeven kan worden op de eerste deelvraag. In hoofdstuk 2 komen de werkzaamheden van de Nederlandse vrijwilligers aan de orde en ook de organisatorische rol van de Nederlandse vrijwilligers. Hoofdstuk 3 gaat in op de inzet van de Nederlandse vrijwilligers aan het front in Spanje.

(10)

1. De Nederlanders in de Internationale Brigades

Introductie

In dit hoofdstuk wordt de officiële plaats van de Nederlanders in de IB beschreven. Met officiële plaats wordt de plaats bedoeld die zij kregen toegewezen volgens de regels van de daartoe bevoegde instanties, in dit geval de IB. De Nederlanders kwamen namelijk direct bij binnenkomst in Spanje in aanraking met deze organisatie. Om die officiële plaats te kunnen beschrijven, is een aantal onderwerpen uitgediept. Eerst worden het bronmateriaal, de methoden en zoektermen in paragraaf 1.1 behandeld. De organisatiestructuur van de IB wordt in paragraaf 1.2 behandeld. Daarbij komt onder andere naar voren dat de IB zichzelf zagen als een elitebeweging en dat de IB zichzelf door middel van repressie wilden vrijwaren van ondermijnende elementen die de strijd mogelijk negatief konden beïnvloeden. De rekrutering en de motieven van de Nederlanders komen in paragraaf 1.3 aan bod. Daarbij wordt duidelijk dat het soms moeilijk is om de reden waarom de Nederlandse vrijwilligers naar Spanje gingen te doorgronden. De vorming van de Nederlandse vrijwilligers, overigens vaak niet zonder verzet, wordt in paragraaf 1.4 behandeld. Dit hoofdstuk sluit af met paragraaf 1.5 waarin de officiële plaats en de bevordering van de Nederlandse vrijwilligers in de IB worden behandeld.

1.1 Bronmateriaal, methoden en zoektermen

In deze paragraaf worden het bronmateriaal, de methoden en de onderzochte kenmerken uitgewerkt. Kwantitatief en kwalitatief onderzoek

Deze scriptie bestaat uit een kwantitatief en een kwalitatief deel. Zowel het kwantitatieve als het kwalitatieve onderzoek is gebaseerd op bronmateriaal van het IISG over circa 650 Nederlanders die in de Spaanse Burgeroorlog hebben gestreden en zijn verwerkt onder de kopjes Kwantitatief onderzoek en de onderzochte kenmerken en kwalitatief onderzoek.

Kwantitatief onderzoek en de onderzochte kenmerken

De informatie uit de gegevensbank van het IISG is de basis van het onderzoek van Scholten en bestaat uit bepaalde gegevens zoals de data van aankomst in Spanje en vertrek uit Nederland, affiliatie, gewond en gesneuveld. Ten behoeve van deze scriptie zijn, naast de kenmerken die Scholten hanteert, nieuwe kenmerken toegevoegd die als een rode draad in deze scriptie terugkeren en die het resultaat zijn van de zoektermen. De zoektermen zijn achtereenvolgens ‘afgekeurd’ met 25 treffers waarvan 5 relevant en ‘ontslagen’ met 51 treffers waarvan 4 relevant. Verder wordt hier ook een verklaring gegeven waarom de vrijwilligers ontslagen of afgekeurd werden voor de Nederlandse krijgsmacht, maar wel dienst namen in de IB. Bovendien is het motief van de vrijwilliger voor deelname aan de IB onderzocht. Hiervoor zijn de volgende zoektermen gebruikt: ‘politieke motieven’ met 2 relevante treffers, ‘liefdesverdriet’ met 1 relevante treffer, ‘zinvols’ met 1 relevante treffer, ‘schulden’ met 1 relevante treffer, ‘uitzichtloosheid’ met 1 treffer (zie: pdf. Theo van Hassel), ‘klacht’ met 1 relevante treffer, ‘misdrijf’ met 1 relevante treffer, ‘verdriet’ met 1 relevante treffer en ‘werkloos’ met 34 relevante treffers. In deze scriptie is de zoekterm ‘strafkamp’ gebruikt om aan te geven om welke reden(en) de vrijwilligers in het strafkamp in Albacete terechtkwamen. Die zoekterm leverde 19 relevante treffers op. Het door het IISG onderzochte kenmerk is affiliatie. Ook dit is in dit hoofdstuk gebruikt. Met affiliatie wordt bedoeld: lid van een politieke partij.

(11)

De term: relevant betekent in dit geval dat de treffer informatie bevat die essentieel is om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen.

Kwalitatief onderzoek

Het kwalitatieve deel van deze scriptie bestaat uit de interviews met Nederlandse vrijwilligers die zijn gebruikt in het bovengenoemde boek De oorlog begon in Spanje. Uit deze interviews blijkt dat een aantal vrijwilligers de IB een goed georganiseerd leger vond, terwijl andere zich juist kritisch uitlieten over de organisatie van de IB en over de houding van de Nederlandse vrijwilligers in Spanje. Daarnaast was ook informatie beschikbaar uit de contacten met de consuls. Zij waren veelal het eerste contact met gedeserteerde Nederlandse vrijwilligers en zorgden voor verslaglegging van de gebeurtenissen in Spanje op basis van verklaringen van de Nederlandse vrijwilligers. Omdat de consul in het buitenland een gevolmachtigd vertegenwoordiger van Nederland was, kan de rapportage van de consul gezien worden als een officieel document. Daarnaast was er nog een groep vrijwilligers die niet alleen teleurgesteld was in de organisatie van de IB, maar ook teleurgesteld was door het contact met hun transnationale partners, aangezien de confrontatie gepaard ging met list, verzet en onbegrip. De gekozen richting in deze scriptie ondersteunt de lezing dat Spanje voor de Nederlanders een allesbehalve ideale eindbestemming was. Verder bleven de tegenvallende prestaties van de Nederlanders in de IB ook niet onopgemerkt, zoals blijkt uit de rapportages van politiekcommissaris Jan Zuidema, pseudoniem voor Janrik van Gilse, aan de CPN en het EKKI in december 1937. Naar aanleiding van de tegenvallende prestaties werd zelfs een actieplan opgesteld om die prestaties te verbeteren. Tot slot zijn de in deze scriptie gebruikte citaten taalkundig verbeterd.

1.2 Organisatiestructuur van de IB

Voordat de vrijwillige strijders al dan niet onder begeleiding naar Spanje gingen, waren velen al op eigen initiatief naar Spanje vertrokken. De instroom van buitenlandse vrijwilligers in Spanje moest daarom eerst beter georganiseerd worden. Daarvoor werd door de Komintern een organisatie opgezet die vrijwilligers naar Spanje begeleidde via een wervingscentrale in Parijs, waarbij de eigenlijke werving werd gedelegeerd aan de nationale communistische partijen.37 Een kaderafdeling in Spanje werd verantwoordelijk gesteld voor het toezicht op de geworven vrijwilligers. In de Russische geschiedenis is het kader geen onbekend fenomeen. In de Leninistische opvatting bestond het kader uit mensen die politieke betrouwbaarheid en vakbekwaamheid konden combineren in de geest van de communistische partij. Een functionaris van de Kommunistische Partei Deutschland (KPD), Franz Dahlem, stelde eind december 1936 voor om alle nieuwkomers in Spanje te registreren. Individuen dienden gecontroleerd te worden op basis van kenmerken, leiderschap en politiek bewustzijn. Dahlem rechtvaardigde dit beleid omdat op die manier vijandige invloeden (de vijfde colonne) bestaande uit fascistische infiltranten, konden worden tegengehouden. Daarnaast werden ook Trotskisten afgewezen, omdat zij met hun aanwezigheid de strijd in Spanje negatief konden beïnvloeden.

Het plan van de KPD was erop gericht invloed uit te oefenen op wie wel en wie niet naar het front gestuurd werd. In de woorden van historica Angela Berg moesten de “beste” Duitse communistische

(12)

leden (het kader) beschermd worden en onttrokken worden aan de gevechten. Een aanzienlijk deel (50 procent) van het kader was namelijk tot april 1938 gewond geraakt of gesneuveld, aldus de opvolger van Dahlem, Karl Mewis. Het verlies van deze kaderleden in de periode van november 1936 tot januari 1937 was reden om systematisch kaderleden naar Albacete te zenden. In Albacete werden de kaderleden in reserve gehouden en kregen zij politieke scholing.38

Het kader van de IB had volgens Marty als doelstelling dat een commissie de nieuwe kaderleden bij aankomst in Spanje zou selecteren en classificeren op basis van hun bekwaamheid. Daarnaast was het kader ook verantwoordelijk voor het opsporen van provocerende elementen die de brigades infiltreerden. Het kader bestond, op een enkele uitzondering na, uit leden die in Moskou hadden gewerkt of militaire scholing hadden gehad. De geworven vrijwilligers werden in de brigades opgedeeld in groepen op basis van taal. Het streven was een groep samen te stellen die bestond uit vrijwilligers die dezelfde taal spraken, een zogeheten taalgroep. Iedere taalgroep had een eigen kaderleider en die kaderleider rapporteerde over het functioneren van de vrijwilligers.39 Voor de Duitstaligen had Gustav Szinda tijdelijk die functie. Szinda vertegenwoordigde als kaderleider de Duitse taalgroep van de 11e brigade waar ook de Nederlandse vrijwilligers bij ingedeeld waren.40 Na verloop van tijd onderhielden ook relatief kleine taalgroepen hun eigen kaderbureaus zodat ook zij vertegenwoordigd waren. De Nederlanders werden toen vertegenwoordigd door Piet Jansen.41

Avant-garde

Dahlem heeft het kaderbeleid beschreven bij de 11e brigade en in het bijzonder bij het Thälmann-bataljon waar de Duitstaligen waren ingedeeld. De Duitse communisten zagen zichzelf als de avant-garde van de communistische vertegenwoordiging in Spanje. De IB moesten een Europese elitebeweging voorstellen met aan het hoofd de Duitsers waardoor de “beste” Duitsers op de vitale commandoposten gepositioneerd werden. Gedurende de eerste maanden van de oorlog was er sprake van losse communistische partijgroepen die spontaan werden gevormd. Niet lang daarna werden alle brigades en bataljons samengevoegd in een centrale partijorganisatie, die de vrijwilligers en (later) de Spanjaarden verenigde. De vrijwilligers werden bij bewezen diensten overgeheveld naar de Partido Comunista de España (PCE). De beoordelingen waren vooral gebaseerd op persoonlijke voorkeur.42 Een dergelijk beleid waardoor de hooggeplaatste leden beschermd werden, werd ook toegepast bij de CPN. Vrijwilliger Leo Klatser bijvoorbeeld, werd gezien zijn status, direct na aankomst in Albacete in de herfst van 1937 in reserve gehouden, ver verwijderd van het front.43

38 Angela Berg, Die Internationale Brigaden im Spanischen Bürgerkrieg, 116 - 118; Lodewijk Petram en Samuël Kruizinga, De

oorlog tegemoet, 88.

39 Peter Huber and Michael Uhl, “Die internationalen Brigaden: politische uberwachung und repression nach sichtung der

russischen und westlichen archivatken.” Ebre 38. No.2 (2004): 20, 21; Samuël Kruizinga, "Fear and Loathing in Spain.” 137.

40 Szinda was een uit Duitsland gevluchte KPD’er. Szinda verbleef in Nederland en zou in oktober 1936 als afgevaardigde van de

Komintern naar Spanje afreizen.

41 Peter Huber and Michael Uhl, “Die internationalen Brigaden: politische uberwachung und repression nach sichtung der

russischen und westlichen archivatken.” 15, 22.

42 Angela Berg, Die Internationalen Brigaden im Spanischen Bürgerkrieg, 119, 121.

43 Samuël Kruizinga. “Struggle to fit in. The Dutch in a Transnational Army, 1936-1939.” Journal of Modern European History 16,

(13)

Repressie van de vrijwilligers

In de zomer van 1936 werd een buitenlandersbureau opgericht. Het buitenlandersbureau fungeerde als eerste aanspreekpunt voor de meeste vrijwilligers van de communistische partijen en van daaruit werden zij verdeeld en naar het front gestuurd. Van iedere vrijwilliger werden bij binnenkomst verschillende kenmerken, leiderschap en politiek bewustzijn geregistreerd, waardoor ondermijnende elementen geëlimineerd konden worden. Die ondermijnende elementen waren in staat de strijd in Spanje te beïnvloeden. Dat werd het begin van repressie van de IB tegen de reeds aanwezige en recent gerekruteerde brigadisten.

De PCE en het Volkscommissariaat voor Binnenlandse Zaken de zogeheten Narodnij Komissariat Vnoetrennich Djel (NKVD) hadden de controle over een officieuze gevangenis in Barcelona die door het buitenlandersbureau in gebruik werd genomen. Deze gevangenis ressorteerde niet onder het Spaanse ministerie van Binnenlandse Zaken. In ieder geval tot september 1937 konden de PCE en de NKVD op eigen initiatief gearresteerde brigadisten detineren. Pas in het najaar van 1937 nam het Spaanse ministerie van Binnenlandse Zaken, onder druk van de Socialistische Arbeiders Internationale, de controle over van de Komintern- en de NKVD-organen.

Aan het hoofd van de PSUC stond het Centrale Comité met direct daaronder het buitenlandersbureau. Het buitenlandersbureau omvatte diverse afdelingen, waaronder een onderzoeksafdeling en een inlichtingenafdeling. De onderzoeksafdeling stond in contact met het buitenlandersbureau en de geheime militaire dienst van het Republikeinse leger de zogeheten Servicio de Investigación Militar (SIM). In januari 1938 werden de controlewerkzaamheden van het buitenlandersbureau bij het Centrale Comité van de PCE gecentraliseerd.44

De geheime diensten domineerden de totale bezette Republikeinse regio. De NKVD en de SIM-agenten van alle nationaliteiten infiltreerden het leger, de IB en de burgerbevolking op zoek naar politieke opponenten, zoals Trotskisten en anarchisten.45 In juni 1937 intensiveerden de NKVD en de SIM hun inspanningen tegen politieke vijanden. Bekend is het voorval van een Nederlandse spion die werk verrichtte voor de SIM. De IB werden in september 1937 geïntegreerd in het Republikeinse leger en vrijwilliger Henk Geval gaf als SIM-spion Nederlandse deserteurs aan.46

44 Peter Huber and Michael Uhl. “Die internationalen Brigaden: politische uberwachung und repression nach sichtung der

russischen und westlichen archivatken.” Ebre 38. No.2 (2004): 13 - 16.

45 John McCannon. “Soviet Intervention in the Spanish Civil War, 1936 – 1939: a Reexamination,” Russian History, 22 no. 1-4

(1995): 159, 165, 168, 173.

(14)

1.3 Rekrutering en motieven van de Nederlandse vrijwilligers

In De oorlog begon in Spanje wordt niet duidelijk wanneer de campagne voor het werven van Nederlandse vrijwilligers startte. Het vermoeden bestaat dat de meeste Nederlanders vanaf december 1936 tot de zomer van 1937 in groepsverband naar Spanje vertrokken. Uit de gegevens van het IISG blijkt dat in verschillende perioden gedurende de oorlog groepen Nederlandse vrijwilligers op dezelfde datum Spanje binnenkwamen.47 De CPN, die onder leiding stond van Chris Smit, was verantwoordelijk voor de rekrutering van potentiële vrijwilligers. Daarna werden deze nieuwe rekruten naar Parijs gestuurd waar de wervingscentrale zetelde. De CPN kreeg de opdracht van de Komintern om in Nederland te rekruteren. De partij liet de werving over aan de lokale afdelingen. De CPN stond achter het initiatief van de Komintern om te interveniëren in de oorlog in Spanje. Hiermee wilde de partij duidelijk maken dat de CPN in de voorhoede stond in de strijd tegen het fascisme. De CPN wilde echter niet dat als gevolg van deze beslissing vooraanstaande partijleden zouden vertrekken om deel te nemen aan de oorlog. Dat zou namelijk de interne positie van de CPN verzwakken. Men stond dus niet welwillend tegenover een vertrek van vooraanstaande leden.48

Voorwaarden van deelname

De criteria voor rekrutering werden in een vroeg stadium een aandachtspunt voor het Uitvoerend Comité van de Komintern.49 Lid van het Uitvoerend Comité Marty en de Italiaanse anarchist Mario Nicoletti gaven aan dat in een groep van 515 gerekruteerde vrijwilligers circa 42 procent geen militaire ervaring had. Het ging daarbij onder andere om rekruten die fysiek ongeschikt waren om naar het front te gaan. Het Uitvoerend Comité vond de situatie van de fysiek ongeschikte groep zorgwekkender dan de situatie van de groep zonder militaire ervaring.50 De CPN hanteerde haar eigen rekruteringsvoorwaarden voor deelname aan de oorlog en die voorwaarden waren volgens Dankaart vrij algemeen van aard. Bovendien wordt uit zijn boek De oorlog begon in Spanje duidelijk dat ook niet-communisten en partijlozen aangenomen werden. In deze scriptie worden drie criteria voor de rekrutering behandeld namelijk de fysieke gesteldheid, de affiliatie en ten slotte de motieven voor deelname aan de oorlog in Spanje.

Problematiek rondom de Nederlandse deelname

Zuidema schreef in december 1937 aan de CPN en het EKKI dat de Nederlanders onvoldoende vertegenwoordigd waren aan het front in vergelijking met de andere kleine deelnemende landen. Hij specificeerde echter niet welke landen hier bedoeld werden. Volgens het rapport van Zuidema lag de oorzaak van de ondervertegenwoordiging aan het beperkte politieke niveau, de gebrekkige fysieke gesteldheid van de Nederlandse vrijwilligers. Destijds ging de EKKI-vertegenwoordiger Zuidema er dus vanuit dat een politieke affiliatie een elementair onderdeel vormde om de strijd in het voordeel van de Republikeinen te beslissen en om vrijwilligers van desertie te weerhouden. Een ander element was de motivatie, zo werd door Zuidema gesteld. Er zouden te veel vrijwilligers naar Spanje gaan om geld te verdienen of om hun zorgen te vergeten. Dit alles zou een verklaring kunnen zijn voor het feit dat een

47 Bijlage 3: Werkblad van Kenny: Microsoft Excel, Ver. 16.43 2020. Jansen, Tholen.

48 Samuël Kruizinga, "Fear and Loathing in Spain.” 144; Hans Dankaart et al, De oorlog begon in Spanje, 27, 33 - 34. 49 Hans Dankaart et al, De oorlog begon in Spanje, 36.

(15)

aanzienlijk deel van de Nederlanders niet aan het front werd ingezet, alsmede voor het relatief hoge desertiecijfer van 99 op 350 vrijwilligers tot december 1937.51 Het is aannemelijk dat naar aanleiding van het rapport van Zuidema de rekruteringsvoorwaarden voor de Nederlandse vrijwilligers opgeschroefd werden. Vanaf medio 1937 werden bijvoorbeeld de Nederlandse vrijwilligers bij het centrale wervingskantoor in Parijs gecontroleerd op ideologische betrouwbaarheid.52 Maar omdat de vraag naar rekruten als gevolg van een hoog desertie- en sterftecijfer toenam, kwam die aanscherping van die rekruteringsvoorwaarden onder druk te staan. Ook in De oorlog tegemoet wordt melding gemaakt van het feit dat de Nederlandse vrijwilligers bijna zonder uitzondering werden doorgelaten. Communisten, maar ook aanhangers van andere linkse stromingen en partijlozen die tegen het fascisme waren, mochten altijd door naar Spanje. Bij de Duitsers was dat beleid strikter, zo blijkt in De oorlog tegemoet.53 Aan de hand van de hierna bekendgemaakte gegevens kan worden gesteld dat sommige vrijwilligers, ondanks diverse lichamelijke kwalen of gebreken, toch gerekruteerd werden voor Spanje. De problematiek rondom de Nederlandse deelname wordt verder in paragraaf 1.4 Het vormen van de Nederlandse vrijwilligers behandeld.

Ongeschikt voor de Nederlandse krijgsmacht

De wervingscriteria die zijn toegepast bij vrijwilliger Van Hees zijn opmerkelijk. Hij werd in 1934 voor militaire dienst afgekeurd vanwege zijn lengte, maar in februari 1938 werd hij alsnog goedgekeurd voor de IB. Dat gold ook voor Teun Olij. Hij werd in Nederland ontslagen uit militaire dienst vanwege lichamelijke gebreken, maar kon na aankomst in Spanje op 12 augustus 1938 wel deelnemen aan de slag om de Ebro. Voor de Nederlandse krijgsmacht waren zij kennelijk ongeschikt, maar zij waren wel goed genoeg voor de IB.54 In figuur 1.1 zijn twee groepen vrijwilligers aangeduid die door de Nederlandse krijgsmacht werden beoordeeld als ongeschikt voor militaire dienst op basis van ‘medische gronden bekend’ en ‘medische gronden onbekend’. Bij de bekende medische gronden is volgens de website sprake van oogafwijkingen, platvoeten, toevallen, valse gebitten en lengte.55

51 Collectie Komintern – CPH/CPN, inventarisnummer 399, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. 52 Samuël Kruizinga, "Fear and Loathing in Spain.” 145.

53 Lodewijk Petram en Samuël Kruizinga, De oorlog tegemoet, 121.

54 Rick Vuurmans, “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog.” IISG, laatst bijgewerkt op 12 december 2017, https://spanjestrijders.nl/bio/hees-piet-van; Eric de Ruijter, “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog,” IISG, laatst bijgewerkt 4 juni 2019, https://spanjestrijders.nl/bio/olij-teunis.

55 “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog,” IISG, datum onbekend,

https://spanjestrijders.nl/search/node/Afgekeurd; “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog,” IISG, datum onbekend, https://spanjestrijders.nl/search/node/ontslagen.

(16)

Figuur 1.1 Ongeschikt op basis van medische gronden.56 Relatieve toename aantal communisten in de IB

Volgens Zuidema verbleven in december 1937 141 leden van de CPN in Spanje.57 Uit de gegevensbank van het IISG blijkt dat gedurende de Spaanse Burgeroorlog in ieder geval 164 Nederlandse vrijwilligers een communistische affiliatie hadden. Van deze groep vrijwilligers zijn van 138 vrijwilligers de aankomstdata in Spanje bekend. Het aantal communistische vrijwilligers nam vanaf 1936 tot en met 1938 relatief gezien toe in vergelijking met de vrijwilligers uit de overige categorieën, zoals te zien is in tabel 1.1

.

Die groepen vrijwilligers nemen procentueel gezien af.58

In deze scriptie zijn de vrijwilligers in drie categorieën ingedeeld, namelijk Nederlandse vrijwilligers met een communistische affiliatie, partijlozen en vrijwilligers van linkse partijen anders dan het communisme. Ongetwijfeld waren in de Spaanse Burgeroorlog ook andere politieke stromingen vertegenwoordigd. Deze komen echter niet voor in de gegevensbank van het IISG omdat het onderzoek van het IISG zich vooral richt op de communisten en leden van linkse partijen anders dan het communisme. Daarnaast waren er vrijwilligers die niet voor hun politieke voorkeur uitkwamen, vanwege de vervolgingen in Spanje door de communisten.

Tabel 1.1 Affiliaties uitgedrukt in absolute en relatieve getallen.59

56 Bijlage 1: Werkblad van Kenny: Microsoft Excel Ver. 16.43. 2020. Jansen, Tholen.

57 Collectie Komintern – CPH/CPN, inventarisnummer 399, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis; Samuël Kruizinga,

“Struggle to fit in,” 194.

58 Eric de Ruijter, Yvonne Scholten, Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog, V2 (29 augustus 2019), aangeleverd

door het IISG, https://hdl.handle.net/10622/8OA0GU.

59 Eric de Ruijter, Yvonne Scholten, Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog, V2 (29 augustus 2019), aangeleverd

door het IISG, https://hdl.handle.net/10622/8OA0GU; Bijlage 2 - 3.2: Werkblad van Kenny: Microsoft Excel, Ver. 16.43 2020. Jansen, Tholen. 4 1 1 1 1 1 5

(17)

Uit de gegevensbank behorende bij deze scriptie blijkt dat het aantal vrijwilligers met een communistische affiliatie in 1938 in absolute zin lager was dan een jaar eerder. Relatief gezien nam het aantal communisten echter toe ten opzichte van de overige categorieën. De relatieve toename van het aantal communisten is niet opmerkelijk, omdat het naar alle waarschijnlijkheid moeilijker werd voor de CPN om nieuwe vrijwilligers te rekruteren buiten haar eigen kring. Figuur 1.2 is gebaseerd op de gegevens van individuen waarvan de aankomstdata in Spanje bekend zijn.

Jaren: Categorie: Communisten Aantallen: Communisten Categorie: Partijlozen Aantallen: Partijlozen Categorie: Vrijwilligers van linkse partijen anders dan het communisme Aantallen: Vrijwilligers van linkse partijen anders dan het communisme 1937 100% 94 100% 231 100% 15 1938 62,77% 35 72,73% 63 86,67% 2

Tabel 1.2 Daling aantal vrijwilligers in procenten ten opzichte van een jaar eerder.60 Uit de gegevens van het IISG blijkt dat ondanks het aanpassen van de rekruteringsvoorwaarden, de vrijwilligers die behoorden tot niet-communistische linkse stromingen zoals anarchisten, socialisten en sociaaldemocraten in 1938 werden geweerd, of dat de toestroom vanuit die groepen stagneerde in vergelijking met de overige categorieën. Tabel 1.2 geeft deze dalingen weer.

Figuur 1.2 Affiliatie per jaar in absolute getallen in Spanje.61 De landelijke CPN dwong lokale afdelingen om binnen hun eigen lokale kring te werven vanwege een gebrek aan nieuwe rekruten. De landelijke CPN was, zoals eerder in dit hoofdstuk aangegeven, niet voornemens zonder slag of stoot de “beste” en meest “capabele” communisten op te offeren voor de strijd om uitholling van de eigen partij tegen te gaan. Ondanks die toename van het aantal Nederlandse vrijwilligers met een communistische affiliatie, kan niet bepaald worden of en in hoeverre het actieplan van Zuidema invloed heeft gehad op die toename. Het consequent toepassen van de rekruteringsvoorwaarden echter bleef onder druk staan door een gebrek aan nieuwe rekruten, waardoor

60 Bijlage 2 - 3.2: Werkblad van Kenny: Microsoft Excel, Ver. 16.43 2020. Jansen, Tholen. 61 Idem. 0 50 100 150 200 250

Communisme Partijlozen Vrijwilligers van linkse politieke

partijen anders dan het communisme

Affiliatie per jaar in absolute getallen in Spanje

(18)

de doorstroming naar het front bedreigd werd.62 Het was duidelijk dat een aantal vrijwilligers dat ongeschikt was op basis van medische gronden toch naar het front werd gestuurd. Dit is geïllustreerd in figuur 1.1

Motieven Nederlandse vrijwilligers

Uit het onderzoek van historica Berg blijkt dat de vrijwilligers in retrospectief hun eigen leven in een grotere politieke context plaatsten, terwijl zij ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog niet stilstonden bij de politieke context, bijvoorbeeld bij het nazisme.63 Achteraf gezien was dat voor de vrijwilligers gemakkelijk redeneren. De Nederlandse vrijwilligers werden volgens Dankaart onder andere gemotiveerd door hun werkloosheid. Daarnaast stelt historicus Samuël Kruizinga in Struggle to fit in dat een motivatie van een aantal Nederlandse vrijwilligers gezocht moet worden in het contact tussen gevluchte Duitsers en Nederlanders.64 De vrijwilligers keken vanuit hun eigentijdse situatie terug op hun vroegere handelen, waardoor de oorspronkelijke motieven naar de achtergrond verdwenen.65 Na toepassing van de zoektermen bleek dat meerdere motieven verband hielden met een vertrek naar Spanje.

Gebrek aan perspectief

In deze scriptie zijn over 43 van de 650 vrijwilligers gegevens naar voren gekomen over hun motieven (figuur 1.3). Het aantal van 43 lijkt bescheiden als dat wordt afgezet tegen een totaal van circa 650 vrijwilligers. Echter, zelfs met 43 vrijwilligers wordt een verscheidenheid aan motieven duidelijk. Naarmate het aantal van 43 vrijwilligers wordt overschreden zal de verscheidenheid aan motieven toenemen. Overigens zijn de uitkomsten van figuur 1.3 gebaseerd op de zoektermen. Dat kan betekenen dat onder het motief ‘werk/werkloos’ nog meer motieven schuil kunnen gaan.66

In deze scriptie komt naar voren dat ook individuen met een communistische affiliatie uit economische motieven naar Spanje vertrokken. Een conclusie dat de Nederlandse vrijwilligers alleen uit politieke en/of economische motieven naar Spanje vertrokken, is te kort door de bocht. Er zijn behalve die politieke en/of economische motieven, ook andere motieven geweest. Daarnaast bevond een aantal vrijwilligers zich in een positie waaruit zij wilden ontkomen en waardoor zij vertrokken naar Spanje.

62 Samuël Kruizinga. “Struggle to fit in,” 194. 63 Angela Berg, Die Internationale Brigaden, 193.

64 Hans Dankaart et al., De oorlog begon in Spanje, 55; Samuël Kruizinga, “Struggle to fit in,” 191. 65 Nir Arielli, From Byron to Bin Laden, 68 - 69.

66 Eric de Ruijter, Yvonne Scholten, Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog, V2 (29 augustus 2019), aangeleverd

door het IISG, https://hdl.handle.net/10622/8OA0GU; “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog,” IISG, datum onbekend, https://spanjestrijders.nl/search/node/politieke%20motieven; “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog,” IISG, datum onbekend, https://spanjestrijders.nl/search/node/klacht; “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog,” IISG, datum onbekend, https://spanjestrijders.nl/search/node/zinvols; “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog,” IISG, datum onbekend, https://spanjestrijders.nl/search/node/werkloos; “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog,” IISG, datum onbekend, https://spanjestrijders.nl/search/node/schulden; “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog,” IISG, datum onbekend, https://spanjestrijders.nl/search/node/misdrijf; “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog,” IISG, datum onbekend, https://spanjestrijders.nl/search/node/verdriet; “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog,” IISG, datum onbekend, https://spanjestrijders.nl/search/node/liefdesverdriet.

(19)

Figuur 1.3 Motieven Nederlandse vrijwilligers.67 Uit de mailcorrespondentie tussen De Ruijter (onderzoeker verbonden aan het IISG) en Joke, de dochter van Marinus Slangen, bleek dat vrijwilliger Slangen niet alleen werkloos was maar dat hij ook zijn ouders niet tot last wilde zijn. Een streven naar onafhankelijkheid kan hierbij een rol gespeeld hebben. Verder wilde Daniel Edelman justitiële vervolging ontlopen. Uit de informatie van de website spanjestrijders.nl werd niet duidelijk om welk strafbaar feit het ging. Het gepleegde misdrijf bleek overigens verjaard te zijn. Vrijwilliger Johannes Antheunis vertrok vermoedelijk naar Spanje vanwege teleurstelling over zijn afwijzing voor het vliegenierskorps in Nederland.68

Hiërarchische onderverdeling motieven

Een terugkerend aspect in alle onderzoeken naar de motieven is dat vaak sprake is van een combinatie van oorzaken. Het blijft een uitdaging te achterhalen welk motief de doorslag heeft gegeven. De motieven kunnen ook hiërarchisch bepaald zijn.Zo ging communist en vrijwilliger Johannes Zwart onder andere vanwege politieke motieven naar Spanje, maar zeker ook uit liefdesverdriet. Het wordt niet duidelijk wat uiteindelijk voor hem het doorslaggevende motief was.69

Economische motieven

De Nederlandse vrijwilligers namen om uiteenlopende motieven deel aan de Spaanse Burgeroorlog. De gegevens van figuur 1.3 worden niet exclusief benaderd, maar de economische motieven overheersen. Dat sluit aan bij het onderzoek van Dankaart. Dankaart stelde namelijk dat er naast de politieke motieven ook economische motieven waren om naar Spanje te vertrekken. Uit dat onderzoek bleek dat een deel van de vrijwilligers (lees: 11) werkloos was of periodes van werkloosheid afwisselde met periodes van incidenteel los werk.70

67 Bijlage 4: Werkblad van Kenny: Microsoft Excel, Ver. 16.43 2020. Jansen, Tholen.

68 Eric de Ruijter, “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog.” Laatst bijgewerkt, 17 oktober 2018. https://spanjestrijders.nl/bio/slangen-marinus-johannes; Yvonne Scholten, 2017. “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog.” Laatst bijgewerkt, 24 april 2017, https://spanjestrijders.nl/bio/edelman-daniel;

Amar Antheunis, “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog.” IISG, laatst bijgewerkt, 30 april 2016.

https://spanjestrijders.nl/bio/antheunis-johan.

69 Michel Simons, “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog.” IISG, laatst bijgewerkt, 27 februari 2019. https://spanjestrijders.nl/bio/zwart-joop.

70 Hans Dankaart et al., De oorlog begon in Spanje, 56.

De motieven van de Nederlande vrijwilligers

Ontlopen vervolging Onvrede/Wens vliegen

Politieke motieven Politieke motieven/Liefdesverdriet

Verdriet/Werkloos Werk/Werkloos

Werkloos/Last ouders ontnemen Werkloos/Schulden Werkloos/Uitzichtloos bestaan

(20)

De reis naar Spanje

De reis van Nederland naar Spanje bleek een hachelijke onderneming te zijn. De non-interventieovereenkomst werd op 20 februari 1937 uitgebreid tot buitenlandse vrijwilligers. Dat weerhield de Nederlandse vrijwilligers er echter niet van om naar Spanje te gaan.71 Hoewel de grens vanaf 20 februari 1937 formeel gesloten was, kwamen nog 382 van de hier onderzochte vrijwilligers na die datum in Spanje aan. Het doel van de non-interventieovereenkomst om de deelname van vrijwilligers terug te dringen, leek dus geen effect te hebben. Figuur 1.4 geeft het jaar van binnenkomst aan van de 487 Nederlanders waarvan de aankomst in Spanje bekend is. Dat betekent dat van 161 Nederlanders niet bekend is wanneer zij in Spanje zijn aangekomen.

Figuur 1.4 Totaal binnenkomst.72 De meest voor de hand liggende route na 20 februari 1937 was een smokkelroute over de Pyreneeën. Het was een risicovolle onderneming, zo valt op de maken uit de woorden van Theo van Hassel in 1997 in gesprek met zijn zoon. Begin mei 1937 trok Van Hassel lopend over de Pyreneeën.

“Als gigantische reuzen die in het halfduister een geweldige indruk maakten, doemden de bergen voor ons op. Daar moesten wij overheen zien te komen. In het begin klommen we steeds maar naar boven, dan daalden we weer af, vervolgens stijl omhoog, daar kwam geen eind aan, iedere keer was er een nieuwe berg om te overwinnen. Het werd na een tijd pikdonker en het was moeilijk om je te oriënteren. Af en toe hoorde ik een kreet van iemand die misstapte en in een afgrond verdween. Twee- of driemaal had ik zo’n kreet gehoord, dus die nacht verloren wij evenzoveel mannen.”73

Volgens vrijwilliger Bracic ging er in Figueras al meteen een aantal mensen vandoor: “Had ik dat ook maar gedaan. Maar ik had toen nog de overtuiging dat ik voor een goede zaak ging strijden. Dat werd ons die eerste vier, vijf dagen ook voortdurend voorgehouden. Er waren voortdurend voordrachten, waarin de betekenis van den strijd werd uiteengezet en waarin werd verteld dat het ging tegen het fascisme.”74

71 Idem, 39.

72 Eric de Ruijter, Yvonne Scholten, Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog, V2 (29 augustus 2019), aangeleverd

door het IISG, https://hdl.handle.net/10622/8OA0GU; Bijlage 5: Werkblad van Kenny: Microsoft Excel, Ver. 16.43 2020. Jansen, Tholen.

73 Gerard van Hassel, Yvonne Scholten, “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog.” IISG, laatst bijgewerkt, 10

september 2018, https://spanjestrijders.nl/bio/hassel-theo-van.

74 Yvonne Scholten, “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog,” IISG, laatst bijgewerkt, 30 juni 2017, https://spanjestrijders.nl/bio/bracic-ludwig. 0 50 100 150 200 250 300 350 400 1936 1937 1938

(21)

Het vertrek uit Spanje bleek echter erg lastig te zijn voor de Nederlandse vrijwilligers. Het Republikeinse leger en de IB wilden voorkomen dat zij Spanje zouden verlaten. Hun beleid was er dan ook op gericht de vrijwilligers weer in oorlogscirculatie te brengen. De manier waarop de vrijwilligers Spanje verlieten, is in figuur 1.5 eenvoudig weergegeven en aan de hand van enkele vrijwilligers verduidelijkt.

Figuur 1.5 Oorlogscirculatie Spanje.

Vrijwilliger Frits van Bijnen volgde na aankomst in Spanje de route tot en met het trainingskamp van waaruit hij deserteerde. Hij werd vervolgens opgepakt en ondergebracht bij de 11e brigade. Vanaf het front deserteerde hij opnieuw en in de omgeving van het Nederlandse consulaat werd hij wederom opgepakt. Van Bijnen werd Spanje uitgezet hoewel het gebruikelijk was om mensen zoals hij terug te plaatsen in het strafkamp Lukacz in Albacete.75

Van vrijwilliger Cornelis Brouwer is bekend dat hij deserteerde uit het trainingskamp. Op weg naar Valencia werd hij door burgers aangehouden en opgesloten, waarna hij door militairen gedetineerd werd in strafkamp Lukacz. Vanuit Lukacz werd hij in de functie van chauffeur naar Huesca gestuurd. Omdat hij vervolgens toch aan het front geplaatst werd, deserteerde hij opnieuw.76

1.4 Het vormen van de Nederlandse vrijwilligers

In deze paragraaf wordt duidelijk hoe het selectieproces verliep nadat de vrijwilligers in Spanje waren gearriveerd om toe te treden tot de IB. Verder is onderzocht wat de scholing en de training van de Nederlandse vrijwilligers inhield en ook komt het verzet van de Nederlandse vrijwilligers tegen hun deelname aan de oorlog aan de orde. De Nederlanders kwamen in Spanje voor het eerst direct in contact met de IB. Als gevolg van de non-interventieovereenkomst kwam het merendeel van de vrijwilligers via de smokkelroutes Spanje binnen. De tocht over de Pyreneeën duurde soms wel 10 tot 12 uur en vervolgens werden de vrijwilligers vanuit Figueras doorgestuurd via Valencia naar Albacete. In Albacete was het hoofdkwartier van de IB gevestigd en dat was het centrum voor scholing en opleiding. De vrijwilligers die bij aankomst als infanterist werden aangesteld, werden medisch gekeurd en vervolgens ingedeeld in de IB.77

75 Reinier Deinum, “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog,” IISG, laatst bijgewerkt op 8 februari 2019, https://spanjestrijders.nl/bio/bijnen-frits-van.

76 Yvonne Scholten, “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog,” IISG, laatst bijgewerkt op 6 juni 2017, https://spanjestrijders.nl/bio/brouwer-cornelis.

(22)

Selectieproces

Van Poelgeest vertelde dat tijdens het selectieproces de volgende vraag gesteld werd: “Wie dienst wil nemen, wie wil er niet met wapens werken, maar als broeder?” Adriaan van Dijk merkte iets soortgelijks op, namelijk: “Als u liever geen gevechtstaken heeft, kunt u dat en dat gaan doen”. Van Poelgeest vond dat hij niet naar Spanje was gekomen om zieken te dragen. Adriaan van Dijk vertelde dat de “meesten van ons, die hadden enkel maar het gevoel om naar het front te komen, want er waren heel weinigen – d’r zijn er maar enkele geweest, ja, die zich gedrukt hebben en die later gedeserteerd zijn en die ook later aan De Telegraaf artikelen hebben geschreven die nooit gebeurd zijn, maar eigenlijk, om [het] geld.”78

Van Poelgeest wekt de suggestie dat de vrijwilliger een keuze had tussen een civiele functie en een gevechtsfunctie. Die suggestie lijkt ver van de realiteit te liggen. Dat wordt aangetoond in deze paragraaf.

Het verhaal van vrijwilliger Henk Claassen wijkt af van het verhaal van Dijk en Van Poelgeest. Claassen meldt namelijk het volgende: “Hier (lees: Albacete) werden onze Hollandse adressen, beroep, opleiding enz. opgenomen en ons gevraagd of wij van verpleging verstand hadden en tot welke politieke partij wij behoorden. Deze gegevens vulden wij op een gedrukt formulier in. Later moesten wij nog een formulier invullen en vermelden of wij in militairen dienst geweest waren. Hierna werden wij door iemand in het Frans toegesproken. Deze deelde mede dat wij daar allen vrijwillig naar Spanje waren gekomen, wij stonden in dienst van de Spaansche regering, die thans het recht had ons te sturen daar waar zij het nodig achtte, hetzij naar de fabrieken, hetzij naar het front. Wie wegliep zou worden neergeschoten.”79 In De oorlog begon in Spanje werd aangenomen dat maar weinig vrijwilligers aarzelden toe te treden tot de IB en dat het voor hen een vrij logische stap was om te kiezen voor het front.80 Het vervullen van een gevechtsfunctie was echter voor de Nederlandse vrijwilligers beslist geen logische stap. Naarmate de oorlog vorderde en de aanwas van vrijwilligers stagneerde, werden de vrijwilligers verplicht aan het front te vechten met als gevolg dat een aantal Nederlandse vrijwilligers deserteerde. Daarnaast blijkt uit de onderzoeksresultaten van hoofdstuk 2 dat niet alle vrijwilligers voetsoldaten waren. Dat niet iedere vrijwilliger deze rol vervulde, wordt ook bevestigd door de beredeneerde gok. De beredeneerde gok is een rekenkundige methode om tot een gefundeerde schatting te komen wat de verhouding aan het front en elders in Spanje was.

Scholing

De dagelijkse routine in de IB bestond uit munitie klaarmaken, scholing en militaire oefeningen, aldus vrijwilliger Siep Adema. Een vrijwilliger werd als een cultuursoldaat beschouwd en van hem werd verwacht dat hij de wereld zou verbeteren. Door scholing werd hij als militair en als wereldverbeteraar gevormd. Omdat waarde werd gehecht aan een positieve relatie tussen de vrijwilligers en de

78 Collectie Nederlandse deelnemers aan de IB in de Spaanse Burgeroorlog, inventarisnummer 35 & 45, Internationaal Instituut

voor Sociale Geschiedenis.

79 Ton Hegeraad, “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog,” IISG, laatst bijgewerkt op 5 mei 2020, https://spanjestrijders.nl/bio/claassen-henk.

(23)

burgerbevolking, werd aandacht besteed aan het alfabetiseren van de Spaanse burgerbevolking.81 Dat lijkt idealistisch maar de praktijk wees anders uit. De verhouding tussen burgers en vrijwilligers was bij lange na niet zo positief als wordt gesuggereerd. De dagelijkse oorlogsvoering omvatte namelijk ook uitbuiting en plundering van de burgerbevolking, zo bleek uit het onderzoek van historica Berg.82 Desondanks hechtte de propagandamachine van de Komintern waarde aan positieve beeldvorming.83

Trainingen

Uit De oorlog begon in Spanje blijkt dat slechts weinig bekend is over de trainingen en over de gevolgen van die militaire trainingen voor de vrijwilligers. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat sommige vrijwilligers niet aan dergelijke militaire trainingen deelnamen omdat zij ondersteunende functies bekleedden en daarom uitgesloten werden van deelname. Het gebrek aan informatie over de trainingen kan ook te maken hebben met de korte duur van die trainingen, waardoor over de gevolgen weinig bekend is. Ook Arielli stelt dat de duur van de training na aankomst in Albacete beperkt was. De eenheden van de 11e en 12e brigade werden bijvoorbeeld al aan het front geplaatst nadat de vrijwilligers slechts een of twee keer met het wapen hadden geoefend. Hoe de vrijwilligers zich moesten ingraven aan het front kreeg tijdens de trainingen nauwelijks aandacht.84

Het verzet tegen deelname aan de oorlog

Uit het teruglopende aantal aanmeldingen zoals in figuur 1.4 werd weergegeven, kan opgemaakt worden dat bij het werven van vrijwilligers in Nederland soms een verkeerde voorstelling van zaken werd gegeven. Een deel van de potentiële vrijwilligers werd voorgehouden dat er in Spanje werk was, terwijl uiteindelijk bleek dat zij aan het front moesten vechten. In paragraaf 1.3 Rekrutering en motieven van de Nederlandse vrijwilligers, is al aangegeven dat gebrek aan werk en/of perspectief in Nederland, een belangrijk motief was voor de vrijwilligers om naar Spanje te gaan. Dit wordt ondersteund door een opmerking van Zuidema. Zuidema stelde in december 1937 namelijk dat de Nederlandse vrijwilligers naar Spanje kwamen om te werken en dus om geld te verdienen. Het feit dat zij moesten vechten stuitte op verzet tegen deelname aan de oorlog.

Aan de hand van de zoekterm ‘strafkamp’ werden 19 vrijwilligers gevonden die naar het kamp Lukacz in Albacete werden gestuurd, omdat zij weigerden naar het front te gaan. Dit strafkamp werd ook wel een heropvoedingskamp genoemd en het was relatief eenvoudig om er te ontsnappen. De vrijwilligers werden na hun ontsnapping echter bij de grensovergang met Frankrijk in de kraag gevat en op basis van de idee van maakbaarheid via Albacete weer terug in oorlogscirculatie gebracht.85 In figuur 1.5 werd de oorlogscirculatie weergegeven.

Vrijwilliger Sjoerd Storteboom meldde zich op 25 april 1938 bij de consul in Parijs. Storteboom stelde dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hem een civiele functie in Spanje zou worden aangeboden

81 Idem, 87.

82 Angela Berg, Die internationale Brigaden, 85-86.

83 Collectie Nederlandse deelnemers aan de IB in de Spaanse Burgeroorlog, inventarisnummer 45, Internationaal Instituut voor

Sociale Geschiedenis.

84 Nir Arielli, From Byron to Bin Laden, 158.

85 “De Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog,”. IISG, datum onbekend, https://spanjestrijders.nl/search/node/Strafkamp.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Blijf deze straat een eindje volgen en neem de eerste straat rechts, aan huisnummer 33, waar een bord met pijl naar "Bovenhoek 35 to 51" jou de weg wijst.. Dit is een

Buschkens-Dijkgraaf (tevens secretaresse), mr. Quarles van Ufford, mr. Vonhoff en mr. Ingesteld werd tevens een Radio- en Televisiecommissie. Voorzitter van deze

Ter gelegenheid van de Nacht van de geschiedenis sprak de kerkhistoricus, verbonden aan de KU Leuven, over zijn onder- zoek naar de relatie tussen de ka- tholieke

In de volgende zinnen heeft iemand een hoop onzin bedacht.. Markeer de zin- volle zinnen met een „J“ en de onzinnige met

Voor de derde keer op rij hebben dit jaar weer meer sportaanbieders zich aangemeld bij het projectbu- reau Sport in De Ronde Venen.. De Sportaanbieders bieden in de

Overwegende dat de feiten die door de Rechtbank als bewezen zijn aangenomen, bijzonder ernstig zijn, niet alleen in de maatschappelijke context, maar zoals het in voorliggend geval

Overwegende dat wat de eerste tenlastelegging betreft, niet wordt betwist dat intieme handelingen tussen de verzoekende partij en zijn vrouw op beelddrager

Wat zou er gebeurd zijn als de gebroeders Wright (zie “100 Jaar vliegtuigen - maar deze waren niet de eerste vliegende machines!”) 4 postmodernisten zouden geweest zijn.. Zouden