• No results found

Het onbeperkte spreekrecht : De positie van de verdachte onder druk?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het onbeperkte spreekrecht : De positie van de verdachte onder druk?"

Copied!
58
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het onbeperkt spreekrecht

De positie van de verdachte onder druk?

Naam: Vincent van Wonderen

Mastertrack: Publiekrecht - strafrecht Begeleider: Dhr. prof. dr. mr. T. Blom Tweede lezer: Mevr. dr. A. van Verseveld Inleverdatum: 7 januari 2018

(2)

Dankwoord

Voor u begint met het lezen van deze masterscriptie wil ik een aantal mensen bedanken voor hun hulp bij de voltooiing van dit onderzoek. Allereerst wil ik mijn begeleider mr. T. Blom bedanken voor zijn begeleiding tijdens het hele scriptietraject. Tevens wil ik de

geïnterviewde personen: mr. Claassens, mr. Korver, mr. Hartman, mr. Orie en de heer en mevrouw N. bedanken voor de tijd en moeite die zij hebben genomen voor hun bijdrage aan deze scriptie. Tot slot wil ik mijn ouders bedanken die mij hebben ondersteund gedurende mijn master en tijdens het schrijven van mijn scriptie alle hulp hebben geboden die ik nodig had.

(3)

Abstract

In deze masterscriptie wordt aan de hand van literatuur- jurisprudentiestudie en op basis van interviews onderzocht of het onbeperkt spreekrecht in strijd is met fundamentele rechten van de verdachte. Op 1 juli 2016 werd het onbeperkt spreekrecht ingevoerd. Hierdoor werd het niet alleen voor slachtoffers maar ook voor nabestaanden van ernstige strafbare feiten mogelijk om gebruik te maken van het spreekrecht. Op grond van het onbeperkt spreekrecht mogen spreekgerechtigden zich over alle aspecten van het strafproces spreken. Omringende landen zoals België en Duitsland kennen al langer een sterkere positie van het slachtoffer in het strafproces. Nederland heeft met de komst van het onbeperkt spreekrecht een stap genomen richting een sterkere positie voor het slachtoffer in het strafproces.

Het slachtoffer is in het Nederlandse strafproces geen procespartij maar krijgt wel een steeds grotere rol in dit proces. De wetgever heeft de toepassing van het spreekrecht aan de rechter overgelaten. De rechter mag bepalen wat er met het de verklaring van de spreekgerechtigde gebeurd en of deze een rol speelt in het vonnis. Het onbeperkt spreekrecht heeft consequenties voor de positie van de verdachte. Omdat de beoordeling van het spreekrecht niet is ingekaderd en volledig is overgelaten aan de rechter kan dit leiden tot schending van het gelijkheidsbeginsel. In sommige strafzaken zijn er geen nabestaanden of zijn er slachtoffers/nabestaanden die geen verklaring willen afleggen. Dit verschil staat los van het strafbare feit en de wil van de verdachte. Uit de jurisprudentie komt naar voren dat de slachtofferverklaring vaak als strafverzwarende omstandigheid in vonnissen zijn opgenomen.

Ook de onschuldpresumptie is een kernwaarde van de positie van de verdachte. Schending hiervan door het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht leidt tot zware consequenties. Slachtoffers en nabestaanden mogen bij de uitoefening van het spreekrecht verklaringen afleggen die in strijd zijn met de onschuldpresumptie. Deze verklaringen vervangen langzaam de berichtgeving van de persofficier/rechter. Het spreekrecht wordt uitgeoefend in het strafproces op het moment dat de schuld van de verdachte nog niet is vastgesteld. De verdachte mag spreekgerechtigden geen vragen stellen en hun verklaringen ter discussie stellen. De huidige toepassing van het spreekrecht leidt tot afbreuk aan de presumptie van onschuld en het beginsel van hoor en wederhoor. Het aanhangige nieuwe Wetboek van Strafvordering is het ideale moment om de wetgeving rondom het spreekrecht te wijzigen waardoor de positie van het slachtoffer kan worden ingekaderd en mogelijke schending van de rechten van de verdachte die door het onbeperkt spreekrecht zijn ontstaan worden opgeheven.

(4)

INHOUDSOPGAVE

Inleiding 6

Hoofdstuk 1: Het onbeperkt spreekrecht

1.1. Inleiding 8

1.2. Europees kader 9

1.3. Doel spreekrecht 10

1.4. Geschiedenis van het onbeperkt spreekrecht

1.5. Spreekgerechtigden 12

1.6. Rechtsbijstand bij spreekrecht tijdens de terechtzitting

1.7. Toekomst van het spreekrecht 13

1.7.1. Uitbreiding slachtofferrechten 1.7.1.1. Verschijningsplicht van de verdachte

1.7.1.2. Advies 14

1.7.1.2.1 Raad voor de rechtspraak

1.7.1.2.2. Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming 15

1.7.2. Het nieuwe Wetboek van Strafvordering 16

Hoofdstuk 2: Uitoefening van het spreekrecht

2.1. Inleiding 17

2.2. De rol van het Openbaar Ministerie.

2.3. De gang van zaken tijdens de zitting 18

2.4. Informatievoorziening 19

2.5. De gang van zaken tijdens het strafproces 20

2.6. Voorbeelden van spreekrecht in de praktijk 22

2.7. De schriftelijke slachtofferverklaring en het bewijsrecht 23

Hoofdstuk 3: Buurlanden & tribunalen

3.1. Inleiding 25

(5)

3.2.1. België

3.2.2. Duitsland 26

3.3. Tribunalen 27

Hoofdstuk 4: De positie van de verdachte in verhouding tot het onbeperkte spreekrecht

4.1. Inleiding 29

4.2. De effecten van het spreekrecht op het strafproces 32 en de positie van het slachtoffer

4.3. De effecten van het spreekrecht op het strafproces en de positie van de verdachte

4.3.1. Presumptie van onschuld

4.3.2. Presumptie van onschuld en slachtofferverklaring 33

4.3.3. Spreekrecht en de media 35

4.3.4. Spreekrecht en het gelijkheidsbeginsel 37

4.3.4.1. Gelijke monniken, gelijke kappen?

4.3.4.2. Het spreekrecht en straftoemeting 38

Hoofstuk 5: Aanbevelingen en conclusies

5.1. Inleiding 43

5.2. Conclusie

5.2.1. Ontbreken strafvorderlijk kader spreekrecht

5.2.2. Onschuldpresumptie onder druk 45

5.2.3. Schending gelijkheidsbeginsel? 46

5.3. Aanbevelingen 48

Literatuurlijst 49

Bijlagen 58

 Bijlage 01: Wensenformlier

(6)

Inleiding

Misdrijven kunnen veel impact hebben op de maatschappij en rechtsorde, maar de grootste impact heeft het op de slachtoffers. Slachtoffers waren voor de komst van het spreekrecht als ware de ‘’vergeten partij’’ tijdens strafzaken. De focus in het strafrecht lag enkel op de rol en schuld van de verdachten. Met de komst van het spreekrecht worden slachtoffers nu betrokken bij de rechtszaak en kunnen zij in eigen woorden zeggen welke gevolgen het misdrijf voor hun leven heeft gehad. De huidige regelgeving met betrekking tot het spreekrecht strekt er toe dat slachtoffers en nabestaanden zich ook mogen uitspreken over de mogelijke bewezenverklaring, het strafbare feit, de schuld van de verdachte(n), de persoon van de verdachte en de hoogte van de straf.

Het achterliggende doel van het spreekrecht is om de positie van het slachtoffer tijdens het strafproces te versterken, maar is hier ook daadwerkelijk sprake van? Is het slachtoffer wat opgeschoten met de rechten die thans zijn toebedeeld? Er werd gevreesd dat met de komst van het huidige spreekrecht onbegrensde emotionele betogen de procedure zouden gaan overheersen. Is deze vrees werkelijkheid geworden? Het slachtoffer mag zich in beginsel onbelemmerd over de verdachte uitlaten, terwijl diens schuld nog niet vast staat. Op grond van art. 6 EVRM heeft de verdachte recht op een eerlijk proces. In art. 6 lid 2 EVRM staat: “Everyone charged with a criminal offence shall be presumed innocent until proved guilty according to law.” De vraag die rijst is of het onbeperkt spreekrecht inbreuk maakt op dit beginsel dat in Nederland de onschuldpresumptie wordt genoemd. Professionele procesdeelnemers zullen steeds moeten handelen in overeenstemming met dit beginsel. Ook het Openbaar Ministerie moet bij de benadering van de verdachte er steeds van uit gaan dat het gaat om een verdachte, niet om een dader. Het slachtoffer/nabestaande is daar echter niet aan gebonden, die kan middels het spreekrecht de verdachte benaderen als bijvoorbeeld verkrachter of moordenaar. De vraag is dan ook of met de komst van het onbeperkt spreekrecht de onschuldpresumptie zoals verwoord in art. 6 lid 2 EVRM geschonden wordt? Tevens kan de vraag gesteld worden of het onbeperkt spreekrecht tot gevolg heeft dat zaken ongelijk worden behandeld. Deze ongelijkheid kan ontstaan indien strafzaken waarin een slachtoffer/nabestaande een slachtofferverklaring aflegt tot een andere strafmaat leidt dan strafzaken waarin het spreekrecht niet wordt uitgeoefend.

(7)

Om het bovenstaande te onderzoeken staat in deze masterscriptie de volgende vraag centraal:

‘’Welke invloed heeft het huidige spreekrecht in het strafprocesrecht op de behandeling van een strafzaak door de rechter?’’

Om tot een beantwoording van deze vraag te komen zal in het eerste hoofdstuk het onbeperkt spreekrecht worden uiteengezet. Hierin komen de rechten die het slachtoffer nu in het Nederlandse strafproces heeft, en in het bijzonder het spreekrecht van het slachtoffer en nabestaanden, naar voren. In het tweede hoofdstuk zal ik mij richten op de praktijk om te kijken hoe het spreekrecht zijn weg heeft gevonden in het strafproces. In het derde hoofdstuk ga ik in op de positie van slachtoffers in omringende Europese landen en geef ik een korte uiteenzetting van de regelgeving die wordt gehanteerd bij het Joegoslavië tribunaal. In het vierde hoofdstuk ga ik in op de mogelijke invloed die het spreekrecht op het strafproces heeft en de mogelijke effecten die teweeg worden gebracht ten aanzien van de positie van slachtoffer en verdachte. Dit hoofdstuk vangt aan met het onder de loep nemen van de positie van het slachtoffer. Vervolgens wordt de positie van de verdachte behandeld, waarbij eerst zal worden gekeken naar de vraag of de huidige vorm van het spreekrecht mogelijk in strijd is met de onschuldpresumptie. Ook mogelijke schending van het gelijkheidsbeginsel in het kader van het spreekrecht wordt besproken in dit hoofdstuk. Hierbij zal worden bekeken in hoeverre de rechter in de overwegingen omtrent de strafmaat, de verklaringen van het slachtoffer en/of nabestaande betrekt in zijn uitspraak. De scriptie zal worden afgesloten met conclusies en aanbevelingen in het kader van de hoofd- en deelvragen.

Deelvragen:

1. Wat is het verleden, heden en de toekomst van het spreekrecht? 2. Op welke wijze wordt het spreekrecht in de praktijk uitgeoefend?

3. Welke positie heeft het slachtoffer in het strafproces in omringende buurlanden en tribunalen?

4. Zijn er effecten door uitbreiding van het spreekrecht op de positie van de verdachte?

De centrale onderzoeksvraag wordt onderzocht aan de hand van literatuur- en jurisprudentieonderzoek en interviews met raadsheren, slachtoffers en een advocaat-generaal. In de tekst worden citaten uit deze interviews aangehaald. In de voetnoot wordt naam van de geïnterviewde persoon vermeld.

(8)

Hoofdstuk 1: Het onbeperkt spreekrecht

1.1. Inleiding

Slachtoffers van misdrijven hadden in het verleden maar een beperkte positie in het Nederlandse strafprocesrecht. Slachtoffers konden voor 1 januari 2005 enkel wanneer zij schade hadden geleden zich als benadeelde partij voegen in het strafproces. Het spreekrecht werd vanaf 1 januari 2005, door een initiatiefwet van Kamerlid Dietrich (D66), ingevoerd in Nederland voor een beperkt aantal strafbare feiten.1 Daarbij mocht het slachtoffer of nabestaande, indien het slachtoffer was overleden, zich slechts uitlaten over de gevolgen die het strafbare feit voor hen had betekend. Na dit voorzichtige begin werd dit spreekrecht eerst kleinschalig aangepast op 1 januari 2011. Inhoudelijk veranderde er in 2011 niets, de wijziging hield enkel in dat de rechten van slachtoffers werden opgenomen in het Wetboek van strafvordering.2 Op 1 september 2012 werd er een grotere wijziging doorgevoerd met betrekking tot het spreekrecht. Die wetswijziging hield onder andere in dat de kring spreekgerechtigden werd uitgebreid. Personen die vanwege hun jeugdige leeftijd of feitelijke toestand niet in staat zijn om zelf van hun spreekrecht gebruik te maken kunnen sinds 2012 dit recht laten uitoefenen door een familielid of een vertegenwoordiger. Tevens werd het spreekrecht ten aanzien van nabestaanden uitgebreid.3

Alle wetswijzigingen na het ontstaan van het spreekrecht richtten zich tot dan toe enkel op de kring spreekgerechtigden en gaf geen uitbreiding over wat zij mochten zeggen. De spreekgerechtigden mochten nog steeds alleen een verklaring afleggen over de gevolgen van het strafbare feit. Daar kwam met de wet van 14 april 2016, die in werking trad op 1 juli 2016, verandering in.4 Vanaf dat moment ontstond het zogenaamde ‘’onbeperkt’’ spreekrecht. In de Memorie van toelichting wordt nog gesproken over ‘’onbelemmerd’’ spreekrecht, later is dit omgezet naar onbeperkt spreekrecht. Maar wat betekent het begrip onbeperkt in de zin van de wet? Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie F. Teven beschreef dit als volgt: ‘’Het

onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe de bestaande belemmering dat alleen mag worden gesproken over de gevolgen die het slachtoffer of de nabestaande zelf heeft ondervonden op te heffen. Onbelemmerd spreekrecht heeft tot gevolg dat aan het slachtoffer geen beperkingen

1 Stb. 2004, 382.

2 Kamerstukken II 2004/05, 30 143, 3, p. 23. 3 Kamerstukken II 2011/12, 33 176, 3, p. 3-6. 4 Stb. 2016, 160.

(9)

worden opgelegd over hetgeen hij in het kader van de strafzaak aan de orde wil stellen’’.5 Zoals de laatste zin van deze quote duidelijk aangeeft mag het slachtoffer alles aan de orde mag stellen tijdens een strafzaak.

Het onbeperkt spreekrecht is onlangs opnieuw aangepast en verfijnd middels de wetswijziging van 1 april 2017 en de Wet implementatie Richtlijn minimumnormen slachtoffers.6 De Wet implementatie Richtlijn minimumnormen slachtoffers heeft onder andere geregeld dat de definitie van slachtoffer is gewijzigd zodat ook nabestaanden die afhankelijk zijn van het slachtoffer onder deze definitie vallen.

1.2. Europees kader

In andere landen van de Europese Unie heeft de positie van het slachtoffer ook in de belangstelling gestaan. Om op Europees niveau vorm te geven aan de positie van het slachtoffer zijn er minimumnormen vastgesteld voor; de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten.7 Deze richtlijn houdt de grondslag in tot ondersteuning en bescherming van slachtoffers in de Europese Unie en vervangt het daarvoor geldende Kaderbesluit 2001/220/JBZ.

Deze richtlijn diende uiterlijk op 16 november 2015 in de Europese lidstaten geïmplementeerd te zijn. In Nederland is deze richtlijn geïmplementeerd en per 1 april 2017 in werking getreden. Als gevolg van deze implementatie is titel IIIA van boek 1 van het Wetboek van Strafvordering ingrijpend aangepast.8 De uitwerking van een aantal bepalingen in de richtlijn met betrekking

tot de bejegening van slachtoffers met specifieke kwetsbaarheid is neergelegd in speciale besluiten. Het betreft dan bijvoorbeeld de individuele beoordeling van slachtoffers door de politie met het oog op eventuele (beschermings)maatregelen. Hierbij spelen de persoonlijke kenmerken van het slachtoffer, het soort strafbaar feit of de aard van het strafbare feit en de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd een rol. De uitgangspunten hiervan zijn neergelegd in het ‘Besluit slachtoffer van strafbare feiten’ en bevat beoordelingsregels voor politie en het Openbaar Ministerie.9

5 Kamerstukken II 2014/15, 34082. 6 Stb. 2017, 90. 7 Richtlijn 2012/29/EU. 8 Idem noot 6. 9 Stb. 2016, 310.

(10)

1.3. Doel spreekrecht

Het spreekrecht is in Nederland om een aantal redenen in het leven geroepen. Ten eerste om slachtoffers tegemoet te komen bij de gevolgen van een misdrijf, zowel voor de erkenning van hun leed als begin van het herstel van emotionele schade. Het tweede doel van het spreekrecht is het geven van een breder beeld aan de rechter. Door de uitoefening van het spreekrecht op de terechtzitting kan de rechter direct horen en zien hoe het met het slachtoffer en nabestaanden gaat. Dit laatste is ook van belang voor het derde doel van het spreekrecht, namelijk het voorkomen van recidive. Doordat de verdachte net zoals de rechter direct hoort en ziet welke gevolgen zijn handelen teweeg hebben gebracht kan dit er voor zorgen dat hij beseft wat de impact van zijn handelen is geweest op het slachtoffer. Deze realisatie zou bij sommige verdachten kunnen leiden tot voorkoming van dergelijk handelen in de toekomst. Ten vierde heeft het spreekrecht een preventieve werking tot doel. Het spreekrecht brengt de positie van het slachtoffer en de nabestaanden meer onder de aandacht. Dit kan leiden tot een generale preventie, namelijk wanneer de media publicaties naar buiten brengt over de gevolgen van het misdrijf voor het slachtoffer. Maar het spreekrecht kan ook leiden tot specifieke preventie, namelijk omdat de familie van de verdachte of het publiek in de tribune naar het verhaal van het slachtoffer luistert.10

1.4. Geschiedenis van het onbeperkt spreekrecht

Na de wetswijziging van het spreekrecht van 1 september 2012 was het Kabinet, en in het Bijzonder de Minister van Veiligheid en Justitie F. Teven, nog steeds van mening dat het strafproces in Nederland te sterk was gericht op de dader en dat het slachtoffer nog steeds een veel te zwakke positie had. Het kabinet kwam daarom met het initiatief bestaande uit een adviesrecht voor het slachtoffer.11 Dit adviesrecht hield een tweefasenprocedure in: ‘’In het

bestaande strafproces, dat wordt onderscheiden in een fase van informatievergaring en van informatiewaardering, zou volgens de onderzoekers een materiële splitsing kunnen worden aangebracht door de introductie van een adviesrecht over de vragen van artikel 350 Sv (vooral bewezenverklaring en straftoemeting) en dit – van het bestaande spreekrecht te onderscheiden recht – in te passen na het requisitoir. De beslissing tot splitsing zou in de voorbereidende fase

gesitueerd kunnen worden, als een soort regiebeslissing.’’12

10 Kamerstukken II 2001/02, 27632, 5. 11 Kamerstukken II 2014/15, 34082, 3. 12 Idem noot 11.

(11)

De Raad voor de Rechtspraak (hierna RvR) was een groot voorstander van het initiatief tot een sterkere positie van het slachtoffer in het strafproces, maar adviseerde dit te doen op een andere manier namelijk door het huidige spreekrecht uit te breiden en dit niet te doen aan de hand van een tweefasenprocedure. De RvR kwam ook met een voorstel tot een adviesrecht, maar anders dan het adviesrecht in de zin van de tweefasenprocedure. De RvR adviseerde om slachtoffers en nabestaanden het recht te geven om de rechter te adviseren over juridische kwesties zoals het bewijs en de hoogte van de straf.13 De RvR was van mening dat dit adviesrecht beter bij de behoeften van slachtoffers pasten.14 De minister van Justitie en Veiligheid heeft beide voorstellen onderzocht en kwam bij zowel het tweefasenprocedure als het adviesrecht tot de conclusie dat er te veel nadelen waren verbonden aan beide voorstellen. In plaats daarvan heeft de minister ervoor gekozen de bestaande belemmeringen in het spreekrecht op te heffen door deze onder andere uit te bereiden en overeenkomstig de afspraak in het regeerakkoord zo min mogelijk te normeren. Daarbij heeft hij de volgende onderdelen als uitgangspunt genomen: 15

a) de uitbreiding van het spreekrecht vindt plaats binnen de context van de huidige regeling van het onderzoek op de terechtzitting, in het bijzonder het gesloten stelsel van informanten.

b) voor zover het gaat om een verwoording van de ervaringen van het slachtoffer, geldt

dat hij in beginsel geen vragen heeft te dulden en dat deze verklaring niet voor weerlegging vatbaar is. De bestaande situatie dat een slachtoffer dat gebruik maakt van zijn spreekrecht niet wordt beëdigd en dat het slachtoffer dat een belastende verklaring aflegt, wel als getuige wordt beëdigd, blijft gehandhaafd.

c) het slachtoffer blijft procesdeelnemer en wordt geen zelfstandige procespartij. Hij

wordt geen Nebenklager. Het vervolgingsmonopolie blijft bij het OM.

Bovenstaande uitgangspunten heeft de Minister van Veiligheid en Justitie ten grondslag gelegd bij de nieuwe regeling met betrekking tot spreekrecht die vervolgens zijn opgenomen in de wetswijziging van 2016.16

13 ‘Rechtspraak vraagt aandacht voor nadelen adviesrecht slachtoffers’, 17 januari 2014, Rechtspraak.nl.

14 C.H.W.M. Sterk, ‘Advies Conceptwetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering’, 19 december 2013, Rechtspraak.nl.

15 Kamerstukken II 2014/15, 34082, 3. 16 Kamerstukken II 2014/15, 34082, 3.

(12)

1.5. Spreekgerechtigden

In titel IIIA van het Wetboek van Strafvordering onder afdeling twee staan de rechten met betrekking tot het spreekrecht van het slachtoffer opgesomd in de artikelen 51aa t/m 51e Sv. Een aantal personen hebben de mogelijkheid om het spreekrecht uit te oefenen indien het strafbare feit een ernstig misdrijf betreft of binnen de opgesomde strafbare feiten valt zoals weergegeven in artikel 51e lid 1 Sv.17 Deze mogelijkheid bestaat er voor het slachtoffer of zijn/haar raadsman (lid 2 & 5), ouder of wettelijk verzorger van een minderjarig slachtoffer (lid 3) en nabestaanden (lid 4). Het spreekrecht kan tevens worden uitgeoefend door een vertegenwoordiger indien het slachtoffer; jonger is dan de leeftijd van twaalf jaar (lid 6), verstandelijk of fysiek niet in staat is zelf het spreekrecht uit te oefenen (lid 7), of niet van het spreekrecht kan of durft gebruik te maken (art. 258 lid 3 Sv). Een verklaring kan zowel in persoon als op papier worden afgenomen. De voorzitter en overige rechters kunnen personen vragen stellen over hun afgelegde verklaring.18

De bovenstaande personen mogen in grote lijnen over drie dingen verklaren tijdens de terechtzitting; het feitenrelaas, de impact en gevolgen die het strafbare feit hebben gehad en de straf voor de verdachte(n). Ter terechtzitting hebben behalve het slachtoffer maximaal drie nabestaanden de mogelijkheid om het spreekrecht uit te oefenen.19 Er is geen tijdslimiet verbonden aan duur van de verklaring van de spreekgerechtigden.

1.6. Rechtsbijstand bij spreekrecht tijdens de terechtzitting

In het Wetboek van Strafrecht is een breed scala aan personen opgenomen door wie een slachtoffer zich tijdens het voorbereidend onderzoek en op de terechtzitting kan laten bijstaan.20 Het slachtoffer kan beroep doen op een raadsman, tolk, wettelijk vertegenwoordiger en een persoon naar keuze.21 Deze persoon naar keuze is in de meeste gevallen een medewerker van Slachtofferhulp of een familielid. In strafzaken met ernstige gewelds- en zedenmisdrijven is de rechtsbijstand door een advocaat voor slachtoffers gratis, ongeacht de daadkracht.22 Dit betekent ook dat bij strafzaken waarbij het slachtoffer overleden is door geweld de nabestaanden altijd recht hebben op kosteloze rechtsbijstand. Andere slachtoffers kunnen via

17 Ernstige misdrijven: misdrijven waarop een maximum gevangenisstraf staat van acht jaar of meer. Tevens wordt hieronder

verstaan misdrijven die vallen onder de volgende artikelen: artikelen 240b, 247, 248a, 248b, 249, 250, 285, 285b, 300, tweede en derde lid, 301, tweede en derde lid, 306 tot en met 308 en 318 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

18 Art. 302 Sv. 19Art. 51e lid 4 Sv. 20 Art. 51c lid 1 Sv. 21 Art. 51c lid 2 en lid 5 Sv. 22 Art. 44 lid 4 WRB.

(13)

de RvR een aanvraag indienen voor kosteloze rechtsbijstand waarbij de eigen bijdrage afhankelijk is van het inkomen van de betrokken.

Als het slachtoffer niet aanwezig is ter terechtzitting kan het slachtoffer worden vertegenwoordigd door een advocaat indien deze uitdrukkelijk gemachtigd is.23 Andere vertegenwoordigers moeten een bijzondere en schriftelijke volmacht hebben om het slachtoffer te kunnen vertegenwoordigen tijdens de terechtzitting.24

1.7. Toekomst van het spreekrecht

1.7.1. Uitbreiding slachtofferrechten

Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft op 28 juni 2018 een conceptwetsvoorstel tot uitbreiding van slachtofferrechten in het strafproces gepubliceerd. Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft dit concept opgesteld in het kader van de voortzetting van de versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces. Het conceptwetvoorstel voorziet in grote lijnen vijf wijzigingen; (I) verschijningsplicht van de verdachte, (II) spreekrecht met betrekking tot tbs-verleningszittingen, (III) uitbreiding van de kring spreekgerechtigden, (IV) uitbreiding van de voorschotregeling en (V) motivering bij het niet verstrekken van een kopie van aangifte.25

De eerste drie wijzigingen betreffen de inhoud van het spreekrecht, waarbij de ‘’verschijningsplicht’’ uit de eerste wijziging het spreekrecht niet aanvult maar een wezenlijke verandering hieraan teweeg brengt. In het hiernavolgende zet ik uiteen wat de verschijngingsplicht inhoudt waarna ik de reacties van verschillende organisaties over deze wijziging uiteenzet.

1.7.1.1. Verschijningsplicht van de verdachte

In het wetvoorstel is de verschijningsplicht opgenomen in het nieuwe artikel 268a Sv.26 In dit artikel staat opgenomen dat een verdachte die zich in voorlopige hechtenis bevindt verplicht in persoon moet verschijnen ter terechtzitting wanneer het strafbaar feit een ernstig zeden- of

23 Art. 51c lid 2 Sv.

24 Idem voetnoot 22.

25 ‘Memorie van toelichting uitbereiding slachtofferrechten’. 28 juni 2018, Rijksoverheid.nl. 26 ‘Wetvoorstel uitbereiding slachtofferrechten’. 28 juni 2018, Rijksoverheid.nl.

(14)

geweldsmisdrijf betreft.27 Op basis van het toegevoegde lid 2 van artikel 278 Sv. kan de rechter bij niet verschijning van de verdachte het onderzoek ter terechtzitting schorsen en medebrengingen van de verdachte bevelen.28 Tevens kan de rechtbank op basis van het toegevoegde lid 5 van artikel 345 Sv. de aanwezigheid van de verdachte tijdens de uitspraak bevelen wanneer zij dat wenselijk acht.29

In de Memorie van Toelichting stelt de minister van Justitie en Veiligheid zich onder meer op het standpunt dat uit de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna EHRM) duidelijk, in het licht van art. 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna EVRM), naar voren komt dat het aanwezigheidsrecht beoogt het eerlijk proces van de verdacht zoveel mogelijk te waarborgen. In die achtergrond is het ministerie van Justitie en Veiligheid van mening dat het recht van de verdachte om aanwezig te zijn zoveel mogelijk gegarandeerd moet worden. Met andere woorden rust er volgens het ministerie een verplichting op staten om de verdachte de mogelijkheid te bieden op de zitting aanwezig te zijn. De minister heeft dit recht in het Nederlandse strafproces vertaald in een plicht, namelijk de aanwezigheidsplicht oftewel verschijningsplicht. De minister stelt op grond van deze redenering dat de verschijningsplicht niet in strijd is met de onschuldpresumptie uit artikel 6 EVRM.30

1.7.1.2. Advies

1.7.1.2.1. Raad voor de rechtspraak

De RvR heeft op 10 september 2018 een advies gepubliceerd waarin zij aangeven een aantal zwaarwegende bezwaren te hebben tegen het wetsvoorstel. De RvR raadt de minister van Justitie en Veiligheid sterk af om de verschijningsplicht te introduceren in het strafrecht. Hier voert de RvR een aantal punten voor aan. Ten eerste stelt de RvR zich op het standpunt dat door de komst van de verschijningsplicht de onschuldpresumptie in het gedrang komt.31 De schuld van verdachte is nog niet vastgesteld op het moment dat het spreekrecht wordt uitgeoefend. De verdachte moet vrije keuze hebben om bij het afleggen van de slachtofferverklaring aanwezig te zijn. Het spreekrecht moet niet uitpakken als een woordje

27 Wetvoorstel 28 juni 2018, onderdeel ‘’i’’, p. 2. 28 Wetvoorstel 28 juni 2018, onderdeel ‘’J’’, p. 2. 29 Wetvoorstel 28 juni 2018, onderdeel ‘’L’’, p. 3. 30 Memorie van Toelichting 28 juni 2018, p. 5.

(15)

waarbij het slachtoffer zich richt tot de verdacht en deze vermanend toe spreekt, het is bovendien verplicht dat procespartijen en procesdeelnemers hun woord richten tot de rechter. Tevens is het niet ondenkbaar dat sommige slachtoffers niet geconfronteerd willen worden met de verdachte. De verschijningsplicht kan hierdoor ook een negatief effect hebben op het slachtoffer.32

Ten tweede moet de verdediging in de gelegenheid worden gesteld beslissingen te nemen die in het belang zijn van de verdachte. Het dwingen van verdachte om aanwezig te zijn kan leiden tot niet coöperatieve medewerking van de verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting.33 Ten slotte geeft de RvR kritiek op de willekeur van de toepassing van de verschijningsplicht. De rechter kan enkel verplichte verschijning gelasten van een verdachte die voorlopige hechtenis is opgelegd. Een verdachte die geschorst is, of nooit in voorlopige hechtenis is gesteld kan geen bevel tot verplichte verschijning worden opgelegd.34

1.7.1.2.2. Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming

De afdeling advies van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (hierna: RSJ) is gevraagd om een advies uit te brengen over het Wetsvoorstel. Op 22 augustus 2018 heeft de RSJ haar advies aan het ministerie van Justitie en Veiligheid uitgebracht. Ook de RSJ vindt de invoering van de verschijningsplicht voor verdachten die zich in voorlopige hechtenis bevinden niet wenselijk. De RSJ stelt ten eerste in haar advies, net zoals de RvR, dat de aanwezigheidsplicht van de verdachte niet altijd in het belang zal zijn van het slachtoffer. Sterker nog, de RSJ verwacht dat veel slachtoffers niet op de zitting aanwezig zullen zijn om de confrontatie met de verdachte uit de weg te gaan. Ook bespreekt de RSJ net zoals de RvR het beginsel van onschuldpresumptie in het licht van de aanwezigheidsplicht. De RSJ is van mening dat het verplicht stellen dat een verdachte de verklaring van het slachtoffer aan moet horen in strijd is met dit beginsel. Tevens stellen zij dat aanwezigheidsplicht in strijd is met de Europese richtlijn 2016/343.35 Artikel 3 van deze richtlijn luidt: ‘’De lidstaten zorgen ervoor

dat verdachten en beklaagden voor onschuldig worden gehouden totdat hun schuld in rechte is komen vast te staan.’’. Strijd met deze zorgplicht die voortvloeit uit deze richtlijn en de

onschuldpresumptie komen ter discussie te staan. De RSJ verwoordt dat als volgt: ‘’De vraag

rijst of de huidige praktijk waarin reeds sprake is van een uitgebreid spreekrecht zich verenigt

32 F.C. Bakker. ‘advies conceptwetsvoorstel uitbreiding slachtofferrechten’, 10 september 2018, p. 3, Rechtspraak.nl 33 F.C. Bakker. ‘advies conceptwetsvoorstel uitbreiding slachtofferrechten’, 10 september 2018, p. 4, Rechtspraak.nl 34 F.C. Bakker. ‘advies conceptwetsvoorstel uitbreiding slachtofferrechten’, 10 september 2018, p. 4-5, Rechtspraak.nl 35 Richtlijn 2016/343/EU.

(16)

met de onschuldpresumptie en de in de EU-Richtlijn genoemde zorgplicht van de overheid. Immers, het slachtoffer dat meent dat de verdachte het feit (mede)gepleegd zou hebben, gaat uit van diens schuld en spreekt de verdachte hierop aan, terwijl de rechter pas na deze

verklaring al dan niet tot een bewezenverklaring komt.’’36

Tevens klaagt de RSJ over de motivering die de minister ten grondslag heeft gelegd aan de verschijningsplicht. Artikel 6 EVRM heeft als doel rechten in het leven te roepen voor de verdachte om een eerlijk proces, oftewel een fair trial, te waarborgen. Artikel 6 EVRM behelst rechten voor de verdachte en stelt geen plichten vast. Nu de minister hier een aanwezigheidsplicht uit heeft afgeleid en geen aanwezigheidsrecht leidt deze plicht tot regelgeving die in strijd is met het recht op een eerlijk proces.37

1.7.2. Het nieuwe Wetboek van Strafvordering

Op dit moment is de ontwikkeling van een nieuw Wetboek van Strafvordering in volle gang. Dit is een langlopend proces dat ongetwijfeld nog enkele jaren in beslag zal nemen. In dit nieuwe Wetboek van Strafvordering heeft ook de positie van het slachtoffer een plaats. 38 In de Memorie van Toelichting komt naar voren dat in het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de positie van het slachtoffer weinig veranderingen zullen plaatsvinden. Het Wetboek van Strafvordering zal worden aangepast zodat deze aansluit bij de richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten.39 In het wetsontwerp van het nieuwe wetboek van strafvordering ligt geen andere of sterkere positie vastgelegd voor het slachtoffer dan hoe deze nu is geregeld.

36 L.A.J.M. de Wit, ‘advies conceptwetsvoorstel uitbreiding slachtofferrechten’ 22 augustus 2018, p. 2, RSJ.nl. 37 L.A.J.M. de Wit, ‘advies conceptwetsvoorstel uitbreiding slachtofferrechten’ 22 augustus 2018, p. 3, RSJ.nl.

38 ‘Wetsvoorstel tot vaststelling van Boek 1 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering: Strafvordering in het algemeen.’, 7

februari 2017, Rijksoverheid.nl.

39 ‘Memorie van Toelichting: Vaststellingswet Boek 1 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering: strafvordering in het

(17)

Hoofdstuk 2: Uitoefening van het spreekrecht

2.1. Inleiding

Het feit dat er sprake is van een (theoretisch) spreekrecht betekent nog niet dat dit ook in de praktijk wordt uitgeoefend door slachtoffers en nabestaanden. In dit hoofdstuk ga ik in op de praktische gang van zaken rond het spreekrecht. Hoe worden de slachtoffers en nabestaanden op de hoogte gesteld en hoe gaat het feitelijk in zijn werk op de zitting. Ter illustratie wordt aan het einde van het hoofdstuk als voorbeeld een tweetal concrete strafzaken opgenomen.

2.2. De rol van het Openbaar Ministerie.

Het is in eerste instantie het Openbaar Ministerie die als vertegenwoordiger van de maatschappij ook de belangen van het slachtoffer op zich neemt. Dit is ook uitdrukkelijk opgenomen in de Aanwijzing slachtofferrechten. 40 Onder 2.2. staat het volgende:

“Het OM ondersteunt vanuit zijn taakopvatting het slachtoffer in het uitoefenen van zijn rechten

en beoogt maatwerk te leveren. Het OM staat in geval van klassieke vervolging tijdens het requisitoir nadrukkelijk stil bij de gevolgen die het strafbaar feit heeft (gehad) voor het slachtoffer.”

Wanneer er sprake is van een delict waarbij spreekrecht aan de orde is wordt de betrokkene uitgenodigd voor een gesprek op het arrondissementsparket. Onder hoofdstuk 5.5. van de Aanwijzing slachtofferrechten is opgenomen dat de Officier van Justitie (hierna: OvJ) aan het slachtoffer of de nabestaanden een gesprek aanbiedt wanneer er sprake is van een strafbaar feit waarbij het spreekrecht is toegelaten. Dit gesprek heeft tot doel om de zaak verder uit te leggen aan het slachtoffer en de nabestaanden voor te bereiden op de gang van zaken tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij komen de confrontatie met de verdachte en de eventuele strafeis van het Openbaar Ministerie aan de orde. Het is aan de OvJ om het slachtoffer en de nabestaanden in te lichten over het spreekrecht dat zij hebben.41 Over de gang van zaken tijdens het voorbereidend onderzoek worden zij onder omstandigheden ook op de hoogte gehouden door het Openbaar Ministerie, bijvoorbeeld wanneer een zaak wordt geseponeerd of een transactie wordt aangeboden.42 Slachtoffers en nabestaanden hebben zelf geen rol in het

40 Aanwijzing slachtofferrechten, wetten.overheid.nl.

41 Aanwijzing slachtofferrechten, par. 1.1 en 4.1, wetten.overheid.nl. 42 Aanwijzing slachtofferrechten, par. 5.2 – 5.4, wetten.overheid.nl.

(18)

vooronderzoek en kunnen ook geen onderzoekshandelingen vragen aan de rechter-commissaris of het Openbaar Ministerie.43

2.3. De gang van zaken tijdens de zitting

Het blijft natuurlijk zo, dat het spreekrecht een recht is en geen plicht. Alleen wanneer het slachtoffer of de nabestaande dit wenst zal het spreekrecht worden uitgeoefend. Het slachtoffer en/of de nabestaande wordt eerst uitgenodigd op het parket en krijgt schriftelijk bericht wanneer de zaak inhoudelijk dient.44 Zij krijgen over het algemeen bericht van de inhoudelijke behandeling op hetzelfde tijdstip als de verdachte en diens raadsman. Ook krijgen zij een formulier toegezonden waarop aangegeven kan worden of zij wensen dat het spreekrecht wordt uitgeoefend, zodat de rechter hier van tevoren op de hoogte is.45 In art. 260 lid 2 Sv., dat betrekking heeft op het aanhangig maken van de zaak ter terechtzitting, is vastgelegd dat de OvJ aan een schriftelijk verzoek van een spreekgerechtigde om een verklaring af te leggen, gehoor geeft door betrokkene op te roepen voor het onderzoek ter terechtzitting.

Op basis van art. 302 lid 1 en art. 303 lid 1 Sv. is de rechter gehouden ter terechtzitting (de vertegenwoordiger van) het slachtoffer dat of de nabestaande die is opgeroepen en verschenen, in de gelegenheid te stellen een verklaring af te leggen. Het slachtoffer of de nabestaanden nemen plaats in de zittingszaal. Zij zitten niet op de publieke tribune achter glas. Het omgaan met de slachtoffers en nabestaanden vraagt zorg van de deurwaarder en aandacht van de voorzitter van het gerecht. De voorzitter van de rechtbank heeft als taak zorg te dragen voor een correcte bejegening van het slachtoffer of diens vertegenwoordiger.46 Om dit goed te regelen is er een ´´Modelregeling inzake passende verblijfsomgeving slachtoffers´´ vastgesteld.47 Op grond van deze regeling bestaat er een uniforme werkwijze ten aanzien van de opvang van slachtoffers bij alle gerechten. De plaats in de zittingszaal kan zo worden georganiseerd dat de slachtoffers of nabestaanden niet tussen de familie van de verdachte terecht komt.

De spreekgerechtigde is wel een procesdeelnemer maar geen procespartij. De spreekgerechtigde mag éénmalig het woord voeren. Het is niet wettelijk vastgelegd wanneer

43 Borgers, Corstens & Kooijmans 2018, p. 86. 44 Art. 51a lid 3 Sv.

45 Wensenformulier is bijgevoegd als bijlage 1. 46 Art. 288a lid Sv.

(19)

dat plaatsvindt gedurende de procedure. Het is theoretisch niet uitgesloten dat het slachtoffer na het requisitoir het woord voert, maar in de praktijk gebeurt het voor het requisitoir. Er is een wetsontwerp aanhangig waarin het moment van afname van het spreekrecht bepaald is.48 Het ligt voor de hand dat het spreekrecht wordt uitgeoefend nadat de verdachte het woord heeft gevoerd, nu het slachtoffer zich immers ook over de houding van de verdachte mag uitlaten. In de wet is geen wettelijke aanwezigheidsplicht voor de verdachte opgenomen. De bestaande mogelijkheden van het wetboek van strafvordering tot persoonlijk verschijnen en een bevel tot medebrenging waren hiervoor voldoende.49 Zoals hierboven uiteengezet in par 1.7.1.1. wordt deze verschijningsplicht voorgesteld in het aanhangige wetvoorstel.

Bij de planning van een zitting moet de rechter rekening houden met de beschikbaarheid van het slachtoffer en diens raadsman. Wanneer een slachtoffer niet verschijnt, zal de zitting in beginsel dienen te worden aangehouden. In de wet is echter geen aanhoudingsplicht geformuleerd voor de rechter wanneer het slachtoffer niet verschenen is.50 Dat de zaak dan zou moeten worden aangehouden komt ook naar voren uit de Memorie van Toelichting.51 Wanneer een slachtoffer om aanhouding vraagt zal dit moeten worden beoordeeld tegen de achtergrond van het steeds meer toegenomen belang van het spreekrecht en zal de rechter hier niet zonder meer aan voorbij kunnen gaan.52

2.4. Informatievoorziening

Een slachtoffer of nabestaande heeft op grond van art. 51b lid 1 Sv. recht om kennis te nemen van processtukken die voor het slachtoffer van belang zijn.53 Wanneer er nog geen sprake is van een onderzoek ter terechtzitting moeten deze stukken aan de OvJ worden gevraagd en wanneer de zaak ter terechtzitting dient moet dit aan het betreffende gerecht. Er wordt in het wetsartikel gesproken over processtukken die voor het slachtoffer van belang zijn. Echter, nu het slachtoffer zich over het gehele strafproces mag uitlaten, inclusief het bewijs en over de persoon van de dader, is het thans niet meer duidelijk welke processtukken het slachtoffer niet zou kunnen krijgen. De OvJ kan met machtiging van de Rechter-commissaris weigeren

48 ‘Wetvoorstel uitbereiding slachtofferrechten’. 28 juni 2018, Rijksoverheid.nl. 49 Art. 278 lid 2 Sv.

50 Art. 303 lid 2 Sv.

51 Kamerstukken II 2014/15, nr. 3, p. 13.

52 Cleiren, Crijns & Verpalen 2017, art. 303 Sv., aantekening 3.

53 Processtukken zijn alle stukken die voor de ter terechtzitting door de rechter te nemen beslissingen redelijkerwijs van

belang kunnen zijn met uitzondering van de stukken die de OvJ op grond van art. 187d lid 1 Sv niet heeft gevoegd aan het procesdossier (art. 149a lid 2 Sv).

(20)

processtukken ter kennisneming aan het slachtoffer te geven.54 Van de stukken waarvan het slachtoffer inzage heeft kan hij een afschrift vragen aan de griffie.55

Over het algemeen heeft het slachtoffer geen inbreng in de omvang van het dossier en kan hij geen verzoeken doen tot het verrichten van onderzoek in de strafzaak. Een uitzondering op deze regel is te vinden in art. 51b lid 2 Sv. In dit artikellid is bepaald dat het slachtoffer kan vragen om stukken, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak, aan het dossier toe te voegen. Overigens kan de OvJ dit verzoek weigeren. Wanneer het slachtoffer de Nederlandse taal niet begrijpt heeft hij recht op vertaling door een tolk.56 Dit wordt betaald door de Nederlandse staat.

2.5. De gang van zaken tijdens het strafproces

Nadat de strafzaak een aanvang heeft genomen en de OvJ de zaak heeft voorgedragen, zal de rechter beginnen met het ondervragen van de verdachte.57 Wanneer er getuigen gehoord worden tijdens het proces zal dat vervolgens plaatsvinden.58 Het slachtoffer krijgt normaliter het woord voor het requisitoir van de OvJ.59 De bepalingen uit het wetboek van strafvordering maken niet geheel duidelijk of dit vlak voor het requisitoir zal plaatsvinden of al eerder, namelijk voordat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aan de orde komen. De meningen hierover zijn verdeeld. Over het algemeen wordt het slachtoffer de mogelijkheid gegeven om een verklaring af te leggen na de bespreking van de feiten. Echter wanneer eerst de persoonlijke omstandigheden besproken worden heeft het slachtoffer de gelegenheid om hierover iets op te nemen in zijn verklaring.60 Wanneer een slachtofferverklaring is afgelegd kan de rechter hierover aan het slachtoffer vragen stellen. De OvJ en de raadsman kunnen dit ook middels tussenkomst van de rechter.61 Het slachtoffer is niet verplicht hierop te antwoorden.

Het is de taak van de rechter om er voor te zorgen dat de orde en rust in de zaal gehandhaafd blijven en op een respectvolle manier met het slachtoffer of de nabestaande(n) wordt 54 HR 6 maart 2018, ECLI:NL:PHR:2018:179. 55 Art. 51b lid 6 Sv. 56 Art. 51c lid 5 Sv. 57 Art. 286 Sv. 58 Art. 287 Sv. 59 Art. 302 Sv.

60 Tijdens het interview d.d. 14 november 2018 deelde mr. Hartmann mee dat door hem en veel van zijn collega’s het

slachtoffer het woord krijgt na afloop van de feitenbehandeling en derhalve voor het bespreken van de persoonlijke omstandigheden.

(21)

omgegaan.62 Bij de uitoefening van het onbeperkt spreekrecht voert de rechter de regie. In een artikel in het Nederlands Juristenblad van J. Janssen en J. de Lange, wordt over deze regie het volgende gezegd: “De positie die de spreekgerechtigde door de wetgever heeft toebedeeld

gekregen, strekt ertoe om het slachtoffer gelegenheid te bieden om op de zitting in volle omvang zijn verhaal te doen. Niet meer en niet minder. De sleutel tot stroomlijning ligt voor een groot deel in handen van de strafrechter. De wetgever heeft de strafrechter die ruimte nadrukkelijk gelaten.”63

Dat deze taak van de rechter niet altijd een gemakkelijke taak is verwoord T. de Roos64 op een mooie manier: “Tevens kan worden geconstateerd dat de taak van de strafrechter hoe dan ook

weer iets zwaarder is geworden, en dat hij zich, zonder te kunnen terugvallen op duidelijke richtlijnen van de wetgever, weer eens zal moeten bewijzen als een orgaan dat buitengewoon bekwaam is in het lopen op eieren.”65

Uit beelden die af en toe het nieuws bereiken is duidelijk dat dit ´´lopen op eieren´´ niet altijd gemakkelijk is. Een beeld dat bij velen is blijven hangen is een nabestaande die een stoel naar de rechter gooit omdat de persoon die zijn ouders en kind hebben doodgereden door de rechter wordt veroordeeld tot een taakstraf.66

Het is niet geregeld hoe lang de schriftelijke slachtofferverklaring mag en kan duren. In mijn interview met mr. W. Korver67 deelde hij mij mee dat verklaringen nooit eindeloos duren, maar relatief kort zijn.68 De reden hiervoor is onder andere dat slachtoffers en nabestaanden door het Openbaar Ministerie en hun raadsman goed worden geïnstrueerd. Over het algemeen duurt het voorlezen van de schriftelijke slachtofferverklaring niet meer dan tien minuten.69 Slachtoffers/nabestaanden staat het vrij om een schriftelijke verklaring af te leggen zonder deze ter zitting voor te lezen. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen indien de spreekgerechtigde niet geconfronteerd wilt worden met de verdachte.70

62 Art. 288a lid 2 Sv. Zie ook: Hoendervoogt e.a. 2017, p. 20 e.v. 63 Jansen & De Lange, NJB 30 augustus 2018, afl. 28 p. 2053 – 2059.

64 Mr. Th.A. de Roos, emeritus-hoogleraar Tilburg University en Raadsheerplaatsvervanger gerechtshof ’s-Hertogenbosch. 65 Th.A. de Roos, JutD 2017/146, afl. 22.

66 ´Vader van doodgereden meisje gooit stoel naar rechter, 21 november 2014, Nu.nl. 67 Mr. W. Korver is Advocaat-generaal bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. 68 Interview met mr. Korver op 14 november 2018.

69 Idem voetnoot 64 70 Idem voetnoot 64

(22)

2.6. Voorbeelden van spreekrecht in de praktijk

In het hiernavolgende bespreek ik twee strafzaken waarin de nabestaanden recht hadden op spreekrecht. In twee zaken, die allebei behandeld in 2018, betreft het een stergeval van een jonge vrouw. Opmerkelijk is dat ondanks het feit dat de zaken in hetzelfde jaar behandeld zijn, en het in beide gevallen ging om nabestaanden die een kind hadden verloren, een groot verschil is in de wijze waarop met het spreekrecht is omgegaan. In de zaak Heidy Goedhart stonden de slachtoffers in het middelpunt van de belangstelling. In de televisieopname van Hart van Nederland stond het spreekrecht dat tijdens de zitting was uitgeoefend door de vader en zus centraal en werden in het arrest de slachtofferverklaringen bij de strafoverwegingen uitdrukkelijk aangehaald. In de zaak van S, N. is in het vonnis nauwelijks een woord besteed aan de slachtofferverklaringen die ter zitting zijn gedaan. De moeder van S, N. heb ik geïnterviewd over haar belevingen van, en mening over het spreekrecht dat zij mocht uitoefenen.71

Op 19 december 2010 wordt Heidy Goedhart in Kaatsheuvel vermoord. Enige jaren later staat haar voormalige partner wegens moord in hoger beroep terecht. In de zittingszaal bevinden zich de vader van de overleden vrouw en haar zus. Tevens is de wettelijke vertegenwoordiger van de twee kinderen van de overleden vrouw in de zaal aanwezig. De zaak trekt flink publiciteit. Diverse journalisten en een reporter van het televisieprogramma “Het hart van Nederland” zijn ook in de zittingszaal aanwezig. De zus en de vader geven toestemming om het voorlezen van hun schriftelijke slachtofferverklaring te filmen. Het is een emotioneel betoog waarin het verlies van hun familielid wordt benadrukt en menigeen het niet droog houdt. Ook de persoon van de verdachte komt in het betoog aan de orde. In een avonduitzending van Het hart van Nederland komen beide slachtofferverklaringen uitvoerig in beeld. Door de Advocaat-Generaal wordt een straf geëist van 18 jaar gevangenisstraf. Het gerechtshof veroordeeld de verdachte tot twintig jaar celstraf.

S, N. wordt op 29 mei 2017 tijdens een auto ongeluk gedood op de A7. Haar auto staat in de file en zij wordt van achteren aangereden door een militair die op dat moment zijn telefoon gebruikte. Tijdens de zitting in eerste aanleg die op 11 juni 2018 plaatsvond lazen haar moeder, zus en haar partner een slachtofferverklaring voor. In drie emotionele betogen werd uiteengezet wat het verlies van deze 30-jarige dochter/zus/partner voor hun leven betekende. Een leven dat

71 Interview A. N., 11 november 2018.

(23)

nooit meer hetzelfde zou zijn. In de verklaringen werd niet alleen ingegaan op de gevolgen voor hun leven, maar werd daarnaast ook ingegaan op feitelijke gedragingen van de verdachte zoals het gebruik van zijn telefoon tijdens het rijden. Het werd hem verweten dat de verdachte hoewel hij wist dat er een file stond, toch op zijn telefoon keek. Dat was niet slordig, maar misdadig. De krant deed bericht van het feit dat de familie emotionele betogen had gehouden. De militair wordt overeenkomstig de eis veroordeeld tot 4 maanden militaire detentie en twee jaar rijontzegging.72 Hoewel de betrokkene een ´´first offender´´ is wordt geen werkstraf opgelegd. In het vonnis wordt noch in de bewijsoverwegingen noch in de strafmaatoverwegingen aandacht geschonken aan de inhoud van de afgelegde slachtofferverklaringen.

2.7. De schriftelijke slachtofferverklaring en het bewijsrecht

Door de uitoefening van het slachtoffer wordt informatie verstrekt aan het gerecht. Informatie die de rechtbank daarvoor wellicht niet had. Belangrijke informatie over de gevolgen van de daad voor het slachtoffer, maar wellicht ook informatie over de persoon van de verdachte of het feit waarvan de verdenking is gerezen. Deze informatie kan voor de beoordeling door de rechter van de zaak van belang zijn. Dit kan een rol spelen bij alle vragen van art. 350 Sv., is het bewezen, is het feit strafbaar, is de verdachte strafbaar en wat zou de strafmaat moeten zijn. Het was ongetwijfeld van de wetgever in het bijzonder de intentie om de positie van het slachtoffer te versterken en deze een grotere rol te geven in het strafproces. Echter een bijvangst hiervan is geweest dat het kan zijn dat de rechter meer informatie krijgt dan uit het dossier naar voren komt. Het slachtoffer kan ook extra informatie geven omtrent het ten laste gelegde feit. Denk hierbij aan het volgende voorbeeld, een verdachte staat terecht omdat hij een slachtoffer enkele kaakslagen heeft toegebracht. Dit heeft geleid tot een kaak die op drie plaatsen is gebroken. Ten laste gelegd is zware mishandeling, subsidiair poging tot zware mishandeling, meer subsidiair mishandeling. De aangever is gehoord kort na het feit en heeft toen slechts mededeling gedaan van de gebroken kaak waarvan een medische verklaring is opgenomen. Ter zitting doet hij in zijn slachtofferverklaring echter uit de doeken, dat hij drie keer is geopereerd, daardoor ontsierende littekens in zijn gezicht heeft en gedurende een termijn van 18 weken niet heeft kunnen werken. Deze omstandigheden zijn van wezenlijk belang voor de vraag of er inderdaad sprake is van zwaar letsel en het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.

(24)

Maar wat gebeurt er nu met de slachtofferverklaring op dit punt en hoe? Wat betreft de eerste vraag van art. 350 Sv., de bewijsvraag, doet het volgende probleem zich voor. Het Wetboek van Strafvordering kent slechts een limitatief aantal opgesomde bewijsmiddelen en de uitoefening van het spreekrecht hoort daar niet bij. Welke oplossingen staan er nu voor de rechter open om hier toch iets mee te doen? De oplossing hiervoor kan zijn de beëdiging van het slachtoffer als getuigen.

Wanneer de spreekgerechtigde punten naar voren brengt die in het bijzonder voor het bewijs van belang zijn zal de rechtbank ertoe over kunnen gaan om de spreekgerechtigde als getuige te horen. Blijkens de Memorie van Toelichting zal beëdiging niet snel aan de orde zijn wanneer het enkel gaat om een ontkenning van de juistheid van de verklaring van de verdachte of de mededeling van het slachtoffer dat een zware gevangenisstraf op zijn plaats is.73 Tot het beëdigen als getuige moet niet lichtvaardig worden overgegaan, zeker niet gedurende de zitting waarbij de spreekgerechtigde er niet op voorbereid is dat zoiets zich zal voordoen. In de literatuur wordt gewezen op de belasting voor het slachtoffer en mogelijke secundaire victimisatie die een ondervraging als getuige voor het — daarop onvoorbereide — slachtoffer tot gevolg kan hebben.74 De verklaring van een getuige is wel een bewijsmiddel dat de rechtbank in het vonnis kan hanteren. Wanneer de getuige is beëdigd ontstaat er ondervragingsrecht zowel voor de rechters als voor de OvJ en de raadsman van de verdachte. Slachtoffers en nabestaanden die zijn beëdigd zijn verplicht antwoord te geven op vragen.

73 Kamerstukken II 2014/15, 34082, 3, p. 12. 74 Fernhout Spronken, NJB 2005, afl. 3, p. 150;

zie ook: Wijers & De Boer, ‘Een keer is genoeg. Verkennend onderzoek naar secundaire victimisatie van slachtoffers als getuigen in het strafproces’, wodc.nl.

(25)

Hoofdstuk 3: Buurlanden & tribunalen

3.1. Inleiding

Het spreekrecht is relatief nieuw voor Nederland en het onbeperkt spreekrecht is pas in het leven geroepen. Het is voor Nederland nog maar de vraag op welke wijze het onbeperkt spreekrecht in de toekomst nader invulling zal krijgen. In Nederland heeft het slachtoffer pas laat een meer uitgebreide rol gekregen in het strafproces. Onze buurlanden bieden al veel langer mogelijkheden aan slachtoffers om een rol te spelen in het strafproces. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet op welke wijze buurlanden België en Duitsland en tribunalen, in het bijzonder het Joegoslavië tribunaal, vorm gegeven aan het spreekrecht en op welke wijze zij dit recht toepassen.

3.2. Buurlanden

3.2.1. België

In het Belgische strafrecht wordt onderscheid gemaakt tussen drie verschillende soorten misdrijven; overtredingen, wanbedrijven en misdaden. Het begrip overtreding is in België hetzelfde als in Nederland. De begrippen wanbedrijf en misdaad hebben een andere inhoud dan in het Nederlandse strafrecht. Wanbedrijven zijn misdrijven die worden bestraft met een maximale gevangenisstraf van vijf jaar. Onder misdaden vallen de zwaarste misdrijven, deze worden bestraft met een minimale gevangenisstraf van vijf jaar.75

Wanneer in België een wanbedrijf of misdaad aanhangig is kan het slachtoffer van het misdrijf zelfstandig de vervolging van de verdachte bewerkstelligen. Het slachtoffer kan dit doen door een klacht neer te leggen bij de onderzoeksrechter. Hierdoor stelt het slachtoffer zich als burgerlijke partij. Het Openbaar Ministerie in België is dat geval verplicht om gerechtelijk onderzoek in te stellen. Een slachtoffer kan ook bij een overtreding de vervolging zelfstandig bewerkstelligen. Het slachtoffer doet dit door de zaak rechtstreeks aan te bieden via een dagvaarding aan het vonnisgerecht. Deze laatste mogelijkheid is er ook bij wanbedrijven.76

Slachtoffers in België kunnen in het geval van een misdrijf zich voegen als benadeelde partij waardoor zij betrokken worden bij de strafzaak. Slachtoffers kunnen dit doen door het afleggen

75 R. Verstraeten 2007, p. 180. 76 R. Verstraeten 2007, p. 181.

(26)

van een schriftelijke verklaring. Slachtoffers van een misdrijf kunnen zich net zoals in Nederland laten bijstaan door een advocaat. Het is zelfs voor het slachtoffer mogelijk om de status als procespartij te krijgen. Hiervoor moet het slachtoffer een zogenaamde ‘’klacht met burgerlijke partijstelling’’ bij de onderzoeksrechter indienen.77 Het slachtoffer als procespartij kan tijdens het vooronderzoek een aantal voorstellen doen, zoals bijvoorbeeld welke personen gehoord moeten worden of waar huiszoekingen kunnen gebeuren, tevens mag het slachtoffer zoveel documenten als hij zelf wenst voegen aan het strafdossier zonder tussenkomst van de procureur-generaal.78 Bij zaken voor het hof van assisen kan het slachtoffer als partij, net zoals de andere partijen, deskundige en getuigen (zelfs zonder tussenkomst van zijn advocaat) ondervragen.79 Net zoals in Nederland heeft het slachtoffer in België ook spreekrecht. Het spreekrecht is op de meeste punten hetzelfde als in Nederland. De grootste verschillen zijn dat het slachtoffer in België zich niet altijd mag uitlaten over de schuld en de strafmaat. Het slachtoffer mag dit enkel doen wanneer dat is toegelaten door de rechter.80 Indien het slachtoffer mag spreken over de schuld en de strafmaat mag de rechter aan deze uitdrukkelijke standpunten niet zonder motivering voorbij gaan. De rechter moet, wanneer deze standpunten niet worden gevolgd, dit motiveren.81

3.2.2. Duitsland

In Duitsland is in het strafrecht een rol weggelegd voor het slachtoffer en net zoals in België heeft het slachtoffer zelfstandige vervolgingsmogelijkheden. Het slachtoffer kan optreden als Privatklage of als Nebenklage. Het slachtoffer fungeert in deze hoedanigheid als een tweede OvJ. Privatklage oftewel ‘’private klager’’ betekend dat de verdachte zelfstandig kan klagen en dus op eigen initiatief vervolging kan indienen. Als Privatklage kan het slachtoffer dit doen bij een limitatief aantal opgesomde strafbare feiten.82

In sommige gevallen kan het slachtoffer of de nabestaande ook zelfstandige vervolging instellen, dit kan in de rol als Nebenkläger. Nebenkläger kan vertaald worden als ‘’mede klager’’. Dit is echter enkel mogelijk bij ernstige delicten zoals moord of doodslag.83 Als Nebenkläger heeft het slachtoffer of de nabestaande vergelijkbare rechten als de OvJ. Het

77 Zwartjes, Strafblad 2008/5, p. 488-496.

78 ‘Uw rechten als slachtoffer van een misdrijf’’, p. 13, slachtofferrechten.just.fgov.be. 79 ‘U bent slachtoffer’, p. 14, justitie.belgium.be.

80 Dijk, Tijdschrift voor Herstelrecht 2009, afl. 9, p. 32.

81 Interview met C. Deckers, Commissaris van politie te Tongeren (België) op 20 november 2018. 82 Idem voetnoot 61.

83 S.B.L. Leferink & K.H. Vos, ‘Spreekrecht en schriftelijke slachtofferverklaring: recht of kans?’, 22 februari 2008, p. 15, slachtofferhulp.nl.

(27)

slachtoffer mag o.a. een wrakingsverzoek indienen, bewijs aanleveren en in bezwaar gaan tegen het besluit van een rechter. Ook heeft de Nebenkläger de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen. Maar de Nebenkläger draagt niet de verantwoordelijkheid voor de vervolging, die verantwoordelijkheid blijft bij de OvJ.84 Als Nebenkläger heeft het slachtoffer of de nabestaande spreekrecht dat vergelijkbaar is met het Nederlandse onbeperkte spreekrecht.85

3.3. Tribunalen

Tribunalen zijn gerechtelijke instanties die worden opgericht en tijdelijk van kracht zijn om misdaden die zijn gepleegd tijdens conflicten te beslechten. Voorbeeld hiervan zijn het Joegoslavië (ICTY)- en Rwandatribunaal. De tribunalen spreken recht over misdrijven tegen de menselijkheid, misdaad van agressie, genocide en oorlogsmisdrijven. Het unieke aan tribunalen is dat elke tribunaal zijn eigen regelgeving heeft omtrent de wijze van procederen die tijdens de oprichting wordt opgesteld door de rechters van het tribunaal. De rechters bepalen dus onder andere welke strafprocesrechtelijke rechten verdachten en slachtoffers hebben tijdens de behandeling ter terechtzitting.

In de Rules of Procedure and Evidence ofwel de procedureregels van het Joegoslaviëtribunaal zijn een aantal regels opgesteld die rechten verlenen aan het slachtoffer.86 Zo staat in artikel 106 onder A dat het vonnis moet worden toegestuurd aan de bevoegde autoriteit indien is vastgesteld dat door het misdrijf schade is toegedaan aan het slachtoffer, en staat onder B van diezelfde regel dat het slachtoffer bij die autoriteit zijn vordering kan indien om zijn schade te verhalen. Tevens voorziet artikel 98ter juncto 105 bepalingen met betrekking tot onrechtmatig afgenomen eigendom van een slachtoffer.

Wat opvalt in de procedureregels van bijvoorbeeld het Joegoslaviëtribunaal is dat weinig regels zijn opgesteld voor het slachtoffer als slachtoffer, maar dat de wetgeving voornamelijk is afgesteld op het slachtoffer als getuige. Zo biedt het artikel 34 enkel bescherming aan slachtoffers die optreden als getuige. Een dergelijke regeling is niet opgenomen voor slachtoffers die niet als getuige optreden.

84 S.B.L. Leferink & K.H. Vos, ‘Spreekrecht en schriftelijke slachtofferverklaring: recht of kans?’, 22 februari 2008, p. 50, slachtofferhulp.nl.

85 Dijk, Tijdschrift voor Herstelrecht 2009, afl. 9, p. 26. 86 ‘Rules of Procedure and Evidence’, 8 juli 2015, icty.org.

(28)

In een interview legt rechter en oud-voorzitter van het Joegoslaviëtribunaal mr. A.A.M. Orie87 uit waarom de wetgeving nauwelijks voorziet in rechten van slachtoffer, maar voornamelijk ziet in rechten van de getuige.88 Mr. Orie benadrukt dat het doel van het strafproces waarheidsvinding is. Het berechten van de verdachten is hetgeen dat rechtbanken kunnen doen voor slachtoffers. Daarbij kan het verhaal van het slachtoffer erg belangrijk zijn. Om het verhaal van het slachtoffer als bewijs te kunnen gebruiken moet het slachtoffer zijn verhaal doen als getuige. Ter terechtzitting kunnen dan de rechters, de procureur en de raadsman van de verdachte (dan wel de verdachte zelf) dit slachtoffer, ondervragen. Dat deze getuige gezien de ernst van de misdrijven veel leed heeft ondervonden van de gebeurtennissen is onmiskenbaar.

De verwerking van dit leed zit volgens mr. Orie deels in het verklaren op zitting, waarbij het slachtoffer door de rechters wordt gehoord, en de schuldvaststelling van de verdachten mogelijk kan zijn op basis van onder andere zijn verklaring. Rechtbanken zijn volgen mr. Orie afgezien van de waarheidsvinding niet de aangewezen plek voor de verwerking van het leed van slachtoffers. Hij zegt hierover het volgende: ‘’Hoe meer rechten het slachtoffer heeft, hoe meer afstand de rechter van het slachtoffer moet nemen’’. Hij zegt hiermee dat op het moment dat de rechten van het slachtoffer net zoals de rechten van de verdachte worden ingekaderd, hij beide op dezelfde wijze moet bejegenen. Hoe meer het slachtoffer procespartij wordt en diens claims belangrijker worden in het strafproces (een soort `nebenklager` in het strafproces’) hoe afstandelijker de rechter zal moeten zijn. De rechter moet hierover immers later nog een beslissing geven. Een slachtoffer die zijn leed wilt verwerken is hier helemaal niet bij gebaat.

87 Mr. A.A.M. Orie is rechter bij het Joegoslavië tribunaal. 88 Interview met mr. Orie op 19 november 2018.

(29)

Hoofdstuk 4: De positie van de verdachte in verhouding tot het onbeperkte spreekrecht

4.1. Inleiding

Zoals besproken in hoofdstuk 1 kan het slachtoffer met de komst van het onbeperkt spreekrecht zich in zijn slachtofferverklaring uitlaten over alle aspecten van het proces. Zowel over de bewezenverklaring, de gevolgen van het strafbare feit voor het slachtoffer als de strafmaat. Sinds 2016 zijn er veel strafzaken geweest waarbij het spreekrecht is uitgeoefend. In dit hoofdstuk ga ik in op de effecten van dit recht op het proces. Uit gesprekken met professionals is duidelijk geworden dat slachtoffers veelvuldig gedurende de zitting hun uitgesproken mening met betrekking tot alles wat met het strafproces te maken heeft naar voren brengen. Hoe hebben rechters vorm gegeven aan de toepassing van dit recht? Tevens wordt in dit hoofdstuk de vraag opgeworpen hoe dit spreekrecht door de slachtoffers wordt ervaren en de vraag of de wijze waarop aan het spreekrecht thans vorm is gegeven strijd is met de rechten van de verdachte.

In de zittingszaal bevindt zich een verdachte die het meestal niet eens is met de beschuldigingen die hem door de OvJ worden verweten. Een verdachte die soms lang en in spanning naar de zitting heeft uitgekeken en wellicht op de zitting naar voren wil brengen dat hij onschuldig is. Deze verdachte wordt geconfronteerd met een slachtoffer(s) of nabestaanden die hem als dader benaderen en soms volledig ‘’zwart’’ maken. De verdachte kan daarbij ook het gevoel hebben dat het slachtoffer overdrijft. Hij kan het gevoel hebben dat er zaken bij de verklaring worden betrokken die in het geheel niet juist zijn, dan wel niets met de zaak te maken hebben. In dit hoofdstuk wordt eerst de positie van het slachtoffer uiteengezet in paragraaf 4.2. en vervolgens die van de verdachte in paragraaf 4.3. Met betrekking tot positie van de verdachte wordt in het bijzonder aandacht geschonken aan de presumptie van onschuld, het gelijkheidsbeginsel en het beginsel van hoor en wederhoor.

4.2. De effecten van het spreekrecht op het strafproces en de positie van het slachtoffer Het slachtoffer wordt door het Openbaar Ministerie uitgenodigd ter terechtzitting. Het slachtoffer kan zich daarbij voorzien van rechtsbijstand, ook wanneer er door het slachtoffer geen vordering benadeelde partij wordt ingediend.

De gang naar de zitting voor een slachtoffer of een nabestaande is vaak een moeilijke. In het boek “Recht van spreken” van Richard Korver, die vaak als raadsman van slachtoffers optreedt,

(30)

worden slachtoffers aan het woord gelaten.89 Ook in het boek “Wij kregen levenslang” zijn de ervaringen van slachtoffers vastgelegd.90 Het boek beoogt de lezer middels de getuigenissen diep te ontroeren, zowel wanneer het gaat om personen die zelf slachtoffer zijn geweest als bij getuigenissen van nabestaanden.

Een voorbeeld uit het boek is het verhaal van Francine. Haar broer is vermoord. Zij zegt: “Op

het einde van mijn getuigenis brak ik. Ik kon mijn tranen niet meer bedwingen. Al mijn opgekropte emoties kwamen eruit. Tot dan had ik me altijd sterk gehouden, maar toen ik mijn verhaal verteld had, dan kraakte ik. Het werd muisstil in de rechtszaal.” Met haar verklaring

wilde zij “een stem geven aan de dode”. Zij verklaart tegen de interviewer verder dat zij een uitgewrongen dweil was aan het einde van het proces. “Heel je leven en dat van je broer wordt

tentoongesteld. Uitgeplozen. Ontrafeld. Alle fraaie en minder fraaie details worden publiek gemaakt. En je hoopt maar één ding: dat de dood van je broer wordt gewroken. Maar op die beslissing heb je geen enkele vat.” 91

Het slachtoffer functioneert met zijn raadsman in een proces dat gericht is op de verdachte en de persoon van de verdachte. In het hierboven genoemde boek van Korver wordt oud-rechtbankpresident G. Vrieze aangehaald die hierover het volgende zegt:

“Dat strafproces is geen reinigingsritueel, het is niet uit op rouwverwerking of herstel van

verhoudingen tussen dader en slachtoffer. Het is een debat waarin iemand die vindt dat hij ten onrechte verdacht wordt, er alles aan doet om het ongelijk van aangevers te bewijzen, of begrip vraagt voor zijn gedrag. (..) Veel slachtoffers blijven dan maar wijselijk weg (..). En wie dan toch komt, blijft een beetje een vreemde eend in de bijt. Het strafproces is nu eenmaal niet uit op troost en genoegdoening, het is geen condoleance, maar een door de maatschappij gewenste

procedure die gericht is op waarheidsvinding - en dat ook nog maar beperkt.” 92 En daarmee

is het probleem ten volle geschetst. Het strafproces is ingericht om de vraag te beoordelen of de verdachte strafbaar is aan de ten laste gelegde feiten en welke straf daarvoor geschikt is. De persoon van de verdachte speelt daarbij een belangrijke rol. Het vonnis moet maatwerk zijn. Naast een reclasseringsrapport is in het dossier van ernstige strafzaken ook vaak een psychologisch en/of psychiatrisch rapport aanwezig. Wie de verdachte is, is voor alle procesdeelnemers helder, daar draait het proces om. Maar wie het slachtoffer is en hoe het met

89 Korver 2012.

90 Damen, Dillen & Wils 2010. 91 Damen, Dillen & Wils 2010, p. 30. 92 Korver 2012, p. 300-301.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

While these results are useful, they may be insufficient to explain the complex structure of social groups, which in turn might lead to ineffective Risk

Ik kom dan nu toe aan de vraag wat de implicaties zijn van deze analyse voor de positie van de gedupeerde partij in het strafproces en herstelrecht.. Mijn voorstellen zouden

Hij bespreekt de voor bestuurders relevante onderwijsrechtelijke kernbegrippen, het publiekrechtelijk toezicht, het privaatrecht als toetsingskader, het thema samenwerking in

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

The legal research in chapter 5 shows that public supervision and the various instruments for administrative sanctions strongly emphasize the accountability of educational entities

bestuurder van een complexe onderwijsorganisatie (Hoofdstuk 3) 587 10.2.4 Zorgplichten als betrekkelijk recent fenomeen (Hoofdstuk 4) 588 10.2.5 De groei van het

De in 1889 gestelde vraag over het ‘eigenaarschap’ van de school vond zijn oorsprong in de onderliggende vraag of niet een beroep moest worden gedaan op vrijstelling van

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of